Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De tabak en de rookers.

Sedert den invoer van den tabak, in 1570, heeft voorzeker geene plant meer pennen in beweging gebracht dan juist deze; geene meer wetten en verordeningen doen ontstaan; meer nuttelooze tegenwerking doen geboren worden - en eindelijk zijn er gewis weinige voortbrengsels, die zooveel geld in de schatkist doen vloeien: immers de tabak is overal belast, hier meer dan elders.

In de XVIe eeuw, toen deze plant naar Europa werd overgebracht, was zij, natuurlijk, eene zeldzaamheid, die alleen aan het hof gevonden werd en bewonderaars vond. Jean Nicot, fransch gezant te Lissabon, zag portugeesche zeevaarders, die destijds reeds veelvuldig de overzeesche landen bezochten, met veel geneugt gebruik maken van den rook- en snuiftabak, en hij bracht dat prikkelend poeier als eene zeldzaamheid mee naar Parijs.

De hoveling bood, natuurlijk, die curiositeit der koningin, Maria de Medicis aan. Aangezien Hare Majesteit aan hoofdpijn leed, nam zij een snuifje, niesde eens dapper en vond dat zij daarna aanzienlijk beter was. Men begrijpt hoe het wonderkruid tot in de wolken verheven werd en dat iedereen van dat bruin zwart poeier verlangde te bezitten. Men noemde het poudre de la reine, en men was een dandy van dien tijd, als men chabot en kanten met dat zwart poeier bestrooid had, ten bewijze dat men... snuifde - Zooals Hare Majesteit!

[pagina 151]
[p. 151]

In onze dagen moeten de snuifneuzen hunne doozen bestoppen, willen zij niet dat de fijne dames en heertjes den neus tegen haar optrekken, en zelfs als onze keukenprinsessen zich nu zoo koninklijk gedroegen, zouden wij haar de deur uitwijzen.

Alle gebruik wordt misbruik, en dat was ook hier het geval onder Lodewijk XIV, die ten slotte zijnen geneesheer gelastte de zaak wetenschappelijk te onderzoeken en daarna een kruistocht tegen het gebruik van den snuiftabak aan te vangen. Vruchteloos, zoo min de belastingen, die Richelieu op den tabak legde, als het vonnis van den koning van Schotland, die de toebakdrinckers’ de lippen deed openslijten; van den sultan, die hun den neus deed afsnijden, waren sterk genoeg om het gebruik tegen te gaan. Ook de Paus verbood strengelijk den priester gedurende het lezen der mis te snuiven.

Alleen de laatste werd gehoorzaamd.

De tabak is eene plant van de familie der nachtschade, welke planten allerhevigste vergiften, als de solanine, atropine, daturine, hyosciamine bevatten. Het blad van den tabak is breed, malsch, weelderig, donker van kleur en op elkander geplaatst in den vorm van eene pyramide.

De plant heeft in zich, behalve gom, gluten, stijfsel, zout, nog de nicotine, eene olieachtige en kleurlooze zelfstandigheid, welke zoo vergiftig is dat Io centigrammen een grooten hond dooden. De droge amerikaansche tabak, zegt een artikel, waaraan wij deze opgaaf ontleenen, bevat van 2 tot 5 p.c. nicotine; de fransche van 4 tot 7 p.c. en de inlandsche nog meer.

Veel werd over het punt getwist of de nicotine eenigen invloed op de gesteltenis van den rooker uitoefende. In 1871 beweerden Vohi en Eulenberg dat de nicotine verbrandde, en de rook van dit vergift slechts onbeduidende bestanddeelen bevatte. In 1872 bevond men echter dat de verbranding zouten deed ontstaan, behebt met picoline (pyridine, collidine, enz.). Welnu, de pyridine is zoo gevaarlijk als de nicotine en de collidine is dit slechts eenigszins minder.

Waarin is nu het nadeelige van het rooken te vinden? Niet alleen in de bestanddeelen die, hoe gering ook, in den tabak voorhanden zijn, maar ook in het sap dat men inslikt als men de sigaar smoort, of het nat dat men door den pijpensteel inzwelgt.

De knaap, die voor de eerste maal rookt, krijgt onmiddellijk eene duizelige zwaarhoofdigheid, draaienissen en eindelijk moeielijke brakingen. Dat is de vergiftiging; doch men gewent zich weldra aan den invloed van den tabak, en in stede van de hooger gezegde gewaarwordingen, krijgt men er integendeel die zeer aangenaam zijn en den geest verhelderen.

Maar zie, nu komt weer het misbruik! Men rookt te veel; in plaats van eens of tweemaal te rooken per dag, rookt men 's morgens, 's middags, 's avonds, al werkende en al wandelende. In dat geval doet de tabak veel, zeer veel kwaad: de eetlust vermindert, keelgat en strottenhoofd ontsteken, de oogen worden ziek, en zelfs lijdt men soms aan hartkloppingen, bevingen, droefgeestigheid en lichamelijke prikkelbaarheid.

De kankerachtige gezwellen aan de lippen worden wel eens aan het rooken toegeschreven; doch men denkt met meer reden dat deze ontstaan door de pijpenstelen, die gedurig op een reeds ziek zijnde deel der lip worden gebracht. Eene andere ramp is het bederf der tanden, hetgeen niet alleen mondziekten daarstelt, maar ook ontsteltenissen der maag.

Kinderen, vrouwen en longzieken mogen niet rooken, en de mannen, die aan het rooken gewoon zijn, zullen wel doen de volgende voorschriften in het oog te houden.

1° Men moet rooken uit een pijp met langen krommen steel, dien men zal zuiver maken of vernieuwen; het eerste geschiedt het best met ether.

2°. Men zal drogen tabak rooken, die eene witte asch geeft, ten bewijze dat hij totaal verbrand is.

3°. De pijp niet heelemaal ledig rooken, omdat het onderste altijd sap, nicotine bevattende, inhoudt.

4°. Rookt men de cigaar, dan diende men er een groot punt af te snijden, niet knauwen al rookend en de cigaar wegwerpen als men haar twee derde heeft gerookt.

5°. Geene cigarette rooken, niet alleen om de direkte aanraking van den tabak met de lippen te vermijden, maar ook omdat het papier nadeelig is, door het ontstaan van bestanddeelen ten gevolge der verbranding.

6°. Meer dan 20 grammen drogen tabak per dag rooken is te veel; dat is buitensporigheid; dat is misbruik. Ziedaar eenige wenken, die onze vrienden zouden dienen in acht te nemen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken