Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 401]
[p. 401]

[Nummer 51]

Onze gravures.

Z.K.H. prins Alexander.

Bij het beschouwen van deze beeldtenis, kan men moeielijk eene weemoedige gedachte onderdrukken: prins Alexander was de laatste mannelijke telg van het huis van Oranje, dat nu, evenals geheel Nederland, niet zonder een bang gevoel op de toekomst der troonsopvolging nadenkt. Eeuwen lang hebben de leden van het huis van Oranje over de noordelijke Nederlanden geregeerd, en nu is die vorstentak - als het ware vergroeid met het volk - uitgestorven, ten minste aan de mannelijke zijde.



illustratie
z.k.h. prins alexander der nederlanden, †21 juni 1884.


Er wachtte den prins eene kroon, die door vele vorsten inderdaad mag benijd worden. Immers, voor velen is de kroon, in onze dagen, een last, een gevaar, in zekere opzichten eene ramp: voor hem zou zij al die wederwaardigheden niet opleveren. Het nederlandsche volk is te zeer aan het Huis van Oranje gehecht om het dragen eener kroon moeielijk en zwaar te maken.

Doch God had er anders over beschikt: de oudste zoon stierf vele jaren geleden in den vreemde; de tweede prins van Oranje stierf te Parijs en de derde in den Haag, doch alle drie verre van hunne familie verwijderd: zij stierven beurtelings als het ware alleen en verlaten. De omstandigheden wilden het zoo.

De eerste was zeer jong en zocht in het zuiden het rekken van zijn leven, toen de dood hem wegrukte; de tweede had den Haag verlaten en slenterde op de boulevards van Parijs, zonder zich nog veel om land en troon te bekommeren, toen de mare van zijn sterven plotseling door Europa galmde; de derde leefde afgezonderd in den Haag, was door velen niet bekend en dus ook niet populair en gaf den geest, terwijl zijn vader opbeuring van zijne gezondheid in Duitschland zocht.

Prins Alexander was slechts 33 jaar oud; van kindsbeen af had hij een ziekelijk gestel en dit had gewis grooten invloed op zijn karakter gehad. Hij vond dat er voor hem op aarde geen geluk was weggelegd: zijne moeder, die hij tot in het uiterste vereerde, was overleden; zijn oudere broeder, de prins van Oranje, was slechts dood in zijn vaderland terug gebracht; zekere huiselijke omstandigheden hebben nooit zijne goedkeuring mogen verwerven. Hij werd menschenschuw, ontving niemand, alleen eenige weinige personen van aanzien, was eenzijdig in vele zijner staatkundige beschouwingen en dacht vooral het heil des lands te zien, in de grondstelsels door de Logie gehuldigd.

Wat zou zijne richting geweest zijn, indien hij ooit tot koning ware uitgeroepen? Die vraag wordt in Nederland zeer verschillend beantwoord; doch het antwoord is moeielijk te geven, dewijl de figuur van den kroonprins zich niet voldoende gedurende zijn leven heeft afgeteekend. Veel hield hij zich met lezen bezig en toen hij eens, in vroeger tijd, werd hard gevallen omdat hij zich al te veel aan alle staatszaken onttrok, nam hij de pen op en schreef een antwoord op dien aanval, in een dagblad van den Haag, welke brief later in brochuur werd uitgegeven.

Die handelwijze, zoo ongewoon bij gekroonde hoofden, toonde misschien zijn prikkelig, zijn licht geraakt gemoed; doch wij moeten hier opmerken dat de aanval juist op een teêrgevoelig punt neerkwam en prins Alexander wel een antwoord aan de natie schuldig was. Hoe het zij, de prins heeft geene stof nagelaten om eene geschiedenis van zijn leven te schrijven: hij moest nog beginnen te leven toen de dood hem wegrukte.

Prins Willem-Alexander-Karel-Hendrik-Fre-

[pagina 402]
[p. 402]

derik werd geboren den 25 Augusti 1851, in het koninklijk paleis te 's Gravenhage; hij is de laatste afstammeling van dien tak van het Huis van Oranje, welke in 1747 aan het bewind kwam, toen Johan-Willem Friso tot erfstadhouder Willem IV der vereenigde-Nederlanden werd geproclameerd, en die sedert dien altijd over deze landen regeerde - uitgenomen gedurende het tijdperk van 1795 tot 1813.

Evenmin als zijne broeders is hij gehuwd geweest. Hij leefde zeer stil, ordelijk en afgezonderd, had eene groote achting voor zijne overledene moeder en broeder, en vereerde die dooden tot het laatste oogenblik door bloemkransen op hunne rustplaats, in den grafkelder te Delft, neer te leggen. Sedert 21 juni is de prins overleden; zijn lijk is den 17 Juli te Delft in den koninklijken grafkelder bijgezet.

Spelevaart op den Rijn.

Ziedaar een onderwerp dat voor dertig of veertig jaren druk bezongen werd, door al de nederlandsche dichters! 't Was in den tijd dat men overal en in alles de guitaar deed tokkelen, dat men Rijn deed rijmen op liefste-mijn, liefde op kliefde, water op zacht geklater. Vandaag zijn wij van dat gerijmel verlost, en het spelevaren op den Rijn heeft hierdoor niets van zijne charmes verloren. Integendeel, dit gerijmel gaf in niets het wezenlijk genot terug dat het spelevaren aanbiedt. Spelevaren op den Rijn wordt gedaan door eene eerzame, welhebbende kruideniersfamilie, die den brui geeft van alle poëeten; door een pas getrouwd koppeltje, dat geen rijmende woorden noodig heeft om poëtisch gestemd te worden; door eenige studenten in vacantie, of rustende politiekers. De hemel is helder, het water frisch, het landschap overheerlijk: men zit lui en vadsig, men rookt eene goede cigaar, men drinkt een goeden bock en eet een broodje met saucies, - dat is de poëzie, die wij bij het spelevaren genoten, en wij moeten bekennen, dat zij ons genoeglijker was dan alle dichterlijke ontboezemingen, indien dit bijvoegelijk naamwoord toepasselijk is op de verzenlijmerij over het ‘amoureuse’ spelevaren.

De schutterkoning.

Onze vriend van Rucklingen schreef eens de geschiedenis van eenen schutterkoning; hier vinden wij eene episode van een dergelijken koning, die inderdaad geestig getypeerd is. Hans Peckdraad een eerzaam schoenmaker, zoo als ge ziet, heeft den koningsvogel afgeschoten en gaat nu, omhangen met zijne schilden en den gepluimden hoed op, naar het gildehuis, om plaats te nemen aan de tafel der hoofdliê. Geheel het huisgezin is met de zaak ingenomen. Moeder de vrouw helpt hem zijn paaschbesten jas aantrekken, denzelfden die hem ten dienste stond, toen hij twintig jaar geleden het woord ‘echte lieden,’onderteekende; Jan, de knecht is bezig met de hooge stevels te blinken; de jonge koningszoon zit in afwachting dat hij ook een handje zal mogen uitsteken; op den stoel ligt de gepluimde hoed, hangen de schilden, ziet men den sabel en eindelijk het geweer, waarmeê Peckdraad de vogel tot groezelementen schoot. De man is fier op den behaalden zegepraal en zal ook toonen, dat een eenvoudig schoenmaker met klank voor koning kan spelen. De sabel en gepluimde hoed zeggen ons dat wij hier met een duitschen schutterkoning te doen hebben. In onze Kempen draagt de gildekoning enkel de zilveren schilden om den hals, een bos roode hanenveeren op den hoed en soms een sluier om het middel Men ziet het wel aan heel de figuur van Hans dat hij zijne waardigheid hoog opneemt. Heeft hij den vogel aan stukken geschoten, hij zal ook straks doen zien, dat hij nog met andere kogels kan werken - namelijk met den kogel van het woord: want Peckdraad heeft, tot intreê in het hoofdbestuur, eene redevoering gereed gemaakt, die voorzeker in zes kwartier uurs niet zal afgeloopen zijn. Hij zal den burgemeester, den schoolmeester en den pastoor eens doen zien, dat zij niet alleen het woord kunnen voeren; dat er ook schoenmakers zijn die Cicero's zijn! We gaven er, warempel! een dikken sous van, als wij de redevoering van Hans Peckdraad mochten hooren!

Een zonderling rijtuig.

Op onze laatste zoogenaamde Sport-tentoonstelling, welke gehouden werd, konden de bezoekers een zeer merkwaardig voertuig bewonderen, dat niet weinig de algemeene nieuwsgierigheid gaande maakte. Dit rijtuig, hetwelk wij hiernevens in teekening te zien geven, werd door zijn uitvinder, zekeren Barycks, uit Warschau, ‘de zwaluw’ genoemd en moet volgens hem dien vluggen vogel in snelheid en sierlijkheid van bewegingen evenaren. Het zonderlinge rijtuig werd natuurlijk druk besproken en verdient inderdaad als curiositeit wel eene aandachtige beschouwing.

Het is geheel uit ijzer en staal gemaakt en de constructie is door bijgaande afbeelding licht te begrijpen. Het bestaat uit twee concentrische ringen, waarvan de binnenste door middel van drie kleine wieltjes in den buitenste rondloopt. De binnenste ring bevat den bok voor den rijder, wiens beenen door eene beschutting van plaatijzer gedekt zijn; een en ander is op de teekening duidelijk te bemerken.

Het denkbeeld, waarvan de uitvinder is uitgegaan, bestaat hierin dat de buitensche kring een doorloopende rail zonder eind moet vormen. Op deze rail, welke zich voortbeweegt, rolt de binnenste ring, die het eigenlijke voertuig uitmaakt. Onder den bok is eene lichte as met twee wielen aangebracht, die alleen ten doel hebben het voertuig voor omvallen te bewaren.

De vraag of dit nieuwe soort rijtuig in de praktijk doelmatig zal zijn, durven wij niet met ja beantwoorden. De vrijving van den grooten buitensten ring over den grond, die van de drie kleine binnenste wieltjes en van de twee zijwielen moet nog al aanmerkelijk zijn en wij betwijfelen dan ook of ‘de zwaluw’ de concurrentie met een lichtgebouwde gewone sjees zal kunnen uithouden. Op een goeden rijweg of op effen asphalt kan de nieuwe uitvinding misschien uitstekend voldoen, maar op een eenigszins oneffen terrein zal dit waarschijnlijk het geval niet zijn. Als trekdier voor het nieuwe voertuig kan alleen een kleine poney gebruikt worden, en de vernuftige constructie van den geheelen toestel laat het dier volkomen vrij in zijn bewegingen, zonder gevaar voor omvallen van het rijtuig te doen ontstaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken