Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1882-1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.13 MB)

Scans (1521.32 MB)

ebook (28.09 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1882-1883)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De gebloemde hoedendoos.

Ja, tante Pennyroyal was van oudsher mijn plaaggeest.

Toen ik als kleine jongen op de kostschool van dokter Cramalls was, zond zij mij groote pakken tractaatjes en wollen kousen, in plaats van suikergoed, koek en sappige sinaasappelen, gelijk de andere kostleerlingen van hunne tante's ontvingen.

Kwam ik als half aankomende jongen met de vacantie naar huis, dan stelde zij mij alle mogelijke onaangename vragen over mijne vorderingen en studiën en verlangde, dat ik haar godgeleerde verhandelingen zou voorlezen, die een sedert lange jaren overleden oudoom van haar geschreven had. Hoe dikwijls wenschte ik niet dat hij het tijdelijke met het eeuwige mocht verwisseld hebben, vóór hij de genoemde verhandelingen schreef. Waagde ik het echter ooit tegen zulk een inbeslagneming van mijn kostbaren, vrijen tijd te morren, dan zette tante de bril op en hield een lange preek over de verdorvenheid van de hedendaagsche jeugd.

‘Toen ik jong was, ging het waarlijk geheel anders,’ besloot zij gewoonlijk hare zedepreek, en ik trachtte mij voor te stellen hoe tante er wel zou hebben uitgezien, ‘toen zij jong was.’

Zoo lang zij bij ons logeerde, nam zij altijd het beste plaatske in beslag, nam de lekkerste stukken aan tafel, terwijl wij kinderen ons ter nauwernood verroeren mochten, ‘daar het tante hinderde.’

Ik inzonderheid, die om redenen, welke ik nooit vermocht te ontdekken, voor haar lieveling doorging, voelde mij in hare nabijheid, alsof er een honderdpondsgewicht op mijne borst drukte; zij was in een woord, de plaag mijns levens.

‘Algernon,’ vermaande mijne moeder hoofdschuddende ‘gij moet niet vergeten, dat tante een oude dame is en gij slechts een kleine jongen.’

En al was het zoo! Had een kleine jongen dan ook geen rechten? Moest ik mij dan van mijne vrijheid beroofd zien, omdat tante Pennyroyal bij ons logeerde? Bestond er een enkele, geldige reden, waarom ik veroordeeld zou zijn tot speelbal van hare luimen te dienen. Wat had ik haar te danken, buiten drooge vermaningen, oude hemden, die eens haren broeder Jeremias toebehoord hadden en talrijke schimpnamen, wanneer ik het niet met haar eens was, dat overigens dikwijls genoeg het geval was?...

Doch ik speelde haar ook daarvoor menigen trek, zonder dat zij eenig vermoeden had, wie daarvan de dader was.

Maar toen ik ouder werd en inzag, dat het betamelijk en verstandig was de gunst van een rijke tante te behouden, werd onze verhouding geheel anders. Frans Allston, een tweede neef van de beminnelijke dame, zeide dat ik huichelde; maar dat was enkel afgunst, die hem dit deed zeggen.

Frans behoorde niet tot tante Pennyroyal's lievelingen. Zijne moeder had aan een huwelijk uit liefde boven een om geld, de voorkeur gegeven, en Frans was dientengevolge ook niet in haar gratie, waartoe zou het hem dus gediend hebben om te huichelen?

Ik was derhalve de ongelukkige, die de lieve tante bij hare bezoeken om de zes maanden in New-York aan het station moest ontvangen, de tallooze doozen en koffers naar huis zenden en haar zelve, de tante, in de stad rondleiden moest. En hoe rondleiden?

In de Broadway kocht zij niets; zij zocht de meest afgelegen straten op, om goedkoope inkoopen te doen. Voor de uitstallingen der magazijnen bleef zij dikwijls zoo lang staan, tot mij ongeduld, ergernis en afmatting dikke zweetdroppels op het voorhoofd deden parelen. O! en dan de schaamte, met tante Pennyroyal een vriend te ontmoeten! Eindelijk beweerde ik zwakke oogen te hebben, en vergezelde haar voortaan

[pagina 372]
[p. 372]

met een breedgeranden hoed op en een blauwen bril op den neus, om te verhinderen dat men mij herkende.

Frans haalde de schouders op en noemde mij laf.

De tijd verstreek.



illustratie
ahmay, die tandpijn, naar fr. reis.


Het beeld van een goudlokkigen ‘engel’ met blauwe smachtende oogen en zoete welluidende stem, vervulde mijn hart. Ik was altijd van plan geweest een vrouw met geld te zoeken; maar de gouden lokken van Emily Watson deden mijn plan in rook opgaan. Emily Watson, ofschoon zelve een schat, bezat geen andere schatten, die aan de Beurs gangbaar zijn; in het vertrouwen op tante Pennyroyals nalatenschap wilde ik echter dit huwelijk aangaan.

Ik schreef de oude dame een eerbiedigen brief - kruipend zou Frans gezegd hebben - en gaf haar kennis van de verloving. Zij zond omgaande aan Emily een paarlmoeren breinaaldenkoker en een ouderwetsch naaldenboekske en drukte de hoop uit, dat zij goed lekker brood zou kunnen bakken. Ja wel, wat zou Emily wel van de geheimen der edele bakkerskunst verstaan? Maar wij lieten de tante in den waan, dat Emily een kunstenares in dat vak was.

‘Wat een zonderlinge dame moet uwe tante zijn, Algernon!’ zegde Emily met haar liefstemmeke en bezag lachend het vreemdsoortige geschenk.

‘Het is een tweede heks van Endor, lieve schat.’

‘Maar, Algernon, uw brief wemelde van betuigingen van kinderlijken eerbied en dankbaarheid.’

‘Wat zijt gij toch een dom schepsel, Emily; weet gij dan niet dat de oude over een groot vermogen te beschikken heeft?’

Emily zag mij verwonderd aan en zweeg.

Ja, zij zag er daarbij uit, alsof haar eene begoocheling ontvallen was.

Tante Pennyroyal beloofde genadig onze huwelijksvoltrekking te zullen bijwonen.

Daags voor het feest reed ik met Emily naar het station, om haar af te halen.

‘Daar is zij,’ Emily, zegde ik, ‘ziet gij die bruine gedaante met honderd doozen en doosjes bij zich!’

‘Die oude vrouw met haar paraplu, het eekhoorn- en vogelkooike en den kleinen hond?’

‘Ja; hebt gij ooit zulk een oude heks meer gezien? - Och, lieve tante, zijt gij het inderdaad? Wij vreesden reeds, dat wij u niet zouden treffen.’ En ik haastte mij haar Emily voor te stellen.

Grijnzend beschouwde het voorhistorisch wezen mijn rooskleurig bruidje.

‘Gij zijt een aardig meisje,’ kraste zij, terwijl zij Emily onder de kin streek, ‘gij ziet er goed uit. Ga, Nonny,’ op zulk een belachlijke manier veranderde zij steeds mijn naam - ‘en zie naar mijn bagage. Hoort gij, twee koffers, een reiszak, een leeren met koper beslagen handkoffertje, drie hoedendoozen, het eekhoorntje en den vogel. Pas op dat de koetsier u niet beet neemt.’

De omstanders lachten, mij schoot het bloed naar de wangen.

‘Ik zal voor alles zorgen, lieve tante.’

‘Maar weet gij nu goed wat ik bij mij heb, Nonny? twee koffers, een reiszak, een.....

Op dit oogenblik kwam de met koper beslagen handkoffer, die de koetsier, van een sjouwer aannam in onzachte aanraking met mijn hoofd, ik stiet eene stille verwensching uit en wreekte mij door een der drie hoedendoozen, een afschuwelijk bordpapieren ding, met donkerroode rozen op groenen grond, die reeds het schrikbeeld van mijn kindsheid was, te vertrappen en weg te slingeren.

‘Alles in orde!’ riep ik. De paarden trokken aan en tante viel door den schok met den neus tegen de vogelkooi, wat mij onder de gegeven omstandigheden met vreugde vervulde.

‘Ik verlaat mij op u, Nonny,’ zegde zij haar neus vrijvende.

‘En uw vertrouwen zal niet beschaamd worden,’ antwoordde ik zalvend.

Aan de voordeur van ons huis verwelkomde ons mijne moeder met een vriendelijk lachend gezicht.

‘Welkom, welkom, zwagerin; kom dadelijk binnen en sterk u met een kop thee.’

‘Met genoegen, als Nonny er maar op past, dat mijne bagage behoorlijk naar binnen gebracht wordt, dat de twee koffers, de reiszak, de.....’

‘Ja, ja, lieve tante, ik ken het al op mijn duimpke,’ betuigde ik en geleidde haar naar den leuningstoel, terwijl mijn moeder en Emily haar hoed en mantel afnamen en mijne zuster met warme, geurige thee gereed stond.

Het is aangenaam, eene rijke ongetrouwde tante te wezen.

Ik gingnaar boven op de logeerkamer, nam de bagage in ontvangst en verheugde mij dat de gebloemde hoedendoos ontbrak.

Nadat ik den koetsier betaald had - rijke oude dames vergeten dergelijke kleinigheden altoos - keerde ik in de huiskamer terug.

‘Ik vertelde juist aan uwe moeder, Nonny, wat ik als een huwelijksgeschenk voor u heb medegebracht.’

‘Hoe lief en goed van u, zwagerin!’ sprak moeder verheugd.

‘Onzin, Karolina; ik ben een zonderling

[pagina 373]
[p. 373]

schepsel, maar het verheugt mij de jonge lieden gelukkig te zien: - waarom zouden zij ook wachten, totdat ze in de kist liggen? Ik heb een bankbillet van duizend dollars voor u medegebracht’

Mijne oogen glinsterden.

‘Dierbaarste tante.....’



illustratie
de eerste zwaluw, naar l. hirt.


‘Spaar uwe dankbetuigingen; het is altijd mijn plan geweest, u bij uw huwelijk een aardig sommeke te geven. Nu zal ik echter ook zeggen waar de schat is; zoo iets wilde ik natuurlijk niet bij mij dragen: de handige spitsboeven van New-York konden het toch doen verdwijnen, zonder dat men wist hoe; evenmin wilde ik het verbergen waar het vermoed kon worden. Ha ha ha!’ En tante Pennyroyal lachte, dat zij peers en blauw werd, en ik reeds vreesde dat zij er in zou blijven, zonder dat zij de plek genoemd had waar de schat verborgen was.

‘Wat dunkt u van mijn inval, om de banknoot in het deksel van een mijner hoedendoozen te leggen en sierlijk met ander papier te overplakken?’

‘Toch niet in de kleine, gebloemde, groene doos, tante?’ bracht ik met moeite uit.

‘Ja, Nonny, - antwoordde zij lachend - ‘juist in die kleine, gebloemde, groene hoedendoos. - Waarom ziet gij mij zoo aan? Dat geld zal u in de eerste inrichting van uw huishouden goed te pas komen. Genadige goedheid, waar vliegt die jongen zoo hard naar toe?’

Als bezeten stormde ik de kamer en het huis uit, het was mij als moest ik elke straat van de stad doorzoeken, om den verloren schat te-

[pagina 374]
[p. 374]

rug te vinden, den schat, dien ik zoo lichtzinnig had weggeslingerd. Duizend dollars!

Natuurlijk was alle zoeken vruchteloos. Tot op den huidigen dag heb ik nog niet eens de overtuiging, dat de een of andere gelukkige voddenraper den schat gevonden heeft.

Den volgenden dag werd ik met Emily in den echt verbonden. Tante Pennyroyal hield het echter niet voor geraden het huwelijksgeschenk, dat gelijk zij meende door mijne achteloosheid verloren gegaan was, door een tweede van gelijke waarde te vergoeden.

Mijne achteloosheid! O! als zij eens wist!

Overigens moet de koetsier of iemand anders gebabbeld hebben, want tante verliet ons ten hoogste verstoord en noodigde Frans Allston terstond tot een bezoek bij haar uit. De nalatenschap was voor ons verloren!

De moraal van deze maar al te ware geschiedenis kan samengevat worden in de volgende woorden:

‘Behandel uwe ongetrouwde tantes nooit met gehuichelde genegenheid en pas vooral op hare hoedendoozen.

Frans.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken