Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De echte Robinson Crusoe.

Wie heeft als kind niet van Robinson Crusoë gelezen en in de verbeelding al de gewaarwordingen, gevaren en eigenaardige bekoorlijkheden zijner treurige ballingschap doorleefd! Ze zijn bij honderden te tellen, de uitgaven, vertalingen en navolgingen, welke van dat belangwekkende jongensboek in omloop zijn gebracht, maar schoon er bijna niemand onder ons zal zijn, die in zijne jeugd niet met de lotgevallen van den verlaten zeeman kennis gemaakt heeft, zullen slechts weinigen het oorspronkelijke mees

[pagina 349]
[p. 349]

terwerk van Daniël Defoe gelezen hebben, [waaru]it al die avontuurlijke verhalen zijn getrokken.

Het eerste deel van dezen roman verscheen in het jaar 1718 te Londen onder den titel van De zonderlinge verrassende avonturen van Robinson Crusoe en verwierf zulk een buitengewonen bijval, niet alleen in Engeland, maar in de geheele beschaafde wereld, dat de schrijver weldra zijn eerste deel nog door twee anderen volgen liet. In tallooze omwerkingen en navolgingen ging het boek nu door de handen van millioenen en millioenen en maakte evenals Robinson zelf de reis om de wereld. En toch - even ‘zonderling en verrassend’ als de avonturen van zijn held - is Daniël Defoe, die ontelbare scharen van menschen met zijn boek genoegen gedaan heeft, onder den last der jaren gebukt, in armoede en ellende gestorven.

Voor menigeen, die in zijne jeugd met Robinson gedweept heeft, doch het verhaal zijner lotgevallen op lateren leeftijd als een dichterlijk sprookje is gaan beschouwen, zal het misschien belangwekkend zijn te vernemen, dat die lotgevallen niet geheel en al tot het gebied der verdichting behooren, maar op een historisch feit berusten. Het eiland van Robinson Crusoë bestaat wezenlijk, doch ligt niet, gelijk Defoe beweerde, voor de monding der Orinoco-rivier in den Atlantischen oceaan, maar in de Stille Zee, ten westen van Chili, op ongeveer 72 geographische mijlen afstands van Valparaiso en heet Juan Fernandez.

Dat eiland is ruim drie geographische mijlen lang, zeer bergachtig en loopt met eene helling naar het zuiden af, terwijl de omtrek vier en eene halve mijl bedraagt. Het hoogste punt, de Ambosberg, is meer dan drie duizend voet hoog en slechts met moeite te beklimmen, daar het bovengedeelte uit een bij de 900 voet hoogen bazaltkegel bestaat. Het is thans niet onbewoond meer; het behoort aan een Duitscher, die het voor de som van 7500 mark 's jaars verpacht; vijftien à twintig arbeiders hakken er dagelijks hout, en de eigenaar brengt dit en andere producten van zijn eiland, als geiten vellen, gedroogde visch en groenten, te Valparaiso ter markt.

Hoe rotsachtig het eiland er ook bij den eersten oogslag uitziet, is de bodem er echter zeer vruchtbaar en de plantenwereld bijzonder rijk. Reusachtige mirteboomen rijzen er ten hemel en de rhabarber, welks versche bladeren en stengels, zooals men weet, eene smakelijke groente opleveren, groeit er in kolossale exemplaren; ook perziken, druiven, aardbeien en kersen, die de Duitscher er heeft doen planten, leveren een rijken oogst, en talrijke bronnen verschaffen een frisch water. Zoo heel kwaad had Robinson het er dus eigenlijk niet; want al werden in zijn tijd al die verkwikkende vruchten er niet aangetroffen, de duizenden wilde geiten leverden hem toch een smakelijk vleesch op en melk bovendien, terwijl aan het strand een heerlijke kreeftsoort gevonden wordt, die tot tien pond zwaar wordt.

Dit eiland is het ballingsoord van den ongelukkige, wiens lotgevallen door Daniel Defoe zoo meesterlijk met een romantisch waas zijn omhangen, en die ook niet Robinson heette, maar Alexander Selkirk, gelijk men nog heden ten dage lezen kan op een bord, dat ter gedachtenis aan het feit op een der bergtoppen is aangebracht. Het opschrift luidt als volgt:

‘Ter herinnering aan Alexander Selkirk, geboren te Largo in het graafschap Fife, Schotland, die op dit eiland in volslagen eenzaamheid vier jaren en vier maanden heeft doorgebracht. Hij werd door de galei Cinque Ports, 96 tonnen en 12 stukken geschut, in het jaar des Heeren 1704 hier aan land gezet en den 12en Februari 1709 door het klipperschip Duke, 16 stukken geschut, aan boord genomen. Hij stierf als luitenant van Harer Majesteits schip Weymouth in het jaar 1723, zeven en veertig jaren oud. Dit bord is in de nabijheid van Selkirk's kijk-

[pagina 350]
[p. 350]

uit door den commandeur Powell en de officieren van Harer Majesteits schip Topaze in het jaar 1868 aangebracht.’

Hier hebben we dus in korte woorden de ware geschiedenis van den veronderstelden Robinson onder de oogen, doch daar de lezer er nu wel iets meer van zal verlangen te weten, deelen we hier mee wat er verder van dien Alexander Selkirk bekend is. Het is te vinden in kapitein Woods Rogers' Voyage round the world, die in het begin der achttiende eeuw te Londen het licht zag, en waaruit Defoe allerwaarschijnlijkst de stof voor zijn roman geput heeft.

De reis om de wereld van kapitein Rogers had plaats tusschen de jaren 1708 en 1711 en de passage in het dagboek, welke over Alexander Selkirk handelt, luidt woordelijk als volgt:

‘31 Januari 1708. Om zeven uur hedenmorgen kwamen wij op de hoogte van het eiland Juan Fernandez.

1 Februari. Om twee uur gisterenmiddag zetten wij onze pinas uit en kapitein Dover ging met eenige bootslieden daarmede aan land, hoewel tegen mijn zin, dewijl wij niet minder dan vier mijlen van wal moesten zijn. Zoodra het donker was, zagen wij een licht aan den oever; onze boot was op dat oogenblik ongeveer eene mijl van land en keerde naar de schepen terug, zoodra zij de lichten zag Omstreeks twee uur in den morgen was de boot weer aan boord.

 

2 Februari. Wij lagen met de bakboordzijde langs het zuideinde van het eiland. Er kwamen zware windrukken van het land en wij waren genoodzaakt ons topzeil te reven, toen wij aan de middelste bocht kwamen. Wij zonden onze jol met kapitein Dover, den heer Tryn en zes man, allen gewapend, aan land.

Onze pinas kwam van den oever terug en bracht eene massa kreeften alsook een man aan, die met geitenvellen bekleed was en er woester uitzag dan de eerste eigenaars dier vellen. Hij was vier jaar en vier maanden op het eiland geweest; kapitein Shadling van de Cinque Ports had hem daar achtergelaten; hij heette Alexander Selkirk, een Schot, die mastmaker geweest was op de Cinque Ports, een schip, dat hier het laatste gekomen was met den stuurman en kapitein Dampier (van het schip Dutchess), welke mij zeide, dat dit de beste man aan boord was; daarom kwam ik aanstonds met hem overeen dat hij maat op ons schip zou worden.

Hij was het, die in den afgeloopen nacht vuur aangemaakt had, toen hij onze schepen zag, die hij voor engelsche hield; gedurende zijn verblijf op het eiland had hij meermalen schepen zien voorbijvaren, doch slechts twee daarvan kwamen voor anker. Toen hij er heenging om ze op te nemen, zag hij dat het Spanjaarden waren en trok zich terug, waarop zij op hem schoten. Hij verhaalde ons dat hij te Laren in het graafschap Fife in Schotland geboren was en van jongs af als zeeman was groot gebracht. De reden waarom hij daar achtergelaten werd was een verschil tusschen hem en den kapitein.

Hij had zijne kleederen en zijn beddegoed bij zich, benevens een musket, wat kruit, kogels, tabak, een bijl, een mes, een ketel, een bijbel, eenige benoodigdheden en zijne wiskunstige instrumenten en boeken. Hij verstrooide zich en zorgde zoo goed hij kon voor zijn onderhoud, maar gedurende de eerste acht maanden kostte het hem veel moeite om zijne zwaarmoedigheid en zijn angst te bestrijden, wijl men hem op zulk eene eenzame plaats alleen achtergelaten had Hij bouwde twee hutten van pimentoboomen, dekte die met lang gras en belegde ze met vellen van geiten, die hij met zijn geweer naar believen schieten kon zoolang zijn voorraad kruit strekte, en die bedroeg maar een pond; toen dat opgebruikt was, maakte hij vuur aan door twee stukken pimentohout op de knie tegen elkaar te wrijven. In de kleine hut, op eenigen afstand van de andere, bewaarde hij zijne levensmiddelen; in de groote sliep hij en hield er zich met lezen, met het zingen van psalmen en bidden bezig, zoodat hij zegde, dat hij in deze eenzaamheid een beter kristen was, dan hij het ooit vroeger geweest was of, vreesde hij, later worden zou.

Aanvankelijk at hij nooit iets vóór de honger er hem toe noodzaakte, deels uit verdriet, deels uit gebrek aan brood en zout; ook ging hij nooit te bed zoolang hij het vuur van pimentohout bewaken kon, dat zeer helder brandde, hem zoowel tot vuur als licht diende en hem daarbij met zijn welriekenden geur verfrischte. Hij had visch genoeg kunnen vangen, maar kon ze wegens gebrek aan zout niet eten, daar ze buikloop veroorzaakte, met uitzondering der kreeften, welke daar bijzonder groot en zeer goed zijn. Deze kookte hij nu en dan, evenals het vleesch der geiten, waaruit hij een zeer goeden bouilIon trok, want ze zijn hier niet zoo flauw als de onze; hij had er 500 stuks genoteerd, die hij gedurende dien tijd gedood had, en even zooveel had hij er gevangen, die hij aan het oor gemerkt had en weer liet loopen. Toen zijn kruit op was, achterhaalde hij ze te voet; want zijne levenswijze en voortdurende oefening in het loopen en springen hadden hem van alle dikke sappen gereinigd, zoodat hij met wonderlijke snelheid door de bosschen liep en tegen rotsen en heuvels opklauterde, gelijk wij waarnamen als wij hem gebruikten om geiten voor ons te vangen. Wij hadden een bull-dog, dien wij met verscheidenen onzer flinkste loopers uitzonden om hem bij het vangen der geiten te helpen, maar hij haalde zoowel den hond als de mannen in, matte hen af, ving de geiten en bracht ze ons op den rug.

Weldra had hij al zijne schoenen en kleeren bij het loopen door het bosch afgedragen, en daar hij zich eindelijk zonder schoenen behelpen moest, werden zijne voeten zoo hard, dat hij overal zonder hinder rondliep, en eerst eenigen tijd nadat wij hem gevonden hadden, schoenen dragen kon; want daar hij er zoolang niet aan gewoon geweest was, zwollen hem de voeten op, toen hij ze weer voor het eerst in schoenen stak. Toen zijne kleeren versleten waren, had hij zich een buis en een kap van geitenvellen gemaakt, die hij met smalle afgesneden strooken aan elkaar hechtte.

Toen hij voor het eerst aan boord kwam had hij uit gebrek aan oefening zijne taal zoozeer vergeten, dat wij hem nauwelijks verstaan konden, want hij scheen de woorden maar half uit te spreken. Hij kon ons bijna geen andere produkten van het eiland noemen dan de reeds gemelde, en zegde alleen dat er nog goede pruimen zijn, maar dat die moeilijk zijn te bekomen, wijl de boomen, die ze dragen, op hooge bergen en rotsen groeien. Het klimaat is zoo goed dat boomen en gras er het geheele jaar groen zijn. De winter duurt niet langer dan juni en juni en is dan niet streng, daar het er slechts zacht vriest; het hagelt er maar weinig, doch nu en dan valt er zware regen. De hitte in den zomer is evenzoo gematigd en er komen weinig onweders of stormachtig weer voor. Hij had op het eiland geen vergiftige of wilde beesten gezien, noch eenige andere diersoort dan de geiten.’

 

Op deze weinige gegevens nu heeft Daniel Defoe zijn roman in drie deelen gebouwd, waaruit weer die honderden avontuurlijke verhalen ontstaan zijn, welke wij allen in onze kindsheid gelezen hebben en waarvan altijd dezelfde balling onder den naam van Robinson Crusoë de held is.

Een reiziger, die in het begin van 1883 het Robinson-eiland bezocht geeft volgenderwijze den indruk weer, dien het betreden van dit tooverland van ons aller jeugdige verbeelding op hem maakt. Het was mij een waar genot, zegt hij, eenzaam de schoone met bosschen begroeide bergkloven, waaruit prachtige wilde bloemen omhoog kronkelden, te doorkruisen De Robinson, dien ik als kind zoo dikwijls en met zooveel verrukking gelezen had, werd in mijne herinnering levendig; ik zette mij op een steen neder, mijmerend gelijk Selkirk dat dikwijls moet gedaan hebben, en liet den blik over het wilde landschap weiden. Aan mijne voeten sloeg de zee schuimend tegen de rotsklippen - het was een prachtig schouwspel! En daarbij die diepe onuitsprekelijke rust in het rond! Geen vogel stoorde de stilte, ik heb er dan ook slechts weinige op Juan Fernandez waargenomen. Ik dacht na, hoe ik wel te moede zou zijn, als ik hier moederziel alleen meer dan vier jaren had door te brengen; en bij al de liefelijkheid der omringende natuur overviel mij als een koude siddering, de schrik voor de eenzaamheid, voor de eigen gedachten, die men in deze wildernis aan niemand kan meedeelen. Daar blafte op eens een hond, en in de verte verscheen de gedaante van mijn gastheer, die mij tot het middagmaal in zijn klein geriefelijk huis uitnoodigde. Met meer voldoening en levendiger heb ik nooit gesproken, nooit heb ik inniger gevoeld welk eene tooverkracht er in de menschelijke woordenwisseling ligt, dan bij het ontbijt, dat mij over mijne Robinson-uren troostte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken