Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 321]
[p. 321]

[Nummer 41]

De laatste jacht
Door J.R. v.d. L.

 
Sta, lustige jager! geen jachtgedruis voegt
 
Op 's Heeren geheiligden dag.’
 
Aldus spreekt een priester. De ruiter herneemt
 
Met spottenden, honenden lach:
 
 
 
‘Bid gij uw oremus; 'k heb daartoe geen tijd,
 
'k Heb 't spoor van een êelhert gezien,
 
En mijn zal het wezen; daarom moet ik voort,
 
Of denkt ge, het wacht mij, misschien?’
 
 
 
- ‘Vergeefs,’ spreekt de priester, ‘vergeefs trekt gij uit
 
Met honden en weitesch en speer,
 
Zoo op uwe waapnen, uw moed en beleid
 
De zegen ontbreekt van den Heer.’
 
 
 
- ‘Wat raast gij van zegen? 'k Trek heden ter jacht
 
Al ware 't voor 't lest dat ik ga!’
 
- ‘Geschiede u alzoo naar uw woorden, mijn zoon.
 
God schenke uwer ziele genâ’
 
 
 
En voort rent de ruiter op 't brieschende ros,
 
Geprikkeld tot vliegenden draf.
 
Hij snort als een pijl van den boog door het bosch
 
Bij 't woedende hondengeblaf.
 
 
 
Bergop en bergaf, door struweelen en struik,
 
In razende, onstuimige vaart,
 
Dat loover en takken hem dwarlen om 't hoofd,
 
Dat 't dondert en dreunt over de aard.
 
 
 
En 't schuim van den bergstroom en stuifzand en steen
 
Springt onder zijn hoefslag omhoog.
 
Voort holt hij als had hij den Booze in den rug:
 
Slechts 't edelhert heeft hij in 't oog.
 
 
 
Bloed aêmen de brakken en vuur spuwt het ros,
 
Zij vlammen op 't vluchtende hert,
 
Dat vliegt door de vlakte, nu wegschiet in 't bosch
 
En dan weer verrijst in de vert'.
 
 
 
Maar afgemat zinkt reeds het trotsche gewei,
 
De neusgaten scheren den grond.
 
De doodschrik alléén geeft aan 't hijgende dier
 
Nog kracht tot de vlucht voor den hond.
 
 
 
Reeds jubelt de jager, gewis van zijn prooi,
 
Reeds velt hij de flikkrende speer,
 
Dan - weg is het hert, of de bodem 't verzwolg:
 
Het stortte in een rotsklove neer.
 
 
 
‘O God!’ gilt de jager, ploft duizlend met paard
 
En honden het hert achterna.
 
Die jacht was zijn laatste; het vloekwoord vervuld.
 
God schenk zijner ziele genâ


illustratie

[pagina 322]
[p. 322]

Muldenaars!

Ze zijn weer daar, die martelaars der lieve jeugd! Men kan deze laatste 's avonds met geen stokken naar bed krijgen - zij moet den hof of het vrije veld in, en in den dag werd de kartonnen doos gereed gemaakt: binnen op den bodem van versche blaêren en het deksel van een aantal gaatjes voorzien, om de gevangenen eten en lucht te geven - en zóó gewapend werd de avond afgewacht.

Wat al verdriet hebben wij van die kleine hommelende kevers onderstaan! 's Nachts is de doos, hoe? dat weet de hemel! opengegaan en de gevangenen brommen ongestoord langs zoldering en venstergordijn; 's morgens wordt er jacht op gemaakt, doch helaas! velen zijn verdwenen. Die welke er overbleven ondergaan de marteling. Men bindt ze eenen draad aan de pooten en laat ze vliegen; men spant ze voor wagentjes van papier of van een notendop vervaardigd; men doet ze eene houten kanonnetje voorttrekken - en wat al genoegens meer, doch die allen ten slotte op het martelaarschap uitloopen.

Hoevele duizenden van die diertjes worden er door de lieve jeugd, en door de musschen aan hun eind gebracht! - Dit echter wordt door den landbouwer en den hovenier zonder eenigen spijt gezien. De muldenaar, of zoo als men in Holland zegt, de meikever, is eene plaag voor de landerijen en hovingen.

Gedurende zes weken à twee maanden geeft dit dier vreugde aan de jonkheid. Het manneke leeft veertien, het wijfje zoo wat twintig à dertig dagen. In dit korte tijdverloop verteeren en verwoesten zij een aanzienlijken voorraad van jong groen. Na boven den grond veel geëten en veel geslapen te hebben, keeren de wijfjes in de aarde terug, leggen daar 30 à 40 eiers, en uit deze worden de vetmaaien geboren, die, na drie jaar in den grond verbleven en daar al verteerd te hebben wat zij in fijne worteltjes ontmoetten, als muldenaars in het voorjaar weer te voorschijn komen.

Indien de mol niet bestond, die vooral op vetmaaien aast, de vermenigvuldiging dezer laatsten zou inderdaad geducht zijn. Een goed deel van den oogst werd zonder twijfel door die leelijke maaien verwoest. De mol raakt integendeel geen worteltjes aan; hij kan er hier en daar een loswerken en het plantje doen sterven, doch van den anderen kant beschermt hij de plant tegen haren grootsten vijand.

De landbouwer doet dus wel, jacht te maken op den muldenaar, die als zoodanig niet erg te vreezen is, maar als vetmaai eene wezenlijke ramp wordt. Hoe meer men muldenaars vernielt, hoe minder maaien er zullen zijn.

Wat grootmoeder vertelt.

Wie kent Victor Hugo's Grootmoeder niet? Wie kent dat roerend gedicht niet, dat Tollens in onze taal overbracht, waarin de kinderen aan grootmoeder nog vertellingen vragen, als zij reeds.... dood neêrzit?

Hier, op onze gravuur, zijn de kinderen gelukkiger. De goede grootmoeder leeft en vertelt nog allerhande schoone histories; van de vier Heemskinderen, van Oerson en Valentijn, van het gekroonde Kindeke Jesus, van de Maagd Maria en het huizeke van Nazareth, van Blauwbaard en de Schoone Slaapster!

Ziet de lieve kleinen luisteren; hoe zij, als het ware, de woorden van de lippen van grootmoeder opvangen; zelfs de oudste zuster, met het piepjongste op den arm, luistert naar de vertelling, die zij echter zeer goed kent, maar altijd nog gaarne hoort herhalen.

Elektrische stroom als wekker

Op elk uurwerk kan men het werktuig, door een Munchener docter, Lex genaamd, uitgevonden, in toepassing brengen. Ziehier hoe een hollandsch tijdschrift, de Katholieke Illustratie, die toepassing uitlegt:

Men make eene soort van klem uit dun, gebogen bladkoper of ook uit fijn koperdraad, dat met schellak bestreken is, en klemme dië tegen de wijzerplaat bij het uur, waarop men gewekt wil worden. Die klem moet verbonden worden met eene electrische batterij, doch daar de stroom zich niet mag meedeelen aan het metaal van het horloge, moet de klem gedeeltelijk met zijde omwonden zijn, ten einde ze van het horloge te isoleeren. Alleen de punt, die overigens op het afzonderende porcelein rust, moet bloot blijven, en zoodra nu de wijzer, aan het bepaalde uur gekomen, met die punt in aanraking komt, gaat de electrische stroom, door den wijzer en het metaal van het uurwerk geleid, langs een draad van het uurwerk naar eene electrische bel over en brengt deze op hetzelfde oogenblik in beweging. De geheele inrichting berust dus slechts op het aansluiten van een afgebroken electrischen stroom, en die aansluiting; komt tot stand door de aanraking van den horlogewijzer met de punt der koperen klem. Het is duidelijk dat men het horloge ook aan een nagel tegen den muur kan hangen en dien nagel door electrische geleidingen met verschillende bellen verbinden kan, zoodat zij op het verlangde uur alle tegelijk beginnen te luiden. Met eene passende wijziging laat zich de uitvinding van Lex, die wij hier op eene horloge toegepast zien, ook op eene gewone huisklok toepassen, en het zou niet moeilijk zijn uurwerken te vervaardigen, zoodanig ingericht, dat de koperen klem geheel overbodig wordt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken