Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De novice van Säckingen.
Eene dorpsgeschiedenis.
(Vervolg en slot.)

Eene sombere, naargeestige stemming had de bewoners der smidse overmeesterd sinds de kloosterpoort zich achter Therese gesloten had. Anna dacht er niet meer aan om onder haren arbeid een vroolijk lied te zingen, nooit meer speelde er een lach om hare lippen, sinds de zon des huizes de kamers niet meer met haren weldadigen opbeurenden glans bescheen. Anna zat zwijgend voor het venster te arbeiden tegenover de plaats, waar vroeger Therese zat. Hoe menigmaal liet zij niet hare oogen over den Rijn zweven, die haar van het geliefde meisje scheidde. Hoe menigmaal vraagde zij niet aan zich zelve: Wat doet onze Therese? Denkt zij nog aan ons? Is zij gelukkig? En tranen perelden onwillekeurig langs hare wangen. Al het speelgoed en vele der snuisterijen uit de kinderjaren, die Therese volgens de kloosterregelen niet meenemen mocht, werden door de moeder als een heiligdom bewaard.

Met Jacob den smid was het nog slimmer gegaan; hij was zeer somber geworden en had zijne vroegere spraakzaamheid geheel verloren; zijne dorpsgenooten, die zich menigmaal aan zijne opgeruimde en verstandige gesprekken verlustigd hadden, wanneer men des avonds aan de deur op een bank gezeten een gezellig praatje hield, erkenden hem bijna niet meer. Hij arbeidde in de smidse zonder een woord te spreken; hij gloeide het ijzer en smeedde het met krachtige slagen op het zware aanbeeld; maar men zag het hem aan, dat alle levenslust uit hem geweken was; er was nog slechts de kracht der spieren en armen voorhanden; maar de gedachten waren ver van daar. Menigmaal liet hij een ijzeren staaf in het vuur wit gloeiend worden en trok hij nog steeds aan den blaasbalg zonder er aan te denken, dat zij reeds lang tot smeden gereed was.

Buurman Veit zegde eens zoodat de smid het hooren kon: ‘Jacob is niet meer dezelfde, hij werkt niet meer zoo vlijtig, het is alsof het leven hem tot last is!’

‘Wat wilt gij, Veit?’ antwoordde de smid. ‘Waarom zou ik mij dood werken met het smeden van kuip- en wielbanden? Voor wie? Ik heb geen dochter meer om voor haar bruidschat te vergaeren, en voor mij en mijne vrouw heb ik genoeg om van te leven.’

Men moest hem gelijk geven. Wanneer dan Jacob zoo sprak, geschiedde dit altoos met bedaardheid doch met diepe bitterheid tegen het noodlot. Intusschen was het hem nog altijd een raadsel gebleven waarom Therese in het klooster gegaan was. Anna had hem door de ware aanleiding voor hem te verzwijgen, een wreede smart bespaard.

De winter kwam, het was een treurige tijd. In de lange avonden zaten de beide echtehên tegenover elkander aan de tafel, op welke de flikkerende olielamp brandde. Anna breide of spon en de avond verstreek zonder dat er tien woorden gewisseld werden. Zoo ging het langen tijd. Niet, dat de beiden elkander niet meer lief hadden: zij beminden elkander misschien meer dan ooit, daar zij steeds bij elkander waren; maar er ontbrak hun iets, waarin zich hun wederzijdsche liefde ontmoette: Therese.

In zulke oogenblikken bestond er geen betere troost dan wanneer de een tot den andere zegde: ‘Ik ga morgen naar Sackingen: gaat gij mede?’ Dit uitstapje was een feest. De stad zelve trok hen echter niet aan: het doel van den tocht was het klooster der Franciskanerzusters. Aan het hart des dochters voelden de beide oudjes zich weer gelukkig.

De winter verstreek. De lente zond in de maartsche bloemkens hare voorloopers, de Rijn was van ijs bevrijd. Visschers en vlotters vernieuwden hunne oude kennis met het natte element. Op zekeren dag ontmoette Anna aan den oever den jongen Roser, die aan iets begon te werken, toen hij de smidsvrouw gewaar werd. Het deed de goede vrouw oneindig leed, toen zij zag hoe de wangen van den jonkman ingevallen en bleek geworden waren, hoe zijne oogen haar zoo glansloos aanzagen en het inwendige harteleed verraadden. Het verscheurde haar het hart den eertijds zoo bloeienden jongeling in dezen toestand te zien.

‘Goeden dag, vrouw Anna,’ zegde de vlotter, ‘nog altijd gezond?’

‘Dat mag wel zoo, Koenraad. En gij?’

‘Ik?’ zegde hij op een toon, die duidelijk verraadde dat hem aan het leven niet veel gelegen was, ‘het is mij tamelijk onverschillig of ik gezond of ziek ben, ik neem het gelijk ‘het komt. Hoe maakt het Therese?’

‘Voor vier dagen was ik bij haar,’ antwoordde moeder Anna.

‘En hoe gaat het met haar?’

‘O! zij is zeer tevreden; maar ik vind toch, dat zij sterk veranderd is. Zij vermagert en dat verontrust mij,’ antwoordde de bezorgde moeder.

‘Kom! de schoone dagen zijn nu aanstaande en dat zal haar evenals mij goed doen,’ stelde de jonkman haar gerust.

‘In het klooster heeft zij weinig genot van het schoone jaargetij.’

‘Zij wil dus het klooster niet meer verlaten.’

‘Helaas neen!’ antwoordde Anna treurig, wie het reeds dikwijls berouwd had, dat zij tot de volvoering van dit plan hare toestemming gegeven had.

De jonkman keerde zich om en wischte een traan uit zijn oog.

‘Gij hebt ze dan wel innig lief gehad, Koenraad?’ vraagde Anna met trillende stem.

‘O ja?’ zuchtte hij, ‘ik zal haar nooit vergeten!’

En de beiden scheidden van elkander het hart met treurigheid en weedom vervuld.

 

Het bleeke, vermagerde uitzicht van hare dochter had voor Anna iets zorgwekkends. Alle veertien dagen ging zij naar de stad om haar kind te bezoeken. Tegen het einde van april zegde Anna eens tot haren man:

‘Het is mij zoo zonderling te moede, ik voel het, Therese is ziek.’

Jacob poogde haar gerust te stellen. Des avonds verklaarde Anna aan haren man, dat zij den volgenden morgen naar de stad ging; nauwelijks had zij dit voornemen kenbaar gemaakt, toen er een bode verscheen met een briefke van het klooster. ‘Uwe dochter is zwaar ziek,’ berichtte de overste, ‘het is mijn wensch en die harer medezusters, dat gij haar in ieder geval morgen vroeg komt bezoeken.’

Anna verzocht den bode even te wachten, daar zij terstond met hem wilde meegaan. Jacob kon dan des anderendaags komen; doch de smid verklaarde niet alleen in het als uitgestorven huis te willen achterblijven en ging eveneens mede. Bij hunne aankomst geleidde eene non Anna en Jacob naar de cel der zieke.

Therese lag op hare sponde, rustig en kalm als eene ware kristin, vol geloof en onderwerping; zij scheen met de wereld en hare ijdelheden geheel afgesloten te hebben en was tot sterven bereid. Toen zij echter vader en

[pagina 171]
[p. 171]

moeder over haar bleek aangezicht zag neerbuigen, herkregen hare doffe oogen op eenmaal een helderen glans en een zucht ontglipte hare kleurlooze lippen. Hare pleegouders waren juist tijdig genoeg gekomen om nog hare laatste afscheidskussen te ontvangen; een half uur later had Therese hare jonge, vrome ziel aan haren Schepper weergegeven, nadat zij nog op den Heiland aan het kruis had gewezen, dat zij in de wasbleeke vingeren klemde en aan hetwelk zij de kracht ontleend had om te sterven en bij hetwelk hare ouders hun troost vinden zouden.

De dood van Therese was als een donderslag voor Anna; zij zonk bewusteloos op de koude zerken der cel ineen.

De smid rukte zich de haren uit het hoofd en wierp woedende, verpletterende blikken om zich heen. Zijne smart uitte zich in uitberstingen van woede gelijk wij reeds van hem leerden kennen. Hij verweet de overste, dat het klooster de oorzaak van den dood zijner dochter geweest was. ‘De verstervingen, die men haar heeft opgelegd, hebben hare gezondheid geknakt,’ sprak hij knarsetandende; ‘zij is alleen ten gevolge van eene onachtzaamheid der ziekeoppasster gestorven!’

‘Beschuldig niemand van den dood van het kind!’ zegde de oude stadsdocter, die het meisje gedurende hare ziekte behandeld had, en nu, over die beschuldiging verontwaardigd, het woord opnam. ‘De kwaal, waaraan uwe dochter gestorven is, droeg zij sinds lang in zich om. In hare kinderjaren moet zij eens een hevigen slag op de borst ontvangen hebben en dat is de oorzaak van haren dood.’

De docter zweeg, maar Jacob stootte een doffen kreet uit en kromde den rug alsof hem plotseling een centenaarslast op het hoofd gevallen ware. Zijn oog ontmoette de oogen van Anna, die onder het spreken van den docter weer tot zich zelve gekomen was. Den strakken en toch van diep medelijden getuigenden blik van zijne vrouw kon hij niet uithouden.

‘Ach, ik ben vervloekt Ik heb mijne dochter vermoord! ik heb mijne dochter vermoord!’ kreet hij, en stormde als een razende uit de cel der ontslapen novice.

‘De arme man!’ merkte een der aanwezige zusters aan, ‘de smart heeft hem waanzinnig gemaakt!’

‘Zijne dochter is een engel,’ sprak de overste;

‘zij zal voor hem bidden.’

Anna lag voor het bed der witte roos neergeknield en snikte hartverscheurend.

Zoodra zij eenigszins tot bedaren gekomen was, gaf zij den wensch te kennen, het lijk harer pleegdochter in Rumpf te mogen begraven en deed hiertoe de noodige stappen. Slechts met groote moeite kon zij hiertoe verlof bekomen; zij ontving dit echter hoofdzakelijk op grond, dat zuster Theresa nog niet ingekleed was geweest. Den ganschen nacht en dag waakte Anna bij het doodbed harer dochter, die tegen den avond gekist werd.

In een lijkwagen, gevolgd door twee zusters, in wier midden moeder Anna ging, werd de doode uit de stad naar Rumpf gevoerd. Aan gene zijde van den Rijn aan de brug werd de treurstoet opgewacht door den pastoor en de koorknapen in rouwgewaad met kruis en banier aan het hoofd der geheele parochie, die de geliefde doode de laatste eer bewijzen wilden. Uit de eerstelingen der meibloemkens hadden de schoolkinderen kransen gevlochten en legden die op de eenvoudig versierde kist. Langzaam trok de plechtige stoet naar de dorpskerk, vanwaar het lijk naar het kerkhof, gelijk moeder Anna het verlangd had, overgebracht en aan den schoot der aarde toevertrouwd werd. Bij het geopende graf verscheen ook Jacob de smid met een geheel ontdaan uiterlijk.

Het laatste gebed was verricht, het laatste lied weggestorven, het graf was verlaten; alleen Anna en Jacob lagen nog biddend en jammerend op den verschen aardheuvel neergeknield.

‘Anna,’ sprak de smid eindelijk met een onvaste stem, terwijl hij zijne vrouw aanzag, ‘Anna, ik ben een groot misdadiger, kunt gij mij vergeven?’

‘Ik heb u vergeven, Jacob, op dien dag, dat gij rouwmoedig en gebeterd tot mij kwaamt, toen ik uwe liefde terugvond,’ antwoordde de goedhartige vrouw.

‘Ik dank u, Anna, ik dank u!’ sprak hij en drukte haar zenuwachtig de hand. ‘In den verloopen nacht dacht ik van hartzeer te zullen sterven.’

‘Hoe sterven? Neen, gij zult niet sterven, gij zult leven om met mij degene die daaronder ligt te beweenen.’

Van al de dorpelingen, die Therese's zielloos overschot grafwaarts vergezeld hadden, was er een op eenige passen afstands blijven staan, die thans naderbij kwam.

‘Ook ik zal Therese met u beweenen!’ sprak hij.

‘Ach! zijt gij daar, Koenraad?’ zegde Anna en bood den bleeken jonkman de hand. ‘Gij hebt haar ook innig lief gehad, Koenraad, ik weet het.’

‘Meer dan mijn leven!’ bevestigde de jonkman. ‘Ik leg hier aan haar graf de plechtige gelofte af, dat ik nooit zal trouwen. Aan haar hing mijn geheele hart; ik zal haar aandenken in eere houden.’

 

De geëerde lezer denkt gewis en niet ten onrechte: de geschiedenis kan nu toch niet uit zijn, want wij moeten eerst nog weten, wie Therese eigenlijk geweest is en hoe het met hare ouders gegaan is.

Van de ouders, die het kind te vinden gelegd hadden, heeft men nooit meer iets vernomen. Er hield nog menige reiskoets voor ‘de Zon’ stil, welke op die van anno twee en zestig geleek, maar de rechte was het toch niet. Het waren toenmaals in Noordduitschland en Oostenrijk woelige tijden en men kon veronderstellen, dat de ouders, die uit Noordduitschland waren, gelijk Jacob beweerde, veel in de wereld omgezworven hadden, of in den oorlog omgekomen waren, of dat hunne bezittingen verbrand waren enz. Gelijk gezegd, wat van de ouders van Therese gewordèn is, is den geschiedschrijver tot op den huidigen dag onbekend gebleven. Zooveel heeft de rentmeester van het klooster uitgevorscht, dat het handelshuis, waarvan hij gewoonlijk de gelden voor Jacob ontving, door ongelukkige ondernemingen ten gronde gegaan was en wellicht reeds lang in het vooruitzicht van een val, ook deze geldsommen, hoe onbeduidend zij ook waren, tot speculatiën verbruikt had. De smid had de honderd gulden kostgeld niet meer noodig, want een half jaar na Therese's dood stierf hij. De wroeging over den slag, dien hij Therese had toegebracht en de oorzaak van haar dood geweest was, voerde hem ten grave. Anna stond nu alleen op de wereld. Haar leven bracht zij verder door met het naaien van kleedingstukken voor de behoeftigen van het dorp, tot zij de geliefden, die haar voorafgegaan waren, vijf jaren later volgde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken