Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1882-1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.13 MB)

Scans (1521.32 MB)

ebook (28.09 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1882-1883)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De blinde getuige.
Een verhaal uit den vreemde.
(Slot.)

III.

De dag der terechtzitting op welken de groote jury over schuld en onschuld, over leven of dood van den beklaagde de beslissende uitspraak zou vellen, was aangebroken.

Alle banken en tribunes van de groote gerechtszaal waren opgepropt met nieuwsgierigen, die met spanning het einde van het merkwaardig rechtsgeding verwachtten. Doch er was er geen een onder hen allen, die aan de onschuld van den beklaagde geloofde, dan alleen de blinde vioolspeler Gilpin, die ook in de zaal gevoerd was, om als getuige bij de slotacte van het drama tegenwoordig te zijn.

De twaalf gezworenen, waaruit de jury bestond, hadden tot hun voorzitter, Mr. David Linton gekozen, een bleeke heer, met zwarten baard, van omstreeks vijftigjarigen leeftijd. Hij was een van de aanzienlijkste burgers der stad, die als koopman het algemeene vertrouwen genoot. Vele eereambten werden door hem bekleed: hij was kerkmeester, armverzorger en verpleger van vele weduwen en weezen.

De beklaagde betuigde ook in deze laatste zitting hardnekkig zijne onschuld en beriep zich op de verklaring van den blinden bedelaar; doch er was klaarblijkelijk geen hoop op redding meer voor hem, want de bewijzen tegen hem waren zoo verpletterend, dat de jury hem schuldig verklaren moest.

Inderdaad kwamen de gezworenen, die ter beraadslaging de zaal verlaten hadden, na verloop van nauwelijks een kwartieruurs weder terug en hun voorzitter maakte zich gereed om de uitspraak te verkondigen.

Doodelijke stilte heerschte in de met menschen opgevulde zaal, toen hij met doffe, ruwe en ongewoon bewogen stem sprak:

‘Volgens eer en geweten verklaren de gezworenen den beklaagde Thomas Pratt zonder verzachtende omstandigheden schuldig aan voorbedachten moord, gepleegd op Samuel Rogers van Bristol!’

Daar klonk plotseling een kreet van de getuigenbank. Allen wendden de oogen naar die zijde, ook de bleeke beschuldigde.

De blinde bedelaar Gilpin had zich in zijne volle lengte in de bank opgericht en scheen aan een hevige gemoedsbeweging ten prooi. Zijne uitgedoofde oogappels rolden akelig in hunne kassen en met de rechterhand hield hij zijn stok uitgestrekt, terwijl hij recht naar de plaats wees, vanwaar de stem des voorzitters zich had doen hooren.

‘Nu, wat moet dat beduiden?’ vroeg de opperrechter streng. ‘Wat wil de oude?’

‘Ziet den man aan,’ schreeuwde Gilpin in hevige opgewondenheid. ‘Dat is waarlijk het oordeel Gods! Ziet den man aan, die zooeven de uitspraak van den jury bekend maakte en op wien mijn staf wijst!’

‘Nu, wat zou dat?’

‘Ik herken die stem!’

‘Gij wilt toch niet beweren dat de achtenswaardige heer David Linton van Upton....’

‘Ik ken zijn naam niet, maar ik zweer bij den almachtigen God daarboven, dat hij de man is, met wien ik op de brug sprak?’

‘Mensch, gij raaskalt!’

‘Neen, neen! Het is de stem! Heet de

[pagina 411]
[p. 411]

man David Linton, dan is David Linton de moordenaar en Thomas Pratt is onschuldig, gelijk ik steeds verklaard heb.’

Op dit oogenblik klonk de kreet van de banken der gezworenen: ‘Helpt, Mr. Linton valt in onmacht!’

Wezenlijk zakte de voorzitter der gezworenen bewusteloos ineen en viel met een doffen dreun op den vloer.

Er ontstond een geweldige opschudding in de gerechtszaal. Tallooze stemmen riepen: ‘Het oordeel Gods! Het oordeel Gods! Linton is de moordenaar! Pratt is onschuldig! God zelf heeft door den blinden bedelaar den moordenaar aangewezen!’

De opperrechter hief de zitting op en deed de zaal ontruimen. Maar nog uren lang stonden buiten op het marktveld de lieden in dichte groepen bijeen en bespraken met opgewondenheid het verbazingwekkende voorval. En gelijk het gewoonlijk pleegt te gaan wanneer een aanzienlijk man onverhoeds van zijn hoog standpunt neerstort, zoo ging het ook nu. Een ieder wist plotseling iets van den heer Linton te zeggen; men herinnerde zich dat er reeds dikwijls gemompeld was, dat het met Linton's boekhouding en de verantwoording van zijn beheer niet volkomen in den regel was. Ja, nu kon men zich den samenhang gemakkelijk verklaren!

Middelerwijl hielden de heeren van het gerecht eene geheime beraadslaging.

De uitslag hiervan was, dat Pratt voorloopig naar de gevangenis teruggebracht werd, totdat de zaak geheel tot klaarheid zou zijn gekomen. Nochtans zou hij beter voedsel bekomen en ook ongehinderd bezoeken mogen ontvangen, van welk verlof zijne arme vrouw dadelijk gebruik maakte.

De bewustelooze David Linton werd tot bezinning gebracht en hem aangekondigd, dat hij als verdacht van moord op Samuel Rogers, in hechtenis moest worden genomen. Zonder een woord tot verontschuldiging in te brengen, liet hij zich door de gerechtsdienaars wegvoeren.

Er werd huiszoeking bij hem gehouden. In eene geheime schuiflade van zijne geldkas vond men het horloge, de beurs en de brieventesch van den vermoorde. Toen hem deze voorwerpen bij zijn verhoor getoond werden, bekende hij de daad, daar toch geen loochenen hem meer baten kon.

De toedracht der zaak was als volgt: Reeds sinds jaren deed Linton zaken met den bankier Rogers, die hem tot vele gewaagde beursspeculatiën verleid had, welke aanvankelijk gelukkig, daarna echter hoogst ongelukkig uitgevallen waren. Het kwam zooverre dat hij de hem toevertrouwde gelden aanspreken moest, om zijne verplichtingen na te komen daar hij diep in wisselschulden stak. Ten laatste wilde Rogers de wissels, welke hij van Linton in handen had, niet meer verlengen en daardoor moest de Uptoner koopman geruïneerd worden en zijn oneerlijkheid aan den dag komen. Vergeefs had hij den bankier om uitstel gesmeekt. Om zich te redden besloot hij eindelijk hem te vermoorden en zich daarbij van de wissels meester te maken, tot welker afdoening hij verplicht werd. Hij wist dat Rogers ze in zijn brieventesch bij zich droeg. Ook was hem bekend dat de bankier te voet van Upton naar Tavistock en terug zou gaan. Daarop bouwde hij toen zijn misdadig plan. Hij kwam hem schijnbaar toevallig tegen, sloot zich op den weg naar huis bij hem aan en doorschoot hem verraderlijk op de brug in de kloof, met een tot dusvere in den zak verborgen gehouden pistool, zonder te vermoeden dat die oude blinde bedelaar, het eenige menschelijke wezen dat hem en Rogers op den weg ontmoet had, eenmaal als wreker van den doode en redder van den onschuldige tegen hem, den moordenaar, zou optreden!...

David Linton wachtte den dag der veroordeeling niet af; hij verhing zich in de gevangenis.

Thomas Pratt was natuurlijk terstond in vrijheid gesteld geworden. De erfgenamen van Samuel Rogers, wien een zeer rijke nalatenschap ten deel gevallen was, schonken hem een schadeloosstelling van driehonderd pond sterling en even zooveel aan den blinden vioolspeler Gilpin. Buitendien zamelden eenige medelijdende menschen voor hen beiden nog eenige honderd pond sterling in. Daardoor verbeterden zich Pratt's omstandigheden zoodanig, dat hij voortaan gelukkig en vergenoegd leven kon. Gilpin stond zijn kapitaal tegen eene hooge lijfrente af en behoefde nu niet meer als bedelende vioolspeler met den trouwen Karo op de jaarmarkten rond te trekken. Onder goede verzorging leefde hij weltevreden nog een reeks van jaren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken