Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 153]
[p. 153]

[Nummer 20]

Onze gravures.

Ik was daar!

Een adellijke familie bezoekt het werkhuis van den schilder, die op schitterende wijze een, zoo als men zegt, glorierijken veldslag op het doek heeft gebracht. Voortreffelijk heeft hij het grootste, het meest indrukmakende oogenblik weergegeven. Het is of men de trompetters, die den aanval blazen, hoort schetteren, of men het kanon hoort ronken, of men het gejuich der ruiters, het hoefgetrappel der paarden hoort! De oude knevelbaard, de vader, die met de familie gekomen is, staat in verrukking voor de schilderij en hij herhaalt met gezwollen borst, met ontroerde stem en het hoofd ontbloot, drie- of viermaal de woorden: ‘Ik was daar!’ Die woorden doen den kleinen jongen met verbazing naar de schilderij gapen en denken dat hij, op dit of dat oogenblik, zijn vader uit de wolken van poeierdamp en stof zal zien te voorschijn komen! De schilder luistert met voldoening naar den geestdriftigen man en vindt in dezes gemoedsstemming, het bewijs dat hij juist getroffen heeft.



illustratie
ik was daar! naar a. von rummel.


Artillerie vooruit!

De kinderwereld vindt in deze dagen meer aantrekkelijkheid dan de wereld der wijsgeeren en politiekers. 't Zijn niet alleen de kinderen, die hunne groote helderblauwe oogen opslaan naar de schitterende speelgoedwinkels en wenschen dat hun met Kersmis, Nieuwjaar en Driekoningen heel zoo'n winkel met speelgoed zou worden thuis gebracht: maar zelfs de ouders denken er aan, en als zij 's avonds langs de prachtige magazijnen wandelen en stilhouden, ‘kiezen’ zij even als de kleinen - zonder juist heel den rommel te wenschen.

Moeder laat hare huishoudelijke ontwerpen varen, om de nieuwe pop te helpen kleeden; vader vergeet zijne politiek en amuseert zich met 's avonds het speelgoed in werking te stellen en aan den kleinen jongen te leeren hoe de hansworst danst, hoe het konijntje trommelt, hoe het kanon wordt afgestoken en de looden lanciers neerwerpt, hoe het bouwhuis wordt opgetimmerd, de legkaart ineen zit.

De kinderen zien oplettend toe;

[pagina 154]
[p. 154]

zij hebben een onbeperkt vertrouwen in de ‘alwetende kunst’ van den vader. Opgelet! Daar komt eene charge van lanciers opdagen; het wapen is geveld; de officier, met den kling opgeheven, rijdt in gespannen galop voorop, en heel het regiment volgt geestdriftig om zich.... te laten doodschieten. De artillerie vooruit, om alzoo die dolzinnigen tegen te houden! Het kanon gaat losbranden.

't Is een lief huiselijk tafreeltje en door den kunstenaar naar het leven geteekend. Het is gekozen omstreeks Kersmis, want de kersboom staat op den achtergrond en vervroolijkt de kamer met zijn donker frisch groen, met zijne lichten en bloemen, in een jaargetij dat er in de natuur geen andere bloemen te vinden zijn, dan de kristallen ijsbloemen die vader ‘Winter,’ met een onnavolgbaar talent, op onze glasruiten maalt.

Natuurlijk en aantrekkelijk is de figuur der jonge moeder, die met een naïf kinderlijken blik al de bewegingen gaê slaat en meer genoegen in dat kinder-spektakel vindt dan in de drama's met dolken, vergiften en geheime gangen, of in de voorstelling van verloren vrouwen, die zich in fluweel en zijde wentelen, welke in onze dagen scheering en inslag zijn van 't geen men in de onzedelijke schouwburgen te zien krijgt.

Niet minder treffend is de uitdrukking van het gelaat des vaders, die al zijne aandacht vestigt op de vertooning, die hij voor zijne lieve kleinen geeft. Dat paar zal ten minste dezen avond met een gerust gemoed inslapen en zijne hartstochten niet opgewekt vinden gelijk die, welke hunnen avond in de Offenbach's hebben doorgebracht.

Arabisch kamp.

Wanneer wij ons, in onze verbeelding, in een arabisch legerkamp kunnen verplaatsen, bevinden wij ons in eene wereld, die onder alle opzichten vreemd is aan de samenleving, in welke wij ons bewegen. Niets van alles wat ons hier omgeeft, ontmoeten wij daar; niets van alles wat het menschelijk vernuft heeft daargesteld, tengevolge eener dikwijls eigenbaatzuchtige beschaving, vinden wij ginder.

Daar keeren wij integendeel tot het leven terug dat wij uit de oude schriften leeren kennen, wij zouden zeggen tot het patriarchale leven, indien de Arabier zich niet meer dan eens in zijne zwerftochten aan roof, diefstal en moord schuldig maakte.

In alle geval is het leven in de woestijn nog zoo eenvoudig als wij dit in de oude boeken vinden afgemaald; de gewoonten der zwerfstammen of der meer vreedzame fellah's, hebben sedert eeuwen weinig verandering ondergaan; hunne kleeding zal wel dezelfde zijn en als men de wapens uitzondert, zou men van hen kunnen zeggen: alles is bij hen nog wat het over vele eeuwen was.

De Arabier is met weinig tevreden; zijne gestake is van de middelmatige; hij is gespierd en donker van gelaatskleur. Zijn paard is zijn afgod en hij beschouwt het als een lid zijner familie. Die liefde voor zijn paard heeft een dieper grond dan wel het eigenbaatzuchtig gedacht van stoffelijke waarde. Mahomet heeft haar als een godsdienstigen plicht in den Koran geschreven, en de profeet deed zulks met een staatkundig doelwit.

Immers, het paard is het eenige middel van snel vervoer in de onmeetlijke woestijn. Het arabische paard is daarenboven het sterkste middel van verdedigingtegen allen inval van buiten. Zonder zijn paard is de Arabier niets. De Koran prent dat denkbeeld den woestijnbewoner in; de oostersche dichters hebben de waarde van het paard bezongen; de wetten beschermen het edele dier; de overleveringen vertellen wonderen van hetzelve - en de Arabier spreekt het toe als zijne geliefde, als zijne bruid, als een dierbaar wezen.

In het zwervend leven dat de Arabier leidt, kan er natuurlijk geen sprake zijn van verstandelijke ontwikkeling. Wat men in hem opmerkt, bekwam hij bij middel van de traditie. Als hij 's avonds in zijne tent zit gehukt, luistert hij naar hetgeen de oudsten verteken; zij leeren hem der spreekwoordenwijsheid; de gastvrijheid vereeren en hopen op het land der hourrih's, hun door den profeet beloofd.

Wetenschap en kunst zijn dus in deze landstreken vreemd; van volkenkunde hebben de Arabieren een bekrompen denkbeeld; zij kennen de westersche beschaving niet anders dan door de weinige Europeanen, die jaarlijks de woestijn doorreizen en het H. Land bezoeken, doch zeker is het dat die periodieke verschijningen geen bijzonder diepen indruk op hen uitoefenen. Overigens, de Arabier beschouwt den Europeaan als een minder wezen dan hij, een wezen dat hij vreest, maar dat hij niet acht.

Oudduitsche straffen.

Wij gaven vroeger reeds eenige beeltenissen van de oude strafpleging, die inderdaad hoogstens curieus waren. Zij waren daarenboven, in meer dan een geval, wreed en bloedig en strekten veeleer om het gemoed te verbitteren dan om het te verbeteren.

Vandaag deelen wij eene voorstelling mee van den houten mantel, waarin men diegenen te pronk stelde, die zich aan den drank verslaafden; verder den zwaren krans van dobbelsteenen en ander speelgerief, die men den speler omhing - en in welk zonderling costuum men hen openlijk ten spot van het publiek ten toon stelde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken