Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht. Deel 3 (1850-1851)

Informatie terzijde

Titelpagina van Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht. Deel 3
Afbeelding van Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.20 MB)

Scans (17.18 MB)

ebook (3.98 MB)

XML (1.03 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht. Deel 3

(1850-1851)–Anoniem [tijdschrift] Berigten van het Historisch Gezelschap te Utrecht–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

[Tweede stuk]

De schut- of schutten-gilde in Nederland.
(Vervolg).
(Voet- en handboog, bannier).
Door Jhr. Mr. A.M.C. van Asch van Wijck.

Is door mij in het eerste gedeelte dezer proeve gepoogd uit de bescheiden aan te toonen, hoedanig de kleederdragt der schutgilden was, en welke bepalingen daaromtrent bestonden - zou mij thans de taak overig blijven in een onderzoek te treden, hoe zij toegerust verscheen, wanneer zij den vijand, of bij verdediging harer muren, of in het open veld te bestrijden had, afzonderlijk of gezamenlijk met de overige ten strijde opgeroepene gilden. Hare geheele krijgstoerusting en de wapenen, waarvan zij zich gewoonlijk bedienden, behoorlijk en volledig te beschrijven, is een arbeid, die tot het vak van den krijgskundige behoort, en eene voorbereidende studie der middeleeuwsche krijgswapenen vereischt. Een zoodanig bepaald onderzoek, al ware ik met genoegzame kennis daartoe voorzien, zou mij echter te ver afleiden van het doel dezer proeve.

[pagina 2]
[p. 2]

Geheel met stilzwijgen echter kunnen wij, bij de beschouwing van het karakter der schutgilde, dit onderwerp niet voorbijgaan, omdat, even als zij zich door hunne kleederdragt van de overige neringsgilden onderscheidde, ook in hunne krijgstoerusting eigendommelijkheden bezat, die men noch bij de gewapende burgermagt, noch bij de bezoldigde krijgsbenden, althans op die kennelijke wijze, aantrof.

Vooreerst kan men met eenige zekerheid op den voorgrond stellen, dat de schutgilde over het algemeen beter en regelmatiger was toegerust, dat er meer eenheid èn in hare krijgskleeding, èn in de soort harer strijdwapenen heerschte; dat er meer zorg werd gedragen voor hun behoorlijk onderhoud en dat de voorschriften van krijgstucht ook ten dien opzigte met meer stiptheid en gestrengheid werden onderhouden, zoo als de verschillende bepalingen daartoe betrekkelijk weldra duidelijker zullen aantoonen.

Wat nu betreft de eigenaardige krijgstoerusting der schutgilde zelve, zoo is, mijns inziens, aan den lezer, die zich daarvan een oogenschouwelijk begrip wenscht te vormen, bijzonder de inzage aan te bevelen van de beide werken van den heer Felix de Vigne, die in het onderzoek omtrent alles, wat tot de middeleeuwsche kleederdragt, wapenen, sieraden enz., behoort, zich zoo zeer heeft verdienstelijk gemaakt. De werken hier bedoeld, zijn:

1o.Vade-mecum du peintre, ou recueil des costumes du moyen-âge, pour servir à l'histoire de la Belgique et pays circonvoisins. Gand, 1835-1840.
2o.Recherches historiques sur les costumes civils et militaires des gildes et des corporations de métiers. Gand, 1847.

Het is vooral dit laatste werk, waarop wij de aandacht vestigen. Op de drie eerste platen, waarmede dit werk versierd is, worden de beide Gentsche schutgilden, de St. Joris en de St. Sebastiaan voorgesteld. De afbeelding is genomen naar de muurschildering, waarvan reeds in het eerste gedeelte mijner proeve (Berigten, I d. 2de stuk, bl. 125) melding gemaakt is. Aldaar zien

[pagina 3]
[p. 3]

wij deze gilden in opmarsch ten krijg, zoo het schijnt, toegerust. De St. Joris gilde bestaat blijkbaar uit twee afdeelingen, waarvan de eerste, volgens het gevoelen des schrijvers, de oude; de tweede de jonge St. Joris gilde is. Aan de spits der eerste bende bevindt zich zigtbaar de aanvoerder, terwijl de bannier of wimpeldrager zich vertoont aan het hoofd der tweede afdeeling, of wel beide die afdeelingen, waaruit het geheel is zamengesteld, van elkander scheidt. De geheele bende is voorzien van eene eenvormige soort van helmen of ijzeren hoeden, van wapenrokken of maliënkoldersGa naar voetnoot1). Allen hebben het zwaard op zijde en een groot gedeelte der gildebroeders schijnen met witte lederen handschoenen voorzien te zijn, terwijl de ellebogen werden beveiligd door eene soort van klein schild, rondache genaamd. De aanvoerders en bannier- of wimpeldragers hebben een anderen vorm van helmGa naar voetnoot2) op het hoofd, namelijk den visierhelm. Niet allen zijn, hetgeen de opmerking verdient, met den voetboog gewapend. Velen voeren pieken en eene soort van moorddadig wapentuig, goedendagGa naar voetnoot3) genaamd.

[pagina 4]
[p. 4]

Bij de tweede afdeeling der St. Joris gilde zijn zij echter meest allen met dien boog voorzien. Opmerkelijk is het, zegt de heer de Vigne, dat hier de trompers, zoo als zij doorgaans werden genoemd, niet aan de spits, maar in het centrum en bij den wimpeldrager zich bevinden. Deze speellieden zijn bloothoofds, en het speeltuig van den middelste is met een vaantje versierd, waarop, even als op den bannier of wimpel, het wapen der gilde prijktGa naar voetnoot1).

Hetgeen men niet ziet bij de afbeeldingen der overige nerings gilden in het bedoelde werk, is, dat bij de schutgilden de bannierdrager dit veldteeken niet in de hand voert, maar in een draagriem rusten laat.

De vorm van het vaandel is langwerpig, een bewijs, zegt de heer de Vigne, dat het van de 12e en 13e eeuw dagteekent, daar in de 14e eeuw de vaandels meest allen eene zuiver vierkante gedaante bezaten.

De St. Sebastiaan gilde, voorkomende op plaat 3, doet zich van de St. Joris onderkennen, door haar vaandel, de kleur harer palueren en de afwezigheid van het zwaard. Allen zijn gewapend met pieken of den goedendag. Vreemd is het, dat bij geen dier gildebroeders hun gewoon wapen, de handboog, gezien wordt. Welligt werden hunne bogen, zegt de schrijver, als zij ter heirvaert togen naar de plaats hunner bestemming op afzonderlijke wagens vervoerdGa naar voetnoot2). Ook hier is

[pagina 5]
[p. 5]

de bannier- of wimpeldrager beter toegerust en voorzien met een visierhelm, dragende het veldteeken insgelijks in een draagriem.

Hetgeen de schutgilden, behalve hunne schutkleeding of paruren, die onder hunne wapenrokken of maliënkolders te voorschijn kwamen, echter bepaaldelijk in het veld deed onderkennen, waren, zoo als wij reeds opmerkten, vooreerst hunne tweesoortige boogen, namelijk de voet- en handboog, en ten anderen hunne bannieren of wimpels. Het overige hunner krijgstoerusting hadden zij met allen gelijk, die met hen in of buiten de stadsmuren verdedigender- of aanvallenderwijze streden.

Het is dus in de eerste plaats, dat wij deze beide, tot de middeleeuwsche artillerieGa naar voetnoot1) behoorende soorten van bogen, de

[pagina 6]
[p. 6]

eerewapenen der schuttenGa naar voetnoot1), eenigzins van nabij behooren te beschouwen.

De voetboogGa naar voetnoot2), in dien tijd meer algemeen bekend onder

[pagina 7]
[p. 7]

den naam van armborstGa naar voetnoot1) of banc-armborstGa naar voetnoot2), was eigenlijk niet anders dan een gewone handboog van kleiner vorm,

[pagina 8]
[p. 8]

waaraan in het midden eene houten schacht, stok of steel was vastgehecht, zoodat die schacht den boog, met zijne koord of

[pagina 9]
[p. 9]

pees voorzien, kruiste; van hier, dat die boog ook wel kruis-

[pagina 10]
[p. 10]

boog, stocboogGa naar voetnoot1) genaamd werd. Hij was (om de naauwkeurige beschrijving van een Fransch schrijver te volgenGa naar voetnoot2), òf van staal,

[pagina 11]
[p. 11]

òf van hout, òf van ahorn vervaardigd, en had 1½ tot 3 voet lengte. Zijne schacht, meestal van eiken of taxushout, was in den midden voorzien van eene kleine spleet, ter lengte van twee vingers. In die spleet bevond zich eene kleine beweegbare rol van staal, door welker midden eene schroef ging, die haar tevens tot as diende. Deze kleine rol verhief zich gedeeltelijk boven de oppervlakte der schacht of lade, en had eene boogsgewijze inkeeping, waar de gespannen koord of pees van den boog tegen rustte. Eene veel kleinere inkeeping was in het tegenovergestelde gedeelte der oppervlakte gemaakt, door middel waarvan de veer van den trekker de rol bevestigd hield. Deze rol werd nootGa naar voetnoot3) genaamd. Onder de schacht of lade, meer in de nabijheid van het handvat of kolf, was de sleutel van den trekkerGa naar voetnoot4), van bijna denzelfden vorm als die van een oud musket; door middel van dezen sleutel liet de veer aan de rol, waartegen de gespannen koord rustte, de vrije beweging. Bij de ontspanning der koord ging de pijl met eene groote snelheid af. Op de schacht, onder de kleine rol, was eene koperen plaat, die zich op en neder verhief, en aan hare beide uiteinden aan de zijden van de schacht was vastgehecht. Dit was de visierband. Deze was van boven met twee kleine gaatjens

[pagina 12]
[p. 12]

het een boven het ander voorzien, die, wanneer deze plaat was opgeheven, in betrekking stonden met een balletje niet grooter dan de kraal van eenen roozenkrans, welk balletje aan het einde van den boog aan een klein draadje hing en aan twee kleine ijzeren staafjes was vastgehecht, loodregt op de schacht aangebragt, het een ter regter, het ander ter linkerzijde. Dit balletje beantwoordde aan de gaatjes der koperen plaat en diende tot regeling van het visier, hetzij om lijnregt, hetzij om in de laagte of hoogte te schieten. De boog had twee koorden of peesen, de eene schietpese de ander logenpese genaamdGa naar voetnoot1), welke beide koorden door twee kleine ijzeren cylinders van elkander afgescheiden werden gehouden, op gelijken afstand van de uiteinden en het middelpunt van den boog. Aan deze koorden hing in den midden een ring van koord, die diende om ze tegen de inkeepinge doen rustenGa naar voetnoot2)

[pagina 13]
[p. 13]

Men spande de kleine voetbogen met de hand, door middel van eene soort van ijzeren of houten gaffel of koevoet, (pied

[pagina 14]
[p. 14]

de chèvre) haakGa naar voetnoot1), of spanhaak genaamdGa naar voetnoot2). Men zette den boog loodregt op den grond, plaatste den voet in een ijzeren beugel

[pagina 15]
[p. 15]

der schacht of lade zich bevindende aan het bovenste uiteinde en trok voorts door middel van den gaffel of koevoet de boogpees achter den noot.

De groote voetbogen echter werden gespannen door middel van een meer zamengesteld werktuig, cranequin, kraeckaert genaamdGa naar voetnoot3), waartoe men soms de beide voeten gebruiken

[pagina 16]
[p. 16]

moest en van daar arbalèle à deux pieds genaamdGa naar voetnoot1), welke eene grootere soort van gaffel of koevoet schijnt geweest te zijn, voorzien met eene soort van windaas, welke aan den boog werd vastgehecht, en waarmede de koord of boogpees achter de zoo even beschreven noot gebragt of opgewonden werd. Naar dit meer omslagtig werktuig, alleen bij deze grootere soort van voetbogen gebezigd, werd de voetboog ook wel windeboog, groote windeboogGa naar voetnoot2), windaadboogGa naar voetnoot3), of wel eenvoudig craeckaertGa naar voetnoot4) en naar dezen cranequin of kraeckaert werden de voetboogschutters creneguins, cranegueniers, crenneguiers, krankeniers genaamd. Het schijnt echter dat aan de ruiters, met dien voetboog gewapend, meestal deze benaming gegeven werdGa naar voetnoot5).

Nog moet omtrent dezen grooten windaasboog worden opgemerkt, dat de noot bij het afschieten, even als die van den kleineren voetboog, door een springveer van binnen werd losgelaten, en dat voorts het inwendig mecanisme veel overeenkomst had met dat der vroegere snaphanen; dat in latere tijden, in de l5e en 16e eeuw, bij de spanning des boogs de meer omslagtige windaas door den meer eenvoudigen spanhaak schijnt vervangen te zijn geworden, en dat, toen door de meer algemeene invoering

[pagina 17]
[p. 17]

van het schietgeweer het gebruik van den voetboog als krijgstuig te niet ging, en dit vroeger zoo geduchte wapen alleen in de schutsdoelen voor het schieten naar den papegaai bestemd bleef, ook toen alleen de spanhaak gebruikt werd.

Uit de beschrijving van den voetboog en de wijze zijner behandeling zal men reeds hebben ontwaard, dat dit krijgstuig niet alleen bij het gebruik zeer omslagtig was, maar dat daarbij zelfs eene niet geringe inspanning van krachten vereischt werdGa naar voetnoot1). Hoewel de ondervinding later vele belangrijke verbeteringen aan dit krijgstuig deed brengen, bleef de behandeling echter, vooral door de gedrongene houding, die de schutter bij het aanleggen en afschieten genoodzaakt was te nemen, hoogst moeijelijk. Ook waren, volgens getuigenis van gelijktijdige schrijvers, de meeste dier voetboogschutters vroegtijdig voor hun geheele leven geknakt. Behalve dit ongerief, had het gebruik van den voetboog in het veld nog andere voorname bezwaren, die den handboog oneindig verkieslijker in den strijd maakten. Deze boog, vooral die waarbij men het windaas gebruiken moest, was niet spoedig te spannen en kon zeer ligt onbruikbaar worden gemaaktGa naar voetnoot2); daarbij waren, even als de boog zelve, zijne projectilen zwaarder in den dragt dan de handboog met zijne pijlen; hoewel de voetboog zijne zwaardere pijlen met meer juistheid en snelheid kon afwerpen, kon echter de voetboogschutter moeijelijk in geslotene gelederen strijden, omdat de boog altoos in eene horisontale rigting moest gehouden worden, en bij behandeling de hulp van een handlanger noodzakelijk maakte. - Zoo zegt het statuut van 1397 van Utrecht, boven, aangehaald, ende waer hi scutter enz. zijn armborst enz. zijn knaep

[pagina 18]
[p. 18]

mede te volgen. Zoo waren de Liersche voetboogschutten in het leger van hertogin Johanna van Braband, toen zij in 1397 ten strijde toog tegen den hertog van Gelder, verzeld van zulke handlangers; ook zegt ons Juvenal des UrsinsGa naar voetnoot1), dat hertog Jan van Bourgondië in 1414 4,000 boogschutters had, die elk met 2 voetbogen gewapend en van 2 hulpers, knapen genoemd, vergezeld waren, waarvan de een zijn schild hield, terwijl de andere een der beide bogen van den schutter spande, ten einde na den eenen te hebben afgeschoten, dadelijk weder met den anderen gespannen boog voorzien te kunnen zijnGa naar voetnoot2).

[pagina 19]
[p. 19]

Eene minder omstandige beschrijving behoeft, wegens zijne eenvoudigheid, de handboog. Zijn gebruik dagteekent van de

[pagina 20]
[p. 20]

hoogste oudheid, Ismaël, de zoon van Hagar, woonde in de woestijn en werd een boogschutterGa naar voetnoot1). In het boek van Job wordt gezegd, zijne schutten hebben mij omringd, en mijne boog veranderde in mijne handGa naar voetnoot2). Bij de Chinezen wordt Hori als de uitvinder van den boog vereerd. Volgens Pinius was hij van Scijthischen oorsprong. Daar men echter zeer ligt op het denkbeeld kan gekomen zijn, om van de kracht van een' met eene koord of pees gespannen buigzamen staak of stok voordeel te trekken, is het waarschijnlijker dat het toeval, reeds in de eerste tijden der menschheid, bij verschillende volkstammen bijna gelijktijdig tot het gebruik daarvan op de jagt en naderhand tot lijfsverdediging zal hebben geleid. Opmerkelijk toch is het, dat bij elken nieuw ontdekten wilden volkstam, de boog en pijl onder hunne wapenen de voornaamste plaats bekleeden, waarin zij meestal eene groote bedrevenheid betoonden te bezitten. Als de Cretensers als uitvinders van het gebruik des boogs bij

[pagina 21]
[p. 21]

de oude schrijversGa naar voetnoot1) genoemd worden, zal dit meer doelen op hunne eerste invoering van dit wapen bij de geregelde krijgsbenden, dan wel op de uitvinding zelve van een wapen, dat reeds bij andere volkeren lang te voren in zwang was. Vele Grieksche helden worden ook als beroemde boogschutters vermeld. Van Hercules wordt gezegd, die kunst het eerst van een' Scijth geleerd en zelfs zich van vergiftige pijlen te hebben bediend. Hoe de boog bij de Grieken in eere stond, bewijzen de versieringen die zij daaraan bragten en door Homerus met zijne eigene naauwkeurigheid beschreven zijnGa naar voetnoot2).

[pagina 22]
[p. 22]

De boogschutters van Creta werden voor de voortreffelijkste gehouden, aan welken de Romeinen in hunne legers voortdurend de voorkeur gaven, zij schoten hunne pijlen op 150 schreden afstands met zulk eene kracht en zooveel juistheid, dat zij schild en harnasch van den vijand, waarop zij doelden, waar zij dit wilden, doorboorden. De Parthen, niet minder ervaren als boogschutters, waren, wegens hunne pijlen met weêrhaken voorzien, in den krijg zeer gevaarlijke vijanden. De Scadanavische barden bezongen hunne helden ook wegens hunne groote bedrevenheid in de behandeling van den boog, en dat de Angel-Saxen en Deenen ook deze in hoogen mate bezaten, en hoe, na de herovering van Normandië, de boog in Engeland een geducht wapentuig werd, leert ons de geschiedenis hunner roemrijke krijgsverrigtingen. Ten welken tijde de boog bij de Germanen tot krijgswapen werd verheven is moeijelijk te bepalen, en het blijft twijfelachtig of Tacitus, verhalende hoe bij hen de gewoonte was om met hunne doode ligchamen hunne wapenen te verbranden, onder de missilia ook de pijlen tot den boog behoorende bedoeld heeftGa naar voetnoot1).

Deze boog werd in de middeleeuwen hier te lande fliertsboogGa naar voetnoot2), flitsboog, reisboog genaamd. Hij had boven den voetboog het groot voordeel, dat hij oneindig ligter en daardoor handelbaarder en niet onderhevig was aan spoedig geheel onbruikbaar te worden. Door een geoefend schutter gebruikt, kon de handboog even zekere en even groote verwoesting op den vijand aanrigten. Van daar, dat welligt sommige schrijvers het er voor houden, dat de handboog meer bepaald in het veld en de voetboog meer tot verdediging der vesten bestemd wasGa naar voetnoot3). Zij, die met dezen boog gewapend ten strijde toogen,

[pagina 23]
[p. 23]

werden ook wel reisboogers genaamdGa naar voetnoot1), en men bezigde hen bij voorkeur tot denzelfden dienst, die thans de ligte troepen bij onze hedendaagsche legers verrigten.

Deze handboog was, even als de voetboog, òf van staal, òf van ahorn, òf van hout. Het voeren van dien stalen handboog, die natuurlijk kostbaarder was, was eene niet geringe onderscheidingGa naar voetnoot2).

Hoewel de houten handbogen ligter in dragt waren, waren

[pagina 24]
[p. 24]

zij echter zoodanig met ijzer beslagen en met bindgaren omwonden, dat het hout bijna onzigtbaar was en de boog zelve bijna in sterkte den stalen boog evenaarde. De pijlen, zoowel van den voet- als den handboog, werden licht geschut genaamdGa naar voetnoot1), ook wel scherp geschutGa naar voetnoot2), en waren van hout, maar heeten igzeren of stalen pijlen naar de ijzeren of stalen puntGa naar voetnoot3), spits of pijlijzer, in het Dransch fradet genaamd; houten pijlen, wanneer ook de spits van hout was vervaardigdGa naar voetnoot4). Beide soort was voorzien van houten vederen; van hier het oude technische woord de pile te vederen, dat is, het hechten der vederen onder aan de pijlen, terwijl het scherpen der pijlijzers pilen schichten werd genaamdGa naar voetnoot5).

De heer de Vigne duidt drie soorten van pijlen aan. De

[pagina 25]
[p. 25]

grootste werd mareras, de kleinere vireton en de driekantige ijzeren of steenen pijl carreau genaamd. Belangrijk zoude het onderzoek zijn of deze verschillende soorten bepaaldelijk bij den voet- of handboog, dan wel bij den oetstael of springale werden gebezigd. - De driekantige ijzeren of steenen pijlen carreaux, althans zullen wel bepaaldelijk tot de laatstgenoemde krijgstuigen hebben behoordGa naar voetnoot1).

[pagina 26]
[p. 26]

De koorden of peesen van den boog, snaren of snorren genaamd, waren doorgaans vervaardigd van pees- of windgaren; van hier het woord wijndsnoeren, die met groene was bestreken werdenGa naar voetnoot1).

[pagina 27]
[p. 27]

De pijlstokken of pijlijzers werden bij duizenden opgedaan en in tonnen verzondenGa naar voetnoot1). Zoo leverde Maerten Buck in 1386 aan de stad Lier 4,000 boogsgeschutGa naar voetnoot2), in 1397 kocht die stad voor de schutters 4,000 voetbooghs geschutGa naar voetnoot3); in 1405 kocht zij weder 5,300 geschutijzers en ijzerde meester Geert, de donderbuschmaker, en Hannekijn, de boogmaker, 24,000 geschuts, en Hendrik Lessche ijzerde 12,000 boogsgeschutGa naar voetnoot4).

Pijldoppen waren eigenlijk pijlspitsen of ijzers met weerhaecken voorzien, die zeer gevaarlijke wonden maakten, omdat zij zonder scheuring niet uit de wonde getrokken konden wordenGa naar voetnoot5).

De pijlkoker was veelal van cordiaansch leder vervaardigd, en hing aan de regterzijde van den gordel om het lijf vastgemaakt, ten einde spoedig in den strijd den boog te kunnen spannen. Deze wijze van den pijlkoker te dragen, werd door

[pagina 28]
[p. 28]

de oude Frankische wetten voorgeschrevenGa naar voetnoot1). Deze gordel werd spangordel genaamd; zoo spreekt de schutter ordonnantie van Leiden, 1415, een spangordel waaraan de spanhaek of een krigge hangende an den spangordel ende een koker met scut dair toe dienendeGa naar voetnoot2); aan dien gordel hing dus ook de cranequinGa naar voetnoot3).

Ten einde bij het afschieten van den boog de armen niet te beschadigen door het springen van de pees of koord, behoorden de schutten zich te voorzien van zekere beschutsels van ijzer of leder vervaardigd, welke brassen, van het Fransche brassard, garde brassen, ook wel armpipen genaamd werden.

Zoo schreef de schutter-ordonnantie van Leiden, 1415, voor, dat elk, op de boete van 3 ℔, 2 armpipenGa naar voetnoot4) hebben moet, en daarenboven nog 2 scheutlappenGa naar voetnoot5), vermoedelijk eene soort van handschoenen die bij het afschieten tot bescherming der handen zullen gediend hebben.

Eindelijk moest de boogschutter aan zijnen boog, behalve de schietpese, een losse pese of logenpese hebben, ten einde bij het springen der schietpees onmiddelijk zijn boog met de andere of logenpees te kunnen voorzien. Ook sal een ijgelic scut, zegt de voormelde ordonnantie van 1415, op zijn wigndaesboge of voetboog hebben een schietpese ende een logenpese, beyde staende opten voirs. boge, en verder zijn reysboge of handboog voorzien hebben met 2 peesen, terwijl in de latere ordonnantie van 1450 verpligtend was bij zijnen reysehantboge te hebben een boutGa naar voetnoot6) van twee dosijn stalen pijlenGa naar voetnoot7), en een dosijn goede schietpeesen, bij den doelhandboog echter slechts een half dozijn peesen.

[pagina 29]
[p. 29]

Uit deze aanhaling blijkt tevens dat de voetboogschutters, zoo zij tot eene of andere gilde behoorden, behalve hun gewonen veldboog daarenboven een' afzonderlijken doelhandboog, alleen bestemd voor het schieten naar den papegaai in den doelen, zich moesten aanschaffen.

Wat nu betreft de oorsprong en het tijdstip van de invoering des voetboogsGa naar voetnoot1) in Europa, kan men, hoe verschillend daaromtrent de gevoelens zijn, vaststellen, dat dit middeleeuwsch wapentuig òf tijdens de kruistogten is uitgevonden, òf wel uit het Oosten in dat tijdvak naar Europa is overgebragt, en na langzamerhand verbeteringen en wijzigingen te hebben ondergaan, is ingevoerd geworden en spoedig bij de krijgshaftige gemeenten het wapen bij voorkeur werd; want de handboog hoewel ligter, kon nogtans den pijl minder zeker en krachtig, en op een grooteren afstand afwerpen. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de stok, welke vroeger in het midden van den handboog aangebragt werd, en alleen diende tot eene soort van handvatsel, ten einde den boog gemakkelijker in de hand te kunnen dragen, aanleiding heeft gegeven tot de latere uitvinding van den voetboog. Of daarvan de eer aan de OosterlingenGa naar voetnoot2) dan wel aan de kruisvaarders toekomt, is een onderzoek, dat moeijelijk, doch niet onbelangrijk zou zijn. - Hoe het zij, de ondervinding, dat er eene zeer groote bedrevenheid,

[pagina 30]
[p. 30]

kracht en vastheid van hand werd vereischt om, bij het spannen des handboogs, aan den pijl de eenmaal bedoelde rigting te doen behouden, zal zeker het hare hebben bijgedragen tot zoodanige verbeteringen, waardoor met minder bedrevenheid een meer zeker, krachtig en vèrdragend pijlschot kon worden gegeven.

Sommige schrijvers willen, dat reeds Willem de Veroveraar in zijn leger voetboogschutters zou hebben gehad, en voeren ten bewijze daarvan aan de tapijtwerken van Bayeux, die de verovering van Engeland voorstellen en waarop boogschutters zijn afgebeeld. Anderen, dat in Frankrijk de voetboog reeds vóór de regering van Philips Augustus, en in Engeland vóór Richard Leeuwenhart bekend was; dat reeds Lodewijk de Dikke in zijn leger voetboogschutters had. Dit staven zij met het berigt van den abt Sieger, namelijk, dat Raoul de Vermandois, toen hij den heer van Montiac aanviel, het oog door een pijlschot uit een' voetboog verloor. Volgens de verzekering echter van Guillaume le Breton was honderd jaar na de verovering van Normandië door Willem de Veroveraar, in Frankrijk althans de voetboog onbekend, toen hij reeds in België en bepaaldelijk te Brussel in gebruik was.

België zeker kan zich op eene zeer vroege krijgsinrigting beroemen, zoo als dit de muurschildering, door den heer de Vigne te Gent ontdekt, aanduidt; want reeds in 1182, toen Hendrik van Leuven zich bij het leger door Philips, graaf van Vlaanderen, tegen Philips Augustus aangevoerd, voegde, bevonden zich onder zijne gedeeltelijk te Brussel verzamelde manschappen, 10 voetboogschuttersGa naar voetnoot1).

[pagina 31]
[p. 31]

Weder andere schrijvers zijn van oordeel, dat het gebruik van voet- en handboog eerst na Godfried van Bouillon in Europa

[pagina 32]
[p. 32]

zou zijn aangenomen geworden, omdat, meenen zij, zoo men zich vóór dien tijd daarvan bediend had, de geestelijkheid niet in gebreke zou zijn gebleven, dit wapen, als van heidenschen oorsprong, met hare banbliksems, zoo als zij dit later deed, te vervolgen. Eenmaal van het nut van dit wapen overtuigd geworden en vooral van de noodzakelijkheid om met gelijke krachten de Oostersche vijanden te kunnen bestrijden, kon het verbod van paus Innocentius II. in 1139 in het concilie van 14 Jan. te Latran genomen, slechts voor een tijd dit wapen uit het leger doen verdwijnen, zoo als dan ook daarna in dat van Philips Augustus geen voetboogschutter gevonden- werd, en in de Fransche legers weldra niemand meer was, die zich daarvan bedienen konGa naar voetnoot1). De kruistogten deden dezen boog nogtans weder langzamerhand in Frankrijk in gebruik komen. Philips Augustus meende, dat dit wapen, zoo hatelijk in de oogen der geestelijkheid, als het tegen de Christenen werd gebruikt, wel veroorloofd was als men zich daarvan tegen de ongeloovigen bediende. Hij nam dan ook, bij het beleg der stad Ptolemaïs, een groot aantal voetboogschutters in zijn dienst aan, en toen hij van dien togt terugkeerde, behield hij hen in zijne legers, in weerwil der geestelijke banbliksems. Zijne opvolgers volgden zijn voorbeeld, zoodat 80 jaren later paus Innocentius III verpligt was, op nieuw de algemeene invoering daarvan tegen te gaanGa naar voetnoot2). -

[pagina 33]
[p. 33]

Na hem schijnt de geestelijkheid het gebruik daarvan oogluikend te hebben toegelaten, en bij het bestrijden der Engelschen, die onder hunne benden zoovele geoefende boogschutters hadden, zal zij van de noodzakelijkheid van dit wapen overtuigd geworden zijn, toen zij het groot voordeel bemerkte, dat de vijand, vooral in de veldslagen van Crecy en Portiers, boven de Fransche wapenen hierdoor verkreeg. Koning Karel V. stelde zelfs schietspelen in, tot aanmoediging van de beoefening van den voetboeg, hetwelk zulk een bijval onder de gemeente vond, dat zelfs kleine kinderen daarin eene bedrevenheid verkregen, zoodat de koning, uit vrees dat het volk te zeer zijne eigene krachten zoude beginnen te gevoelen, die oefeningen verbood en haar slechts aan eenige benden voetbootschutters veroorloofdeGa naar voetnoot1).

Hoe spoedig de Franschen ook de Engelschen in bedrevenheid van dit wapen evenaarden, bleek in het beleg van Orleans, alwaar een zeker voetboogschutter Jan v. Lorraine genaamd, de schrik des vijands werd, door de groote slagting die zijne welgerigte pijlen toebragtGa naar voetnoot2). Zoo hoog stond de voetboog bij hen aangeschreven, dat hij aanleiding gaf tot de instelling der hooge krijgsbediening van grand maitre des arbalétriersGa naar voetnoot3), die het opzigt had over de geheele artillerie en de bende voetboogschutters, die ook eene hoogere bezolding ontvingenGa naar voetnoot4). Eenige

[pagina 34]
[p. 34]

weinige voorbeelden zullen genoeg zijn, ter aantooning hoe algemeen dat wapen toen was ingevoerd. Zoo lag Jan, hertog van Bourgondië, na de herovering van Grevelingen aan de Engelschen, 130 voetboogschutters in die stad. In den slag van Othée in 1408, waren in zijn leger van 30 à 35,000 man sterk, 700 voetboog-en 1,500 handboogschutters, die hij op zijne beide vleugels in slagorde schaarde. In 1411 had hij in zijn leger 40 à 50,000 man sterk, 4,000 dier schutters, die elk van twee voetbogen en 2 handlangers voorzien waren. Onder dezen waren 300 Engelsche boogschutters onder bevel van Willem Baldoc. Philips de Goede liet in 1430, 100 voetboogschutters uit Genua komen, over welke Godfried Pensen het bevel voerdeGa naar voetnoot1), en tijdens zijne regering beval Jacques van Luxemburg, in den veldslag van Gavre (1452) 1,000 voetboogschutters, en in 1465 was het leger onder zijn zoon Karel sterk 1,400 lansen en 8 à 9,000 boogschutters, en onder de overige wapenen waren een groot aantal crenequiniers of voetboogschutters te paard. Wat nu deze ruiters betreft, zoo waren zij, volgens getuigenis van Philips de Commines, in den veldslag van Toumoie onder Karel VIII, tegenwoordig; en sprekende van de benden, die de hertog van Calabrie naar de verbondene vorsten voerde, in het begin van de regering van Lodewijk XI, zegt deze schrijver, dat hij 400 crenneguiers, gens fort lien montés et qui semblaient bons gens de guerre, onder die bende hadGa naar voetnoot2).

[pagina 35]
[p. 35]

Karel de Stoute had in den slag van Brustem (1467, 28 Oct.) in zijn leger boogschutters, die onder het bevel stonden van de heeren van Ravestein en Crevecoeur. Toen hij in 1471 zijne benden van ordonnantie wilde voltallig maken, beval hij dat de 1,250 benoodigde voetboogschutters volgens zijne ordonnantie van 31 Julij gewapend en gekleed zouden worden. Volgens die ordonnantie was eene komp. in 100 lansen verdeeld, en elke lanse was zamengesteld uit 1 hoofdman, 3 handboog., 1 couleuver, 1 voetboog en 1 pikenier, doch bij de in 1473 gewijzigde ordonnantie werd die lanse gebragt op 3 handboog en 3 pikeniers; op marsch vormde 300 boogschutters eene komp. in 4 eskaders van 75 man verdeeld, en hun pennon of vaandel werd gedragen vóór het eerste eskader.

Wat hunne wapening en kleeding betreft, zoo werd dit door de ord. van 1473 op een' vasten voet geregeldGa naar voetnoot1)).

Tot zijne persoonlijke garde had de hertog een korps van

[pagina 36]
[p. 36]

bootschutters, en de 150 écuyen de la garde hadden elk in hun gevolg een boogschutter te paard. Hij had een afzonderlijk korps daarenboven van 7 à 800 boogschutters in 12 eskaders verdeeld. Tot de algemeene wapening, die hij in Henegouwen voor 'zijne legerplaats te Lausane in 1476 beval, verlangde hij ook voet- en handboogschutters, en na den ongelukkigen slag te Morat, stelde hij dat gewest op 1,600 schutters te voet, en beval bij opene brieven van 29 Oct. 1476 de ligting van 6,000 zulke krijgslieden. Ter verdediging van Bourgondië hadden in Henegouwen de graven Chimay en Nassau onder hun bevel 100 lansen en 1,000 bogen. In de rekening van Huy de Dompierre, 1476-1477Ga naar voetnoot1), komen onder anderen voor, door Henegouwen geleverd 1,011, en door Artois, Boulonnais, Guisnes en Picardie 1,289 boogschutters.

Onder Maximiliaan waren onder het leger, waarmede hij Terouane belegerde, 300 à 400 Engelsche boogschuttersGa naar voetnoot2), terwijl bij den slag van Guinegate het Fransche leger onder Esquerdes bestond in, 1800 lansen en 1,400 schutters. Onder Philips den Schoonen was de ruiterij verdeeld in kompagnien, van 150 man sterk, waarvan 100 boogschutters.

Deze uitweiding hebben wij niet onnoodig geacht om aan te toonen, dat in het midden en laatst der 15e eeuwGa naar voetnoot3), dit wapen

[pagina 37]
[p. 37]

nog in volle kracht was, en eerst in het begin der 16e eeuw langzamerhand door de vuurwapenen verdrongen werd.

De voet- en handboog waren echter te zeer in eere geweest en de gilden waren te zeer aan die wapenen gehecht, waaraan zich zoo vele roemrijke herinneringen verbonden, dan dat zij, in den begin van de algemeene invoering der gebrekkige vuurwapenen, die wegens hunne onvolkomenheid moeijelijk en omslagtig en niet zonder gevaar te behandelen en daarbij zwaar in den dragt waren, zoo spoedig deze geliefkoosde bogen, waarin men algemeen eene groote bedrevenheid, ook door gestadige oefening in den doelen en in de schietspelen, verkregen had, door de arquebusen of koluvers geheel konden worden verdrongen. Men bleef dan nog, ook uit kracht van langdurige gewoonte, boogschutters behouden, hoewel men zich langzamerhand genoodzaakt zag hun getal te verminderen, naar mate de vuurwapenen meer werden verbeterd en vereenvoudigdGa naar voetnoot1).

[pagina 38]
[p. 38]

Ten tijde der regering van Frans I., was de voetboog nog in het Fransche leger aanwezig, in den veldslag van Marignan had hij nog 200 dier schutters, doch weldra verdwenen zij geheel uit het leger, want volgens de getuigenis van den schrijver du BellayGa naar voetnoot1) was er onder de Fransche benden slechts een enkel meer overig, die daarin alleen als een voorbeeld van groote behendigheid in dat wapen behouden werd, en in het beleg van Turin in 1536 nog schitterende blijken daarvan gaf. Onder de regering van keizer Karel V., bleven zij nog tot 1530 in gebruik. In Engeland treft men zelfs nog sporen van het gebruik des voetboogs als krijgswapen aan, ten tijde van koningin Elisabeth, ja zelfs nog in het jaar 1627Ga naar voetnoot2).

Eene mindere bloedige bestemming vielen de voetbogen ten deel, nadat zij geheel uit het veld waren verdwenen. Na de volkomene invoering der vuurwapenen bij de stedelijke schutterijen werd hij uitsluitend bij de oefeningen en schietspelen in den doelen gebezigd en bleef aldaar boven de handboog en boven den snaphaan, de eereplaats behoudenGa naar voetnoot3) zooals wij later, bij de behandeling der schietspelen, zullen opmerken.

Alvorens deze vlugtige beschouwing over den voet- en

[pagina 39]
[p. 39]

handboog te eindigen, blijft ons nog overig een kort overzigt te geven van die voorschriften en bepalingen, welke in de verschillende ordonnantiën, handvesten of brieven der schutgilde hier te lande en in België voorkomen, bepaaldelijk ten opzigte hunner wapenrusting.

De regering der stad Amsterdam bedong bij het voorregt der vrije visscherij in stads grachten, bij handvest van 4 April 1413, dat de voet- en handbooggilde tot eeuwigen dagen houden zouden harnasch, boghen, pijlen ende andere gereelschap daertoe dienendeGa naar voetnoot1), terwijl een vroeger handvest, dat van 5 Sept. 1394 de schut vergoeding werd toegezegd, wanneer hij sijnen boge aen twe schote inden stede dienste. Voor deze en andere verleende voorregten verbonden zich de overmans der gilden, te zorgen, dat elke schut van eenen goeden boge, ende elck gilde broeder een harnasch dist redelick is steeds voorzien zoude zijnGa naar voetnoot2). - De ordonnantie van Philips II, 18 Mei 1563, schreef aan de Haagsche St. Joris gilde voor, dat elk schut ten minste een stalen boge, wegende vier pondt, mit peylen, hun eggen toebehoerende, binnen den tijd van 2 maanden na deze dagteekening zich moest hebben aangeschaftGa naar voetnoot3). De 100 schutters van Delft waren, volgens ordonnantie van 1379, gehouden, zich ten allen tijde gereed te houden, om in allen reysen, die de stede te doen mogt hebben, met hare bogen ende hare eggen harnasch bij te staen ende vyt te regsen. Ten einde hierin geen achteloosheid zoude plaats vinden, waren de hoofdlieden verpligt om te zamen met den schutkoning, elke maand de daartoe bepaald opgeroepene schutten te schouwen, met vrijlating nogtans om deze wapenschouwing te houden soo dicke als sij willen. Elk schut, die alsdan zijn boog of harnas niet bereit en hadde in goeden raecke, d.i., in behoorlijke orde, werd in

[pagina 40]
[p. 40]

de boete van 1 ℔, ten behoeve der stad, verwezen. De stad beloofde van hare zijde bij elke reyse de schutten van scherpschut te voorzienGa naar voetnoot1). - Betreffende de voorschriften omtrent de wapenrusting, verdient vooral de ordonnantie der Leidsche voetboogschutters van 9 Jan. 1450, de aandacht, wegens de meer omstandige bepalingen deswege. Vooreerst moest elk schut voorzien zijn met een lorfbaer, d. i., deugdzamen wijndaes of voetboog met sijne toebehoren, te weten, mit een hoeker mit pilen, mit een windaes daertoe behorende ende dat daer op dient, een schietpese ende een logenpese beyde staende op ten voirs. boge Ten anderen een goede reyboge mit sijne toebehoren, te weten, mit twee pesen opten reysboge, een spangordel, een spanhaeck of een krijge, hangende an den spangordel ende een koker mit schut daer toe dienende, bij gebreke daarvan telkens te verbeuren 40 schellingen. Ten minste viermaal 's jaars had de wapenschouwing door de homans plaats, om een yegelic sijn harnasch ende wapen mit sijn bogen ende ander reeseip daertoe behorende te scouwen ende te besien, en elk schutter, die dan deze wapenen niet konde of wilde vertoonen, werd in de boete van 3 ℔ verwezen. De schut mogt zijn harnas en boog met toebehooren niet vercoopen, versetten, verureemden, noch beswaren mit gheenen sculden, zoo lang hij tot de gilde behoorde, tenzij dat hij eene betere soort dier wapenen in de plaats had gekocht, insgelijks op de boete van 3 ℔. Ook konden deze nimmer door de schuldeischers in beslag worden genomen, zelfs mogten schout en schepenen dit weigeren aan al wie daer an rechts begeerdeGa naar voetnoot2). Aan de handboogschutters was bij de ordonnantie van dezelfde dagteekening de verpligting opgelegd van te hebben, behalve een goet pansijzer (pansier, wapenrok), een borst,

[pagina 41]
[p. 41]

een hontskouel, een salladde en een huysde (?), twee schoerlappen ende twee armpipen, een lang mes of bijl, een goede starcke loefbaer reyse hantboge, een bras, een bout mit twee dosijn stalen (pijlen) ende een dosen ende een dosijn goede schietpesen; alsmede een goede loefbair doelhantboge mit een koker mit pijlen, mit een bras ende mit een half dosijn pesen, alles op de boete van 20 schellingenGa naar voetnoot1). - Te Dordrecht bepaalde de ordonnantie van 1427

[pagina 42]
[p. 42]

(St. Maarten), dat de 100 schutten altiit rede behoorden te zijn mit haere boghen ende harnasch elcx dist siin geboert is, op de boete van 1 mark zilver, ende dat men boog en harnas sel scouwen bi den scutmeisters ende dekens van den schutters, so dicke dis men meynt das te doen sal sijn, en verder, dat in het geval van wettige afwezigheid bij de wapenschouwing of van ziekte hij rede laet siin boghe ende harnasch, om dat te lenen enen anderen bi den dekens, die van der sleden wegen wtvaren soude, op dezelfde boeteGa naar voetnoot1). Het schijnt, dat aldaar alleen die schouwing plaats had, wanneer de schutgilde ter heirvaart of tot eene of andere reize in stads dienst werd opgeroepen. - Te Utrecht vindt men reeds zeer vroegtijdig van eene wapenschouwing melding gemaakt in het Buurspraakboek. Des woensdaghes na Zinte Marcus dach ewangelist

[pagina 43]
[p. 43]

1385 (27 April). Voert gebiet de raet, dat een yegelic zijn hernasch rede hebben ende neyt en vercopeGa naar voetnoot1), want die raet wapenscouwinge doen wil op eenen dach, die zi daer toe aennemen zullen, ende beyde van der scutten ende ghilden. Dat de schutgilde aan eenige jaarlijksche of maandelijksche wapenschouwing, hetzij door het bestuur der stad of door hare hoofdmannen was onderworpen, blijkt uit hare oorkonden niet duidelijk. Wanneer een der gildebroeders in stads dienst, zijn boog verloor of deze onbruikbaar werd, ontving hij daarvoor vergoeding. De ordonnantie van 1367-1368 zegt: Eenich scutte, die inder slat reyse sijn boge ontwe scote off mit ongevall verloere, dien soude hem die slat gelden, dairt die raet ter waerheit vonde, dat ment myt rechte sculdich wair te geldenGa naar voetnoot2); en in de ordonnantie van 1493 was bepaald, sullen dye ander scutten, boghen, bussen ende ermborsten hebben, dair een goet sent mijt eeren mede gaen mach ende een half dosijn goeden stalen pijlen in sijn koker hebben, op verbeurte van 1 ℔. In gebreke waarvan ook tevens aan elke homenschap het regt van wederkeerige bekeuring gegeven was. De homans behoorden voor de getrouwe nakoming van dit voorschrift te zorgen ende een opsyen te hebbenGa naar voetnoot3). - Te Soest werden, volgens de ordonnantie van 3 Junij 1560 de schutters met boeten bekeurd op wat tijden dat mense bevijnt te wesen sender bogen oft bussenGa naar voetnoot4). Volgens den gildebrief van Epe (prov. Gelderland) voor de St. Antonis gilde, ged. 1504, was elk gildebroeder verpligt, om bij het gemeenschappelijk gelag zijn boogcruys mede te brengen, op de verbeurte van ½ vat bier, en wanneer een der gildebroeders stierf, moest hij zijn cruysboog aan den beschermheilige St. Antonis vermakenGa naar voetnoot5). Waert zake, zegt de

[pagina 44]
[p. 44]

schutters brief der stad Groningen van 1434, dat yenick schutte zijn armborst en twe schots inder stadt reyse, den solde men

[pagina 45]
[p. 45]

bijnnen eenre maend so guet een wedergheuen, ende dat olde solde he brengen opt raethuysGa naar voetnoot1), en verder, kregen sie oeck hijnder ofte schade voir den vianden in horen harnasschen ofte geweer, sollen wij hem oeck oprichten ende vergueden. Bij dien zelfden brief werd verboden de schutters wapenen en daaronder dus ook hunne bogen met toebehooren, te verpanden of regterlijk in beslag te nemen, en sal men ghene schutten wtpendem moghen an oir harnasch ofte an oir tuuchGa naar voetnoot2), De ordonnantien van Wagenborn

[pagina 46]
[p. 46]

in de Oldambte 1557 en van het kerspel Meeden, bepaalden, dat elk schut zijn eigen boog en eigen roer tegen den bepaalden tijd voor het schietfeest moest gereed houdenGa naar voetnoot1). Te Deventer houdt de schutter-ordonnantie van 1390 het navolgende in: Sal en eghelic een goot aermborst hebben, dat signs zelfs is, ende ten mijnsten 1 stoet ende burst alse der stat mede val te doene bi eenre pene, alse die gesellen onder hem overdragen; weert sake, dat yemant sijn aermburst verlore in der stad dyenste, dat den oelderluden wetlic ende kondich were, werd hem eene vergoeding gewaarborgd, daer solen die scepenen redelicken voer doenGa naar voetnoot2); terwijl de ordonnantie van 1520 (Vigil. Nat. Joh.) bepaalde, dat elck schutte sijn selues harnasch ende geweer, daer hie opgesat worde, bereyt maken ende hebben sal ende dat holden ende bewaren ter stadt eer ende behoeff, ende dair inne myt malcanderen sich tverbijnden, dit alsoe tdoen tot elcker tijd, als men dair ghebreck inne bevonde bij de pene van een vat byrsGa naar voetnoot3). - Te Franhker luidde de aanhef der schutter-ordonnantie van 1462: Jnt arst seel elck scatter habbe koker ende boghe, zwerd ende scild, ende selkens tij oeck ney voirderinga des coninck ende reedslioda bi een pena van VIIJ ponden totter mena scutteren orber en buraGa naar voetnoot4). - Hertog Willem beval bij zijn open brief van 6 Julij 1355 aan de schutgilde van Zierikzee, hij en hebbe wel harnasch tot sijnen leyue behoorende, ende hij hebbe eenen eygenen boge ende dat daertoe behoortGa naar voetnoot5). De leden der St. Joris gilde te 'sHertogenbosch behoorden, volgens hare ordonnantie van 10 Aug.

[pagina 47]
[p. 47]

1435, te hebben haer volle haernasch, enen losbaren wijndaes ende enen reysgeren bogen, hemseluen toebekorende. Tweemaal in het jaar ten minste waren de dekens verpligt daarover visitatie te houden en de schut moest bij die gelegenheid onder eede bevestigen, dat het zijn proper eyghen voetboog was, die hij bij zich had, bij gebreke telkens op de boete van 40 schellingen, half ten behoeve van St. Joris, half ten behoeve der gildeGa naar voetnoot1). - Te Tilburg verbood de ordonnantie van 11 Aug. 1670 aan de gilde van St. Joris den boog en pijlen van den mede-gildebroeder te nemen of te gebruiken, bij verbeurte van 6 st., de helft ten voord eele des eigenaars, de helft voor de gilde boven de schadevergoeding. Eene vroegere van dezelfde gilde, 23 April 1590, moest elke schut, behalve een eerlijken mantel en een zwart kleed, in den doelen kunnen vertoonen een voetboog van goed gereedschap en van behoorlijk getal bouten en pijlen voorzien. - In de ordonnantie van de St. Sebastiaans gilde te Boxtel 1604, moest elk schut geestlijck of werlijck zijn eigen handboog mede te brengen bij de oefeningen en bij het schietfeestGa naar voetnoot2). - Te Brussel schreef de ordonnantie van 1412 de 60 voetboogschutten der oude St. Joris gilde voor, dat zij wel gkestoffeert binnen luieren huyze van wapenen ende hernassche die hen ende niemandt anders toebehoeren sullen, moesten voorzien zijn, in gebreke waarvan zij met een oud schild beboet werden ten behoeve der gilde. Een der dekens te zamen met de gezworenen waren gehouden, ten minste viermaal 's jaars onderzoek te doen of dit voorschrift getrouw werd nagekomen. De wapenschouwing had doorgaans plaats op den dag van den plegtigen omgang en de voer de ommeganghe daer zij de LX gesellen wapene oversten gaen. De dekenen en gezworenen werden in 1389 ook daarvoor betaald met een nobel van

[pagina 48]
[p. 48]

8 sch. groot. Volgens de aangehaalde ordon. van 1412 werd niemand als broeder in de gilde aangenomen of hij en sal connen wel en gheneughelijk spannen sijnen boghe mit sijnen banderie ende mit sijnen vollen hernasche. Bij de handbooggilde was de wapenschouwing driemaal 's jaars bepaald en geschiedde door den koning, hoofdman, dekenen en gezworenen, op de boete van een half van een oud schild. Deze gilde moest zich bij het doen van eene reise, volgens art. 8 harer ordonnantie, tevens van voetbogen voorzien, in dier voege, dat de drie alsoo vele hebben solen als twee voetbogen. Geen schut was het veroorloofd de wapenen van een zijner gildebroeders weg te nemen of te verbergen op de boete van 3 livres en daarenboven, bij beschadiging of verlies, de geleden schade te vergoeden. Bij de groote voetbooggilde was het een der voorschriften, dat de schut bij zijn overleden zijn rok en besten boog ten geschenke vermaken moest aan de kerk du Sablon. Item, soe wat ghesellen dat sterft, hij sal geven onser vrouwen opden Zauel, zijn volle cleet, alsoe hijt droech, ende sijnen besten boghe met dat daer toe hoert. Was de overledene een heer, jonkheer of broeder, dan was hij gehouden zijn nieuwste kaproen of schutskovel en zijn besten boog te geven, of wel in plaats des boogs 2 peters te betalen. Als enich gheselle aflivich waere, ende van live ter doot comt, het zij heer oft jonckheer oft medegheselle, die jaerlijcx maer den capruyn en nemt, dat hij sal moeten geven Onser Vrouwen opten Zavel sijnen capruyn van den nuwen cleede ende sijnen beste boghe met ghericke datter toe hoert. Ende waert dat de voirseide persone des gerecx niet en hadde, als hij van live ter doet comen is, dat hij, wie hij es en binnen der voirseider gulden es, dat hij voer dat gherec sal geven Onser Vrouwen op ten Zavel te haren werken 11 peters oft de weerde daer afGa naar voetnoot1). - Bij brief van 19 Junij 1446 verleende Philips de Goede aan de schutters van Niepoort, op voorwaarde van het verleenen van hunnen bijstand in geval van oorlog, het regt

[pagina 49]
[p. 49]

van met hunne bogen en wapenen door geheel Vlaanderen te trekkenGa naar voetnoot1). - Ook verkreeg de St. Joris gilde van Oudenaarden dit voorregt bij opene brieven van hertog Jan, den Julij 1408 te Gent gegeven, behelsende onder anderen het sub no. 1, op den inventaris hunner stukken voorkomende handschriftGa naar voetnoot2), ‘dat bij middel van supplicatie gedaen bij schepenen, koningh, deken ende confraters van tvoorzijde gulde, daer bij vertoo-

[pagina 50]
[p. 50]

nende, hoe dat sij diversche reysen ter deffensie vande stad ende tlandt hebben geexponeert hun leven ende goet, aen de

[pagina 51]
[p. 51]

voors. schepenen vander stad, koning, deken ende confraters van het gemelde guide van St. Jooris heeft ghepermitteert ende geoctroyeert te mogen draegen ende gaen geheel tlandt door met hun harnassen ende defensive waepeuen, zoo luyt: Pour qu'il chaseum deux puissent porter, aller paisiblement à tous leurs harnois et armures deffensives en et parmi nostre dict pays. Philips de Goede bekrachtigde bij zijn brief van 7 Mei 1421 de oprigting der St. Sebastiaans gilde van Aalst, op voorwaarde, dat elk gildebroeder met 2 bogen en 4 dozijn pijlen moest gewapend zijn, als hij hen ter heirvaart opriepGa naar voetnoot1). Dezelfde vorst verleende bij privilegie van 5 Febr. 1444 aan de handbooggilde vaa Lier het regt om buiten de stad naar eene andere plaats trekkende, statelijk hunne bogen te dragen ende geschutte met hem te hebben, alsmede hun pansier, lange messen en zwaarden, hetgeen anders alleen het voorregt des adels was, maar hij beding tevens, dat zij bij hunnen doortogt die oploopige wapenen moesten afleggen in tavernen, herbergen. Voorts schreef hij voor, dat elk hunner zoude behooren te houden een hoet, wapene, helm en een hoge met eenre trosse goeds geschuts, houdende ten minste eene dosijne, om aldus gewapend hem en de stad ten alle tijde te kunnen dienen of onse officieren tot heuren versueken om die heerlijkheit te versterken. Hoewel veelal de stad in de krijgsbehoeften der schutgilde voorzag en ook Lier dit waarschijnlijk vroeger deed waren echter de schutten in 1370, toen zij in den veldtogt van Wenceslaus van Brabant tegen Willem van Gulik mede

[pagina 52]
[p. 52]

trokken, hunne eigene wapenen, geschut en krijgsbehoeften zich aan te schaffenGa naar voetnoot1). Het charter van Maria van Brabant van 1386 aan de voetbooggilde van Turnhout verleend, beboette al wie te viertin nachten niet kwam schieten in den doelen met eenen gerichten boghe, die sijn selfs es, met een groot, en vergunde den deken en den gezworenen, also dicke alse willen te besoeken deser ghesellen hernasch ende haer boghen, ende waer sijs niet en vonden ghelijc als den boghe toehoert, of dat sijn selfs niet en ware bi sinen eede, beide boghe ende hernasch hi waers om twintich schellingenGa naar voetnoot2).

Het aangevoerde zal toereikend zijn, om ons te doen opmerken. Vooreerst dat de steden en vorsten getracht hebben om, voor zoo verre dit in die tijden doenlijk was, te zorgen, niet alleen om, vooral bij de schutgilden, welke in zoovele opzigten het karakter eener bepaalde krijgsinrigting droegen, de wapenen, waarvan zij zich het meest bedienden, namelijk den voet- en

[pagina 53]
[p. 53]

handboog en wat daartoe behoorde, in goeden staat te doen onderhouden, maar ook om in hunne krijgstoerusting eene meerdere gelijkvormigheid te doen heerschen dan, uit den aard der zaak, kon gebragt worden, èn bij de overige gilden, wanneer zij ten krijge werden opgeroepen, èn bij de door hen tegen bezoldiging, in tijden van nood, in dienst genomen vreemde krijgslieden. Ten anderen, dat men zich steeds heeft beijverd, om het denkbeeld van eer en onderscheiding, die aan het dragen van sommige wapenen waren verbonden, levendig te houden; want, even als het zwaard bij den ridder, zoo waren de voet- en handboog bij den schut het eerewapen bij uitnemendheid.

 

Even als de neringgilden hadden ook de schutgilden hare veldteekenen, banieren, vendelen, wimpelen, pennoenen genaamd. Aan deze banieren, welke vooral in de zuidelijke Nederlandsche gewesten soms van de kostbaarste stoffe vervaardigd waren en soms met gouden en zilveren versierselen prijkten, deed zich de moedige en fiere schutgilde spoedig onderkennen, hetzij dat zij zich in open veld ten strijde toegerust vertoonde, hetzij dat zij door hare tegenwoordigheid de plegtstatige optogten en geestelijke ommegangen opluisterde. De blasoenen der oudste gilde, namelijk die van St. Joris, zegt de heer de Vigne, waren bijna overal dezelfde, namelijk een kruis van keel op een zilver veld. ‘Ces couleurs,’ zegt de heer Wauters, ‘sont emblématiques; l'argent, signe la pureté, rappelle sans cesse aux membres de la corporation la fidelité, qu'ils doivent an souverain et à la patrie, de même que la teinte rouge de la croix de leur étendard, indice de fierté, de courage et d'intrepidité, les fait souvenir qu'en toute occasion ils doivent être prêts à verser leur sang dans les combats.’

[pagina 54]
[p. 54]

De jonge voetbooggilden namen, om zich van de ouden te onderscheiden, wel eens òf andere wapenteekenen aan of bragten daarin eenige wijzigingen. Zoo had b.v. de jonge voetboog gilde te Brussel een zilver kruis op een veld van keel. De banier dier gilde te Kortrijk had een kruis van keel op een zilver veld met 4 kleine kruisjes insgelijks van keel in de hoeken. Waarschijnlijk zullen de verschillende kleuren en teekenen der steden ook aldaar aanleiding hebben gegeven tot soortgelijke afwijkingen. De St. Sebastiaan of handbooggilde voerde doorgaans het wapen van Jeruzalem, terwijl de kleur der stof zich meestal naar die der stadswapens wijzigde; zoo hadden b.v. de St. Sebastiaans gilden te Brussel, GentGa naar voetnoot1), DoornikGa naar voetnoot2) en Halle nagenoeg hetzelfde blasoen tot veldteeken. De overeenkomst van den banier der Brusselsche gilde met het blasoen der hertogen van Bouillon, heeft aanleiding tot de bewering gegeven, dat die gilden door hem waren opgerigt, doch daar deze ten zijnen tijde naauwelijks bestonden, is het gevoelen van den heer Wauters aannemelijker dat, lang na dien tijd, de gilden bij hunne bepaalde instelling tot wapenschild dat van een held hebben gekozen, zoo hoog door hen wegens zijne schitterende wapenfeiten vereerd. De banier der St. Michiel of scherm-gilde prijkte met het gildewapen, zijnde een veld van azur met zilveren streepen kruisgewijze. Later ontving zij uit erkentelijkheid voor hare bewezene diensten bij de belegering van Jerusalem, van Godfried van Bouillon de vergunning, het wapen der heilige stad in het midden van haar schild te voerenGa naar voetnoot3). Of

[pagina 55]
[p. 55]

nu in de noordelijke gewesten van Nederland de schulgilden. zoo algemeen als in de zuidelijke, dezelfde wapenschilden hebben aangenomen, is niet met juistheid, uit gebrek van bescheiden, te bepalen Vermoedelijker is het, dat vele, ja zelfs de meeste schutgilden zich zullen hebben bepaald tot het aannemen der kleuren of wapenschilden hunner steden, welligt met geringe wijzigingen, om zich van de overige gilden te onderscheiden. Te Leiden hadden de schutten 1399 roode penyoenen en zilveren banieren, welke laatste te Utrecht waren vervaardigdGa naar voetnoot1). Te Utrecht hadden de schutgilden een rood en een wit vendel of pennoen, beide kleuren van het stadswapen, zoo als dit blijkt uit de navolgende afkondigingen, die ook wegens de aanduiding der marschorde, waarin die gilde bij het doen eener reise voorkomt, de mededeeling verdient.

Des woensdaghes op sint Valentinus auond (14 Febr.) 1387.

Waert sake, dat hier enich gherufte quame, bi nachte ofte bi daghe, dat de vijande inden velde waren ende men den bankloc ene langhe poze sloeghe, so zellen die ghilden wttrecken, also alse hier na beschrcuen staet: Jn den eersten, zo zellen wttrekken ene batali volex, ter eerster reyzen demen wttrecken zel, dat zellen wezen de louwers enz. ende daer toe

[pagina 56]
[p. 56]

de scutte van den ouere eynde mitten roden wimpel. Ter ander reyzen daer na zellen wttrecken de wantsniders ende sniders, ende daer sellen onder trecken de oude raet, ende de ghene, die onder der stat baniere gheset zijn, de vleyshouwers enz., ende daer mede zellen trecken de scutte vanden nederen eynde mitten witten wimpel. Ter derder reyze zellen wttrecken de merslude enz., ende de scutte mitten roden wimpelvanden overen eynde, ende also voert van reyze te reyzeGa naar voetnoot1).

Opten Asschelen woensdach (22 Febr.) 1387.

Voert so wanneer men die klocke slaet ene poze, als men vijande verneempt inden velde, ofte dat men ene batali volx wtsenden zel, zo zellen die eerste reyze wttrecken ene batali volx, dat sell wezen die louwers enz., daer toe de scutte vanden over eynde mitten roden wimpelGa naar voetnoot2).

Des vridaghes na zinte Peters dach ad Vincula (4 Aug.) 1402.

De raet ghebiet enen ijgelic, die glieordineert is wt tereyzen, dat hi hem daertoe zaet, dat hi rede zi, morghen ter IXder vren na prime tijd ghewapent te comen opter Plaetsen, als men de cloc slaet, dat is te weten, die raet biden rade, ende elc bi zinen onder homans in zijn ghilde, ende di scutte bi horen houftmans, ende alse men die klocke anderwerve slaet, dat sel wesen ter Xder vren, ende dan zelmen recht uoort wttrecken. Voert zo en zei nyemant trecken, nochte varen voer der stat wimpel, nochte nyemant en zel bliuen after der scutter wimpelGa naar voetnoot3).

Op zinte Philips ende zinte Jacobs auont der heyligher apostelen (30 April) 1403.

Aldus zellen de ghilden wttrecken, als men de sloc slaet, ende stat ghewapent wtreyst an dr een batalien. Inder eerster

[pagina 57]
[p. 57]

batalie zellen trecken de lowers enz., ende daer zellen de pijnres bi wezen, ende hier zellen mede wttrecken alle de scepene, raet ende oudermans, die in dezen voerzeyden ghilden horen, ende hier zel bi wezen der scutte rode panyoen enz. Inder ander batalie zeilen trecken der stat bannier, de wantsniders enz. Inder derder batalie zellen trecken de merslude enz., ende hier zel bi wezen der scutte witte panyoenGa naar voetnoot1).

Des woensdages na Beloken Pijnsteren (17 April) 1405.

Aldus zellen die ghilden wttrecken als men die cloc slaet ende die stat gewapent wt reyst aen drien batalien. In der eerster batalie zellen trecken die louwers enz., ende sel bi wesen der scutte rode penyoen. Inder ander batalie zellen trekken der stat bannier, die wantsniders enz, Inder derder batalie zellen trecken die merslude enz., ende hier zel bi wezen der scutte witte panyoenGa naar voetnoot2).

Des dijnsdages nae Vieten (15 Junij) 1420.

Inder yerster betalien sellen trecken die louwers enz., ende hier sal bij wesen der schutte rode panyoen. Inder ander batalien sellen trecken die marslude enz., en daer sellen bij wesen der schutter witte panyoenGa naar voetnoot3).

Omtrent de orde van uittogt der gilden is ook merkwaardig de ordonnantie daaromtrent voor de Gentsche gilden door den heer de Vigne medegedeeldGa naar voetnoot4), en hetgeen hier bepaaldelijk omtrent de banier van de St. Joris gilde voorgeschreven was. ‘Eerst dat niemand, so wie hi sij, edele of onhedele en trecke noch en purre, noch en logiere over St. Joris, de banniere van Vlaanderen ende van der stede van Gendt,’ - alsmede ‘voort dat negheen carijn en trecke voir sent Jorijs carijn.’

Het blijkt hieruit welk een hoog aanzien deze gilde aldaar genoot.

Wat nu betreft de vorm en grootte van de veldteekens der

[pagina 58]
[p. 58]

schutgilden, zoo zullen zij, even als over het algemeen de banieren in de 12e en 13e eeuw van eenen langwerpigen en in de 14e eeuw van eenen zuiver vierkanten vorm waren, daarin ook weinig verschil hebben gemaakt. Te oordeelen na de afbeelding in het meer genoemde werk van den heer de Vigne schijnen zij tamelijk groot geweest en in een draagriem van de schouders afhangende, gedragen te zijn geworden. De standaarddragers, beide der voet- en der handbooggilde, schijnen ook, volgens deze afbeeldingen, beter gewapend te zijn geweest en door het dragen van zwaard en helm zich van de overige gildebroeders te hebben onderscheiden. Het dragen van den banier werd als eene groote eer en onderscheiding aangemerktGa naar voetnoot1) en viel doorgaans de edelste en aanzienlijkste der gilde te beurt; zoodat dan ook diens krijgstoerusting vermoedelijk beter en rijker was. Wat de stof aangaatGa naar voetnoot2), waar-

[pagina 59]
[p. 59]

van de banieren waren vervaardigd, zoo waren zij in dat opzigt overeenkomstig met de rijke kleederdragt der schutten en werd ook vooral aan die eerteekens hunner instelling eene bijzondere zorg besteed. Van kostbare zijden stoffen of van fijn lijnwaad of neteldoek, sindaelGa naar voetnoot1) genaamd, vervaardigd prijk-

[pagina 60]
[p. 60]

ten daarenboven deze banieren met zilveren of gouden franjen of andere versierselen, zoo als b.v. het schut vaandel der stad

[pagina 61]
[p. 61]

Lier in 1397 van zijde was en versierd met franjenGa naar voetnoot1). Later treft men diezelfde pracht in de vaandels aan; zoo werden b.v. in het jaar 1524 de twee schuttervaantjens van Utrecht van goud gemaakt. Eene soort van stof, sloeyerdoec genaamd,

[pagina 62]
[p. 62]

schijnt gewoonlijk tot de vlag te zijn gebezigd geworden, althans was dit te Utrecht en Arnhem het geval. Deze sclmtswimpelen en banieren waren echter soms eenvoudig van linnen en lakenstof vervaardigd, zoo hadden de Leidsche schutters in 1427 linnen wimpelen en prijkten in 1456, toen zij over Utrecht naar Deventer trokken, deze linnen wimpelen met het wapen der stad LeidenGa naar voetnoot1). Veel zorg werd

[pagina 63]
[p. 63]

bij het vervoer voor de banieren gedragen, en werden, wanneer zij niet gebruikt werden, in daartoe vervaardigde kokers, doozen of laden geborgenGa naar voetnoot1).

Voorts werd het vaandel niet, zoo als later het gebruik werd van de staf of lancie vastgespijkerd, maar het werd er aan gebondenGa naar voetnoot2).

[pagina 64]
[p. 64]

Zeer waarschijnlijk bezaten de meeste schutgilden tweederlei soort van banieren of vendelen, namelijk die, welke zij bezigden, wanneer zij ter heirvaart uittogen, en die, welke zij alleen hielden voor hunne plegtstatige optogten bij gelegenheid der schietfeesten of plegtige ommegangenGa naar voetnoot1).

Hiermede zal ik dit tweede gedeelte mijner proeve eindigen. Uit hetgeen daarin door mij over dit veelomvattend onderwerp is bijeenverzameld en aan het goedgunstig oordeel des lezers wordt aanbevolen, zal gebleken zijn, welk een ruim veld van onderzoek deze stof oplevert en hoe vele bouwstoffen er nog zijn te verzamelen, voor dat er aan eene grondige beschouwing van eene in alle deelen volledige geschiedenis der Nederlandsche schutgilde, als krijgs- en burgerlijke instelling beschouwd, kan gedacht worden. Hetgeen over deze gilde, zoowel vroeger als nu, is medegedeeld, en later, als vrucht van nadere onderzoekingen, gevolgelijk zal worden in het licht gegeven, is dan ook slechts als eene schets te beschouwen, die den grondslag leggen kan eener vollediger bewerking van dat onderwerp. Deze schets zal trouwens, zoo ik vertrouw, het nut hebben, dat zij, bij het onderzoek naar oorspronkelijke nog onbekende oorkonden in de stedelijke archieven, de aandacht van velen zal bepalen op die bescheiden, welke de instelling der schutgilde betreffen, en hen opwekken om die bronnen aan het licht te geven, welke noodig zijn, om aan eene nadere bearbeiding van dat onderwerp de gewenschte volledigheid te kunnen geven.

[pagina 65]
[p. 65]

Bijlagen.

No. 1.
Aanteekeningen uit de kameraarsrekeningen der stad Deventer, betreffende hare vroegere schutgilde, getrokken uit de excerpten, hoofdzakelijk door den heer Jordens, en gedeeltelijk door de heeren M. en J. van Doorninek vervaardigdGa naar voetnoot1).

1356. 2e rekening. Seruo domini episcopi portanti litteram scabinis ab ipso, in quo supplicauit pro sagitteriis sibi concedendis.

1357. 1e rekening. In vigilia beati Petri et Pauli apostolorum per Gerardum op Enghestrate. Theod. de Arnhem Ghench. et Egidium conscribentes per plateas ciues ad preparandum sua arma.

Johanni de Bremen pro factura auis dicte papegaije et pro argento ad eamdem.

Pro factura instrumentorum dictorum dole et moncium intra muros erga quos sagittarii sagittant.

1358. 2e rekening. Sagittariis ciuitatis quum jacuerunt in domoGa naar voetnoot2) leprosorum expectantes inimicos.

1359. 1e rekening. Pro duobus pannis rubeis ad tunicas sagittariorumGa naar voetnoot3) feria tercia post Bartholomei oldermannis sagittariorum quum ordinauerunt eorum statuta.

[pagina 66]
[p. 66]

2e rekening. Sagittariis ciuitatis ad ludum eorum V ℔. Later nog eens I ℔.

1360. 2e rekening. Expositum Werneri de reysa supra Frisones ciuibus et sagittariis.

Pro C. libris dictarum salpeter per Thomam institorem Traiecti emptis ad usum ciuitatis.

1361. 1e rekening. In de Nederduitsche taal Op vasten-avond, onder anderen, den schutten XV s.

1361. 2e rekening. Item des zonnendagh na Odulfi do sij papegaey scoten, V ℔.

Item omme rocke doe dy schutten hadden vppe den seluen dagh (St. Paulus en H. Petrus avond) XXXIX ℔, XVJ s., IIJ d.

Des wonsdagh na P. et P. do men den scutten hore rocke afsneed bi den Cemeners.

1364. 1e rekening. Item eynen smede, die den scutten coning hadde gheweest.

1365. 1e rekening. Des dinxdagh na Pinxsteren den schutten do sij papegay hadden geschoten.

1366. eerste rekening. Van der cost, den die schutten hadden verteerd do sij den papegay hadden geschoten, ende van horen papegay, den hoer coning drecht, te vermaken.

1366. 2o rekening. Item den schutten bider scepen ghehiete tot horen spele eynen nyen motten, mak. XXXIJ s., VJ d.

1367. Eenige rekening. Aan zes schepenen, do sij mit eyn deel van der ghemeynle tot Essenderhare na den vijanden gejaghet weren.

Item op dieselue tijt bi den vorser, scepenen den scutten ghegeuen die mit hen vuyte weren. Hier komen dus gemeente en schutten te zamen voor, Dingsdag na Pinksteren schieten zij weder naar den papegaai en krijgen ook op misseldag eene vereering. Insgelijks op Vastenavond.

Item Bruen Nyeghenap, die hi verleghet hadde den stratenoten in Overstraten in coste, die sie verteerden bouen haer vordel do sie in den somer den clocslaghe ghevolget weren.

De stad betaalde dit Jaar 924 ℔, 11 s., 3 d. aan soldenters, hoofdzakelijk tegen Denemarken.

1368. 2e rekening. Den schutten, do sie horen papegay hadden geschoten, bi der scepen ghehiete tot volleste to hoerre gheselschap die sie do hadden, XIJ ℔.

Op misseldag weder eene vereering.

1369. 1e rekening. Bi Oden Herberte enz., do sie dat harnassche besien hadden.

[pagina 67]
[p. 67]

In dit jaar werd er veel geld betaald aan 27 personen voor het houden van paarden.

2e Rekening. Des vrijdaghen nachtes bi Joh. Pamont ende Dyric bi den Brindie doe sie den ale in den borchgrauen venghen.

Deze aal-vangers waren twee leden der regering. Zij droegen veel zorg voor het levend houden en inpoten van visschen. Iets later komt voor, dat ook de schutten in de grachten gevischt hebben en daarop eenen bijslag van de regering tot hunnen maaltijd ontvingen, zie. de 2e rek. van 1374. Mogelijk echter maakt het eenig onderscheid, dat aldaar van stads graven en niet van borchgraven de rede is. In dat jaar waren de schutten 82 in getal.

1370. 1e rekening. Den jonghen schutten do sie horen papeghay geschoten hadden, IJ ℔ (Pinkster dach). Eerste melding van de jonghe schutten.

1371. 1e rekening. Des sonnendagh vp Sente Margreten dach den schutten do sie papegay gheschoten hadden, to vollesle hoerre cost die sie verteerden, XVJ ℔.

2e Rekening. Den jonghen schutten do sie horen papegay hadden gheschoten, IJ ℔. Opmisseldag den schutten XX s.

Item Hademanne van Heten van dat hi over iaer die schutten regiert hadde, IIJ ℔. II. v. H. was lid van de regering. Dit is het eerst dat deze post voorkomt. Bekleedde dusdanige regierder dezelfde betrekking als de scuttemeisters van 1354 en de deputati ad scutambacht. (Zie Dumbar) van 1344, was er nu een voor twee hoofdleden, in de plaats gekomen. Zie de volg. rek.

1372. 1e rekening. Item bi scepen en raet, alse van Auerstr. Engestr, van den Berghe en van Assenstr. do sie omme die straten ghegaen hadden ende hadden ghezeghet elker malche wes dat hi hebben zoelde tot harnassche.

Gelijke post voor vier andere straten.

Item Hademan van Heten bider scepen ghehiete, vor dat hi ouer iaer der schuttenampt verwaert hadde IIJ ℔, XV s.

2e Rekening. Item des sonnendagh na onser kercmissen den schutten do sie papegay gheschoten hadden, tot hoerre cost die soe te zamen verteerden in hoerre geselscap, XVI ℔.

1373. 1e rekening. Des dinxdagh vp Sente Margreten avont do die schutten horen papegay gheschoten hadden tot hoerre maellijt, die sie te zamen aten, daer die jonge schutten mede zaten, XX ℔. Waarschijnlijk is dit hetzelfde schutten-feest, 't welk volgens de vorige post even na Deventersche kermis is gehouden, want St. Margriet valt

[pagina 68]
[p. 68]

in op 20 Julij en de D.v. kermis had in het midden van Julij plaats. Op misseldag vereeringen als altijd.

1374. 1e rekening. Do die jonghe schutten horen papegay geschoten hadden, tot volleste tot hoerre maeltijt IJ ℔.

Vor XVc pile en IIJm pile, XVIJ ℔, VJ s.

2e rekening. Den schutten tot volleste van eyner gheselscap die sie te samen hadden ghehad, do sie hore vyssche te samen aten, die sie in der stad graven ghevanghen hadden, IIIJ ℔.

Do sie die lude van den straten vytghebodet hadden die mede trecken zoelden vor dat hues tou Voerde.

Den schutten do sie horen papegay geschoten hadden, XXIIIJ ℔.

1377. le rekening. Rubriek: Vor houerscheyt, waar onder: den schutten do sie horen papegay geschoten hadden tot volleste tot hoerre maeltijt, XXIIIJ ℔.

1378. 1e rekening. Mit den hoeftluden van onser stad schutten gherekent enz. Dus weder hoeftluden.

‘De schutten trokken uit tot Zutphen om de kooplieden te beveiligen’

Item vor XXXV heelre zaerdoke daer die oelde schutten dobbel schopen af hadden, vor elken vorschr. saerdoec IIJ oelde guldene Vrancrix sch. ende IJ vlem. pl., maken CVIIJ oelden Vrancrix schild ende XX pl, den oelden schilt gherekent vor XXXJ pl. ende IJ br., die maken te samen IIJc XXXVIJ ℔, XVIII s., IX d.

Op misseldag den scutten tot horen spele. In de beide rekeningen van 1334 komt niets bijzonders voor omtrent de schutten. De vereering heeft alle jaar plaats.

1380. 1e rekening. (Zaterdag na Zonnend. Oculi) bi Had. v. Heten Peter van Lyenen Roelf ter Brugghen, die mit onser ghemeynte vyt ghetrect weren, do men die clocke gheslaghen hadde. Zie Dumbar. Hademan van Heten lag voor Eerde. Er waren ook schutten naar het huis te Eerde getrokken.

2e rekening. Item XLIJ schutten die inder yrsten reysen ende inder ander reysen vor den huyse tot Eerde gheleghen hadden, vor hore wijn enz.

1382. 2e rekening. Item vier schutten, die mit Johanne van Leyden to Arkelsteyn treckende van Deuenter, daer hi do ghecomen was vor onsen heren van Vtrecht, daer hi te done hadde van sinen zaken, dat hi den toern to Arkelsteyn waert.

1384. 1e rekening. De oude en jonge schutten kregen nog elk janr wanneer zij papeghay schoten, iets tot volleste van hoerre maeltijt.

1385. 2e rekening. Bi een deel schutten, die inder reysen vor Ulft mede gheweest hadden.

[pagina 69]
[p. 69]

1386. 2e rekening. Onderscheidene schepenen gingen omme die straten ende bezaghen onser ghemeynten harnasch.

1388. Eenige rekening. Den schutten, die in die reysewesen sodden, dat sie onse stad den bertoghe van Gelren sende sine slote te helpen to werenne, do sie die vyanden uytlaleden, IIJ ℔ XVIIJ d.

Otten, onser stad misselgier, die tot Arnhem was ghereden an Herman Splitof, dat hij to huys comen woelde, alse mede in die reyse to trecken, dat onse stad den hertoghe van Gelre liende XXV schutten, sine slate to helpen weren.

Item des manendagh op Sente Matheus dach bi den XXV schutten, ende bi den XXV wapentuerres, die onse stad den hertoghe van Gelre sende sine slate helpen te weren, vor wijn ende cost, die sie voer ende na verteerden, doe sie vyt trecken solden, XVJ ℔, XVJs., IXd.

Otten, onse stad misselgier, die tot Venlo was ghelopen an Hademan van Heten en Herman Splitof, die daer laghen van onse stad weghen in des hertoghen dyensle van Gelre, mit een deel gheldes ende mit onse stad breue.

Item op Sente Matheus dach bi Hademan van Heten ende Herman Splitof, die van onse stad weghen tot Venlo ghereden weren, daer sie leghen mit XXV schutten ende mit XXV ghewapent, daer sie leghen in des hertoghen dyenste van Gelre teghens den koning van Vrancriken, die daer te veelde lach, ende daer sie omme vyte weren XXVJ daghe, vor hore cost die sie verteerden in der herberghen bouen hore leverancie, die hen ghelouet waert, ende vor anders oncost ende onraet weder ende voert, CX gulden, maken IJc XLVIJ ℔ X s.

Item dinxdagh na Sente Remigius dach bi Jacob van Apeldoren, die van onse stad weghen mit X glauien ghewapent to Nijmeghen ghereden weren omme bede wille onses heren van Utrecht, daer sie leghen in dyensle onses heren van Gelre, sine stede helpen te weren teghen den coning van Vrancriken, die ten veelde lach in des hertoghen lant van Gulike, CXXX ℔, X s.

Item vor een schip haveren, dat onse stad den hertoghe van Ghelre sende tot vollesle tot sinen orloghe teghens die Brabanters, teghen Herman Splitof ghecoft Vc mudden, elc mudde VIIJ pl., maken IIIJc ℔, van der vorsz. haveren te vuerlone, dat hi sie mit sinen scepen to Nijmeghen vuerde, XLJ ℔, V s.

Maes Maessoen, vor (sijn) dyenst, dien hi tot onse stad behoef ghedaen hadde tot Venlo, inder tijt do onse stad hoer vole daer ligghende hadde teghen den coning van Vrancriken.

1390. 1e rekening, De oude ende jonge schutten waren voor Coelt-

[pagina 70]
[p. 70]

haues hues geweest. De regering had 't vorige Jaar op Coelthof's verzoek, op zijn huis, dat ergens achter Zutphen gelegen schijnt te hebben, bezetting en leeftogt gezonden.

Er trokken schutten uit om de stad Goor te helpen, zoo het schijnt tegen die van Diepenheim.

1392. Eenige rekening. Bi Hademan Ghert Gelijs soen, Henric ter Brugghen en Gherijt van Rijsen, mit een deel van onse ghemeynlen ende mit onse stad schutten oelde en jonghe, die uyt gheweest hadden, do die vyande hier vp den Enghe ende inden lande gheweest hadden, vor wijn enz.

Komt meermalen voor volgens de aanteekening van den heer Jordens. In dit jaar werden de wetten voor de oude schutten gemaakt. Zie Dumbar, K. en W. Dev., II. 177 en 178.

1393. 1e rekening. Angherekent yrst bi Hademan ende Herman Splitof ende na [bi Butsihen vor cost ende teeringhe, dat Gosen die armborstierre zelf tyende ghesellen onse stad schutten verdaen hadden, do sie vyttrecken soelden vp die reyse des hertoghen van Gelre int Slichte van Colne, ende do sie van dier reysen weder to hues gheoomen weren mit horen knechten, die bi hen weren soelden, te zamen VIJ guld. XXV gr. Uit eene andere post blijkt dat de hertog toen ‘mit den bisscop van Colne strijden woelde.’

Item op Witten Vrijdach Gosen den armborstierre, die ghereden was tot Vtrecht ende tot Amersfoert, ende zeghede hen dat onse her van Vtrecht doet wer. Het papegaaischieten had nog elk jaar plaats.

1394. 1e rekening. Item Berende Pelser, die inder nacht ghelopen was tot Olst, ende voert die kerspele alomme in Zallant an die richters, dat sie mit horen ridenden volcke hier to Deuenter comen soelden vp die verbodinghe van den vyanden, die her Herman van Vandenrade vernomen hadde.

48 personen van de stads schutten trokken mede uit tegen de vijanden.

Item des Manendaghes vp des Hillghen Cruysdach Exaltacio, bi Vrederic vander Eeze, Henric van Leyden ende Lubbert Johans soen mit den wapentuerren ende mit den schutten, die rijden soelden mit onsen heren van Vtrecht in sinen reyse vor Raesuelde, ter maeltijt, die sie deden do sie uyttrecken soelden, X guld. VIIJ gr. Zie Moenen.

Item des sonnendaghes daer na vp Sente Mattheus auont bi Vrederic van der Eeze, Henric van Leyden ende Lubbert Johans soen, mit den wapentuerres ende mit den schutten ende ander hore geselscap, do sie weder te hues ghecomen weren vander reysen vor Raesuelden, ter maellijt, XVIIJ gul, XIJ gr.

[pagina 71]
[p. 71]

Item den twintich schutten die mede in die vors, reyse vor Raesuelde weren die mit hadden elke twe enen knecht, den vors, tyen knechten elken enen haluen gulden.

Dingsdag na Hilghe Cruys dag. Item bi Vrederic van der Eeze, Henric van Leyden, Lubberten Iohans zoen, die mit onsen here van Vtrecht in sijnre reysen vor Raesuelden weren ghereden mit twintich glauien ende mit twintich schutten, doer sie mit hen hadden knechte ende waghenlude vor hoer oost, die sie weder ende voert op die reyse verteerden bauen die leueranci, die hen onse here van Vtrecht leucrde LXI gl., XXIJ gr.

1396. 1e rekening. Item bi onse scepenen ende raet eensdeels mit onsen ghemeinten te peerde ende te vote, ende mit eens deels onser stad schutten jonghen ende oelden, die mit onses heren vrienden mit den vyanden jagheden in tland van Zutphen vp die Bijrckel, dat sie den vyanden den roef weder namen, vor cost ende der schutten wijn do sie weder te huys ghecomen weren, V gul., XIIIJ gr.

Item Alberte .... die twe reysen ene te vote ende te peerde in dat heer vor Rinensteyne gheweest hadde, ende Henric van Leyden, die daer mit een deel van onsen burgheren van onser stad weghen mede vor lach.

De bisschop belegerde en veroverde dit kasteel.

1405. 2e rekening. Hem des bisscops bode van Vtrecht die onse stad enen brief brachte dat wi des manendaghes na beloken Pinxsteren senden woelden L ghewapent ende L schutten te Borch voert te trecken mit siner vrienden in Vrieslant.

Boden van den bisschop en de steden Utrecht en Amersfoort bragten brieven, inholdende C ghewapent ende L schutten te senden voer Euersteyne, ende vermaninghe deden vp den verbantbreef, vp Sente Kalherinen auont daer te wesen.

Den bisscop van Vtrecht doe hii hiir binnen onse stat ghecomen was ende Euersteyne ghewonnen was ende Haghelsteyne, geschenket V ame wijns die lopen vp LVI gul.

1407. 1e rekening. De Hollanders lagen met hunne schepen voor de stad, De bisschop verzocht onz stad hen voorbij Hattem tot Kampen te veylighen. Eenige schutten gingen daartoe mede, alsmede eenige leden der regering met eenige burgers.

[pagina 72]
[p. 72]

No. 2.
Excerpten, genomen uit de Raadsdagelijksche en Buurspraakboeken, Schut- en Kameraarsrekeningen van Utrecht, betreffende de Utrechtsche schutgilde.

1380. Item gegeuen den scutten hoer doelen mede te maken XVIIJ ℔. Wiin papegay. Ghegheuen X hoeftmanscap van scutten, elke hoefmanscap IX take, make XC take. Zinte Joriis I t., der jonfrouwen I t., ende de inden Draec ghinc I t., den moelnaer ½ t., ende seuen spoelluden elken I minghelen, dat maket tsamen XCV ende I m. Ende wert gecoft tieghens Henric den Witte, elke t. om VIJ placken, dat maket LXXXVIJ ℔, X s., dat maket ander stat pay LXXIIJ ℔, XIX s., V d. K

Item des vridaghes na Sinte Marcus dach ewangelist waren die ouerste out ende nywe tesamen tot Johannes huys, doemen onsen heer van Vtrecht een antworde gaf, dat hi wel bidden mochte XXV scutte ofte XXV ghewapent opter reyzen Ouerijsel, ende spraken mit hem van alrehande zaken, coste X s. K

Item des vridaghes voer Pinksteren waren onse ouerste tot Johannes huys mit enen deel vanden rade ende mitten hoeftmans van den scutten om vole te zenden Ouerijsel onsen heer van Vtrecht te hulpe, coste XXV s. K

Item opten Pinxter auont tauontide, hadde die ouerste out ende nye, doe hi Jacob Sloyer dede halen ende men mit hem sprac om der scutter tente ende wimpel, coste XVJ s. VJ d. K.

Item des saterdaghes nades heylighen Sacraments waren om des briefs wille, de onse heer van Vtrecht ons ghezent hadde, alze om L scutte ende L ghewapent, ende van Dires saken van Delft, coste X s. K

Item opten sonnendach, doe haer Jan Palinc zijn eerste misse zanc tot Sinte Pouwels, ende men oec den pappegay scoot, doe bleuen onse ouerste tzamen eten om onruste te scutten of si yet vernomen hadde, coste aen wine ende spize IIJ ℔, XVJ s., VJ d. K

Item des donredages na Sinte Tiburcius was onse heer van Vtrecht ghereyst tot Jutfaes bi den heer van Egmonde, ende hem worden mede ghegheuen om zijnre bede wille XIIIJ scutte, ende elc had J m., maket IIJ ℔ ende X s. K

Item waren anderweruen ghesent tot Jutfaes mit onsen heer van Vtrecht XVIIJ scutten ende elc scut had J m., coste IIIJ ℔, X s. K

Item doe onse ouerste versament waren tot Willam Smits huys,

[pagina 73]
[p. 73]

doe se Lewensteyn huerden, die scutte in te leggen, coste aen wine ende spize, V ℔. K

Item des sonnendaghes na Sinte Victoers doe men die ghene screef die opte heyde riden zouden ende die scutte die mede wt reysden, coste V ℔. K

Item doe men dat voers. huze (Vredelant) spizede, doe worden daer omme wt ghesent X mannen vter wake ende LXVIIJ scutte, des had elc scut I m., beliep XVIJ take, maket XVIJ ℔. K

Item hadde VIIJ mannen die de scuten hoet waren, daer de scutten ende de ghilden in voeren, VIIJ ℔. K

Item op Sunte Gallen auont ende op Sunte Gallen dach waren een deel scutte ghezent opte heyde om onse borghers te veylichen, die de marcte tot Amersfoerde zochten, coste aen waghenhuer alse van zes waghene ende elc waghen hadde XXX pl., maket XXIJ ℔, X s. K

Item hadden die scutte, die de twe daghe mede wtghereyst waren, elc J mingliin, beliep XVIJ taken ende J mingheliin, elke twe J ℔, maket XVIJ ℔, V sc. K

Item ter zeluer tiid, sondag na Allen Heiligen van scuuthuere daer zi (de oversten ter dagvaard met den bisschop op 't Gein) ende die scutte mede voeren, VIIJ ℔, X s., mede wtghereyst C ende VIIJ scutte, ende elc hadde J mingliin, maket XXVIJ ℔. K

Item op Sinte Wilbroerts dach wert Alfer van der A gheleyt tot Gheyn toe ende daer waren mede XXXVJ scutte, ende elc scut hadde J minghelin, maket XXVIJ ℔. K

Item des manendaghes voer Zinte Nyclaes dach werden ghezent tot Gheyne XL scutte, die de heren van der ecclesien veylich den tot IJselsteyn, daer zi ghesent worden van der meenre ecclesie weghen om bede ende versoec vander stat, ende elc scut hadde J mingeliin, maket X ℔. Item hadde Aernt Lievinc, die de scutten voerde, XXXV s. K

1387. Op sunte Jorys avont. Voert so zellen do scutte vergaderen voer den huze tot Lichtenberch onder hoer pauyoenen, ende al de ghilden opter Plaetsen, ende elc onder zijns selfs banier. B

1396. Woensdages op sunt Valentinus auent waer dat sake dat hier enich gheruft quam bi nachte ofte bi daghe, dat de vijande inden velde waren ende men de bancloc ene langhe pose sloeghe, zo zellen die ghilden wttrecken, also alse hierna bescreuen staet. Inden eersten zullen ene batali wttrecken de louwers enz. ende schutten van den ouer eynde mitten roden wimpel. Ter ander reyzen de wantsniders

[pagina 74]
[p. 74]

enz. de scutte van den nedereynde mitten witten wimpel. Ten derde reyze de mersluden enz. mitten raden wiimpel van de ouereynde ende alsoe voert van reyze tot reyze. B

1398. Woensdaghes na sin te Mathiis dach. Die raet verbiet dat nyemant bi nachte nochte bi daghe en ga ghewapent op ter straten mit pansieren nochte mit ijzeren borsten in horen bosom nochte mit sweerden nochte mit langhen messen bi enen koer van C ℔ alst dicke alst yemant verbrake. B

1401. Opten zonnendach tebeloken Paschen. Voert gebiet de raet dat niemant ghene bome nochte rize en houwe enz. nochte in der scatter doelen. B

1402. Item ghegheuen den scutten hoer doelen mede te doen maken, XVJ V s., HIJ d. ende tot hoefscheit, XVJ ℔, V s., IIIJ d., maect XXXIJ ℔, X s. K

Item doe de jonghe scutte papegay scoten, doe wert hem ghescent VIIJ kannen wiins, coslen VIJ ℔, IJ s., XJ d. K

Item doe de scutte van den hantboghen papengay scoten, doe wert hem ghescent IIIJ kannen wiins, costen IIIJ ℔, J s., IIIJ d. K

Wtghegheuen vander scutte wiin doe men papengay scoet. Inden eersten ghegheuen Vc ende LXI scutten, elken J menghelen wiins, onzen heer van Vtrecht, den coninc, den twe ouerste hoeftmans, den twe pauijoendraghers elken dubbelden wiin, ende XVIJ spoelluden elken J mingheliin wiins, ende wert gheeoft tieghen Timan Herboert, elke take om VIIJ½ wit, beloept CXLVJ take, maect LXXXIIIJ ℔, IIIJ s., VIJ d. K

Wtghegheuen vander scutter wiin Martini. Inden eersten ghegheuen VcXLVIIJ scutte, elken J take wiins, onzen heer van Vtrecht, den coninc, den twe ouerste homans, den twee pauijoendraghers elken dubbelden wiin, haren Jan van Rijnesse IJ taken, Lodewijck den Walen IJ take, omdat hi der bannier droech, den scoute, den oversten out ende nye, den camcraers out ende nyewe, den scutmeysteren, den achten die der stat sloetelen van der stat poerten ende van der banckloc verwaren, elken J take, den deken van Oudemunsler IJ take, Johannes Tolnaer J take, Gerardus Heerman J take, Wilhelmus Bakerweert J take, Pouwels Knwt ½ take, Egbert van Amstel ½ take, Melys van Minden ½ take, Eerst Wolfaertzoen ½ take, Henric Scadenzoen ½ take, Jan Werre take, Peter van Compostelle ½ take, den drien torenwachteren ende den roedragher elken J minghel, Pawe, Aernt van Nyel, Vrancke, Peter Keyzer elken J menghel. Den tween slat trompenaers ende Henric metselgier elken J menghel ende

[pagina 75]
[p. 75]

Andries J menghel, vander scatter rollen te scriuen daer men den wiin wtgaf J take, beloept VcXCIIJ ½ take ende werden ghecoft tieghen Willem van Vloeten ende Jacop Herboert, alzo elc aem om XVJ gulden, alzo XXXIJ wit voer den gulden, dat beloept elke take mitten oncoste die daer op ghegaen is, XJ wit ende IIJ brabans, maket CCCCLVIIJ ℔, IIIJ s., IIJ d. K

Wtghegheuen vander scutte wiin Korsauont. In den eersten ghegheuen Vc ende XLVIIJ scutte, elken scutte J take, onsen heer van Vtrecht, den heer van Vyanen, den coninc, den twee ouerste hoeffmans, den twee pauijoendraghers, elken dubbelden wiin, beer Jan van Renesse J take, om dat wi al tiaer lang zinen zael ghebezicht hebben, den scoute, den ouersten out ende nye ende den cameraers out ende nye ende den scutmeysteren elc J take, den achten die den stat sloetelen vander stat poerten ende vander banckloc verwaren, elken J take, den deken van Oud Munster IJ take, meyster Peter Bloem, Johannes Tolnaer, Wilhelmus Bakerweert, Gerardus Heerman, der stat procuratuers ende notarius elken J take, Pauwels Knwt, Egbert van Amstel, Marcelijs van Minden ende Eerst Wolfaerts zoen, elken ½ take, Henric Scaden zoen, Jan Werre ende Peter van Compostelle, Bestout de piper, Gompoert de piper, Euert Zuermont, Peter de de trompenaer, Aernt van Nyel, Vrancbe, Peter Keyzer, Heymeric, Henric Gherijtszoen, der stat metselgier, ende Andries Volken zoen, elken J menghel, meyster Olifier, die al den scatter rollen screef voer zinen arbeyt J take, Braem van Lantscrone omdat bi der scutter pauijoen droech tot Tulle doe Hughe Grawert ziec was, J take, Harman Zillaert ende Dire van Rijswijc omdat men horen wiin drone ende tieghens hem niet en cofle elken J take, ende deze voers. wine wert ghecoft teeghens Jacob Herboert ende Daem van Heze alze elke take om XI wit endi brabants beloept VcXCVIIJ take ende J minghel, maket CCCCLJ ℔, XV s., IIJ d. K

1402. Des manendaghes na den groten Vastellauont. Voert verbiet de raet dat nyemant inder scutter doelen scade en doe, en dedet yemant hier en bouen dat woude de raet aen hem rechten na ghoetduneken. B

Item wert Henric Scaden zoen ghegheuen omdat hi den scutten, die op Nywenhuys laghen, een maent lang hoer bedden maecte ende dat hij ze boot, van elker weke XX wit, maect V ℔, VIIJ st., VJ d. K

Item has Peter Botterman van keerzen ende van anderen onrade dat de scutte hadden, die op Nywenhuys laghen, IIIJ gul., IIJ½ wit, maect VIIJ ℔, VIJ s., VJ d. K

[pagina 76]
[p. 76]

Item op zinte Gheertruden dach worden ghezent Wouter Grauwert ende Ghizebert ouer de Vechte, mit ons beren rade van Vtrecht tot Oudewater om meer vrientschap te maken tusschen onzen beer van Vtrecht ende den hertoghe van Hollant ende zijnen zoen, den greuevan Oestervant etc., coste de reyze mit scuythuer, belesier ende teringhe mit horen ghezinde, ende wiin die de scutte hadden, die mit hem wt waren te zamen L ℔, IX. s., IJ d. K

Item opten scortelen woensdach werden Mercelijs van Minden ende Eerst Wolfaerts zoen ghezent tot Woerden ende hadden mede X scutte om te brenghen binnen der stat Bernyerkijn, die lot IJsselstijn inder kerken gheleghen hadde, coste de reyze mitter scutte wiin voerscr. scuythuer ende teringhe te zamen X ℔, XVJ sc., d. K

Item opten Meydach worden ghezent Tijman Volmaer ende Tijman van Dorschen tot Adenslijc om den raet van Ghelre te veylighen in onzer stat te comen voer onzen rade out en nijwe alsi deden, ende hadden mede XXV scutte, coste de voers. reyze aen wiin die de voers. scutte hadden, aen scuythuer ende teringhe te zamen LXIIIJ ℔, V d. K

Item opten Heylighen Cruysdach Invencio wert Marcelys van Mijnden ghezent mitten rade des hertoghen van Ghelre, om den voers. raet te gheleyden tot Haghenstyn toe, ende had mede XXVIIJ scutte ende elc scut had J m., coste voers. reyze aen wiin, die de voerg. scutte hadden, aen scuythuer ende teringhe te zamen VIJ ℔ VJ s., V d. K

Item des zaterdaghes, des zonnendaghcs ende des manendaghes na Sacramentsdach (27, 28, 29 Mei) waren onse ouerste out ene nye ende een deel vanden rade tot Johannes buys, ende vercalden vanden brande ende moertbranders ende van ghewapenden luden ende scutten op huzen te legghen, ende den anderen stat orbaer, coste de drie daghe aen wiin ende appelen J ℔, XIIJ s., X d. K

Item derzeluen voers. zatedaghes na Bonifaes worden haren Jan van Rijnesse mede ghegheuen om hem te veylighen XVJ scutte, coste de voers. reyze mitten wiin die de voerg. scutte hadden, an waghen huer ende teringhe te zamen IIIJ ℔, IX s., VJ d. K

Item des zaterdaghes na Zinte Odulfsdach doe onze ouerste wtghereyst waren opten dachvaert tot Oudewater, doe begheerde de maerscalc dat wi hem zenden wouden opten Leckedijc een deel scutte om den Leckedijc te hoeden voer instekinghe, ende hem werden ghezent biden heemraden XXVIIJ scutte ende elc scut had J m., coste aen wiin die de scutte hadden ende den scuythner, te zamen VJ ℔, X s, IIIJ d.

[pagina 77]
[p. 77]

Item des woensdaghes na Zinte Tyburcius dach worden Jan van Lantscrone ende Jan van den Spieghel ghezent om een ra te trecken tusschen den Gestichte ende Hollant, ende hadde mede XXX scutte, coste de voers. reyze an teringhen ender scutte wiin voerscr. te zamen XIIJ ℔, VJ s., IX d. K

Des zonnendaghes na onser Vrouwendach Assumptio. Voert waer yemant die enighen man venghe van onser stat vijanden, die zellen zi behouden ende zelue scatten ende de stat zel hem hoer slote daer toe doen, maer waert dat yemant ghevanghen worde van onsen vijanden voerscr. ende de stat hebben woude, daer voer zel die stat gheuen Vc gulden den ghenen, die dien man gheuanghen hadde, wtghenomen daer der stat bannier ofte wimpel ofte der scatter wimpel in den velde waer, behoudelicken der stat hare oervede van alden gheuangen de zi der stat doen zellen. B

Op onser Vrouwen dach Conceptio. De raet vander stat ghebiet, dat een yghelic, ooc in wat ghilden dat si zijn, ende daer toe den scutten dien op dese tijd boert wt telegghen, dat si alle gader van desen avont bi scriuende zonnen wt trecken in den velde bi onsen rade ende vrienden tot Tulle ende bliuen bi hem legghen, ende yemant die dit verbrake de zellen onborghe wesen. Ende had hi oorlof van zinen ouderman dat en zei hem ghenen scade doen. B

Item op Zinte Pouwelsdach inden after winter worden Gherijd Vrencken ende Ghizebert ouer de Vechte ghezent ter Horst aen onsen heer van Vtrecht, roerende vanden capitel dat hier gheweest hadde vanden borchgreue van Montfoerde ende hadden mede XX scutte ende IIJ waghene, ende waren wt IIJ daghe, coste de voers. reyze an waghenhuere ende teringhe XLVJ ℔, J s., VIIJ d., vanden XX scutten voers ten voirs. reyze elken scut J m. wiins ende de twe ouerste homans elc ½ t., maect IIIJ ℔, J s., IIIJ d. K

1405. Des woensdagen na beloken Pijnsteren. Aldus zeilen die ghilden wttrecken als men die cloc slaet ende die stat gewapent wtreyst aen drien betalien. Inder eerster batalie zellen trecken die louwers enz. hier zel bi wesen der scutte rode pauijoen. Inder ander betalie zellen trecken der stat bannier die wantsuiders enz. Inder derder betalie zellen trecken die merslude enz. ende hier zel bi wesen der scutte witte pauyoen. B

1406. Des vridages na Paeschdach. Voert gebiet die raet dat nyemant boem ende rijser en houwe tot Oestbroec, jnde hage noch tot Oudwijc noch inder scutter doelen enz. ende dat nyemant en gheen eaep nochte gheiten noch te ander beesten gaen en laet inden scutter

[pagina 78]
[p. 78]

doelen bi enen koer van C se., alse decke alst yemant dede, ende dat die lude hoer kijndere wt den doelen houden zo dat hem niet en misschien van den pilen. B

Des woensdag voer Pijnsteren. Die raet vander stat heeft geset vier homans, alse Timan van Dorschen. Timan Walmer, Jacob Haecen Egbrecht van Groenenberch, tot des Antwerpenscher marcten, daerom gebiet die raet allen onsen borgeren en ondersaten, man ende wiue, die tot Antwerpen inden marckten varen sullen, dat hij hem rede maken ende rede sijn te varen nv een saterdage te prime tijt, ende dat sij dan te samen varen, elc mit sinen harnasch, ende die scutten mit horen bogen, bi rade des homans voirs. ghins ende weder, ende nyemant voer of na vaer. Ende yemant die ghins of her weder vaer of na vaer ende niet en vaer mitten homans voirs. ende bi horen rade, die verboerde XXm steens. B

Des manendages na Egidii. Dezelfde, afkondiging. B

Des woensdages na Alre Heyligen dach, dezelfde afkondiging voir des Berchscher markten. B

1407. Zondag na beloken Paeschen, dezelfde afk. voir de marckt naer Antwerpen. B

Des dingsdag voer Pijnsteren, dezefde afk. B

Op Sinte Mauricius dach. Die raet van der stat laet enen ygeliken weten, hij sijn schut ofte niet, die binnen geschreuen is, dat hi in sinen ghilde daer hi in hoert, sauonts bi onsen rade vpter plaetsen ter waken koem ende daer aline sijn wake wt. Ende yemant die dat verbrake, dat wonde die raet aen hem rechten, geliken of hi inden velde geboden waer, ende daer niet gecomen en waer. B

1408. Zondag te Beloken Paeschen, dezelfde afkond. Zie boven 1406, vrijd. na Paaschen, so dat hem nyemant en misdoe onnoselic mitten pilen. B

1413. Des vridages voir Pijnsteren. Die raede van onser stat out ende nye, sijn ouerdragen, dat alle ons stat scutten, die bynnen ons stat sijn als men die papegaye schiet, die also starck van liue sijn, dat sij mede wtgaen ende ingaen mogen, mede wt ende wtgaen, sellen mit horen bogen. Ende dat een ygelic sinen schutter caproen dan op sijn hooft hebben sal. Ende yemant die dit verbrake en nyet mede wt ende in en ghinghe, off siuen scutter caproen niet op sijn hoeft en hadde, die scutte en sel onse stat op Sinte Mertens auont ende vpten Korsauont ghenen wijn gheuen. B

1414. Ffrid. nae Miduasten. Vander heren cleder niet te dragen. Inden yersten, dat van deser tijt voert gheen onse borger

[pagina 79]
[p. 79]

noch ondersaet eniger heren of ander lude cledere, gheestelic of weerlic, rock noch caproen nochte gheenrehande zac dragen en zellen. Ende yemant die dit verbrake, dat wonde de raet aen hem rechten tot horen goeduncken, then waer dat sij hoer stedehuys gesijnde waeren, ende dachlix in horen oost waren, die mogen hore heren cleder, caproen ofte roc dragen, sonder verbrueken.

Item en sellen gheen maessdap meer cleder of caproen tesamen dragen dan zes personen. Ende yemant dee dit verbrake, dat wonde die raet scerpelic aen hem rechten.

Voert en sellen gheen ons borger of ondersaten yemant meer cleder of caproen gheuen dan horen huysgesinde, die sij dagelix mit hem in horen eest hebben, sonder arch. Ende yemant die dit verbrake, dat woude de raet aen hem rechten tot horen goeduncken. B.

1418. sFridages nae den Heiligen Paeschdage. Die raet verbiet dat nyemant sijn kaindere in den scutter doelen gaen en laet, op dat hem van den pijlen niet en misschie, want daer de raet gheen recht of gedaen en wil hebben. B

Des saterdages nae den Heiligen Paeschdage. Dezelfde waarschuwing voor het schieten in den doelen. B

1419. Beloken Paeschen. Dezelfde afkondiging. B

1420. Des saterdages nae den Heyligen Paeschdach, dezelfde afk. B.

Des dynsdages na Egidii. Voert verbieden onse raet, dat nyemant in enigen reysen voirs. die geen schut en is, op enigen wagen en gaen sitten voer der tijt dat alle den schutten, die dan in reyse sijn, gewagent sijn. Ende yemant die dit verbrake, dat woude die raet scherpelic an hem rechten, ende daer toe en wil de raet die wagenhuer niet betalen, mer sij souden der wagenhuer zeluer betalen, wtgenomen alle die ghelden, die hoer stede wagen hebben, die moghen hoer wagen besitlen mit horen ghildebruederen, als dat behoert. B

1421. Des dynsdages na Inuocauit. Ouermits gebreck ende verlies dat sommigen onsen vrenden ende hulperen in onsen reyse geschiet is, omdat sij bouen ende tegens der ordinancien ende opset vanden reyse gedaen hebben, ende om te verhoeden meer scaeds ende groter verlyes, dat ons daer van geschien soude, so sijn onse genedige heer van Vtrecht ende die raede van der stat oude ende nywe, eendrachtelic ouerdraghen.

Inden yersten, dat tot alre tijt, als die stat van Vtrecht vyt trecket ende reysen sell, so sellen alle scutte reysen ende trecken elx onder sijn wympel, roet of wit, daer hij onder hoert, ende nyemant

[pagina 80]
[p. 80]

van den scutten en sel onder des anders wympel wesen noch reysen in eniger wijs.

Ende die wympelen sellen trecken voer ende after de heer, als gewoentlic is beyde vy t ende ynne, dat is te weten, dat die wympelen trecken sellen, als hem die ouerste in den velde beuelen sellen. bl. 122 verso. B

1421. Te Beloken Paeschen. Waarschuwing voor het schieten in den doelen. B

Des manendag nae Pynsteren. Den raet gebiet allen onsen gueden luden, dat so wanneer onse stat inden velde reyst mit hopen groot ofte cleyn, dat dan nyemant anders of voer of nae en reyse, in enigerwijs dan als die ordinancie gemaect sel werden, ende men den goeden luden dan seggen sal. Ende enich man die dat verbrake of die voer of nae of anders dan onder stat of shutter wympel, daer hij onder hoerde, toge ende bleve wt ende thuys, wtgenomen die gene die voer of after gesent of geset sellen warden, die verboerden elc tien ℔, ende dese sel men in den velde en voer alle petten schriven ende wachten. B

Des saterdages na Pauli Conuersio. Want Geryt van Schoenevelt, Aernt Willem Arntss. ende Andries van Damassche mit onsen raede ende goede luden in ons leger tot Bvnschoten geboden ende gesent waren, daer sij alrehande onredelike woerde gebesicht en voer wtgesproken hebben, ende die scutten toegesproken hebben, dat sij en die scutte sonder oirloff ende tegens verbot der ouersten ende raets weder stat van Bvnschoten ende wt onsen leger thws getogen sijn ende horen wimpel ende ouerste homan wt den velde ontogen sijn, daer om hebben sij in onss stat vangnissen gelegen, ende sijn hier gecomen bloots hoefts ter doeken, ende sellen den raede verghiffnisse bidden. Ende die raet, out ende nijwe, nemen Gerijt, Aernt ende andere hoer stemmen in horen ghilden ende in der scutter geselscap vijf jaer lang naestcomende. Ende waert sake enz. B

Eodem die.

Want Jacob Loeff mit meer scutten opter Paetsen waren, terwijlen onse raet out ende nywe op ten raethuse waren, ende daer misselike woerde gesproken heeft van saken die alleen tot sraets berecht staen. Ende daer oick geweest heeft mit enen panser ende hij gebode der overster terstont met vander plaetsen gaen en woude doe men off hete gaen. Daer om heeft hij int vleyshuys gelegen ende is hier gecomen bloets hoefts ter doeken ende sel den raede vergifnisse bidden. Ende die raet neemt hem sijn burgerscap. Ende hij sel willekoeren waert

[pagina 81]
[p. 81]

sake dat hij ummer meer onstantelike saken bedreve of dede mit woerden of mit werken teghens den raede van der stat ende die raet datter waerheit vonde, so sonde hij tien jaer vter stat wesen. B.

Want Jan Toll Thomasz. dappelcoper ende Aerntover Rijn, doe mede opter Plaetsen waren terwile die raet out ende nye in hoeren raede saeten, ende van sraets saken vaste misselike spraken ende woirden besichden, ende terstont bij gebode der overster niet vander Plaetsen en ghingen, daer om hebben sij opt vleyshuys gelegen en sijn hier gecomen bloets hoeft ter clocken ende sellen den rade vergiffnisse bidden, ende die raet neemt hem elken hoir stem in horen ghilde ende inder scutter geselscap V jaer lang. B.

1426. De raet verbiet dat nyemant zijn kynder inder scutter doelen gaen en laet opdat hem nyet en misschie vanden pilen, want die raet daer gheen recht of gedaen ende wil hebben. B.

1427. Item gegeuen den doelmeysters, alse Veneman van Maersen ende Jan van Tyel Janszoen, die doelen te maken ende anderen oncost mede te doen, te samen XXXIJ ℔, noch den zelven Xm steens, voer elcke dusent IIJ ℔, maect XXX ℔. K.

Item des dynsdages na Sinte Geertruden dach doe onse vrende reysden in Veluen ende waren IV dage wt, verteerden der scutter homans milten pauyoendragers ende mitter schutterboden mit horen wagenluden XIX ℔, XVJ s., VIJ d. K.

Inde weke vanden sonnendach Letare, doe men voir Amstelredamme reysde, verteerden die scutter homans mitten pauyoendragers, der schutters boden mit horen knechten ende scipluden IX ℔, VIJs., IJ d.

Opten Palmeauont, doe onse vrende over de Velue reysden tot Campen omme de vlote ouer te brengen ende waren wt zesse dage, verteerden de scutterhomans mitten pauyoendragers, mitten schutterboden, mit horen knechten ende wagenluden, te samen LXVIIJ ℔, IX s., VJ d. Opter seluer reysen gegeuen twee tocheners, die der schutter homans mit vijfftich scutte te lande voerden zo sij op ein zant geseelt waren, XIX ℔, XI s., VJ d. K.

Des saterdages na den Heyligen Paeschdach. Voert verbiet die raet, dat niemant sijn verken, schape, koyen of ander beesten gaen en late inder scutter doelen, op onss stats singel noch op genen kerchouen binnen onser stat bij enen koer van eenen ponde also dicke alse yemant dede. B.

Item sdynsdages ende swoensdages nae Sinte Servaes Bartelmeus Zoudenbalch, alze homan vanden scutten mit IV homanscappen aen de Vaert gesent, coste IIJ ℔, XJ s., VIJ d. K.

[pagina 82]
[p. 82]

Item des nachts, doe Henric d'uerclocmaker angetast wert. lach Bertelmeus mitten scutten vter Zadelstraet buten opten singel, wert des nachts verdroncken J ℔, VJ s., J d. K.

Doemen den papengay schote des sonnendages nae Sacramenti wert gegeuen Vc ende LX schutten, XXXIJ spuelluden, elken een mingelen wijns, den coninc vanden scutten, den tween ouerste homans, den tween pauyoendragers, den XIJ nederhomans, elken ½ taeck wijns, wert gecoft hiertoe ende vanden wijn Sacramenti voor al te samen tegens Slueyenberch vten lande van Cleue IJcXXJ½ taecke, elcke taeck XX wit, maken CXCIJ ℔, XIJ s., IIJ d. K.

1428. Des Palm auonts. Die raet vander stat out ende nijwe sijn ouerdragen, als oick voirtijts ouerdragen is, dat alle onse borger ende ondersaeten ende alle ander voirscr. ons stat in horen reysen dienen sellen, die XX jaer out sijn off daer bouen en reyseber sijn, ende niet binnen ons stat te bliuen die niet yngescreuen en sijn. Ende dat alle kynder, die bestoruen sijn van vader off van moeder, mede dienen sellen ende den clockenslach volgen als voirs. is. Ende hier in desen punten voirscr. en sel nyemant gesondert hebben die verdinct heelt ander den schutte off in sinen ghilde die reysbair is, hij en sel reyse als voirscr. is. B.

Des donredages nae Assumptionis Marie. Onse ouerste oude raede ende nywe in den velde voir Culenborch, hebben onse raede out ende nywe binnen onser stadt laten weten, dat die schutte ende ghilde brueder hem beimeliken vten velde groot deel ontogen sijn bouen verbot, hem mitten clocken geschiet. Daeromme waernt die raet ende gebiet enen ygeliken die in onser stat is, raet, scutte off gildebrueder, die in der velde gebuert te wesen ende dair niet en is. dat hij tauont bider sonnen inden heer in sinen leger is ende daer blive den leger wt, elc manne bij L ponden. Ende yemant die hier versumich inne waer, dat wouden douerste ende die raet out ende nywe enen ygeliken wtpanden sonder verdrach. B.

1429. Opten Asschen woensdach gegeuen joncker IJdzen bij handen Henricus Pauli, zo hij Ouerijsel tooch om zoudeners te weruen mit hoornen armborsten binnen onze stat te brengen, LX Beyersche gulden, maect GLXXX ℔. K.

Item geg. Wenemair van Mairsen totter scutter behooff voir hoir pensie die men hem jairlicx geeft die doelen mede te maken, XXXIJ ℔.

Item geg. den gilden bij ouerdrachte sraedt oudt ende nywe, alse XJ waken binnen onser stat tot hulpe horen coste, die sij in den orloge gedaen hadden, elc wake C ℔, maect te zamen XJc ℔. Noch

[pagina 83]
[p. 83]

den XVJ waken alse XJ waken binnen ende IIJ waken buten onse stat, elke wake L ℔, maect VIJc ℔. K.

Item geg. op jairsauondt, bij beuele der ouersten ende den homans vanden scutten, LXIJ sculte, die allet jair mit onsen ouersten gereyst hebben als si vaeren om wege sterck te wesen, elc een mingelen wijns, elc mingelen VIIJ wit, maect XXIX ℔, XVIJ s., IIIJ d. K.

Doe men die papengay schote des sonnendages nae Sacramenti, wert gegeuen VcLXXIJ scutten XIV spuellude elken een mingelen wijns, onsen heer den Poslulaet, den coninc vanden scutten, den tween ouersten homans, den tween pavyoendragers, den XIJ nederhomans, elken ½ take wijns, wert gecoft hiertoe tesamen tegens Willem Block LL taken, IIJ mingelen wijns, elc take om XXIV wit, dat maect tezamen CXLV ℔, XIV s., VJ d. K.

Wtgegeuen vanden wijn Martini, Gegeuen XcLXXIJ scutten, elken een take wijns, den homans oudt ende nywe, den pavyoendragers, den coninc, elc dubbelde wijn, den ouersten oude ende nywe enz. Dirc Butendijc, der scutter boden, ½ take, vanden rade ender scutte rolle te scriuen, J take. K.

Wtgegeuen vanden wijn Korsauont. Geg. onsen heer den Postulaet IIJ take, XcLXXIJ scutten, den ouersten homans oudt ende nye, den coninc, den pauyoendragers, elc dubbelde wijn enz. K.

1430. Item doe onse clocke geslagen wart ende die stad tot Vechten lach, geg. den scutten elken enen myngelen wijns, die ridderscappe ende ouerste homans elken J take, ende den oude homans elke ½ take, maken CXXJ take, elke take XXIV wit, XCIJ ℔, IIJ s., X d. K.

Item geg. den homans vanden scutten nader ouder gewoenten te hulpe tot horen doelen mede te maken, XXXIJ ℔; noch denzeluen bij beuele sraets. te hulpe tot horen oncost Xm steens, elc m IIJ ℔. K.

Des manendages na Sinte Lijsbetten dach worden gesent Harman van Steenre ende Derick van Houdaen mit onsen heer den Postulaet, te dage tusschen den hertoge van Gelre tot Huessen, ende reden van Huessen Ouerijsell mit onsen heer om myt de steden van Ouerijsell te spreken om dat gelt vander Drenthe intewynnen, ende waren wt omtrent IIJ weken, ende worden weder thuys geveilicht ouer de Velue van vrende ende scuts hertogen van Gelre tot Amersfoirde toe, daer zij snachte bij hem bleuen op der stadt cost, cost die reyze an teringe ende om aller ander oncost LIIJ Bourg, scilde ende VIJ cr., maken, IJc gul., IIIJ½ wit, maken CXC ℔, XIJ s., V d. K.

Wtgegeven vander schutter wijn papengay. Doe men de papengay schoet des sonnendages na den Hiligen Sacraments dage wert geg.

[pagina 84]
[p. 84]

IVcLXXVIIJ schutten ende IX personen, so der stad knechten, roydragen ende pijpers elken een mengelen wijns, heer die Postulaet, den ouersten homans oude ende nywe, den XIJ neder homans ende den tween scutten boden elken ½ lake. Hier tegen wert gecoft tegens Claes Ottenzoen IIJ aem wijns ende XIJ½ take, elke aem XJ½ Bourg, stilt, beloept XXXVIIJ stilde, XXIIJ wit, den schilt gerekent voir IIJ g., XXIJ½ wit, maken CXLIIJ g., VIIJ wit, maken CXXXVIJ ℔, XVIIJ s, VIIJ d. K.

1431. Item geg. Geryd van Nyeveld, homan vanden schutten, totter seutter behoeff voir hoer pensie die men hem jairlix geeft XXXIIJ ℔, den seutter homans Xm steens, haer doelen mede te maken also dat gewoentlic is, elc dusent IIJ ℔, maect XXX ℔. K.

Item Henrick Janszoen, dat hij mit onser stad bannier voir Culenhorch was, voir sijn loen J ℔. K.

Item op Sinte Agnieten geg. alleen den scutten vander reyze tot Euerdingen, elken scut een mingelen wijns, den homans, den pauyoendragers dubbelden wijn, hier om worden gehaelt IIJcLXXXIIJ myngelen wijns in Rutenberch, cost elc myng. VIIJ wit, maect CXVIJ ℔, V s., V d. K.

Des vridages na de Heligen Paeschedach. Die raet verbiet dat niemant bome of riese en houwe of en hale tot Oisebroek inden hage, tot Oudwijc of inder scutter doelen bij enen koer van C sc., also dicke als yemant dede. B.

Voirt verbiet de raet, dat nyemant in der schutter doelen en gaen off haer kyndere daer gaen en laten, op dat hem daer niet en misschie vanden pijlen, want daer de raet geen recht af doen en wouden. B.

Beide deze waarschuwingen komen elk jaar omstreeks denzelfden tijd voor tot aan het jaar 1457.

So men die papengay schoet des sonnendages nae Sacramenti, wert gegeuen den scutten elken een myngelen wijns, den coninck, den ouersten ende onder homans ende den schutter boden, elken dubbelden wijn, maect altesamen VcLIX myngelen wijns, elc m. J cr., maect tesamen CIX g., XXIV wit, maken CVJ ℔, IX s., VIJ d. K.

1434. Jan Koirntgen ende Aernt Pijll, der schutter doelmeysters, te hulpe tot huer schutter doelen XXX ℔. Denseluen voir der seutter pensy hem te hulpe tot boren onkost nader gewoenten XXXIJ ℔.

Doe men die papegay scoet des sonnendagen na Sacramenti worden gegeuen den scutten elken een myngelen wijns, den coninck, den ouersten homans ende der scatter boden elc ½ taeck, den piperen ende den spuelluden elc J m., maect tesamen CXLIV taeck, J m.,

[pagina 85]
[p. 85]

wert gecoft tegens Jan van Tyell, elke water taeck tsis vri XL wit maect CLXXXIIJ ℔, IIJ s., X d. K.

1436. Item der scutter homans nader gewoenten die hem onse stat jairlix geeft totten schutter behoeff XXXIJ ℔. K.

Item der scutter doelmeyster nader gewoenten Xm steens, hoer doelen mede te maken, elc m. IIJ maect XXX ℔. K.

Item des donredages na Sinte Marcusdach ewangelist, Jan Moerkin hi beuele onser ouersten ende had mit hem Jan Brunt mit V wagens scuts ende mit een deel mijns heeren gesellen, omme die van Honswijc yn te halen ende te sekeren in Rutenberch te comen, ruerende vanden brueken die hij minen heer ende onse stadt gebruect hadde, XXIIJ ℔, XIJ s., VIJ d. K.

Des donredages na Sinte Marcusdach ewangeliste werden gesent, bi beuele onser ouersten out ende nywe, Jan Moerkin ende Jan Brunt, omme die buerlude van Honswijc inne te halen, soe zij mijn heer inder stat gebruect hadden, worden daertoe geboden opte reyse voirs. XXXIJ scutte, die mit Jan Moerkin reysden, hem geg. nader gewoenten elc een mingelen wijns ende Henric Jansz., Jan Moerkin, Dirc Butendijc ende Jan van Galle, vandat si die homans ende die scutten die wete deden had, elc een m. wijns, maect XJ ℔, J s., XJ d. K.

Doe men die papengay scote des sonnendages nae Sacramenti, geg. den scutten elc een mingelen wijns, den coninc, den ouersten out ende nywe, die onderhomans elc dubbelde wijn, den pipers ende spuelluden, den lege knechten ende daertoe mijns heren piperen van Vtrecht, elc een m. wijns, maect tesamen CLXIJ take ende een ming, elc take XJ cr., bi den ouersten gecoft tegens Claes Steuensz., beloept tesamen IJcXXXIV ℔, XJ s., VIJ d. K.

Des sonnendages daernae, doe die jonge scutte scoten heur gescenct te huescheiden bi beuele der ouersten IV stat kannen wijns, elc take XIJ cr., maect te samen XJ ℔, J s., IV d. K.

Op Sinte Benedictus dach waren onse ouersten, alse Jacop Proeys Henryc Jacobsz., homans, Godert Coninc, Jan Proeys van Lichtenberch gereyst opten Leckendijck tegens Culenborch oeuer, om een stede te voersien ende een blochuys aldaer te maken, hadden mit hem XLVJ scutte, geg. elc een m. wijns. Jacop Proeys, Henrich Jacobsz, elc J take; Godert de Koninc ende Lichtenberch elc ½ take; Henric Jansz.; Jan Moerkin, Dirc Butendijc ende Jan Galle, van dat sij den homans ende scutten een wete deden, elc J m. wijns, beloept te samen XV½ take, elke take VIIJ cr., maken XIX ℔, J s., VJ d. K.

Smanendages na Egidii. Also onse coeplude nv tAntwerpen ter marcten,

[pagina 86]
[p. 86]

varen sellen, so heeft die raet twe homans geset, alse Jan Bolle ende Geryt van Zulen, die de coiplude vueren ende regieren sellen. Hie rom gebiet die raet ende laet enen ygeliken weten, dat die homans den coipluden scepinge winnen sellen opterlude coste tot sulker stede daert nutte is, ende dat niemant voer ofte na en trecke of ander wege en trecke of anders doe, dan doen bij rade der homans voirs., als een saterdage ende een manendage, ende alle schutte, die trecken sellen, sellen elc hoer pansier ende hoer bogen mit hoiren scutte mede nemen ende alle andere die trecken sellen oick haer pansere ende ander manweren mede nemen, ende yemant die dit verbrake, die sel een jair die stat verboren ende een mile vander stat wesen, ende daer nyemant ynne verschonen, B.

1437. Des woensdages na Viti et Modesti. Also nv die Deuenter marcte aenstaende js, daer onse borger ende coeplude te varen plegen, so gebiet, waernt ende laet die raet enen ygeliken weten die daer trecken sellen, dat sij te samen trecken doer die Veluen, ende nyemant voer of nae en trecke ende te samen weder thuys trecken bij rade der homans, als Jan Walueers ende Johan Bollen, onsen rade, ende dat een ygelic sijn panser aentrecke, sijn bogen die scutte sijn, ende die andere ander weren mede nemen, ende yemant die menigen der pvnten voirscr. versumich worde of bruekich gevonden worden, die en wil die raet niet verantwoirden, ende daer toe sel hij verbueren viif pont, ende die koren sellen hem die busmeysters wtpanden ende niemant daer ynne verschonen, mer waer yemant vanden voirscr., die mede tot Deuenter gecomen waren ende siin marcte eer gedaen hadde dan die laitste ende voer thuis trecken wil, dat die dat doen sell bij rade ende oirlof der homans ende anders niet bi denseluen koer, oick daer niemant ynne te verschonen. B.

1439. Item den scutter homans na der gewoenten dat hem die stat jairlix geeft totter scutter behoef XXXIJ ℔. Den scutter doelmeyster nader gewoenten haer doelen mede te maken, Xm steens, XXX ℔. K.

Item des sonnendages na des Heylich Sacraments dach, doe men die papegaey scoot, den ouden scutten gegeuen elc een mengelen wijns, den coninc, den ouersten homans out ende nywe, den onder homans, den scutter boden elc ½ take, der piperen ende speelluden elc J m., maect tesamen CLXVJ taeck, elc taeck 12 cr., maect IIJcVJ ℔, IX s. IIJ d. K.

Item doe die jonge scutten die papegay scoten, hem gegeuen bi beuele der ouersten IV stat kannen wijns, maect VI taeck, elc taeck XIJ cr., maect XJ ℔, J s., VJ d. K.

[pagina 87]
[p. 87]

1441. Item geg. nader gewoenten den schutten tot hoeren cost te hulpe XXXIJ ℔, Goessen van Scadyc den doellmeyster XXX ℔. K.

Item des sonnendages doemen die papegaey schoot, waeren bij een Aernt van Amerongen, jonge Jan van Lichtenberch, Wiliam van Gent, merende vander zake van Campen IIJ ℔. K.

Des sonnendages na Sacramenti gescent den jongen schutten doe sij hoer papegaey scoten, VI stat kannen wijns, maect VJ ℔, XVIJ s., VJ d. K.

Item doe men den papegaey schoet des sonnendages na des Hiligen Sacramentsdach, geg. den ouden schutten elcken van hem een mingel wijns, den coninc, den ouersten homans out ende nye, den onder homans, die schutter boden elck ½ take wijns, die pijperen, den spuelluden elcx J m. wijns, maict te samen CLXV taken, elcke take VIIJ cr., maect CLXXXVIJ ℔, VIIJ s., VIIJ d. K.

1443. Dingsdaghs na Agnetis. Ouerdraegen die rade oudt ende nye. dat men alle die oude scutten of setten sell, ende hebbense samentlie afgeset voer nutscap der stat, ende om des wille dat sij een wijl tijts tegens raedts ouerdrachten ende bouen den getale onredelic ingenomen sijn, ende die ouerste oudt ende nie mitten scutten hoeftmans, oudt ende nye, ende den vieren vanden rade daer toe geset sellen weder scutte ontfangen ten getale van IIIIc als van oudts geweest heeft, ende niet meer, die der stat nutte sijn, mit vorwerden, dat diegene, die binnen vijff jaren laetste voerleden wten gilden genomen sijn buten consent hoerre oudermanne, die welcke oudermanne bi horen ede den rade dat bibrengen sellen teser tijt, int voerscr. getall van IIIc niet wesen en sellen. Ende waert dat yemant te hws liete, die als een scut der stat inden laetsten oerloge off daer voer gedient hadde, die en soude sijn leueu lanek in sinen gilde niet waken noch enigen anderen dienst doen binnen der stat, ende daer soude hi vri off wesen, ende anders niet. Voert sellen die scutte houden deze ordinantie nabescr. R. Zie de ordonnantie Berigten, 1e deel 2e stuk.

1445. Des dynxdages na Paschen. Ouerdroegen die rade oudt ende nye, dat die ouerste oudt ende nye mitten homans van den ouden scutten macht hebben sellen, ruerende van den jongen scutten ende hoerre ordinancie, R.

Op Sunte Lamberts auont. Die raet gebiet, dat niemant en sciete mit cluvtbogen off anderen bogen off die en werpc inden glasen, die nv inder scutter hws inder doelen weder gemaect sijn, bi enen keur van V ℔. B.

[pagina 88]
[p. 88]

1449. St. Assencionis Domini. Claes kynt vander Weteringe is laelste in onser stadt doelen onnoselick gescoten, dairt aen gestoruen is, dat set die raet in vreden van allen onsculdigen magen onsen borgeren ondersaten, ende die binnen onser stat ende stadt vrijheyt woenaftich zijn duerende tot Sinte Lamberts dage toe naest comende ende dien dach all. B.

Des manendages na sint Martyns dach inden wynter. Item soe sel die lege cameraer voerscr. hier van weder wtreiken ende betalen allen den dagelix cost enz, de wijn papegay, Sacramenti ende Magdalene, die men den ouersten oudt ende nye geuen sel, ende anders niemant vanden rade ofte vande dienres enz. R.

1450. Des manend. na sinte Mercus dach ewangeliste. Die raet verbiet, dat nyemant scaep ofte verken ofte ander beest en laet gaen in onser stat doelen tot elker reyse ende van elken stuc bij een coer van V sc. Ende die bruekige hier van mogen becoren alle die scutten ende stat lege knapen. B.

1455. Des woensdages nae beloken Pinxteren. Alse dese personen hier nae bescreuen ander dages vergaderinge gemaect ende gewapender hart mit onser stat bannier opter Plaetsen geweest siin, dat hoir gesette stede niet en was, dair sij den gemenen gilden grotelic aen gebroect hebben, hieromme so neemt men hem voir borgerschap (volgens de namen van 47 burgers).

Ende omme dan ymmer te verhoeden, dat onser stat banner in al dustanigen ofte in diergeliken vergaderinge binnen onser stat niet meer en come noch gebrocht en worde, hieromme is onser stat banner mitter schutter pilgoenen, beyde trode ende twitte bij ouerdracht der meenre gilden geleit in eenre kisten besloten, staende in de sacristien jn onse Buerkerck dair toe ordineert. Hier omme so waernt die raet ende gemeen gilden van Vtrecht enen ygelicken, wairt sake dat yemant, hij waer we hij waer, mit enen conterfeiten banner ofte schuts wimpel tot eniger tijt namaels binnen onser stat in eniger uergaderinge queme, dat men die gene, die dat deden, alsdan slaen ende vaen mach sonder misdoen, ende die gemeen gilden sellen hoir hoeftheer hier van wesen vanden genen, die datmit machten wederstonden. B.

1456. Des dinxsdages na Palmen. Voirt laet die raet weten ende verbiet enen ygelicken, dat niemant bynnen onser stat mit bussen groot off cleyn en sciete bijt verboeren van X ℔ so dicke yemant brokich dair ynne gevonden sellen worden en hier aff sellen coermeysters wesen all onser stat rade ende dienres. B.

Dit is het eerste gebod voorkomende in het Buurspraakboek, betref-

[pagina 89]
[p. 89]

fende het schieten met bussen. Dit jaar werd nog verboden met kluitbogen, voetbogen of handbogen te schieten op de boete van 1 ℔.

Des manendages na Wilbrordi. Want onse slot ter Horst, dat in voirtijden vanden Stichte ontvreempt was ende mit goede en bloede weder angewonnen wart bijder stat ende staten vanden lande, in zulken schijn dattet inder stat bewairnisse bliuen soude, zoe is dat selue slot ende onse casteleyn dairop wesende in groten last, want hem die van Amersfoirde dair tegen gesterct hebben om ons dat slot mit gewapender hant mit machten crachtelic ende geweldelic te nemen ende wthandich te maken. Ende om dat te wederstaen, somen van eren ende rechtswegen sculdich is te doen, so sijn die rade out ende nye ouerdragen, datmen dat seine slot mit enen cloeken slage ontsetten sell alst nvtste is. Laten dairomme weten allen onsen borgeren ende ondersaten, nyemant gesondert, die bonen XX jaeren ende beneden LX jaeren out sijn, dat sij hem terstont rede maken in hoeren hernasch ende comen inder Noeden bijden ouersten, die hoir homans wesen sellen, alse Wouter van Catwije, Willam van Steenre, Henric van Nyevelt ende Mattheeus Gijsbertsz., ende dien mit onser stat banner voirt volgen ende gehoirsam wesen int gene hem bijden seluen beuolen sell werden. Ende wairt sake, dat hier yemant ouerhorich en worde, die sellen verboeren L ℔, die men nyemant verdragen en sell ende nochtans staen tot correctie sraets. Hierinne sijn gesondert die scuts, die sellen volgen ende gehoir geuen hoeren homans, ende alle die gene, die in oirueden staen, sellen mede wtreysen, alse die gene scuts sijn mitten scutten, ende die gene scuts en sijn milten gemenen hope bijden seluen koer van L ℔ ende nochtans staen tot correctie sraets; ende alsmen die clocke der derderwe geslagen heeft, sel een ygelic op sijnen koeren inder Noeden wesen. Ende wair yemant van onsen borgeren off ondersaten die perlement off vechtelic onder malcanderen maecten in deser voirs. reysen off die hoeren homans niet gehoirsam en waren, dat sondmen terstont inden velde rechten mitten sweerde an hoeren lieuen, ende alle twydrachten, diet gevreet en sijn, set die raet in vreden dese voirs. reyse wt duerende. B.

1457. Des donredages na Victoris. Also men nv een reyse doen sell mitten gemenen clockenslage, zoe gebiedt die raet enen ygeliken, nyemant gesondert, die boven XX jaren ende beneden LX jaeren sijn, dat sij hem terstont rede maken in hoeren hernasch ende comen inde Noeden bij den ouersten ende homans, dien sij voirt volgen sellen, dair sij voir trecken. Ende wairt sake, dat yemant den ouersten

[pagina 90]
[p. 90]

ende homans ouerhorich wair, dat soudemen terstont rechten inden velde mitten zweerde an hoeren linen. Ende wairt yemant, die nyet inde Node en wairen alsmen die clocke derderwerue laet, de sellen elcs verboeren L ℔, diemen nyemant verdragen en sell, ende nochtans staen tot zwaere correctie ons raets. Ende die scutten sellen oec in der Noden comen, mer die sellen volgen ende gehoir den homans vanden scutten. Ende wair yemant van onsen borgeren off ondersaten, die perlement off uechtelic onder malcanderen maecten in deser voirs. reysen, dat soudmen oec terstont inden velde rechten mitten zweerde an hoeren liuen. Ende alle twydrachten die niet gevreet en sijn, die set de raet in vreden dese voirs. reyse wt duerende. B.

1458. Des salerdages na Pinxteren. Alsomen nv dat blochuys spijsen sell mitten gemenen clockenslage, zoe laet die raet enen yegeliken weten die bonen XX ende beneden LX jaeren out sijn, dat sij hem terstont rede maken in hoeren hernasche ende comen bij den ouersten ende ritmeysteren inder Noeden, dien sij voirt volgen sellen, dair sij voir trecken. Ende wairt sake, dat yemant ouerhorich en wair ende inder Noden niet en wair alsmen die derde poze vant clockenslaen laet, dien selmen affnemen enen koer van L ℔. Ende die scuts sellen oec inder Noden comen ende die sellen volgen ende gehoir geuen den homans uanden scutten. Ende wair yemant die in deser reys en perlement off vechtelic maecte, dat soudemen rechten mitten zweerde an hoeren liuen. B.

Item Sweder van Deenmerken totten pijlen mede te betalen, die tot Deuenter gehaelt worden IJcL ℔, XVJ s. Noch totte voirs. pijlen mede te betalen IJcLXI ℔, V s. Herboirt Aerntz van pijlen CLV ℔. K.

Item van nyen scilden, nyen armborsten ende knipbussen, die de stalbroeders gehadt hebben, ende van den armborsten die ontwee gescoten ende verderft worden, tesamen so die geeoft ende geleuert worden bij Folpert van Amerongen, Weerner Braem, den camerairs ende Jan die verwer. MIJcXLV ℔, XIJ s., VJ d. K.

XXJ dage jn Aprill. Alsomen nv een reyse doen sel mitten gemenen clockenslage, zoe gebiedt die raet enen ygeliken, nyemant gesondert, die bouen XX jaeren ende beneden LX out sijn, dat sij hem terstont rede maken in hoeren harnasch ende comen inder Noden bijden ouersten ende ritmeysteren, dien sij voirt volgen sellen, dair sij voir trecken. Ende wairt sake, dat yemant den ouersten ende ritmeysteren ouerhorich wair, dat soudemen terstont rechten inden velde mitten zweerde an hoeren liuen. Ende wair yemant, die niet inder Noeden en waeren, alsmen die clocke derdewerue laet off

[pagina 91]
[p. 91]

weder wech ginge off vten velde tehuis reysden sonder oirloff, en sellen elcs verboeren L ℔ tot zwaerre correctie sraets, ende die scutten sellen oec inder Noden comen ende die sellen volgen ende gehoir genen den homans vanden scutten. Ende wair yemant die perlement off vechtelic onder malkanderen maecten in deser reysen, dat soudemen oec terstont inden velde rechten mitten zweerde an hoeren linen, ende alle twydrachten die niet gevreet en sijn, die set die raet in vreden dese voirs. reyse wt duerende. Voirt laet die raet weten ende gebiedt, dat nyemant inden velde en roue off en schedighe buten oirloue der ouersten ende ritmeysteren, ende wairt sake dat yemant hier brokich en worde, dat soudemen terstont inden velde rechten mitten zweerde ander geenre liue die dat deden. B.

Velen echter keerden uit het leger huiswaarts of kwamen niet op bij den klokkenslag. Des woensd. na St. Marcus werden dezen bevolen weder terstond in het leger te trekken onder aanvoering van twee hoofden. Met 50 ℔ boete bedreigd werden al wie zonder verlof of niet met het teyken dat daertoe geordineert is, terugkwamen.

Opten Heylich Sacraments auont. Voirt gebiedt die raet, dat nyemant binnen onse stat en sciete myt enigen clouers, bussen off bonen bijt verboeren van Xm steens, dat onse borgeren off ondersaten sijn, ende die soudenairs bijt verboeren van ene maent soudien. B.

1460. Des dynsd. na Mauricii. Die raet laet enen ygeliken weten, dat hij sijn hernasch rede make, ende off men die clockeslage dat hem dan een ygelic bouen XX ende beneden LX jaeren out, terstont rede make in sijnen hernasch ende inder Noden comen ende onsen ouersten voirt volgen, dair sij voir reysen wairret van node wesen sell om die gewelden vten lande te keren, zoe tot Amerongen vreempt gewapent volc vergadert is, bijt verboeren van L ℔, ende nochtans op correctie tot sraets goetdvneken, ende die scuts sellen oec inder Node comen ende hoeren homans volgen. B.

Des donredages na Mauricii, hetzelfde gebod.

Ende die scuts sellen hoeren homans volgen ende gehoir geuen.

1461. Des manendag. na Letare. Die raet waerschuwet ende ghebiet eynen ygeliken, dat niemant zijne kinder of boden in onser slat schutter doelen en laete gaen, alsmen daer inne schiet, want daer enich ghebreck in (valle), alzoe datter ymant ghescoten off ghequetset worde, daervan en wil die raet gheyn recht gedaen hebben. B.

Item des dynsdages voir Sacraments dach, doe die ouerste saten om den wijn Sacramenti ende papegaey te Copen, wart verteert VIJ ℔, IV s. K.

[pagina 92]
[p. 92]

Item den schutten hoer doelen mede te maken nader gewoenten Xm steen ende XXXIJ ℔. K.

Item des saterdages voir Korsauont saten onse ouersten ende homans vanden schutten tot Blochouens om te prueuen ende te copen der scutter wijn ende verteerden VIJ ℔, XIJ s., X d. K.

Item doe men die papegaey schieten soude, waren die homans vanden schutten tot Wijc gereyst om onsen heer te bidden alhier te comen om die papegaey te helpen schieten, XIX ℔, XIV s., VIIJ d. Van XX m. wijns, die de schieten hadden die ter seluer tijt mede wtgeweest waren, V ℔, VJ s., VIIJ d. K.

Item van XLIJ mingelen wijns voir den scutten, die yrsler voirs. reyse (dagvaard te Putkup dingsd. na st. Maarten). Voir elke m. wijns 2 cr. m., IJ ℔, VJ s., noch IIJ scutten, elken een m. wijns, vandat sij te Lopic geweest hadden XVJ sc. K.

Item geleuert XCIV mingelen wijns voir den scutten die mede wt waeren om die gevangen van Amersfoirt elc m. XI½ cr. m., XXIV ℔, VJ d. K.

Wtgegeuen vanden wijn papegaey. Doe men die papagaey schoet, geg elcken schut een mingelen wijns, onsen heer van Vtrecht viervout wijn, den coninck ende homans out ende nye, der ritterscap, ende boden elcs dubbelden wijn, den ouersten out ende nye ende camerairs elcs een take wijns, deell vanden ouersten, die men elken ½ taec ende den lege knapen ende pijpperen elken een m., maect alle samen CXXXVIIJ taec, die taec zoe Weselair VIIJ½ cr., VIJ d. LLXJ ℔, XV s., IV d. K.

Item op Sinte Meertens auont geg. elken schut nader gewoenten elcker een take wijns ende die ouerste homans ende coninc hadden dubbelden wijn, IVcXXXVIJ taec. K.

In dit jaar komt het eerst de ermborstierre voor onder de stads dienaren, die jaarlijks bezoldigd werden en schenkwijn ontvingen. Hij ontving dit jaar 29 ℔, en werd insgelijks op stads kosten gekleed. Item so die ermborsteerre angenomen was dat hij vercleet soude wesen mitten lege knapen, so sende ic hem vander lege knape cledinge vijff stryppen ende IIJ vierendeell pleyns, twelke hij niet hebben en woude, des sende ic hem doe wt beveell ons borgermeysters Jacob Proys vijff stryppen vander ouerster dienre cledinge end III½ vierendeell pleyns, costen beydedie couelen te samen XII IJ ℔,IJ s., VJ d. K.

Het blijkt hieruit, dat hij zijne kunst van boogmaken te hoog aangeschreven vond om als stads beambte met de lege knapen gelijk gesteld te worden.

[pagina 93]
[p. 93]

Des saterdages na Valentini. Die raide out ende nye, laten weten ende ghebieden enz. Ende die scutten zellen oick dan jn de Noede comen ende hoere homan volgen ende gelioir geuen bij den voers. koer (50 ℔). B.

1462. Des dinxdages na Sinte Marcus dach Oick laet die raet out ende nye weten, ende ghebiet enz. Ende die scutten zellen oick dan inde Woede comen ende hoeren homans volgen ende ghehoer geuen bijden voersz. koer (50 ℔). B.

Des manendaghes voer Pinxteren. Alzoe men morgen eyne reyze doen zeil mitten ghemeynen clockenslaghe enz.

Ende die schutten zellen oick inder Noede comen ende volghen ende ghehoer geuen den homans van den schutten bijden voerscr. koer (150 ℔). Ende waer yemant, die perlement off vechtelijck maecte jn dese reyse, dat soudemen terstont rechten inden velde mitten sweerde aen hoeren liuen, ende alle twydrachte, die niet ghevredet en zijn, die zet die raet in vreden deze voers. reyse wt duerende.

Voirt ghebiet die raet ou ende nie, dat ygelijck onder onser stadt bannier bliue ende niet en lope voer den schutter roide pyioen int wt reysen ende, int weder in reysen oick bliuen onder dat bannier ende hem alsdan niet en verlopen voer dat witte pyioen, noch en bliuen after dat roide pyioen bij zwaerre correctie totten raets guet dvncken.

Voert laet die rait out ende nye weten, dat niemant en roue ende berue of ymant bescedige buten beveel ende oerloue onser ouersten ende raiden inden velde wesende, ende waert zake dat ymant daer broikich jnne worde, dat soudemen terstont aenden ghenen die dat deden jnden velde rechten mitten zweerde aen zijnen liue. B.

Op sinte Jans dach te midsomer. Voert laet die rait weten allen den ghenen, die jn die laetste reyse mitten ghemeynen clockenslach voer Amersfoert gedaen, onser stat mit wagenen ghedient ende schutten ghevoert hebben, dat zij en manendage naisteomende te achte vren comen op die Plaets jnder scepencamer bij Dirck Wouman ende Zweder van Denemarcken, onse cameraers, ende brengen aldaer in scriften wie sij gevoerd hebben, men zel hem vernuegen ende voldoen. B.

Des saterdaghes na Conceptionis Marie. Die raide out ende nye laten weten ende ghebieden enz., ende dese scutten sellen oick dan in die Noide comen ende hoeren homans volghen ende ghehoer gheuen bijden zeluen koer, ende alle twydrachten enz. Voert ghebiet die raet out ende nywe, dat een yghelijck onder onser stadt bannier

[pagina 94]
[p. 94]

bliue ende niet en lope voer der schutter roede peyoen jnt wtreysen ende int weder jnreysen, oick bliuen onder dat bannier ende hem alsdan niet en verloepen voer dat witte peyoen, noch en bliuen after dat roede peyoen bij zwaerre correctien totten raets gvetduncken, zonder ymant des te verdraghen. B.

Item gescenet bij beueell vader ouersten den bode van Oudenaerden van de scyelspeel ruerende in eer onser stat een scael van XIJ loet ziluers, ende elc loet XVIIJ cr. maect XVIIJ ℔, IIJ s., VIJ d. Noch gescenct den bode een gelach XXI ℔, X s. K.

Item so waeren de homans vanden schutten mit horen geselscappe tot Wijc mit IJ wagens, doe sij ons heer genade boden alhier te comen die papagay te helpen schieten, XXJ ℔, X s., V d. K.

Item so beloept der scatter wijn vander reysen inder Birck CXXX VJ ℔, XIV sc. Vander reysen opt Honsgat XXXIX ℔, V s., IIJ d. Der scutter wijn, die voir Wijc waeren CXXIV ℔, IIJ c., VJ d. K.

Item Willem van Malsen gevuert (met zijn wagen) den homan van den schutten tot Wijc om onse heer die papegaey te helpen schieten IV ℔, XJ s., IV d. K.

Vanden wijn Sacramenti. Doemen den wijn copen soude Sacramenti ende papagai waren onse ouersten bij een ende lieten wt allen kelren halen, coste te samen I r.g., VIJ½ take wijns. K.

Doemen die papagi scoet geg. elken scut een m. wijns. Den ouerste homans ende koninc viervout wijn, den ouden homans ende boden dubbelden wijn, den scout vander stadt ende ouersten out ende ny elken een taeck wijns, deel vanden ouersten dienres ½ taeck ende den lege knapen, boden ende pijperen, elc een m. wijn, maect XXIX r.g., V st. - CLIIJ ℔, V s. IIJ d. K.

Item geg. nader gewoenten op Sunte Martyns auondt elken sent een take wijns, ende die ouerste homans ende coninc hadden dubbelden wijn, ende die scout van der stat ende ouerste oud ende nye, ende de camerairs hadden oec behalden hoer scutscap, elc een taeck wijns enz.

Item geg. nader gewoenten opten Korsauonl elke scut een take wijns, den ouersten homans ende coninc dubbelden wijn, ende ouersten out en nye, mitten cameraren, behaluen hoer scutscap, elken een take wijns enz. K.

Vander knapen pensie, die ermborstier LIJ ℔. K.

1463. Item den sculten nader gewoenten hoer doelen mede te maken Xm steens ende XXXIJ ℔ - LXIJ ℔. K.

Item so waren die homan mit een deel scutlen bij ons heren ge-

[pagina 95]
[p. 95]

naden gereyst, om hem te bidden die papagaey alhier mede te willen scieten XI ℔, XIJ s., VJ d. Wigger den homan van den schutten tot Wijc gevoert mit XJ man, V ℔. K.

Item van scutter ende dragen vanden wijn ten doell te brengen, die Daem van Esperen gescenct wert I ℔, V s. K.

Item den scutter wijn mitter ouerslen wijn, die om die merctscepe wt geweest hadden XLIJ ℔, X sc. K.

Vanden wijn papagay. Des sonnendages na Sacramenti, doemen den papagaey schoet, den scutten hoeren wijn ende beliep mitter ouersten ende dienre CL taec die taec X cr. - CLXXXVIJ ℔, X sc. K.

Vanden wijn Martini. Den scutter geg. op sunte Meertens auont, mitter ouersten ende dienre wijn ende mede der gesellen wijn, die op Hasenberch lagen, VIJcV ℔, V s. K.

Vanden wijn Corsauont. Den scutten geg. enz. VIJcVIJ ℔, s. X. K.

1465. Item des vrijdaechs na Sacramenti reisde Berthelmeeus van Nyevelt tot Wijc an onsen heer, om hem te bidden alhier te comen om mede die papegay te schieten XVIJ ℔, XVIJ s., VJ d. K.

Vanden wijn papegay. Des sonnendages na Sacramenti doemen die papegaey schoet, geg. nader gewoenten den scutten elken I mengelen wijns, onsen heer van Vtrecht viervout wijn, den coninc out ende nye, den boden, den schutten vander ridderscap ende uten rade elcs dubbelden wijn, CXLVIJ taec, I m. den scout vander stat, den VIIJ ouersten, den IJ camerairs, elc I taec, VIIJ ouerste dienre ½ taec; ende den rodedrager, den IJ statboden, VIIJ lege knapen, den landmeter ende IV pijpperen, I m. - Van provelwijn den VIIJ ouersten ende IIJ camerairs, Tyelman, I taec, IIJ dienres, ½ tauc, ende in XVIJ tappen, die te proven geg. hadden, ½ taec - XXIV taec. Summa CXCJ taec, I m., die taec IX phs. g. maect CLIX ℔, VII s., VI d. K.

Vanden wijn Mertini. Op sunte Mertens auont nader gewoenten elken scut I taeck, ende die ouerste hoemans ende coninc dubbelt wijn, maect beide die cedelen soe der scutter boden ouergeleuert hebben VcXLIJ taec ende der ouerslen ende dienre proeuelwijn, XVJ taec, die proeuelwijn wt den tappen beide totter scutterwijn ende statwijn te proeuen gegeuen was, X taec. K.

Vanden wijn Corsauont. Nader gewoenten elken scut I take, ende die ouerste homans ende coninc dubbelden wijn, beide die cedele soe der scutter bode ouergeleuert hebben, VcXLJ taec ende der ouersten ende dienre proeuelwijn XVJ taec. K.

Vander knapen pensie, die ermborstierrc LIJ ℔. K.

[pagina 96]
[p. 96]

1466. Item bij beueel der ouersten der scutterbode van Lyere, die alhier geseint was om een scietspuel te verkundigen, dair veel juweelen waeren te winnen, een schael van IX loet suluers ende I vierendeel half myn, elc loet voir XIX cr. - XX ℔, VII s., XJ d. K.

Item Jacob Jansz. inden verleden jair tot behoiff der scutten nader gewoenten Xm steens ende XXXIJ ℔, welke ic vergeten had wt mijnre rekeninge van XV, maect LXIJ ℔. K.

Item Peter Rouersz. tot behoeff der schutten enz. Zie boven.

Item den hooman vanden scutten mit een deel scutten opten Pynxterauont gereist an ons heren genade van Vlrecht om hem te bidden den papegay te willen scieten XXIIJ ℔, IJ s., VJ d. K.

Item Wigger van twee wagens ende Willem van Malsen ende Daem. van Parijs elcs enen wagen gevoert Jan Woutman, Hubert van Pallaes, Eerst van Drakenborch ende Henric van Nyevelt mitten scutten, die mit hem reysden tot Wijc indie Pynxter heilichdage verleden XV ℔, coste die reise an teringe, wijn, bellesier ende scutterwijn XLV ℔. K.

Vanden wijn papegay. Nader gewoenten den scutten elken I m. wijns, onsen heren van Vtrecht viervout, den coninc out ende nye, den boden, den scutten vander ridderscap ende vten rade elcs dubbelden wijn, CLXIV½ taec, den scout vander stat, den acht ouersten ende drie camerairs eles I taec, rodendragers, den twee boden, zes lege knapen, den lantmeter ende vier pijpperen, I m. - XIV½ taec, noch den proeuelwijn, den acht ouersten, drie cam. ende Tielman, elc I taec, drie dienres elc ½ taec, ende XV tappen die hoeren wijn te prueuen gegeuen hadden, elken weder geg. ½ taec - XXJ taec. Summa IJcV ℔.

Vanden wijn Martini. Geg. elke scut I take ende den ouerste homans ende coninc dubbelden wijn, beide die cedulen der scutten bode ouergeleuerd VcXLV½ taec, de proeuelwijn voer der ouersten ende dienres XIV taec. K.

Vanden wijn Corsauont. Der scutter wijn enz. VIc½ taec, die steecwijn voerden aendienren XIV taec. K.

Item doe onse heer van Vtrecht Ouerijssel tooch, wert hem van onsen scutten over die Velue gelei gedaen ende verteerden, dat Jan de Coninc verteerde ende ic hem weder gaff IV ph. g., ende die scutten hadden hoeren wijn, alse XIX quaerten, elke quaerte IJ st. - XXIIJ ℔. Van V wagens die de scutten voerden, elken wagen so sij drie dagen wtwaren, IJ K.

Item deze Aerntz te perde mit Jan van Amerongen ende den scutte

[pagina 97]
[p. 97]

tot Vlueten, VIIJ ℔ - weder mit Jan Aerntz ende den scutten tot Vleuten IJ dage IV ℔. Ter zake van Frederik Vtenham.

Item des dynsdaechs na sunte Petersdach ad Vincula weder tot Vleuten om der scutten cost te betalen, IJ ℔. K.

1467. Des dinxdages na beloken Paeschen. Die raet laet weten ende gebiet enz. ende die scutten zellen oec dan in die Noede comen ende hore homans volgen ende ghehoer geuen bij der seluen koer (L ℔). K.

1469. Vrijdaghes na Pauli Conversio. Item alsoe ouerdragen is gheweest binnen tween jaeren lestleden, dat men ghene scutten meer aennemen en soude bonen tgetall vanden scutten die doe waren, ende hem die stadt jaerlijcx pensy gegeuen heeft hoeren oncost mede te doen, te weten, inden jaer LXVJ lestleden XL arn. gulden, soe en selmen van deser tijt voert ghene scutten meer aennemen thent zij verstoruen zijn tot IIJc toe, want die homans vanden scutten hoeren cost qualic doen moigen van hoeren renthen aen couelen te ghevene, zoe zell him die scutmeyster jaerlicx doen maken opter stat cost X of XIJ couelen, die zij den goeden mannen van buten gheuen moighen, ende hyrmede sel die pensy af wesen, diemen hem gegeuen heeft die naiste drie iaeren, behoudelicken hem hoeren pensien nader ouder gewoenten. R.

Des dinsdages na Galli. Die raet out ende nye heeft ouerdragen, dat die homans vanden scutten ordinieren zellen, dat alle nacht een half hoemanscap vanden scutten waken mitten gilden ende raeden, ende dit zei dueren tot goetduneken des raets out ende nywe. R.

1471. Item Godert Jansz. tot behoeff der scutten hoer doelen mede te maken, Xm steens ende XXXIJ ℔ - LXIJ ℔. K.

Vanden wijn papegaey. Den scutten elc J m., onsen gen. heer van Vtrecht vieruout, den coninc out ende nye, den scutten vanden rade ende den boden elcs dubbelde wijn, CXV taec, den VIIJ ouersten IIJ cam., IIJ clerken, elcken J taec, V ouerste dienres ½ taec, den roedendrager Hertoch, IIIJ lege knapen, IIIJ pijperen J m., summa CXXXIV taec, de taec IV st. - CXXXIV ℔. K.

Vanden wijn Martini. Den scutten haluen wijn alse elc J quarte IVcXIX quaerten. K.

Vanden wijn Corsauont. Elken scutte een quaerte IJcXIJ½ taec, elke taec II. cr. K.

1472. Item vander scutter teringe doemen te Mairsen die wilgen ophieu, XVIJ ℔, X sc.

Item om VJ wagens broet te vueren vanden backeren inden doelen, van elc voeder X s. - IIJ ℔, VJ pijnres diet broet des auonts droe-

[pagina 98]
[p. 98]

gen ende voert van die wagens in die doelen ende dair des nachts wachten ende des mergens dat broet weder indie poert droegen, V ℔. K.

Item Geryt Ottenz. tot behoeff der sculten hoer doelen mede te maken, Xm steens ende XXXIJ ℔. - LXIJ ℔. K.

1472. Vanden wijn papegay. Den scutten elken J m. ende die coninc out ende nye, die homans ende onder homans, die boden ende die scutten die vanden rade sijn out off nye dubbeld, na wtwijsinge der cedulen inden homanscappen ouergegeuen tesamen XCVIJ taec, J m., elke taec IV st. - VcVIJ ℔, V sc. Den ouersten wijn oud ende nye, den schouten, den coninc, sommigen vanden ouerste dienres, der lege dienres, roedrager ende pijpperen, XX taec. K.

Vanden wijn Martini. Den scutten elken ½ taec nader cedelen bider scutten boden ouergeleuert CLXXXJ taec. K.

Vanden wijn Corsauont. Den schutten horen wijn ende den gezwoeren opter ouden manieren, alse eiken J taec nader cedelen enz. tesamen IIJcXLIX taec, J m. K.

1476. Des dages na onser Vrouwen dach. Verbod des bisschops, dat niemand, hetzij ridder of burger, in het Sticht van Utrecht dragen mag enige harnasch, lange messen, rutingen, zweerden, bogen ofte andere weeren, diemen lange weeren hiet, op verbeurte der wapenen en op eene boete des daags van 10 ende des nachts van 20 ℔. K.

1477. Wtgegeuen vant gene dat were gecost heeft inden doelen, so dair IJ nye huyskens gemaect sijn ouer den doelen VJcLXXJ ℔, VIJ sc., IIIJ d. S.

Item geg. om zoden bouen opte huyskens te steken XVJ cr., ende om die pinnen VJ cr., maect IJ ℔, XV sc. S.

1479. Item bij beveel des raets den weert in Rutenberch, van dat op Hasenberch teten gaff des woensdages voir Sinte Geertruden dach XLV scutten, die geheten waren bij een te wesen om besten wil soet in die peerdemerct was, van elc man IJ½ cr. ende hadden VI st. an bier, XV ℔, VI sc., IIJ d. K.

Des anderen dages gaff die weerdynne op Hasenberch teten XLJ scutten, elke ter maeltijt IJ½ cr. ende sij hadden XXVIIJ kannen biers, XV ℔, des dages daerna (St. Geertrude) gaff die weert int Gulden Hoeff op Hasenberch teten XLVIIJ scutten, elke maeltijt IJ½ cr. ende sij hadden XX kannen biers, XV ℔, VJ sc., IIJ d. K.

Item Geryt Ottenz. tot behoeff der scutter hoer doelen mede te maken, Xm steens ende XXXIJ ℔ - LXIJ ℔. K.

Item Geryt voirs., bij beueell des raets, van wagenhuer ende teer-

[pagina 99]
[p. 99]

gelde dat die scuts vervaren ende verteert hadden doe sij ons heren genade des scuts couell brachten, X ℔, X sc. K.

Vanden wijn papegaey. Des sonnendages na Sacramenti doemen die papegaey schoot, den schutten elc J m., die coningen out ende nye, den homans, den onderhomans, den boden, den scuts die vanden rade sijn out ende nye elcs dubbelden wijn, ende den heerscappen oec dubbelden wijn, beloept te samen na wtwijsinge der cedulen in den homanscappen ouergeleuert XCVIJ take ende IIJ m., elke taec IV st. Den wijn der ouersten o. en n., des scouten, cam. sommigen der o. dienres ende alle de lege dienres ende pijpperen XX½ taec. Summa CX ℔, X sc. K.

Wijn Mertini. Elken scut J take ende den coninc ende homans ende den gezwoeren elcs dubbelden, beloept na wtwijsinge der cedulen van den scutten IIJcXXJ taec, elke taec V st. K.

Wijn Corsauont. Elken scut J take, den homans, den coninc ende den gezwoeren elcs dubbelden, beloept na wtwijsinge der scutten cedelen biden boden ouergeleuert IIJcXX taec, elke taec V st. K.

Vander knapen pensie. Die ermborstiere XL ℔. K.

1479. Item gegeuen Willem Willamss. van VIJ scuts couelen wt beueel onser ouersten gemaect, van elc stuc XIIJ cromst, maect VJ g., J cr. K.

1480. Des manendages na Palmen. Die raet laet weten en gebied enen ygeliken, dat zij haer harnasch terstont reyde maken enz. Ende die scutten zellen oick dan jn die Noide koemen ende hoeren hoemans volgen ende gehoer geven bijden zelven koer (50 ℔). B.

1484. Voert laet die raet weten ende gebiet enz. Ende die schutten zullen dan oick daer (op de Neude) ende volgen hoeren boeman ende wezen hem gehoersam bijden zeluen koer (50 ℔). B.

Item Tyman inden Ancker hem belieft inden rade van dat die scutten die de Weertpoirt bewaerden in sinte Laurens merct tot sinen huis aen bier gehaelt hadden, IV ℔. K.

Item Aernt Rouersz. hem belieft biden rade van dat die scutten, die Sunte Katrinen poirt bewaert hadden in de mercten, tot sinen huys aen bier gehaelt hadden, die welke XVIJ was, elc J ℔, XVIJ ℔. K.

Item Geryt Ottenz. tot behoeff den scutten hoir doelen mede te maken nader gewoenten Xm steens ende XXXIJ ℔, - LXIJ ℔. K.

Item daer hebben geweest een deell scutten mit Gijsbert de Gruter aen de Vaert ende hadden hoeren wijn tot Gijsbert Claesz. LIJ mingelen, XVIJ ℔, V sc. K.

Wtgegeuen vanden wijn Martini Elken scut een take wijns, den

[pagina 100]
[p. 100]

coninc ende den hoemans ende die gezworen elken dubbelden wijn, ende beloept te samen na wtwijzinge vander cedulen vanden sculten IIJcXGV taec, die taec VJ st., IVcXCIIJ ℔, XV sc. K.

Item noch op Sunte Meertens auont den scutten, bij consent des raets van veel reyzen die sij gedaen hadden, elc een quaert maleueseyen, na wtwijsinge eenre cedel mij daervan geleuert IIJcLXXX quaerten, ele quaert IV st., IIJcLXXX ℔. K.

Vanden wijn Corsauont. Den scutten nader gewoonten, elken scut een take wijns, den hoemans, den coninc ende gezwoeren elcs dubbelden wijn, ende beloept na wtwijsinge eenre cedule vanden scutten biden bode geleuert, soe daer veel nye scutten gemaect sijn, te samen IVcJ taec, elke taec V st., maect C r.g., V st., hier of gecort van som. scutten die maleueseye hadden XXXV½ st., aldus blijft dit wtgeuen IVcXCIJ ℔, VIJ sc., VJ d. K.

Lambert die armborstiere wt beueel vanden burgermeister, V ℔. K.

Vander dienre cleder IV st. Drie armborstieres, elk V strijp, IV st. K.

1482. Item des sonnendachs na Sacramenti doemen die papegaey scoet, nader gewoente der schutte elck een mengelen wijns, die conynck out ende nye, die hoemans, die oude homans, die bode, die scuts die vanden rade sijn, out ende nye, elcs dubbelde wijn, die heerscapen die mede schieten oeck dubbelden wijn, ende beloept tzamen na wtwijsinge der cedelen inde homanscappen ouergeleuert, CIV taeck ende een myngelen, die taeck om VIJ st., maect CLXXXIJ ℔, IX sc. Item noch gegeuen Jan van Brokelen tot des konineks behoef tyen r.g. ende geg. Geryt Ottensz. nader gewoenten XIJ r.g. ende VIIJ st. die men jaerlicx te geven pleecht, maect te zamen CXIJ ℔. K.

Wtgegeuen wijn Martini. Geg. elken scut een taeck wijns, den coninc, die homans ende die gezworen elc dubbelden wijn, ende beloept na wtwising der cedelen vanden scutten IIJcXLVIIJ taeck, elke taeck VIIJ st., maect VIcXCVJ ℔. K.

Wtgegeuen vanden wijn Korsanont. Geg. den scutten elck J taeck wijns, die coninck, die homans ende geswoeren elcs dubbelde wijn, beloept te samen na wtwisinge der scutter cedelen, die ic van Jacob van Lochorst dairoff ontfangen heb, IIJcXLIV taeck, elcke taeck VIIJ st., maect IVcLXXXVIJ ℔. K.

Wtgegeuen vanden wijn op St. Ponciaens auont ende op St. Agnieten auont. Wt ouerdracht des raets de scutten telken een quaert van veylinge ende andere reyzen die sij gedaen hebben. Item soe beloep die wijn op St. Ponciaens auont, die de scutten hadden, IIJcXLIV

[pagina 101]
[p. 101]

quaerten, elke quaert IV st., maect IIJcXLIV ℔. Item die wijn op St. Agnieten auont IIJcLI quaerten, maken IIJcLJ ℔. K.

Item gegeuen den tynmeysters tot behoeff der grauers, die des nachts doe die stat belopen wert, in den doelen enen wal opschoten tusschen der graft ende der muur, XIJ ℔, X sc. K.

1483. Item des manendaghes op den 13den dach in Aprili is die heer van Montfoerde ghereyst tot Wijck, ende die scutte ende Jan Ewenss. mit zijne gesellen ende ick hebben hem geveylicht tot Beuerweerde, ende wij zijn daer gebleuen den dach hem verwachtende, coste die reyze aen broet, botter, keze, eijer ende bier XIIJ r.g., IJ st. Van wagenhuer ende van scaden die men den weerden gedaen hadde Vr. g. K.

Die raede oude ende nye hebben de homans van de schutten weder in hoer stede gestelt als zij waeren eer mijnheer van Vtrecht binnen die stadt gekomen was. R.

Item op des Heyligen Cruce auont mijn genedige heer van Vtrecht mit zijnen raden, den gedeputierden vander ecclesien ende vander stat gereyst tot IJselsteyn ter dachvaert ende hadden X waghen, elke wagen XV st. ende hyr waren een deel schutten mede - maken XXXVIJ ℔. X sc. K.

1485. Opten Derthien auont. Die raet laet weten ende gebiet, waert zake dat enich gerufte ofte opstal of brant geviel van buten of van binnen onser stat, of dat men die clocke sloege, dat dan een yegelick bouen XX jaeren out wesende terstont zijnen hernas ende mit eenre goeder weer kome bij zijnen hoemans ter plaetsen hierna beteyckent, te weten, dat alle die vanden Ouereynde zijn, komen sellen bij hoeren hoemans op die Smebrugge, ende alle die vanden Nedereynde zijn, komen zellen bij hoeren hoemans op die Viebrugge, ende alle scutten zellen komen bij hoeren hoemans ende bij den ouersten out ende nyewe op die Plaetse, ende doen ende laten dat men hem beuelen zel bijt verboeren van hoeren liuen, behoudeliken dat deghene, die des snachts hoer wake wesen zel, alsdan doen ende laten zellen tot goetduneken der gheenre die vanden rade daertoe gescict zijn. B.

Des dynsdagen na Palmen. Item soe en zellen die scutten niet mede waken, mer des zellen zij bereyt wesen, als onze borgemeysters noit dunct, mit twee ofte drie homenscap ter waeek op die Plaets mit hoer hoelster (?) were te comen waken. B.

Item waert zaeck datter enich rumoer viel, dat men die bancclock sloech, zoe zouden alle die scutten komen op die Plaets bij onze ouersten.

Des vrydages op Sunte Lamberts auont. Dezelfde afkondiging B.

[pagina 102]
[p. 102]

1485. Item Jan Maess. hem belieft biden rade van bier dat hij in Hasenberch verleit had voer die scutten inde weeek voir Midvasten, J ℔, X sc. K.

Item Dirck Ruysch tot behoeff den coninck vanden scutten nader gewoenten an inden boghe te hangen, tyen r.g. - L ℔ - tot behoeff den scutten hoir doelen mede te maken Xm steens ende XXXIJ ℔, - LXIJ ℔. K.

Item des manendages na Palmen droech men dat Heilige Sacrament om die stat, ende doe hadden die scout, die ouersten out ende nye, die camerairs, die homans vanden scutten ende meister Florens, elc J taeck, XIV taeck, die taec V st., XVIJ ℔, X sc. K.

Vanden wijn papegay. Doe men die papegay scoot nader gewoenten den scutten elc J m., den coningen out ende nye, den homans ende den onderhomans, den boden, den scuts die vanden rade zijn out off nye, den heerscappen die mede scoten, elk dubbelden wijn ende beloept tesamen na wtwijsinge der cedelen biden homans geleuert XLVIJ taeck, die taeck V st. - LVIIJ ℔, XV sc., der ouersten wijn out ende nye, die scutten vander stat, den cameraers, sommige dienres hoge ende lege XX½ taeck, die taeck V st. - XXV ℔, XIJ sc., VJ d. K.

Vanden wijn Martini. Op Sunte Meertyns auont nader gewoenten elken scut J take wijns, ende den coninck, den homans ende den gezworen elken dubbelden wijn, beloept tesamen na wtwijsinge der cedelen vanden scutten, CLXXXVIIJ taeck, elke taeck VIJ st. - IIJcXXlX ℔. K.

Vanden wijn Korsauont. Elken scut een take wijn, den homans, den coninck ende gezworen dubbelden wijn na wtwijzinge der scutten cedelen biden boden geleuert CXLVIJ taeck, die taeck VIIJ st. - IIJcXXXIV ℔ K.

1486. Item den coninc vanden scutten, doe men die papegay scoot, in een budelken L ℔, den scutten hoir doelen mede te maken LXIJ ℔, den pijppers doe men die papegay scoot IV ℔, V sc. K.

Item des nachts voir onse Vrouwen dach Natiuitas waecte Anthonis van Amerongen als homan mit drie homanscap scutten ende verteerden ende verdroncken VIJ ℔, X sc. K.

Item Jan van Veen ende Eerst van Drakenborch waren wt mit hem vijften mitten gedep. mijns genadichs heer van Vtrecht ende den gedep. vander ecclesie tot Brussel totten Roomschen coninc, XXXIJ dagen wt. Dat den coninc vanden artsiers tot Bruessel gescent wert, ende anderen oncosten enz. K.

[pagina 103]
[p. 103]

Op Sunte Lamberts auont. Dezelfde afk. Zie 1485. Opten Derthien auond. K.

Opten woensdagen na Georgius. Belieft bij den raide out en nyewe noch IIIJ scutten aentenemen bouen de tax van J½ C.R.

Vanden wijn Martini. Elke scut J take wijns, den twee ouerhomans twie pingoendragers, den coninc vanden scutten, horen camerair ende die twee boden dubbelden wijn, tesamen na wtwysinge der cedel vanden scutten, CLXVIJ½ laec. K.

Vanden wijn Corsauont, elken scut J take wijns, den homans, den pingoendragers, den coninc, den camerair enden boden dubbelden wijn, CLXX taec, elke taec VIIJ st. - IIJcXL ℔. K.

1487. Item gegeuen den schutten hoir doelen te maken, LXIJ ℔. Inden budell tot behoef des coninek doemen die papegay seoet X r.g. - L ℔, den pijppers doe men die papegay scoet IV ℔, XV sc. K.

Item doe die stat van Vtrecht den heer van IJselsteyn reisen soude tot Kesteren, doe woude onse borgermeyster Henrick van Gent, dat Wouter van Baecx mitten borgeren reysen woude, dat geliefde den heer van IJselsteyn so tgeschien, doe beloefde die stat Wouters wagenhuer. Deze nabescreuen personen sijn geweest opter reysen tot Kesteren ende zoudye gegeuen wt beueel als hier na bescreuen staet: Florens van Pallaes, Goedscalc van Wijnssen, Henric van Alendorp, Dirc Ruysch, Steuen van Zeuender, pilioendragers, elken XX st., Rutger van Heteren, Jan Proeys, Jan vander Marck, Egbert Buys, Gijsbert van Cantelenbeer, Gelis van Rijcstell, Herman, scutterbode enz., 37 personen, elken X st., maect die voirs. soudye CXVIJ ℔, X sc., aan 8 personen, die met hoeren wagens opter reysen gedient hebben 2 dagen, elk 2 r.g. - 80 ℔. K.

Vanden wijn papegay. Doe men die papegay scoet elken scut J m. wijns, den coninc out ende nye, den homans ende onderhomans ende den boden dubbelden wijn, beloept mitter ouersten en camerairs wijn out ende nye, des scouten vander stat ende sommigen vanden hogen dienres ende de lege knapen wijn, LXXIIJ½ taec, die taec VIJ st. - CXXVIIJ ℔, XIJ sc. VJ d. K.

Des manendages na Bertholomei. Item der scutter wijn zel of wesen Mertini ende Kerauont; mer als die scutten scieten, zellen zij hoeren wijn hebben nader ouder gewoenten, mer die ouerste ende dienres en zellen dan ghenen wijn hebben. R.

1488. Item Tomas van Amerongen heeft mit LVIJ scutten aen die Plaets, doemen dat Heilige Sacrament om die stat droech, vertcert elc seut J½ st. - XVJ ℔. K.

[pagina 104]
[p. 104]

Item die scutten hebben in Hasenberch verdronken woensdages na onser Vrouwen dach Natiuitas, V st., donrcdages, svrijdages, saterdages, elc dach V st. - V ℔. K.

Item die scutten des nachts gewaect opten XVIJen dach in Nouember in Hasenberch, verdronken V st., XXJ nachten, XVIJ van Nov. tot IX Dec., elken nacht V st. - XXVIJ ℔, X sc. K.

Item die scutten hebben verdroncken inde waeck aen byer gehaelt in den Otter bij Jan Roclofsz. ende mede op die Tollestege poert tsamen XXXV ℔, noch verdroncken in die waeck aen byer, VJ ℔, XVIJ sc., VJ d. K.

Ouercomen bij den rade out en nyewe, dat men den scutten voertan wijn geuen zel die afgezet was, tot twee reysen sjaers, als Sunte Mertijns ende Kersmisse, tot elker reyze een quaert wijns, elken scut ter tijt die raet eens beters te rade wert. R.

Item der sculterwijn Martini ende der ouersten ende dienres hoge ende lege IJcXVIJ ℔, X sc. K.

Item der scutter wijn Corsauont, LXXXIV r.g., X st. K.

Op Sunte Nicolaes auont. Alsoemen voertijts miller clocken pleech te gebieden, waert zake enz, soe is die raet out ende nye eens anders te rade worden, ende laet daeromme weten ende gebiet, waert zake dat enich gerufte, opstal of brant geviel van hinnen of van buten onser stadt, oft dat men die clocke sloege, dat dan een yegelick bouen XX jaeren ende elck vanden (12) wecken hier onder genoemt terstont in hoer hernas (komen) bij den capiteynen vanden rade ten plaetsen bijden mucren hier onder beteykent, ende aldaer bliuen, doen ende laten datmen hem beuelen zei bijt verboeren van hoeren liuen, ende oft yemant te rugge liep ende gheen weer bieden en woude, dien soude men doot moghen slaen sonder verboeren; ende oft hij ontliepe ofte ontquame, soe soude die stat, oft hij vercregen worde, dat aen hem rechten milten zweerde. Ende alle scutten zellen comen mit hoeren hoemans in hoer hernas bijden ouersten out ende nyewe op die Plaets mit hoeren pilioenen. K.

1489. Des donredages na Valentini. Scepenen, raden ende ondermens zijn ouerdragen, dat in deser toecomende jaermerct voer elke van den drie open poerten van der stat sitten zellen een man wt elke gilde, maken XX man voer elke poerte, vten rade vier mannen, vten scutten IIIJ mannen, maken tsamen XXVIIJ, opt verboeren van J ℔, ende zellen hoer hernas aen hebben. R.

Die rade out ende nyewe ende die oudermans hebben macht ende moege gegeuen den ouersten out en nyewe mitten hoemans vanden

[pagina 105]
[p. 105]

scutten een reformacy te maken vanden scutten om goede werachtige mannen in elke homanscap te scieken tot XIJ oft XIIJ toe. R.

Op Sunte Lamberts auont. Dezelfde afkondiging. Zie 1488 St. Nicolaas.

Op Sunte Niclaes auont. Ende oft bij dage enich geruft geviel van enigen wthemschen heeren, ruteren, knechten oft ander volck, die bij versumenisse der gheenre die onse stat poerten ofte vesten bel oeren te bewaren, onse stat aenliepen om ons te oueruallen, oft datse binnen onse stat incomende worden, dat God verhueden moet, ende sulck geruft mit roepen, mit becken oft mit clockenslach verkundicht worde om die borgen te vergaderen ende die vijande te keeren, soe laet die raet weten ende gebiet, indien sulx gesciede bij dage, dat dan alle onse borgeren ende ondersaten die vanden Ouereynde zijn, oick die ouerste raede, oudermanne oft scutten zijn, niemant wtgesceyden, komen zellen in hoer hernas van stonden an sonder vertreck ende vergadcren op Sunte Marien Plaets, ende Jacob van Amerongen, borgermeyster, ende Goerd van Voird, ouerste onderman, ende ouerhomans vanden scutten zellen den borgers ende scutten voergaen ende die afterhoede zellen aldaer bewaren Geryt Mont ende Jan van Roeyenborch mitten ghenen die zij mit hoir nemen zellen. Ende alle die ghenen die vanden Nedereynde zijn, nyemant wtgescheydeu, zellen comen ende vergaderen inden Noede, ende Jan van Veen, Ernst van Drakenborch, borgermeysters, ende Peter Foeyt ouerhoeman vanden scutten, zellen den borgers ende scutten voergaen, ende die afterhoede zellen aldaer bewaeren Willem Zem ende Jan Foeyt Hugensz, mitten ghenen, die zij tot hem n men zellen.

Item soe heeft men noch geordineert vier vten rade ende vier capiteynen, die elke twee zellen vijftich goeder mannen onder hem hebben, die onse gen. heer ende die raet wijzen zellen, bijden poerten oft anders daert best dienen zel, te wetene, opt Ouereynde Jan van Raephorst ende Jan van Goch, Henrich Roeck ende Ewout Rutgersz., opt Nedereynde Tonis Petersz. ende Herman van Oldenzeel, Jacob van Leeuwen ende Jan van Valkenborch. B.

Voorts werden al die in de stads vrijheid buiten de poort woonden, bevolen bij klokslag met hunnen scout ende buerrade voor stads poorten te vergaderen; de zakkedragers om den brand te blusschen, en dat, in geval van gevaar of brand, elk voor zijne deur zoude hangen een licht oft een lanteern op de boete van 5 ℔.

1490. Des donredages na Judica. Die raet laet weten ende gebict, waert zake dat enich gerufte opstal of brant geviel van binnen oft van buten onser stadt, oft dat men die clocken sloege bij nachte oft des

[pagina 106]
[p. 106]

avond na tsluten vanden poerten, dat dan een yegelyc enz. Zie de afkondiging 1488 St. Nikolaas. En alle schutten zellen comen mit hoeren hoemans in hoer hernas bijden ouersten out ende nyewe, op die Plaets mit hoeren pilioenen in stiller manieren, als voertijts mitter clocken wtgeluyt is. B.

Op tHeylich Cruysdach Inuentionis. Alsoe vast veel tijdingen, verbodinge ende waerscuwingen alhier comen van ruteren, die tot groten hopen vergadcren, daermen sorge ende hoede voer behoert te dragen, ende onse gen, heer van Vtrecht wapenscouwinge beghecrt te siene van onsen borgeren ende ondersaten, soe laet die raet weten enen yegeliken ende gebiet, dat mergen tot eenre vren naden eten alle scutten mit hoeren knechten comen zellen onder hoeren hoemans op Sunte Marien Plaets, ende dat ter seluer vren alle borgers, ondersaten ende dienstknechten comen jnden Noede, ende dat alle wecken aldaer vergaderen elc bij die zijne, versceyden die een weck vander ander, soe dat men aldaer oproepen zel in elke weck, ende zellen aldaer comen in hoer hernas mit haecbussen diese hebben, mit knipbussen, mit boegen, pieken ende ander beste weer, oick zellen alle dienstknechten ende ambochs knechten, van wat ambochte zij zijn, mit hoeren meysteren, ende jonge borgers ende ondersaten bouen XVIIJ jaeren out wesende alle die stocken dragen moegen, aldaer bij hoeren ouders comen gewapent ende weer in hoer hant hebben, welke knechten den raetsheeren in hoer weeken enen eedt doen zellen hout ende trouwe te wesen onsen gen. heer van Vtrecht ende onse stat ter tijt sij binnen onser stat woenen zellen. Ende als zij alsoe vergadert zijn, zellen zij gaen in ordinancie, alsoe men seicken zel bij den ouersten ter plaetsen daerze onse gen. heer scouwen zel. Ende omme die vergaderinge te gescieden zel men mergen die banclocke luden een reyze, ende die niet en waer ter plaetsen voirs. eer men die clocke laten zel, die zel verboeren IJ ℔, die men hem afnemen zel zonder verdragen. Oick gebiet die raet dat nyemant hierentusschen eer die wapenscouwinge gedaen zel zijn, buten onser stat en reyze bijt verboeren van IJ ℔. B.

Des manendages na Ascensy dach. Dezelfde afkondiging als donderdag na Judica.

Hier jnne zijn wtgesondert die twee capiteynen, als Henrick van Voerd ende Jan Zijl mit LXXX benoemde borgeren, die opt hof comen zellen bij onsen gen. heer van Vtrecht. Ende nyemant en zel vander plaetsen gaen daar hij gescict is, oick wat geruft datter geviel, ten waer dat hij gehaelt worde van enigen van desen vieren hierna bescreuen, te weten, heren Jan van Renes, ridder, Jan van Hemerten,

[pagina 107]
[p. 107]

hoefmeyster ons gen. heeren van Vtrecht, Jan van Veen ende Ernst van Drakenborch, ende oick niet vanden mueren en sceyden dan bij oerlof van enich van den vieren voirs. bijt verboeren van hoeren liuen, ende alle wecmeysters zellen comen mit hoeren cedelen in hoeren wecken om aldaer voert te roepen ende te besien wie daer gebrect. Ende alle scutten zellen comen mit hoeren hoemans in hoer hernas bijden ouersten out ende nyewe op die Plaets mit hoeren pilioenen. B.

Zie voorts de afkondiging 1489, St. Lambertsauond.

Des dynsdages na Odulphi. Alsoe onlanx mitter clocken geluyt is geweest, jndien enz. Soe laet die raet weten dat men die ordonnancie verandert heeft in deser manieren. Waert zake dat enich geruft geviel bij dage in manieren voirs. dat dan alle borgeren ende ondersaten, alsoe wel vanden Ouereynde als vanden Nedercynde, al te samen soe wel die ouerste als die vanden rade ende scutten komen zellen terstont in hoer hernas bij onsen gen. heer van Vtrecht opt Hof, ende doen ende laten als ons gen, heer mitten ouersten dan ouercomen zellen bijt verboeren van hoeren liuen. Ende hier zellen wtgesondert wesen enige wecken, mer zellen van stonden an dat geruft gehoert, loepen ter poerte weert elc daer bij geordineert is, ende oick alle raden en scutten daer onder woenende. B.

Des saterdages na Assumptioms. Alsoe sulcx oerloge als hier omtrent geweest is, bijder gracien Gods, verleken ende gesoent zel wesen, ende soe tvolck van wapenen ende der knechten noch niet gesceyden en zijn, soe ist van noede dat men desertijt nerstelike toesie tot bewaernisse van onser stat. Daerom laet die raet weten, dat die waeck die opten sesten nacht geweest is, nv voertaen opten derden nacht wezen zel, soedat die waeck vanden raetsheeren, borgeren ende vanden scutten van te waken ende voer den poerten te sitten, gedubbeleert zel wesen enen corten tijt duerende, daer hem een yegelijck na zel rechten. B.

Op Sinte Cosinus ende Damianus dach. Die scutten en zellen niet waken, mer zellen voer den poerten zitten gelijck den raet. Dit ook bevolen in 1491. B.

1490. Item dic raet heeft belieft Wouter Geritsz., dat hij die banclock sloech doemen wapenscouwinge dede, IJ ℔. K.

Item doemen den papegaey scoet, den coninck inden budell, L ℔, totten doelen mede te maken, LXIJ ℔. K.

Item doe onse oversten die wijn papegaey proefden, aen cost X sc.

Item doemen die papegaey scoet die van Campen, Zwoll en Deuenter elck twee kannen wijns - XIIJ ℔, X sc. - die meyster jager doe die scuts scoten IJ kan - IV ℔, X sc. K.

[pagina 108]
[p. 108]

Vanden wijn papegaey. Elc scut J m., den coninck out ende nyewe, die homans ende onderhomans ende die boden vanden scutten ende voel heeren ende prelaten ende hoefluden elcx dubbelden wijn, LXXIIJ kan, elk kan IIJ st. - XLIJ ℔,V sc. Ouersten wijn ont ende nye proeuelwijn, LIIJ kan - XXXVJ ℔, XV sc. K.

Vanden wijn Martini. Der scutter wijn ende der ouersten ende dienres hoge ende lege mitter proeuelwijn, IVcLXV quarten, elke quart V cr. - IJcXC ℔, XIJ sc., VJ d. K.

Vanden wijn Corsauont. Der scutterwijn ende de o. en d.h. en 1. scutter proeuelwijn, IIJcJ ℔, V sc. K.

Knapen pensie. Willam die armborstier, L ℔. K.

1491. Des dynsdages na XIIJ dach. Alsoe in deser (jaer)merct veel vreems volk toecomende is binnen onser stat, soe laet die raet weten ende gebiet, dat alle die rade out ende nyewe ende alle scutten hoer hernas, reet hebben ende oick alle die borgers ende ambochslude hoer hernas twelck zij hebben, rede setten oft hangen voer in hoerer huse om rede te wesen of van noede waer bijt verboeren van een ℔, daer een yegelyck koermeyster of wesen zel, dat men hem terstont af halen zel ende daertoe tot zwaer correxy tottes raets goetduncken. B.

Des manendages na Sunt Aechtendach post Dominicam LXe. Dezelfde afkondiging. Des manend. na Judica. Dezelfde afk. B.

Des dynsdages op Sunte Lourens auond. Dezelfde afk. B.

Des manendages na Sunte Gallen dach. Alsoe in deze (jaer)merkt enz, dat alle rade, ondermannen, alle scutten ende die meentemanned hoer hernas enz. B.

1491. Item gegeuen doemen den papegay scoet den coninc inden budel L ℔. K.

Vanden wijn papegay. Doemen die papegay scoet geg. nader gewoenten elken scut een mingelen wijns, den coninc out ende nyewe, den hoemans ende onderhoemans, den boden vanden scutten, hoer cameraers ende heerscapen elk dubbelden wijn, beloept te samen na wtwisinge der cedulen inden homanscapen mij overgeleuert XXIIIJ guld., IIIJ st., IX wit, facit CXXI ℔, IIJ sc., IX d. K.

Vanden wijn Martini. Der scutterwijn na wtwisinge der cedulen mij daer van ouergeleuert, maict IIIJcXXJ kannen wijns, elke kan voer V½ cr. ende enen stuuer van scoenbroet, maict IJcLXXXIX ℔, VIIJ sc., IX d. K.

Vanden wijn Korsauont. Der scutterwijn na wtwisinge de cedulen IJcXIX kannen wijns, elke kan IIJ½ st., maict CXCJ ℔, XIJ sc., VJ d'.

Willem Euertsz, ermborstierre LIJ ℔ pensie - Tot enen couel V

[pagina 109]
[p. 109]

strijp ende IIJ½ vierendeel paers lakens, die el XX st. ende die strijp IIIJ st. K.

1492. Des manendages na Mathie post Dominicam LXme. Alsoe in dese toecomende jaermerct enz., dat alle die vanden rade zijn, alle meentemannen ende alle scutten enz. B.

Des donredages na Asschel woensdach. Alsoe wij waerscuwinge ende verbodinge hebben van veel knechten, die in varenden velde zijn, soe laet die raet weten ende gebiet enz. Zie de afk. van 1848, St. Nicolaas.

Ende die scutter zellen comen mit hoeren hoemans bijden ouersten op die Plaets mit hoeren pilioenen. Ende ofte bij dage enich geruft geuiel enz. Zie de afk. 1489, op St. Lamberts avond. Ende Henric van Voird, Anthonis van Amerongen ende Jan die Haes, ouerhoemans vanden scutten, zellen den borgers ende scutten vanden Ouereynde voertgaen enz., ende Eerst van Drakenborch, Henric van Gent ende Jan Foyt Hugenz, ouerhoemans vanden scutten, zellen den borgers ende scutten vanden Nedereynde voergaen enz. B.

Des donredages na Cantate. Ordinantie om die stat te bewaeren enz.

Item soe zellen waken een hoeman scuts alle nacht, een op Tollesteech ende een homenscap zellen half gaen op Katrijnen poert ende half op dat Sant tot Sproncx huys.

Item men zel bidden den scutten dat sij voer elc poert ordineren noch enen seut Dit ook in 1493 bevolen. B.

Des dynsdages IIII Juny. Overcomen bij den rade dat die oudermannen ende meentemannen gelijck die rade waken zullen, oick die ghene de scutte zijn, dan als hoer boert is mit hoer homans te waken, zellen zij van sraets waeck verdragen wesen. R.

Des dynsdages na Pauli Conversio. Item soe sellen die vier merctdage te weten, swoensdages, sdonredages, svrijdages ende des saterdages twee hoemansche scutten op die Plaets wesen ende een homanscap scut op Sinte Katrijnen poert mit hoer hernas, mit bogen of mit bussen. Item die scutten zellen in hoer hernas wesen die vier dagen voirs. op een koer als die homans hem gebieden zellen.

Item die vier merctdage voirs. sellen zitten in elke poert een raitsheer, die gheen vijf en is, mit twee scutten mit hoer hernas. B.

1494. Item doe Jan Reyerss. ossen gehaelt waren, des dynsdages snachts daerna togen die scutten tot Hermelen, verteert J ℔, XVIJ sc. K. VJ d. Des morgens bleuen die scutten liggen op die Haer om te verbeyden, soedat beuolen wort bijden bode diemen seynde IX ℔, IJ sc., VJ d., den bongenaers IJ ℔. K.

Item doe die scutten wt waren te Coten om Gijsbert Claesz. te halen

[pagina 110]
[p. 110]

hebben de vive verteert mitten wagenaers ende mit sommigen vanden scutten V ℔. K.

Item den scutten om aen den coninx boech te gangen L ℔. K.

Item ons gen. heeren scutten hebben in Rutenberch verteert V ℔. K.

Item doe die scutten aen die Putkuyp togen des nachts, verteerden Herman van Oldenzael mit zijnen knechten inden Stier, wt beueel vanden ouersten V ℔. K.

Item op Sunte Bertelmeeus auont geleyden die scutten mijnen heer van Montfoort thuys IX ℔, V sc. K.

Item op St. Jacobs auont die scutten tot Gielis, die roeper, doe sij dat gat waecten daer die muer om geuallen was IJ ℔. K.

Item doe onse ouersten den wijn Sacramenti ende papegaey proefden J ℔., V sc. K.

Item Wouter van Vyanen ende Goeyert die Konink, hoemans vanden scutten, mit XXVIIJ scutten mijnheer van Monfoert geleyt, verteert aen die Maern IIJ ℔, V sc. K.

Item die scutten gewaict in Baltasars huys XXJ nachten IIJ ℔, XVIIJ sc., IX d. K.

Item Egbert Rutgersz. ouerste onderman, ende Jan van Veen, Bernt Proeys, Ansem Salm mit een deel scutten tot Wijck bij mijn g. heer woensdages na St. Franciscus dach, XXIIJ ℔, XVIJ sc., VJ d. K.

Item 1e Octobris mit sijnen wagen mit die scutten tot Wijck, IIJ ℔, XV sc. K.

Item des manendages na Alre Zielen dach op die Vaert die twee borgermrs. voirs. vanden viven mit horen vennoten ende een deel scutten ende een deel borgers XXIIJ ℔, X sc. K.

Item op die voerwaerde des nachts doe die scutten omtrent Woerden waren I ℔. K.

Item des manendages snachts mitten scutten om die waerde te houden IJ ℔. K.

Vanden wijn papegaey. Den scutten J m. elcx, den coningen out ende nye, den homans ende onderhomans, den boden ende scutten, die vanden rade zijn out ende nye, ende den heerscappen die mede scoten CXXVIJ½ kan, LXXIX ℔, XIIJ sc., IX d. Den ouersten wijn, camerairs ende dienres hoge ende lege ende mitten proeuelwijn LXIX½ kan XLIIJ ℔, VIIJ sc., IX d. K.

Vanden wijn Martini. Scutterwijn mitten proeuelwijn IVcXXXIV quaerten IJcLXXJ ℔, V sc. K.

Vanden wijn Korsauont. Scutterwijn IVcXLIJ quaerten, IIJcIIJ ℔, IJ sc., VJ d. K.

[pagina 111]
[p. 111]

Item mit X wagen mijn heer van Montfoert gehaelt mitten scutten ende mit IV wagen weder om thuys gevuert XXXV ℔. K.

Item gevuert mit IJ wagen die scutten tot Wijek om onse ouersten te veyligen des woensdages na St. Franciscus VII ℔, X sc. K.

Item die scutten op die Plaets des vrijdages ende des saterdages daerna VIJ, X sc. K.

Item Wouter van Vyanen, hoeman, mit een deel scutten gevuert tot Coten om lude te halen van pantweringe, wijn X, VJ sc., IIJ d. K.

Item LXXIJ kannen wijns den scutten, doe zij voer Woerden togen doe die ossen genomen waeren LJ ℔, V sc. K.

Item XXVIIJ kannen wijns, doe zij mijnheer van Montfoirt veylichden van Montfoirt XXVIJ ℔, XVJ sc., IIJ d. K.

Item des dynsdages na S. Seruaes waeren die scutten mit onsen ouersten aen die Putkuyp op die dachuaert tegens die Hollanders LXXXIX quaerten J m., LV ℔, XVIIJ sc., IX d. K.

Item den XXsten Novembris hebben die scutten onse ouersten geveylicht tot Vyanen XXIJ kannen wijns XIIJ ℔, XV sc. K.

Item Wouter van Vyanen selfs XXXVIsten veylichden mijnheer van Montfoirt thuys XIIJ ℔, IJ sc., VI d. K.

Item des manendages na Alre Heyligen haelden dic scutten Willem van IJsendoern mit meer andere aen de Vaert, hadden hoeren wijn in Kranensteyn XX k., J m., XIJ ℔, XVJ sc., VIJ d. K.

Item mitten ouersten ende mit V scuten mit scutten aen die Vaert ende wederom thuys V ℔. K.

Item Herman Henricxs den scutterbode nader gewoenten totten doelen LXIJ ℔. K.

Item A.W. die scutten bij nacht mitten sijnen wagen gevoert VI ℔. K.

Item op S. Pancras VI man buten alle poerten ende binnen der stat geboden wel LV wagens om den ouersten ende die gedeputeerden vanden raede mit alle die scutten te vueren aen de Putkuyp opder daguaert VJ ℔. K.

Die rade out ende nye, ter begeerten vanden jongen scutten, belieft ende consenteert, dat zij waecvrij wesen zellen, des zellen zij weder al sulke dienst doen als die oude scutten doen binnen der stat mit waken ende voer die poerten te sitten ende anderssins, alst van noede wesen zel na advenant van hoer menichte van hoeren scutten. R.

1495. Des manendages na Ascensydach, prima Junij. Alsoe in deser toecomende (jaer)merct enz. Zie de afk. van 1491 dingsd. na 13 dag.

Op Sinte Lourens auont des sonnendages. Dezelfde afk. B.

[pagina 112]
[p. 112]

1495. Item geg. den konink vanden scutten, doemen den papegay scoet, inden budel X r.g. facit, L ℔. K.

Item geg. Herman, der scutter hode, totter doelen mede te maken, LXIJ .K.

Item alsoe zij gewacht ende verlacht waeren tot veel plaetsen soe namen zij hulpe mit IIIJ stalen boegen die zij coften om hem te bewaeren ende coften mit twe wijnden, XJ r.g., V. st. K.

Mr. Willem Buser en de stads klerck waren afgevaardigd naar Brussel ten hove. Elk hunner had een knecht mede, en schijnen wegens de onveiligheid der wegen deze voorzorg noodig te hebben geacht toen zij donderd. na Vr. Conceptio op reis gingen.

Item gescenct den koninck van Vechten IIIJ stat kannen wijns, facit VIJ ℔, X sc. K.

Item gescenct h. Jan van Nyvelt als koninck vanden hantboech IIIJ stat kannen, facit VIJ ℔, X sc. K.

Vanden wijn papegaey. Doemen die papegaey scoet, geg. elken scut een mingelen wijns, den koninck out ende nye, den hoemans ende onderhoemans, den boden vanden scutten ende veel heeren prelaten ende hoefluden elek dubbelden wijn, ende den ouersten out en nye mitten camerairs ende dienres hoech ende lege, mitten proevelwijn tsamen IJcXL½ kan, elck kan V cr., facit CL ℔, VJ sc., IIJ d. K.

Item doemen den papegay scoet, teerden onse ouersten mitten heer van Brederode inden Sluetel ende onse ouerste scencten tgelach dat beliep XLIJ ℔. K.

Wijn Martini. Der scutterwijn na jnhout der cedelen IIIJcXLVJ kannen wijns, elck kan V er, facit IJcLXXVIIJ ℔, XV sc. K.

Wijn Corsauont. Der scutter wijn IIIJcXXXVIIJ kannen wijns, elck kan IJ½ st., facit IJcLXXIIJ ℔, XV sc. K.

Item Euert Zoudenbalch ende Anthonis van Amerongen gereyst mitten scutten na ...... om onse merctscepen te halen, elck scut J mingelen wijns, facit LXXVIJ quaerten wijns, elck quart V cr., facit XLVIIJ ℔, IJ sc., VJ d. Doe onse oude scutten inhaelden onser borger merctgoet, geg. van scuythuer XIIJ ℔. K.

1496. Des manend, post LXme, op Sunte Apollonien auont. Alsoe in dese toecomende (jaer)merct. Zie de afk. van 1491, na 13 dag. Op den kant geschreven No. nyet luden. B.

Op Sunte Lamberts auont. Alsoe onse gen. heer en sonnedach naestk., en God wil, binnen onse stat jncomende zel worden, soe heeft die raet dese nabescr. ordenancie gemaect om onse stat te bewaeren, die men gehouden wil hebben, te weten, dat die ouerste out ende

[pagina 113]
[p. 113]

nye mit die twee ouerste hoemans vanden scutten mitten scutten daertoe dienende, zellen in die poert wesen om aldaer den heer willecoem te heten ende die vijande te scutten, te keeren ende doot te slaen sonder verbueren, ende alle dienres hoech ende lege mit die strijp bijden ouersten. Item daer na zellen volgen ende staen jn hoer hernas scepenen, rade ende oudermannen out ende nye, die scepenen voer den raet voert die oudermannen ende dan die scutten, die bijden ouersten in die poert niet en zijn, soe wel die jonge als die oude enz. Item waert zaeck datter enich oploep oft rumoer bij nacht geviel binnen der stat, soe soude ele loepen in zijn weck aen die muer, ende die scutten bijden ouersten op die placts vander waeck. Item een hoemanscap scutten op elke poert snachs vanden ouden, ende een derdendeel vanden jongen scutten alle nacht op Hasenberch enz. Item die raetsheeren, die borgeren ende scutten zellen elk dubbelt sitten voer die poerten nader gewoenten. B.

Des woensd. na Galli. Alsoe in deze (jaer)merct. Zie de vorige afk.

Vanden wijn papegaey. Doemen die papegay scoet nader gewoente, den scutten elken een mingelen wijns, den koningen out ende nye, den hoemans ende onderhomans, den boden ende scutten, die vanden rade zijn out ende nye, ende den heerscapen die mede scoten, elk dubbelden wijn ende beloept tsamen na wtwijsinge der cedelen XIIIJ g., VIIJ st., facit LXXIJ ℔. Der ouerster wijn out en nye mitte camerairs ende dienres hoech ende lege, mitten proevelwijn tsamen na jnhout der cedelen LXX quarten ende een ming., die qnaert IIIJ½ cr., maect VIJ r.g., XVIIJ st, VIJ½ wit, facit XXXIX, ℔, XIIJ sc., J d. K.

Vanden wijn Martini. Der scutter wijn mitten proeuelwijn na jnhout der cedelen LX g., XV½ st., facit IIJcIIJ ℔, XVIJ sc. VJ d. K.

Vander wijn Korsauont. Der scutterwijn mitten proeuelwijn LXIJ g., V st., IX wit, facit IIJcXJ ℔, VIJ sc., IX d. K.

1499. Des manendages na Judica. Alsoe inden aenstaende jaermerct. Zie de vorige afk.

Overcomen bij out raet en nywe dat men opt behagen vanden gilden Willem Jansz. lijfrenten geuen zel voir L Rijns. g. current van thienen een, die hij als camerair vanden scutten in de jaer XCVIJ ende XCVIIJ in de scutterij verleyt heeft ende ten afteren is, alsoe die Leck ingebroken was, ende van de scuttenland gheen betalinge en geschiede ende der stat camerair hem der scutten pensy niet gegeuen en hadde. R.

1502. Item gegeuen des sonnendages na Sacramenti, den coninck van die papegaey L ℔. K.

[pagina 114]
[p. 114]

Item gegeuen den scutten totten doelen te maken nader gewoenten, XIJ r.g., VIIJ st., facit LXIJ ℔. K.

Vanden wijn Palmen. Ouersten hoemans Egbert ven Gruenenberch, Peter Foeyt, elck J taeck. K.

Vanden wijn papegaey. Doemen den papegaey scoet nader gewoente elc scut een m. wijns, den coningen out ende nye, boemans, onderhomans, die scutterboden ende hoer camerair, den heerschappen ende speelluyden etc., dubbelden wijn, ende beliep te samen CXLIIJ½ quaten wijns, die qrt. 1½ gr., maect tsamen XIX r.g. XIIIJ st. VIJ½ wit. Der ouersten wijn mitte dieners hoech ende leech mitten prouelwijn aenden wijntappers CXIJ quarten, elc qrt. V½ gr., maect tsamen XV r.g. VIIJ st. K.

Vanden wijn Martini. Der scutterwijn IIIJcLIIIJ quarten, elc qrt. IIJ½ st., maect LXXIX g. IX st. K.

Vanden wijn Korsauont. Der scutterwijn mitten prouelwijn voir den ouersten etc. VcVJ quarten, elc qrt. IIJ st, beloipt LXXV r.g. XVIIJ st. K.

1503. Item gegeuen enen budel myt X gulden, te geuen den coninck vanden scutten nader gewoenten, facit L ℔. K.

Item gegeuen die scutten totten doelen te maken nader gewoenten, XIJ r.g., facit LX ℔. K.

Item gegeuen acht mijns gen. heeren scutten, dat sij hem (gedep. v. Utrecht) veylichden tot Doirn, IIJ r.g. IIJ½ st. K.

Vanden wijn Palmen. Hoemans, elck J taeck. K.

Vanden wijn papegaey. Doemen die papegaey scoet nader gewoenten, den scutten elcken een mengelen wijns, den koninek out ende nye, hoemans, onderhoemans, der scutter boden ende scutten die van den rade zijn out ende nye, den heerschappen die mede seoten, elck dubbelde wijn, ende beliep tsamen CXLVJ quarten wijns, elcke qrt. IJ½ st., facit LXCJ ℔ V sc. Der ouersten wijn mitten dienres hoech ende lege mitten prouelwijn aenden wijntappers CXV½ qrt., elcke qrt. IJ½ st., facit LXXIJ ℔ IIJ sc. IX d. K.

Vanden wijn Martini. Der scutterwijn mitten prouelwijn IIIJcXLVJ quarten, elcke quaert IIJ st., facit IIJcXXXIIII ℔ X sc. K.

Vanden wijn Korsauont. Der scutterwijn mitten prouelwijn IIIJcXLVJ quarten, elcke quart IIJ st., facit IIJcXXXIIII ℔ X sc. K.

1504. Item gegeuen den coninck vanden scutten juden boedel doemen die papegaeye scoet nader gewoenten, X gulden, facit L ℔. K.

Item gegeuen Thomas Aelbertsz., van der scutten wegen, na der gewoente, LXIJ ℔. K.

[pagina 115]
[p. 115]

Ons borgermeyster ende Beernt Proeys geweest te Montfoirde, beloipt hocr dachgelden IJ g. XV st., hadden mede XIJ scutten, IJ peerden ende verteerden V gul., IJ wagens, elck XX st K.

Vanden wijn Palmen. Ouerste hoemans Egbert van Gruenenberch, Goeyert van Voirde, elck J taick. K.

Vanden wijn papegaeye. Doemen die papegaeye scoet gegeuen elcken scut nader gewoente een m. wijns, die koniugen out ende nyewe hoemans, onderhoemans, heerschappen ende spuelluyden dubbelde wijn, beliep tesamen LXXXVJ quarten, elcke quart IIJ st., beliep XX g., VIIJ st. Den ouerste wijn mitten proeuelwijn ende voirden dienres hoich ende lege, CVJ quarten, elcke quart III st., facit LXXIX ℔, X sc. K.

Vanden wijn Martini. Der scutter wijn IIIJcXLIIIJ quarten, elcke quart IIJ st., maict LXXIJ g., III st. K.

Vanden wijn Korsauondt. Der scutter wijn mitten prouelwijn voir den ouersten, IIIJcLXVJ quarten, elcke quart IIJ st., maict CXXV g. XIIIJ½ st. K.

1505. Des woensdages na Ponciani. Die scutten sellen voertaen, alser rumoer valt oft als men die clock slaet, komen in hoer wecken aen de mueren mit pieken ende mit boegen. R.

Item gegeuen des manendages na Sacraments den coninc vanden scutten nader gewoenten X g., facit L ℔. K.

Item gegeuen den scutten tot hoer doelen te maken nader gewoenten, XIJ gulden, VIIJ st., facit LXIJ ℔. K.

Vanden wijn Palmen. Ouerste hoemans Euert Zoudenbalch, Jan van Raephorst, elck J taeck. K.

Vanden wijn papegaey. Doemen de papegaey scoet nader gewoenten, elck scut een m. wijns, den coninck out ende nyewe, hoemans, onderhoemans, den scutterbode ende hoir cameraer, die heerscapen ende spuelluyden dubbelde wijn, ende beliep tsamen CXLV½ quaert, elek qrt. IIJ st., beloept XXJ g., XIIJ st., VJ wit. Der ouerste wijn mitten prouelwijn aen den wijntappers CVJ quairten, elcke qrt. IIJ st., maict XV g., XVIIJ st. K.

Vanden wijn Martini. Der scutter wijn, IIIJcXCVIIJ quarten, elcke quart III st., beloept LXXIIIJ g., XIIIJ st. K.

Vanden wijn Korsauent. Der scutter wijn IIIJcXCVIIJ quaerten, elcke quaert IIJ st:, beloept LXXIIIJ g., XIIIJ st. K.

1506. Des vrijdages na Egidii. Overcomen bij de rade, dat die ghene die scutten zijn ende buten onse stad in soudye liggen of corts gelegen hebben, hoer scuts couelen neder liggen zellen. Ende tot wat

[pagina 116]
[p. 116]

tijden enige van dien reyzen om soudye te verdienen, hoer couelen afleggen sellen. R.

Item geg. smanendages na Sacramenti den coninck vanden papegay nader gewoenten L ℔, den scutten totten doelen te maken XIJ guld. VIIJ st., facit LXIJ ℔. K.

Item des woensd. na Bertholomei. Gijsbert de Kraen ende Jan van Raephorst te Wijck, daer die van Amersfoert mede waeren om ons gen. heer te aduerteren, wat jn die zaeck van Cleef gedaen was en raets daer jnne te nemen hoemen voerts doen sonde, waeren wt IJ dage, mede gehad IJ knechten mit stalen boegen, om den wech te veyligen, elken IIJ st. sdages. K.

Item Gijsbert de Kraen gereyst des dages voer Cruus Exalt. bij mijn heer van Montfoert, wt beuecl out raet ende nye, aengaende die zaeck van Cleef, wt IJ dage, IJ gesellen mede gehad mit stalen bogen, elc IIIJ st. sdages.

Item des dynsd. na Sinte Lijsbetten dach. Gijsbert de Kraen ende Jan van Raephorst tAmersfoert, te verspreken vander zaek van Cleef, wt IJ dagen, mede gehad hoer knechten IIIJ mit stalen bogen, elke I ℔ sdages. K.

Item swoendages na Sunte Andries. Dezelfde naar den bisschop te Wijk ter dier zake, IJ dagen wt, mede gehad, behaluen die dienres, IIJ knechten mit stalen bogen. K.

Item des dynsdages na Agnetis is mijn heer van Montfoert ende die domdeken gereyst, ter begheerten der stat van Vtrecht, aen mijn gen. heer van Vtrecht, aengaende die zaeck van Cleef. Mijns gen. heeren scutten diese veylichde geg. VJ gulden. K.

Vanden wijn Palmen. Den ouersten hoemans I quaert wijn. K.

Vanden wijn papegay. Doemen den papegay scoet nader gewoenten den scutten elk I mingelen wijns, den konink out ende nye, hoemans, onderhoemans ende die heerscappen, spuelluden etc., elk dubbelde wijn, ende beliep tsamen na wtwijsinge enz. CLIJ quaerten, I ming., die quaert IIJ st., facit CXIIIJ ℔, VIJ sc., VJ d. Item der ouersten wijn mitten dienres hoech ende lege mit IJ ouerhoemans mitten proenelwijn aan den wijntappers CIX quaerten, die quaert IIJ st., facit LXXXJ ℔, XV sc. K.

Item wijn Magdalene. Die ouerhomans Egbert van Gruenenberch, Antonis van Amerongen elx I taec. K.

Item vanden wijn Martini. Der scutterwijn mitten prouelwijn tsamen VcLVIJ½ quaerten, elcke quaerte IIJ brasp., facit VcXVIIJ ℔, XVIIJ sc., 1½ d.

[pagina 117]
[p. 117]

Vanden wijn Korsauont. Den scutterwijn mitten proeuel wijn VcLIIIJ quaerten, die quaert IIJ st., facit IIIJcXV ℔, X sc. K.

1507. Item des manendages na Judica hebben die scutten geveylich zeker koeplude tot Yselsteyn mit IIIJ homenscappen ende hadden IIIJ scuten, elck schuyt J ℔. Opten seluen dach IIIJ homanscap scutten gereyst aen die Vaert, hadden IIIJ scouwen scuten, facit IIIJ ℔. Die scutten hebben verteert op die Vaert IJ g., IIIJ st. K.

Item des dynsdages daerna gereyst mit vier wagen scutten na Montfoirt, ende hebben die koeplude tAchthouen verteert IJ g., elck van den IIIJ wagen VIJ½ st. K.

Item svrydages daerna mit IIIJ wagen scutten gereyst na Montfoirt, elck wagen VIJ½ st. Opten seluen dach geweest op die Vaert mit IIIJ scuten, elc J ℔. K.

Item Jan Korsken, tromslager, heeft vierwerf mitten scutten wtgeweest om die koeplude te veyligen, belieft VIIJ ℔. K.

Item geg. doemen den papegay scoet inden budel X r.g., nader gewoente, facit L ℔. K.

Item Geerlof Jauss van de Wail, Mechel Egbertss. ende Olof Dircxs. hebben den scutten, die tot Renen lagen, penningen ouerbracht, waeren wt enen nacht ende dach IIJ ℔, belieft tsamen IX ℔. K.

Item Lambert Zanderss. heeft gevuert een deel scutten te Wijck, opten seluen tijt (manend, na Petri ad Vincula) belieft VIJ ℔, X sc. K.

Item Herman Lubbertss. heeft gevuert Geryt Knijf mit een deel van den scutten te Wijck, opten seluen tijt, belieft VIJ ℔, X sc. K.

Item Henrick van Druten heeft mit synen scuten jn die Palmmerct scutten gevuert aen die Vaert, ende noch desgelijcx oick een scuyt mit scutten, doemen dat zout veylichde, belieft tsamen IJ ℔. K.

Item Henrick van Druten heeft een deel scutten mit sijnre scuten gevuert aen die Vaert des vrijdages na Laurencij, belieft I ℔. K.

Item gedaen onse borgemeysteren Egbert ven Gruenenberch ende Goerd van Voird IJ Badens gulden, om die jonge scutten te scencken ter stadt eren, facit XIJ ℔. K.

Item Jan Korstkenss., tromslager, heeft geweest mitten scutten om te veyligen een scip zouts omtrent Visitationis Marie. Noch wtgeweest mitten scutten om te veyligen den hoefmeyster van mijn vrou van Sauuoeyen, belieft tesamen IIIJ ℔. K.

Item Jan van Rodenborch heeft geweest op Sculpen ende die scutten hebben verteert tot IJ plaetsen XV st. K.

Deze nabescr. costen heeft die slat gedaen jaden mercten ende anders te veyligen bijden scutten:

[pagina 118]
[p. 118]

Inden yersten, doe men die koeplude veylichde jn die Vastelauont merct, hebben hoer wijnen gehad elk een mingelen, tot Henrik van Drunen, dat hoemanscap aen den Steenwech xv scutten - Oude kerckhof lj scutten, elck J m., ende die ouerste hoemans ende boden dubbelt, beloept lxix mingelen, maect xxxiiij½ quaert, elcek qaert iij st., beloept vj g. iij½ ssst. - Die smeden xvj man, elk j m., maict xxiiij st. - Lijntmerct xj personen, maict xvj½ st. - Die Gaerde xiij scutten, maict xix½ st. - Die Zadelstraet xxij m., maict xxxiij st.- Bijlhouwers ij reysen tsamen xxx m., facit xlv st. - Twystraet ij reysen xxxviij ming., maict lvij st. - Smee een reyse xvj m., maict xxiiij st. - Lijnmerct xj ming., maict xvi½ st. - Louwers hoemanscap ij reysen xxviij m, maict xlij st. - Witlevrouwen straet j reyse xix m., maict xxiij½ st. - Viesteech ij reysen xxxiiij m., maict lj st. - Steenwech een reyse xv m, maict xxij½ st. - Oudekerkhof een reyse xxj m., maict xxxj½ st. - Die Plaets een reyse dubbelt xlvij m., maict lxx½ st. - Tot Jan van Malsen, doemen zout veylichde, Louwerstraet, Steenwecb, Oudekerchof xxx kannen ende j m., maict iiij g. xj st. - Vant Nedereynde jn die Pinxtermerct xxviij kannen ende j m., die kan iij st., maict iiij g. v½ st. - Doe die scutten vant Nedereynde veylichden den hoefmeister van mijn vrou Mergriet etc., des dynsd. na Assumptionis Marie. - Oudekerkhof, Plaets, Wittevrouwenstraet xxj½ kan, die kan iij st., maict iij g. iiij½ st. - Dat Ouereynde jndie Pinxtermerct xxiij kannen, die kan iij st., maict ix st. - Dat Ouereynde heeft geveylicht die koeplude des vrijdages na Laurentii, gehad iiij kannen, die kan iij st. j oirt, maict xxv st. - Doe dat Ouereynde veylichde dat scip mittet zout, hadden die scutten xxiij½ kan, die kan iij st., maict iij g. x½ st. - Doe dat Ouereynde veylichde den hoefmeyster van vrou Mergriet, hadden xix kannen, die kan elc iij st., m. ij g. xvij st. - Vant Nedereynde hebben geveylicht die peertcopers in Sunte Laurensmerct ende hadden x½ kan, die kan iij st. j oirt, m. xxiiij st. vj d. Dat Ouereynde, doe die scuts waeren aen die Vecht des dyndages na Victoris, hadden zy xiij½ kan wijns, die kan iij st. j oirt, m. ij g. iij st. x½ wit. - Van die Rijnsche reyse Bijlhouwers, Twiestraet, Sme, Lijnmerct, Gaerd, Zadelstraet, hadden lj kannen, die kan iij st., m. vij g. xiij st. K.

Doe die scutten te Wijck waeren mit Goerd van Voird ende Gijsb. de Kraen, gehad xj kannen, die kan iij st. j oirt, m. xxxv st. ix w. Item noch van die Rijnsche reyse Louwerstraet, Wittevrouwenstraet, Steenwech, Oudekerchof, Plaets, dese hoemanscap had lix kannen

[pagina 119]
[p. 119]

ende j m., die kan iij st., m. viij g. xviij st. - Des dynsdages na Victoris, doe die scutten waeren op die Vecht, hadden die scutten vant Nedereynde tot Jan van Malsen xviij kannen wijns, die kan vj½ cr., maict ij g. xviij½ st. K.

Item Jan Fransen heeft mit u scuten gevuert aen die Vaert die scutten, doemen den raet van mijn vrou van Sauoyen veylichde, belieft ij ℔. K.

Item Claes, tromslager, heeft mit synen zoen gedient den scutten jn de Palmmeret v reysen, jnde Pinxtermeret iij reysen, jn Sunte Laurensmerct iiij reysen ende op Sculpen een reyse, maict xiij reisen, elck reys voer hem beyden sdages ij ℔. K.

Item Aert Geurtss. heeft gevuert mit sijnen wagen een deel scutten te Wijck, manendages na Petri ad Vincula, was wt ij dage, belieft vij ℔, x sc. K.

Item svrijdages voer Vastelauont wtgeweest Jan van Rodenborch mit iiij homanscap scutten, om te veyligen die koeplude, gehad iij scuten, elck scute iiij st. K.

Item doe ons ridderscap mitten scutten ende onse ouerste hoemans Eucrt Zoudenbalch ende Jan van Rodenborch tot Renen waeren, om dat te bestellen hoemen dat bewaeren soude, daer woirde betaelt aen den scutten ijcxxxvij gulden. K.

Van wagenhuer xxxiij g. vj st. - Die oncosten van pipers, trompers, hongeren, busscieten, scutter boegen, tsamen xij gulden. K.

Van xij haecbussen, die iiij man by geleyt waeren om te bewaeren iiij gulden. - De geheele reis kostte 349 g. 15 st. 7 wit. K.

Item gereden des woensd. Quater temper mitten hoemans vanden scutten, mit enen couel aen mijn gen. heer, facit ij ℔ K.

Vanden wijn Palmen, Ouersten hoemans Euert Zoudenbalch, Jan van Rodenborch j taeck.

Vanden wijn papegay. Doemen die papegay scoet geg. elken scut nader gewoenten een mingelen wijns, den koningen out ende nye, hoemans, onderhoemans, heeren heerscapen ende spuelluden dubbelden wijn, ende beliep cliiij quaerten, elke quaert iij st., beloept xxiij g. ij st. Der ouersten wijn mitten proevelwijn ende voerden dienres hoech ende lege milten proevelwijn vanden wijntappers cxj quaerten, facit lxxxiij ℔, v sc. K.

Vanden wijn Martini. Der scutterwijn vcix quaerten, die quaert iij st. vij½ wit, facit iiijclxj ℔, v sc., vij d. K.

Vanden wijn Korsauont. Der scutterwijn vcxxj½ quaerten, die quaert iij braspen., facit iiijclxxxviij ℔, xviij sc., j d. K.

[pagina 120]
[p. 120]

1508. Item Henrick van Druten, Cornelis Buyll, Jan Bach, Jan Fransen, hebben die scutten gevuert mit zess scuyten ende twee peerd die der bock togen ende een tot die voerwaerd, beliept ix ℔. K.

Item als onse scutten die papegaey scoten, hebben die gesellen vier nachten buyten die stat die voerwaerd gehouden, beliept ix ℔. K.

Item die Tollestegers hebben die scutten gevuert des dynsdages ende des vrijdages voer Vastelauont mit xvi scuten, elck scuyt ij ℔ ende drie peerd die de bocken togen, ende Frans ende Cornelis hebben twee reyzen die voerwaerd gehouden, verdient tsamen iiij ℔, facit jn als ende belieft xxiiij ℔. K.

Item Claes ende Jan Corsgen, tromslagers, hebben voer die oude scutten die tromme geslagen jnde Vastelauonts merct, doemen die coepluyde veylichden, beliept vj ℔. K.

Item Frans Jacobss. heeft die scutten gevuert aen die Vaert, drie reysen mit zijn scuyt, beliept iij ℔. K.

Item Claes, tromslager, ende Henrick zijn vennoet hebben mitten scutten geweest aende Vaert, doemen die coepluden veylichden tSinte Laurens merct, beliept ij ℔. K.

Item alsoe Rutger van Hekere een mercklicke ongeval gehadt heeft optie tijt hij mede reysde tot Wijck mitten scutten, om mijn gen. heer een couel te presenteeren, ende Aernt Bisscop, doe hem een mess in zijn been vyell, dat meyster Peter, surgijn, gemeystert beeft, beliept voert meystergelt enen enckelen g. van gewicht, facit viij ℔, xv sc. K.

Item Henrick van Druten, Dirk Gerrytss. ende Jan Goertss., elck mit hoer wagens hebben gevuert die scutten tot Wijck, verdient elck iij ℔. K.

Item Claes, tromslager, mit zijn vennoet hebben die hoefmans vanden ouden scutten gedient jnt veyligen inde Palmmerct, beliept ij ℔. K.

Item Goedt van Rodenborch heeft wt geweest mitten scutten om mijn heer van Moutfoirt te veyligen ende heeft verleyt an vijff wagen. die den scutten voerden, soe zij nyet borgen en wouden, wantse van Amersfoert ende Renen waeren, elcke wagen xij st. K.

Item betaelt Tomas Aelberss. vander scutten wegen lxij ℔. K.

Item soe beloepen die veylich wijnen van die feestmereten ende oick van mijnheer van Montfoert te veyligen ende ander reyzen bijden scutten gedaen, tesamen ijclxxxviij½ quaert, beloept lvij g., viij st. K.

Item doemen mijn heer van Montfoert laetste jnhaelden ij tromslagers ende enen pyper elck j ℔. K.

[pagina 121]
[p. 121]

Item betaelt Henrick van Dunen vandat die scutten jnt yerste zijne geveylicht hadden voir hoeren winen lv g., v st. K.

Item op Sunt Jans auent te midsomer gescict Dirck van Zuylen ende Geryt Kuyff aen mijn gened. heer van Vtrecht, ende waeren wt enen dach ende hadden mede een deel vanden scutten, aen dachgelden, cost voer die scutten ende ander oncosten xv g., xij st. K.

Item Claes Laurenss. onser stat bode, wtgeweest te peerde doer beveel vanden ouersten mit onsen scutten tot Wijck op die voirwaerde, ende was wt j dach, facit ij st. K.

Item Wessel gereyst te peerde mit die scutten om die coepluyden te veylighen, was wt enen dach belieft ij ℔ K.

Wijn palmen. Ouerste hoemans Egbert van Grueneberch, Goeyert van Roeyenborch, j take. K.

Vanden wijn papegaey. Doemen die papegaey scoet nader gewoenten elck scut een m. wijns, den coninck out ende nye, homans, onderhomans, der scutterboden, hoeren cameraden, den heerscappen ende speelluden dubbelden wijn, beliep tesamen ijclxj quaerten, die quaert iij st., facit ijclxi ℔. Der ouerste wijn mitten proevelwijn ende aenden wijntappers tsamen xcviij½ quaert, die quaert iiij st., facit xcviij ℔, x sc. K.

Vanden wijn Mertini. Der scutter wijn vclvij quaerten, die quaert iiij st., iij wit, beloept cxviij g., vij sc., j oert. K.

Vanden wijn Korsauont. Der scutter wijn vclxxj quaerten, die quaert iiij st., iij wit, beloept cxxj g., vij sc., ix wit. K.

1509. Item Jan van Roeyenborch heeft wtgeweest des vrijdages voer Pynkteren mit die scutten om die coepluyde te veyligen, die scutten hebben verteert xij st., ende een peert dat die voerwaerde hielt iiij st., beliept xxxvij st., facit ix ℔, v sc. K.

Item geg. den coninek vanden scutten jnden buydell des manendages nader Heylichs Sacraments dach x r.g., facit l ℔. K.

Item Willem Bertss, stadt dienre, gereden wt beveel vanden ouersten aen die hoech ende leech weyde op Sunte Marien Magdalenen dach ende aldaer geboden die wagens reede te maken om die scutten te vueren, oft van noede geweest waer, was wt te peerde enen dach, beliept ij ℔. K.

Item de scutten geveylicht die cocplude des dynsd. ende des vrijd. voer Vastelauout om die merct, soe hebben die scutten aen wijn gehaelt cliiij quarten, die quaert iij st., iij wit, maect xxv g., vj wit. K.

Item noch hebben die scutten die coeplude geveylicht aen die Vaert

[pagina 122]
[p. 122]

des vrijdages voer Palmen ende haelden aen wijn xlv quaerten, die quaert iij st., j oert, maect vij g., vj st., iij wit. K.

Item noch hebben die scutten geveylicht ons ouerste mitten raet van mijn gen. heer van Gelre opten Witten Donred. tot Vyanen ende haelden aen wijn lxxxviij quaerten, die quaert iij st., j oert, maect an gelde xiiij g., vj st. K.

Item die scutten hebben mijn heer van Montfoert tegen getogen om te veiligen opten Paeschauont ende hebben aen wijn gehaelt cj quaert, die quaert iij st., j oert, facit xvj g., viij st., iij wit. K.

Item die scutten hebben mijn heer van Montfoirt weder thuys geleydt des vrijd. na ons Heeren Hemelvaerts d. ende hebben aen wijn gehaelt xcvij quaerten, die quaert als voirs., maect xv g., xv sc., iij wit. K.

Item die scutten, ende noch meer andere die men cregen konde, wt beveel des borgermeesters geboden ende gebeden om te veylichen die peertcopers ende Oesterwijckers aen die Vaert des vrijd. voer Pynxteren, ende hebben doe gehaelt aen wijn lxxxix quaerten, die quaert als bouen, maect xiiij g., xviij st., j oert. K.

Item die scutten hebben mijn heer van Montfoirt te moet getogen om te veyligen op Sunte Bonifaes auont ende hebben doe aen wijn gehaelt lxx quaerten, die quaert als bouen iij st., j oert, facit ix g., xj st., ix wit. K.

Item geg. den scutten voerdat hem die stadt jaerlix wtreyct tot hoer doelen te maken nader gewoenten ende boerde Jan die Rijck xij g., viij st., facit lxij ℔. K.

Vanden wijn papegay. Doemen die papegay scoet eleken scut een ming. wijns, den coninck out ende nyc, homans ende onderhomans, die twee scutterboden, den cameraers vanden scutten ende den heerscappen dubbelden wijn, ende beliep tsamen clxxiiij½ quaerte, die wijn voerden ouersten, cameraers ende den dienres hoech ende lege, beliep lviij quaerten. Die prouelwijn vanden ouersten, den cameraers ende aen die hoech dienres ende den tappers beliep xliij quaert. K.

1509. Item gegeuen den coninck vanden scutten jnden buydel des manendages na Sacramenti, x r.g., facit l ℔.

Item den scutten tot hoir doelen te maken omtrent Lamberti ende boerden Jan de Rijck xij r.g. viij st., facit lxij ℔

Item doe die scutten scoten, gescenct den heer van Brederode iiij stat kannen, den quaert iij st. iij wit, belieft xxxix st.

Vanden wijn Palmen. Ouerste hoemans Anthonis van Amerongen, Euert Zoudenbalch, elck een taeck.

[pagina 123]
[p. 123]

Vanden wijn papegaey. Doemen den papegay scoet elcken scut een m. wijn, die coningen out ende nye, hoemans ende onderhoemans, die twee scutter boden, den cameraers vanden scutten ende den heerscappen dubbell wijn, ende beliep te samen clxxxvij½ quaert, die quaert iij st. iij wit. Van die wijn vanden ouersten ende cameraers ende den dienres hoech ende lege lxj quaerten, die quaert als bouen. die proevelwijn vanden ouersten, den cameraers, den hoegen dienres ende wijntappers lv½ quaerten, die quaert iij st. iij wit. K.

Vanden wijn Mertini. Der scutterwijn vclxxxv quaerten, die qrt. iij st., maken lxxxvij g. xv st. K.

Vanden wijn Korsauont. Der scutterwijn vcxij quaerten, die qrt. als bouen, facit iiijcxliij ℔, v sc. K.

Item gegeuen Thonis die houtsager, van noeteboemen scalen te sagen, dairmen die scijff aff maicte jnden doelen, viij st., facit ij ℔. S.

Des vrijdages na xiij dach. Ouercomen by scepenen, raden ende oudermans, dat in dese aenstaende merct voer die poerten elck silten sellen twee wten rade ende twee scutten, die men dairtoe bieden sell, om die stadt wel te bewaeren. R.

1510. Op Sunte Victoers anont. Oeck laet die raet weten ende gebiet dat een yegelijck, der geen harnasch ofte goede weer en heeft, harnass ende sulke weer coepe, dair hy sijn lijff mede bescudden ende verweeren will, want men corts wapenscouwinge doen will. B.

1511. Item Peter der scutterboey, om die frangien de totten bannier gegeuen zijn ij½ r.g. Van die bannier te maken ende dat linnen laken bouen om die stock, te samen xxxvj½ st. K.

Item geg. Gijsbert Henrics. ende Drewer onder die Gaerd, voer lxiiij ellen sloeyerdoecks, daer die twee scuttervaentgen off gemaeet zijn, van elck el iij½ st. Hollants gelts, facit xj g iiij st. Holl., facit Vtrechts gelt xiiij r.g. - Geg. Henrick van Zinderen, vanden twee scuttervaentgen te makene ij g. xv st. - Geg. Jan Scoll van die scaften tot die vaengen, xv st. Geg. Dirck Henriess. van Outhuesden, die scilder, van die bannier ende twee scuttervaentgens te scilderen iiij Phs. g., facit xxxj ℔, v sc. K.

Item geg. Cornelis van Roeyensteyn voer twee cruytsacken, die Jan van Nuys totter scutten behoef gecoft heeft, xij½ st. K.

Item geg. Heyn Fyes van die scutter trommen te vermaken xxiiij st.

Item Hermen Diress, tromsleger, mit zijn tromme mitter statscutten te Montfoert, ende die selue noch eens gereyst aldair mitten scutten opten xiij dach, belieft te samen iiij ℔. K.

[pagina 124]
[p. 124]

Item Claes ende Henrick, die tromslegers, drie reyzen mitten scutten te Montfoert, elc belieft vj ℔. K.

Item die bussescutten mijns gen. heeren van Gelre hebben bij onsen ouersten geweest op die Plaetse, ende hem gescenct een gelach van ij r. g, v st. K.

Item Ot Willemss. ende Jan Janss hebben gevuert elck mit enen wagen die scutten na Montfoerde, wtgereyst des sonnendages na Jaersdach ende des manendages wederom, elken wagen dages enen gulden. K.

Item geg. den scutten totten doelen te maken nader gewoenten, xij g. viij st., facit lxij ℔. K.

Item Claes Lourenss. heeft die voerwaerde gehouden te Houten ende anderswaer, doemen mijn gen. heer mitten scutten jnhaelde, was wt te peerde, enen d. K.

Item Willem de bode gereyst opten xiij auont mitten scutten te Montfoert. K.

Item Henrick van Zanten gereyst mit onsen gen. heer ende mitten scutten tot Montfoert, wt ij d., noch gereyst mitten scutten op Sunt Antonis dach mit mijn heer van Montfoert, wt j dach. K.

Dit nabescreuen zijn die scenckelwijnen, die de scutten mit wtreysen verdient hebben, ende tot Jan Block gehaelt zijn: K.

Inden yersten, doe onse gen. heer van Vtrecht yerst bynnen Vtrecht quam naden oerloge, zijn die scuts hem te gemoet getogen, soe beliepen die wijnen voerden scutten nader cedulen xx g. xv st. vj wit. K.

Item doemen die gedeputeerden veylichde, om dat blochuys jn te nemen aen die Vaert, beliep die wijn vj g. j st. vj wit. K.

Item doemen die burger aen die Vaert vant blochuys jnhaelde, beliep die wijn xij g. j st. vj wit. K.

Item doemen die gescicte vant hoege hoff veylichden te Mey, beliep die wijn xvij g. xvij st. K.

Item doemen die bussen van Montfoert haelden, xv g. xv st. K.

Item doemen onsen gen. heer te Montfoert veylichden, om mijns heeren van Montfoert kijnt te heffen, ende wederom haelden, beliepen der scutter wijnen lx g. vj wit. K.

Vanden wijn Palmen. De ouerste homans. K.

Item want ick vanden wijn papegaey dit jair, ouermits den Ysselsteynschen oirloge nyet gegeuen en heb, soe en reken ick daer nyet aff.

Vanden wijn Mertini. Der scutterwijnen mitten proevelwijn vjclx quaerten, elke quaert iij½ st., facit cxv g. x st. K.

[pagina 125]
[p. 125]

Vanden wijn Korsauont. Der scutterwijn mitten proevelwijn vjclv quaerten, die quaert als bouen, facit cxiiij g. xij½ st. K.

1512. Item gegeuen den scutten tVtrecht na vermogen eenre slijting ofte belieftenisse vanden raide, wt dat yerste zijsoen vanden koeren vj g., facit xxx ℔, wt dat anderde zijsoen vanden koeren vj g., facit xxx ℔, wt dat derde zijsoen vanden koeren xxx ℔, wt dat leste zijsoen vanden vechtkoeren vj ℔, facit xxx ℔. S.

Item Jan van Roeyenberch heeft wtgeweest des vrijdages voer Pynxteren mit die scutten om die coepluyden te veyligen, die scutten hebben verteert xxj st., die scuten xij st., ende een peert dat die voirwaerde hielt iiij st., beliep xxxvij st. K.

Item gegeuen den coninck vanden scutten jnden buydel des manendages nades Heylichs Sacramentsdach x r.g., facit l ℔. K.

Item Willem Bertss ℔., stadtdienre, gereden wt beveel vanden ouersten aen die hoech ende leech weyde op Sunte Maria Magdalenendach, ende aldaer geboden die wagens reede te maken, om die scutten te vueren, oft van noede geweest waer, was wt te peerde enen dach, belieft ij ℔. K.

Item die scutten hebben geveylicht die coeplude, des dynsd. ende des vrijd. voer Vastelauont om die meret, aen wijn gehaelt clxxxj qnaert, die quaert iij st. iij wit. Noch geveylicht aen die poert des vrijdages voer Palmen, ende haelden aen wijn xlv quaerten, die qrt. iij st. j oert. Die scutten geveylicht ons ouerste mitten raet van mijn gen. heer van Gelre opten Witten Donred. tot Vyanen, ende haelden aen wijn lxxxviij quaerten, die quaert iij st. j oert. - Die scutten hebben mijn heer van Montfoert tegen getogen om te veyligen opten Paeschauont, ende hebben aen wijn gehaelt cj quaert, die qrt als bouen. - Die scutten hebben mijn heer van Montfoert weder thuys geleidt des vrijd. na ons Heeren Hemelvaertsd., aen wijn gehaelt xcvij quaerten, die quaert als voirs. - Die scutten, ende noch meer ander dienren diemen crygen konde, wt beveel des borgemeysters geboden ende gebeden om te veyligen die peertcopers ende Oesterwijckers aen die Vaert des vrijd. voer Pynxteren, ende hebben doe gehaelt aen wijn lxxxix quaerten, die qrt. als bouen. - Die scutten hebben mijnheer van Montfoert te moet getogen om te veyligen op Sunte Bonifaes auont, ende hebben aen wijn gehaelt lix quaerten, die quaert als bouen. K.

Vanden wijn Palmen. Ouerhomans vanden scutten Egbert van Gruenenberch, Gijsbert van Lantscroen, elck j take. K.

Vanden wijn papegay. Doemen die papegay seoct elck sent een

[pagina 126]
[p. 126]

mingelen wijns, den coninck out ende nye, homans ende onderhomans, die twee scutterboden, den cameraers vanden scutten ende den heerscappen dubbelden wijn, clxxiiij½ quaert, voerden ouersten cameraers ende den dienren hoech ende lege lviij quaerten. Die proevelwijn vanden ouersten, den cameraers ende den drie hoechdienres ende den tappers xlviij quaerten. K.

Vanden wijn Mertini. Der scutterwijn vjcxx quaerten, facit vjcxx ℔.

Vanden wijn Korsauont. Der scutterwijn vjcxix½ quaert, die qrt. iiij st., facit vjcxix ℔, x sc. K.

1513. Item gegeuen den scutten vanden Vecht koeren elken saisoen vj g., 4 saisoenen xxx ℔. S.

Item geg. den coninck vanden scutten jnden buydel des manendages nae Sacramentj x r.g., facit l ℔. K.

It. Henrick Aelbertss., Cornelis Peterss. ende Meeus Hermenss. hebben wt beveel vanden ouersten gereyst mit hoer trommen mittie scutten tSchoenhoven, doemen der borger goet veyligen soude, dairan verdient elck ij ℔, mitten scutten mit hoeren trommen nade Vaert, doemen die coepluden veylichden, elcx een ℔. K.

It. des manendages na Sunte Bonifacius dach, doe die jong scutten scoten, die twee borgermeysters enen Dauids gulden, facit ij g. xv st. K.

It. Jan van Rodenborch heeft wt beveel vanden ouersten ontboden van Wijck den bussenscut, verteert aen bier ende cost v st. Daigs dair na den seluen bussescut geteert mit den camerair tot Jan van Rodenborch, ende aldair gedroncken ij kannen wijns, facit viij st. K.

It. den yersten dach in Julio die scutten mit x wagen gevuert tot Montfoert, om mijn heer van dair hier te veyligen, elke wagen xv st. K.

It. die scutten hebben wtgewcest om die coeplude te veyligen in die Vastelauonsche merct, ende hebben aen wijn gehaelt lxx quaerten, elke quaert iiij st., maict xiiij r.g. Omtrent Midvasten mittie vive an die Meren ende haelden dair die knechten, die de straten scenden ende worden gerecht, an wijn lxiij quaerten, elke q. iiij st., maict xij r.g. xij st. Om die coeplude te veyligen des vrijdages voer Palmen, an wijn cx quaerten, elke q. iiij st., m. xxviij r.g. current. Om die borger merct goet in te halen, dat sij tot Scoenhouen hadden liggen omtrent Midvasten, aen wijn cxv quaerten, elke g. iiij st., m. xxiij r.g. curr. Aen die Bilt ende tot Zeyst mit die borgermeyster van die vijf, om te vangen straetscenders omtrent Midmey, an wijn xxxvj quaerten, die q. iiij st., facit xxxvj ℔. - Hebben mijn heer

[pagina 127]
[p. 127]

van Montfoert geveilicht omtrent Sunte Ponciaen ende Seruaes dach an wijn xxxij quaerten, die q. als bonen xxxij ℔. Hebben mijn heer van Montfoert geveylicht omtrent Sint Jansmisse, an wijn xxxiiij quaerten, facit xxxiiij ℔. Hebben mijn heer van Montf. geveylicht omtrent Sunt Jacob, an wijn lv quaerten, die q. als bouen xj r.g. curr. Item Jacob Pot ende Jan van Voerde sijn gesciet geweest tot Amersfoert, om den belijdinge te hoeren van Heyn Trynde, ende hebben mede gehadt een deet vanden scutten om te veyligen, an wijn xxxviij quaerten, die q. als bouen xxxviij ℔. K.

Item geg. den scutten tot hoer doelen te maken omtrent Sunte Lambert ende buerden Floris de Rijck xij r. g, facit lxij ℔. K.

Den xiiijen dach in Februario heeft die borgermeyster vande vine voer de stat gereyst mit zijn vennoten aen de Meern, ende hebben aldaer gehaelt drie knechten, die de straten scenden, aen cost, tering, wagenhuer lxj ℔, x sc. - Omtrent lx scutten wagenhuer ende die scutten verteert tsamen vj r.g., belieft xxx ℔, en des vrijdags na Palmen is Willem de bode wtgereden mitten scutten die den coepluyden veilichden, ende reet te Wijck om die clock aldaer te laten slaen enen dach ij ℔. - Hermen Scol, der statbode, om die voerwairde te houden ij ℔. K.

Item des woensd. na Sacramenti is Hermen Scol, die statbode, gereyst wt beueel vanden ouersten mitten scutten te peerde, om mijn heer van Montfoert te halen, wt enen dach ij ℔. K.

Item Willem Henricss. die boy, heeft wt beueel vanden ouersten des manendages na Sacramenti die waerde gehouden tSeyst, tOestbroec ende daeromtrent, doemen die papegay scoet, dairoff ij ℔. K.

Vanden wijn Palmen. Ouerste homans Euert Zoudenbalch, Goeyert van Roeyenborch, elck j taeck wijns, die kan iij st. K.

Vanden wijn papegaey. Doemen die papegaey scoet, elken scut een m. wijns, den coninck out ende nye, homans ende onderhomans, die twee scutterboden, den cameraers vanden scutten ende den heerscappen dubbelden wijn clxxiij quaerten, die wijn voer dien ouersten, cameraers ende den dienres hoge ende lege xcvj½ quaert. Noch vj stat kannen wijns, die ons borgermeyster den coninck gescenct heeft, facit xviij quaerten. Die proeuelwijn voer den ouersten, den cameraers, den hoegen dienres ende den tappers xl½ quaert. In als iijcxxviij quaerten, die quaert iiij st. facit lxv r.g., xij st. K.

Vanden wijn Mertini. Der scutterwijn vjcxlviij quaerten, facit vicxlviij ℔.

[pagina 128]
[p. 128]

Vanden wijn Korsauont. Des scatter wijn viclxiiijj quaerten, die quaert als bonen facit viclxiiij ℔. K.

1514. Item geg. den scutten uit de 4 saisoenen der vechtkeuren, elke saisoen vj r.g. facit xxx ℔. S.

Item geg. den coninck inden buden aenden boech na ouder ghewoenten facit x ℔.

Item gheg. die schutten tot haer doelen te maken Petri ad Vincula, ende boerden Floris die Rijck xij g, viij st. facit lxij ℔.

Item Cornelis Jans, mit sijn huelpen hebben gheuoert die scutten mit v schueten, die beliept v ℔. K.

Item die wijnen voerden ouersten ende cameraers ende die dienres hoech ende lech, doemen die papeghaey hier scoet, beliep lxij½ quaerten, die quaert iiij st., beloept xij½ g., die prouelwijn voerden ouersten ende cameraers ende cappellaen ende ouerhomans ende der stat klerck ende tue hoech dienres ende die tappers beliepen xliiij½ quaerten, die quaert iiij, beloept viij g., xviij st. K.

Die wijnen voerden schutten elc schut ½ quaert ende den koninck out ende nye ende die homans ende onderhomans, ende hoer cameraers ende hoer enen boden ende den herscapen ende trompers, elc dubbelt wijn, ende belyep tesamen iiciij½ quaert, beloept xl g., xiiij st. K.

Item die wijn Mertini van die schutten beliepen viclxxj quaerten, die quaert iij½ st., beloept icxvij g., viij½ st. K.

Item die wijn Korsauont. Van die schutten beliepen vicxcix quaerten, die quaert vj½ grot, beloept icxiij g., xj st., ix wit. K.

1515. It. geg. den scutten tot hoeren doelen te maken nader gewoenten xij g. viij st., facit lxij ℔. K.

It. des manendages na Sacramenti gegeuen den coninck vanden scutten jnden budel nae der gewoenten x g., facit l ℔. K.

Vanden wijn Palmen. Ouerste hoeftmans vanden scutten Euert Zoudenbalch ende Geryt Knijff, elck j take. K.

Vanden wijn papegay. Doemen die papegay scoet nader gewoenten, elken scut een m. wijns, die coninck out ende nye, hoeftmans, onder hoeftmans, hoer scutter boede ende hoers cameraers, den heerscappen ende speelluyden, ele dubbelde wijnen, tsamen jcxcvij quaerteu, elc quaert ij st., maect an gelt xxiij guld. xij½ st. Der ouersten wijn mitten prouelwijn ende ander wijntappers cxvj quaerten een m., clck kan ij½ st. maect xiiij guld. x st. iij wit. K.

Vanden wijn Martini. Den scutten wijn tot vjcxciiij quaerten, die quaert iij st., ix wit, maect cxxx g, ij st. vj wit. K.

[pagina 129]
[p. 129]

Vanden wijn Korsauont, die scutterwijn vicxcviij quarten, die quart iij st., ix wit maect cxxx guld., ij st., vj wit. K.

1546. Des woensdages na xiij dach. Ouercomen ende belieft bij schepenen, raide ende oudermannen, ter begeerten van den scutten vanden hantbussen bynnen Vtrecht, dat die selue scutten sellen moegen maken onder malcanderen een ordinancie tot nutscap, oirber ende profijt der stat van Vtrecht ende den gemeynen scutten voirs., ende wes koeren ofte broeken sij daerjnne stellen onder malcanderen te verboeren, daer zij hem yerst alle jn hoer morgenspraken willichlijeken toe ouergegeuen sellen hebben, dat zij die den broekigen onder hem sellen moegen afnemen ende wtpanden na vermoegen hoer ordonnancie, om dair doer die selue scutterije jn ecren onderhouden ende achtervolcht te moegen werden. R.

Des woensdages na Assumptionis Marie. Want Sleuen van Ruytenberch gepant wesende vanden scutten vander Viesteech homenscap, om deswillen dat hij mitten scutten wtgeboden ende gereyst zijnde aen de Vaert, sonder oerloff vanden ouerhomans weder thuys gereyst was, ende want hij jn quaden moede ende dreychelicken woerden zijn pande yerst van Hermen Janss. ende na van Tomas Aelbertss. onder homan, vander Viesteech homenscap tot sijnen huyse weder geeyscht en heeft willen hebben mit lieff off mit leede; waeromme hij van den gemeynen scutten des homenscaps voirs. beclaicht is worden, ende die ract dat oick ter waerheyt genoich wtgegaen ende bevonden heeft, soe sleten scepenen, raide ende oudemannen, dat Steuen voirs. dairomme ter beteringe geuen sel in die Viesteech homenscap, xxv ℔, ende ter stadt behoeff c ende l ℔ te betalen bynnen acht daegen, alle daige dair na bij v ℔. R.

Item geg. den ouden scutten tUtrecht wten vier zysoenen vanden vechtkoeren vanden jaer xvcxv ende desgelijcx vanden jaer xvj wt elcke zysoen een pont groet, facit tsamen xlviij gr., facit ijcxl ℔. St.

Item geg. den coninck vanden scutten jnden buydel, des manendages na s Heylichs Sacraments dach x r.g., facit l ℔. Gegeuen den scutten voir dat hem die stat jairlix wtreyct tot hoeren doelen te maken nader gewoente, ende boerde Floris de Rijck xij r.g., viij st., facit lxij ℔. K.

Item Henrick Aelbertss., Cornelis Peterss. ende Hanske, tromslagers, hebben op Sint Olofs auent, wt beveel vanden ouerslen, gereyst ende geweest bijden scutten, doemen tmerctscip jnhailden, ende waeren wt ij dagen, sdages elck ij ℔. - Den scutten, doe zij tmeretseip ter Ameyde gehaelt ende geveylicht hebben, hoeren wijn cxliij quaerten,

[pagina 130]
[p. 130]

die quaert iij st., facit xxj g., ix st. Henrich van Santen, rijdende bode, die voirwairde snachts bij ende na Scoenhouen gehouden, facit iij d., belieft vj ℔. Item Peter Henrics, van Moers heeft wt beveel vanden ouerhomans vanden scutten mede te perde geweest ij dage, belieft iij ℔. K.

Vanden wijn Palmen. Ouerhomans vanden scutten Jan van Roeyenborch, Henrich van Dunen, elc j taeck. K.

Vanden wijn papegay. Proeuelwijn papegaey beloept lx quaerten, die quaert iij st., facit ix g. Wijn papegaey voerden ouersten, cameraers ende dienres, beloept lx½ quaert, die qrt. iij st., facit ix g., iiij st., vj wit, die scutterwijnen te samen an gelde xxix r.g., xiiij st. K.

Vanden wijn Mertini. Der scutterwijn vjclvij quaerten, die quaert als bouen, facit xcviij g., xj sc. K.

Vanden wijn Koisauont. Der scutterwijn vjcl quaerten, die q. iij st., facit xcvij g., x st. K.

1517. Item geg. die scutten wt die vechtkoeren vande vier sijsoenen na een slijting bijde rait, belieft cxx ℔. S.

Item Dirck van Zuylen met die scutten wt geweest om die knechten te veruolgen, die op die Vecht gescent hadden, te Doern toe, ende vertierden dair, belyeft xviij ℔. Jan Bulss. ende Hansken, pijper, waren wt met die scutten, iv ℔. K.

Item des dages na Sunte Ponciaens auont hebben die scutten mijn genadige heer van Vtrecht ingehaelt, doe hij van Ouerijssel quam ende hebben gehaelt aen wijn na wtwijsinge eenre cedul, mij dairvan geleuert bij Antonis Beeflant lxxiv kannen ende een mingelen, facit lxxiv ℔, x sc. Hermans Diresz, tromslager, ende Cornelis Pietersz, pijper, gegaen met die scutten aen de poert, vj ℔. K.

Item op Sunte Appolonien dach hebben die ouerste verleert inden Hulek, doe sij die ordinantie vanden ouden scutten vermaecten, aen cost ende wijn te samen viij g. K.

Item doe de scutten mitte hantbusscutten ende voert eensdeels van mijne gen. heeren volck vervolchden die knechten, die op de Vecht gescent hadden tot Doern, soe beliepen die wijnen clxxvij kannen, elck kan iij½ st., facit xxxj g., wijn ½ st.

Item gegeuen xj scutten die mitte scutten mijns genadigen heer te gemoet gingen, doe hij van Apcou quam, elek j ℔.

Item gegeuen Floris de Rijck, vander scutter pensie xij g., viij st., ende aen den boech jnden budel, die de coninck van de papegaey had, na ouder gewoenten x g., facit tsamen l ℔. K.

Item doemen onsen gen. heer van Vtrechts boegaigen voer zijn jn-

[pagina 131]
[p. 131]

coemst veylichde vande Vaert, soe beliepen die wijnen voerden scutten xxxj g., xvij st. Cornelis Peters. en Hansgen, pijpslager, V ℔. K.

Vanden wijn Palmen, Ouerste homans.

Vanden wijn papegay. Die scutterwijn papegay beliep clxxxviij½ quaert, elke qt. iij½ st., facit xxxij g., xix st., vj wit. Wijn papegaey voerden ouersten, cameraers ende dienres lxiiij quaerten, die q. iij½, facit xj g., iiij st., proevelwijn papegaey xlix½ quaert, die q. iij½ st., facit ix g., iij st., ix wit. K.

Vanden wijn Martini. Der scutterwijn vjcxlix quaerten, die quaert iiij½ st., facit clxlvj g., vj wit. K.

Vanden wijn korsauont. Der scutterwijn vjcxl quaerten, die quaert iiij st., facit lxxviij g. K.

1518. Item geg. om de scuts couels heercomende vanden broecken van Jan Loefss, c Eemder guld., facit vijcl ℔. S.

Item gegeuen des manendages na Sacramenti den coninck vanden scutten jnden buydell nader gewoenten x guld., facit l ℔. K.

Item alsoe die ouersten hebben doen roepen onder die scutten, dat men die papegaey scieten soude om enen vrijen coninck ende Alfer van Oestrum die affscoet, soe is hem bij gescict om die oncoslen te ordineren, Goeyert van Roeyenborch ende Erst van Amerongen. Inden yersten aen rosen hoey, an spuelluyden ter tafel gescenct, die stadt dienres, portiers, scoelkynder vanden Goidtshuysen, karspel kerken ouerall xj g., iiij st., vj wit. Item soe die hoemanscap van de Wittevrouwen straet den coninck te gast hadden, ende heeft die coninck die selue weder bij consent genoit, soe es dair verteert xij gulden. K.

Item geg. die trompers nader gewoente vj gul. Item an sparren ende lynden te hueren, ende die verloren ende genomen worden, an peetonnen ende den arbeyt tsamen vj guld., x st. Item den tromslagers tot drie man iij guld., xij st. Item xiij wagen meyen, elck x st., facit xj guld., x st. Item van terinck aen de Bilt j g., vj st. Item vijff vaten biers jnde buerten facit vij guld., xvij st., vj wit. Item der scatter hoeden voer hoeren dienst xxiiij st. Som. tsamen ende belieft lvj g., iiij st., ijclxxxj ℔. K.

Item geg. den ouersten, die sij die den jonge scutte scencte, doe sij die papegaey scoten, twee Badensche gulden, facit xij ℔. Item geg. den scutten tot hoeren doelen te maken nader gewoenten xij gulden, viij st., facit lxij ℔. K.

Item doe die scuts scoten die coninck geleuert wt beueel vanden ouerste xxxvj toersen, elck van j ℔, an keersen iij ℔. K.

Vanden wijn papegaey. Doemen die papegaey scoet nader gewoenten

[pagina 132]
[p. 132]

elken scut een m. wijns, de coninck out ende nye, hoeftmans, onderhoemans, cameraers, herscappen, spuelluyden, elck dubbelde wijn xxxiiij gul., xix st., iiij½ wit, facit clxxiiij ℔, xvij sc. K.

Der ouerste wijn mitten proeuelwijn ende ander wijntappers ciij quaerten, die quaert iij brasp., maict xx gul., v st., facit cj ℔, v sc. K.

Vanden wijn Mertini. Der scutterwijn vijcxxxv quaerten ende j m., de quaert iiij st., facit vijcxxxv ℔, x sc. K.

Vanden wijn Korsauont. Der scutterwijn vijcxij quaerten, die quaert iiij st., facit vijcxij ℔. K.

Des donredeges na Sunt Oloff sleten schepenen, raide ende oudermannen. Alsoe Adam, ryemsnijder, staende in der hantbusse scutten doelen ende wel geroepen hebbende na den prijs, als des gewoenlicken is, gescoten heeft, alse dat genoech bewesen ende den raide kenlicken gemaict is, ende God betert! dat loet misvlogen is en enen genoemt Korsgen, die smit, geraect ende gequetst heeft, dair hij aen gestoruen is, dat Adam voirs. van dier saicke vrij, quyt ende ontlast wesen sel. R.

1519. Des woensdages op sHeylich Sacraments auont. Belieft bij de scepenen, rade ende oudermannen, dat men den toeeomenden coninek vanden ouden scutten in den buydel genen sel dese reyse xlv gl. R.

Des vrijdages na Diuisionis Apostolorum. Schepenen, raide ende oudermannen hebben den hantbussescutten dese reyse belieft om hoer oncosten mede te doen, soe sij die papegaey nv scieten sellen, xx r.g., current. R.

Des dynsdages altera Mertini Translationis. Belieft bij scepenen, raden ende oudermannen, dat men Mathijs Hugensz., coninck van de ouden scutten, noch scheneken sel tot sijn oncosten behoeff xx r.g. current R.

Des donredages op Sunte Maria Magdalenen auont. Alsoe bynnen onse stadt onlange jaeren geleden begonnen is een eerlicke schutterije vanden hantbusse scutten, die nv op Sunte Peters dach ad Vincula naestkomende den papegaey mitten hantbussen scieten sellen end God wil, soe lael die raet weten ende gebiet, dat elck hem wachtte ende dat oick elck zijn kindere alsoe bewaer, dat hem gheen ongeluck dair aff en geschiede, wantmen dair gheen recht aff doin en sell. B.

Des donredages na xiij dach. Sleten scepenen, raide ende oudermans tusschen die jonge scutten ter eenre, ende der stat trompers ter andere sijden, alse dat die jonge scuts den trompers voirs. geuen sellen van wt der stadt ende weder daer in te brengen, als zij die papegaey schieten, jaerlicx zess stuuers elken tromper. Ende wes men

[pagina 133]
[p. 133]

hem van verleden jaeren sculdich is, selmen hem dair na betalen. Ende zij sellen voertaen gehouden wesen, den jongen scutten jairlicx dair voer te dienen, int wt ende inbrengen, als zij den papegaey scieten, soe veer die scutten des begheeren. R.

Item belyeft bij scepenen, raide ende oudermannen, datmen den toecomenden coninck vanden ouden scutten jnden buydel gheuen sel dese reyse xlv gulden, belyeft ijcxxv ℔. Item seepenen, raide ende oudermannen hebben den hantbusscutten dese reyse belieft om haer oncosten mede te doen, soe sij die papegaey nv scieten sellen, xx gul., facit jc ℔. Item soe die hantbusscutten voirs. gescoten hadden den papegaey, gegeuen den vier borgemeysters out ende nye iiij phs. guld., ende aen wissel geit iiij st. Holl., belyeft xxxij ℔, x sc. Item die ouerste gescenct den jongen scutten op hoer staey dach vier Berchs. gulden, den seuen trompers wt Poelen gescenct enen Berchs. gulden ende vanden goits pen. vanden salpeter v st., maict iij g., xv st, belyeft xviiij ℔, xv sc. K.

Item des manendages na Sacramenti. Soe heeft Henrick Henricss. die bonetmaker mit zijn medewerckers een retorijck spull gespuelt, doe die oude scutten gescoten hadden, ende ter ecren mijns gen. heeren ende der scutten, dair af belyeft xxx ℔. K.

Item die stadt heeft gescenct mijn gen. heer van Vtrecht den excys van een aem wijns, welck hij zijn hoemanscap seenete, facit iiij gulden min xv wit, belyeft xix ℔, xv sc. K.

Vanden wijn Palmen. De ouerste homans. K.

Vanden wijn papegaey. Der scutterwijn ijcxxvij½ quaert, de quaert iij brasp., facit xlij g., xiij st., j duit, der ouersten wijn mitten proevelwijn ende der wijntappers icviij kannen, die quaert iij brasp., facit xx guld., v st. K.

Vanden wijn Mertini. Der scutterwijn vjclxxxv quaerten, die quaert vj er., facit icij gul., xv st. K.

Vanden wijn Korsauont. Der scutterwijn vijcxxiiij quaerten, die quaert vij cr., facit icxxvj guld., xiiij st. K.

Item die borgermeysters hebben laten halen drie scuts couels ende cenctense mijn heeren van Nassauwen ende Beuerens hoefluyden, tstuck viij st., facit vj ℔. K.

Item Mergriet op steenouen mij geleuert jn als xxvjm steens, gebesicht op Sunte Katrijnen poert, jnden doelen ende aen de singel muur buyten Tollestege, elck m. xliiij st. S.

1520. Des manendages op ten Mey auont. Belieft bij scepenen, raden ende oudermannen, datmen den hantbussescutten op dese tijt

[pagina 134]
[p. 134]

van hoeren papegaey te scieten ende oncosten mede te moegen doen geuen sel xx r.g., current ende dairtoe xl quaerten wijns. R.

Des dynsdages na Alreheyligen dach. Belieft bij scepenen, raide ende oudermannen, dat die hantbussescutten op Sunte Meertyns auont naestk. wijn hebben sellen, gelijck den ouden scutten op dese tijt. R.

Des woensdages na Lucye. Belieft bij scepenen, raden ende oudermannen, datmen die hantbussescutten op Korsauont naeslk. mede gelijck den ouden scutten op dese tijt wijn geuen sell. R.

1521. Item geg. ons ouersten des manendach voir Odolphi om den jongen scutten op hoer stacie te scencken, soe sij dair gebeden waeren vier Badens guldens, belieft xxiiij ℔. Item geg. Thomas Aelbertss, camerair vanden ouden scutten, nae ouder gewoenten xij r.g., viij st, facit lxij ℔. K.

Item soe hebben allegader die vijff voir die poerten dicwijls gegaen om die raitsheren ende den scutten te besien off die dair waeren. K.

Item Herman Scol, rijdende boede, js wtgeweest wt beueel vanden ouersten mit brieff an ons g. heer van Vtrecht, vrijdaichs na Sacramentj, beruerende off ons g. heer soude coemen scieten, wt ij dahen, belieft vier ℔. K.

Vanden wijn Palmen. Ouerhomans vanden scutten Goeyert van Voird Heynricksz., Dirck van Zulen, elck j take. K.

Vanden wijn papegaey. Doemen die papegaey scoet nader gewoenten gegeuen elck scut een myngelen wijns, die coninck out ende nyeuwe, hoofmans ende onderhoffmans, hoer scutter boeden ende hoir camerairs, den heerscappen ende speelluden, elck dubbelde wijnen, tsamen ijcxliij½ quaert, die quaert iij st., vj wit, facit aen gelt xlij guld., xij st., iij wit. Den onersten wijn mitten proevelwijn ende voerden wijntappers cxxj quaerten, die quaert vij gr., maict xxj guld, iij st., vj wit. K.

Vanden wijn Mertini. Der scutterwijn vijcxxxiiij quaerten, die kan iiij st., facit cxlvj guld., xvj st. K.

Vanden wijn Korsauont. Den seutterwijn vijcxxv quaerten, die kan iij st., ix wit, maict cxxxv g., xviij st., ix wit. K.

Des dynsdages na Sunte Lucas, altera xj m Virginum. Die raet laet weten ende gebiet, dat nyemant bynnen onse stadt mit bussen en scieten buyten der scutter doelen ofte stat vesten, bijt verboeren van den bussen ende hoers ouerste cleets ofte correctie des raits enz. B.

Des woensdages op sHeylichs Sacraments auont. Ouercomen bij scepenen, rade ende oudermannen, datmen den toecomenden coninck vanden ouden scutten jnden buydel gheuen sel om zijn costen mede te moegen

[pagina 135]
[p. 135]

doen vijftich r.g. toltie xv guld. die hij noch dairenbouen vrij in den scutten buydel hebben ende behouden sel. B.

1522. Des manendage na Sunte Peter et Pauwels dach. Ouercomen bij scepenen, raide ende oudermannen, opt behaigen vanden raide out ende nye, datmen die jonge scutten ende oick de hantbussescutten nemen ende leggen sell onder die oude scutten bij raide ende goitduncken vanden ouersten ende ouerhomans vanden scutten, die welke sulke personen dair wt nemen ende jn elke homanscap leggen sellen moegen, daer en soet hem best goitdunct.

Belieft bij scepenen, rade ende oudermannen, datmen den ouden scutten jn dit jaer gheuen sel om hoir oncosten ende sculden mede te betalen xxiiij r.g. current.

Voirt hebben scepenen, raide ende ondermannen belieft, datmen den toecomenden coninck vanden ouden scutten jnden buydel mittie x gl., diemen pleech te geuen, tsamen geuen sel vijftich r. gl. current in desen jaer, behalue sulke penningen als die scutten onderlinge daertoe wtmaken ende jnleggen moegen. R.

Des manendages na Sunte Margriete dach. Belieft oick bijden ouden raide, ende hebben beuolen den nyen raet den oirber te doen jnde jonge ende oick die hantbussescutten te trecken ende te leggen onder die oude scutten ende jn hoeren homenscappen tot goetduncken vanden ouersten ende ouerhoemans vanden scutten ende mede tot hoeren doelen. R.

Item smanendaechs na Sunte Magrietendach toe den oploep vande vrouwen was, zijn Solberger ende Hansken vanden Heyden, tromslagers, ende Hansken Nyerkercken, pijper, bijde scutten opte Plaets mitter stadt trom ontboden geworden ende mosten dair bij een eenen gansen dach bliuen, belieft hoer elck ij ℔. K.

Item soe die jonge scutten onder die oude scutterije getogen zijn jn die raet ouerdragen hoer ouersten te betalen ende belieft lxxij ℔, xij st., xj d. Item geg. Cornelis die Jonge, eamerair vanden scutten, totter scutter doelen te maken nader gewoenten xij g., viij st., facit lxij ℔.

Item belieft bijden rade voir den coninck vanden papegaey jnden buydel l g. curr., facit ijcl ℔. K.

Item alsoe Goeyert van Rodenborch, ouerhoeman, mitte scutten den domproost geveylicht had ter Putcuyp toc, zoe zijn zij smiddaichs bijden anderen gebleuen, ende laten halen jnden Liebert xxxviij kannen wijns, die kan iij brasp., facit vij g., ij½ st. curr. K.

Item doe den oplocp vanden wiuen was, hebben Jan Blom ende Jacob Tymenss, scutterboden, wt beueel vanden ouersten ende ouer-

[pagina 136]
[p. 136]

hoemannen den ouden scutten jn hoir harnasch bij dach ende oick bij naichte geboden, belieft xvij ℔, x sc. K.

Item smanendages na Petri et Pauli. Belieft bij scepenen, rade ende oudermannen, datmen den ouden scutten jn dit jaer geuen zel om hoir onkosten mede te betalen ende hoer sculden xxiiij g., facit cxx ℔. K.

Item geg. van xxiiij wagens, die gebesicht zijn tot diuerschen stonden jnt veyligen vanden domproost, den commissarissen ende die gedeputeerden van iij staten an vrou Mergriet, de wagen xv st., ende bij den scutten verdoen bynnen Vtrecht jnt veyligen vij½ st., belieft xcix ℔, vij st., vj d. K.

Vanden wijn Palmen. Den ouerste homans.

Vanden wijn papegaey. Der scutterwijn beliep ijcxviij quaert, die quaert iij brasp., facit xl g., xvij st., vj wit. Die ouerste wijn mitten proeuelwijn cxvi quaerten, die quaert iij brasp., facit xxj g., xv st. K.

Vanden wijn Mertini. Die scutterwijn zeuenhondert quaerten wijns ende die quaert iiij½ st., facit clvij g., xiiij st., vj wit. K.

Item zoo beliep die cedulen van Mertini vande jonge scutten ende busscutten ende hoiren ouerhomans jn als icj quaert, die qnaert als bouen, facit xxij g., xiiij st., vj wit. K.

Vanden wijn Korsauont. Der scutterwijn vijcxxx quaerten, die quaert iiij½ st., facit clxiiij g., v st. K.

Item soe beliepen der busscutten winen ende die jonge scutten ende hoiren ouerhomans opten Corsauont jn als, zoet hem op die tijt toegelaten was bijden rade, xcij quaerten, die quaert als bouen xx r.g., xiiij st. K.

1523. Item zoe die scutter kommen nyet goet en waeren, soe sijn die verbetert vanden ouersten ende homans op nye vermaict, dairvoer belieft x ℔. K.

Item inden budell tottes conincks behoef l ℔. Item geg. Cornelis de Jonge, als camerair vande oude scutten, totter scutter doelen te maken lxij ℔. K.

Item soe hebben noch die vive vant voirjaer wt beueel alle dage die poerten gevisiteert ende besien of die raitsheeren ende scutten dair oick waren, dairvoir elcx belieft j g. K.

Item alsoe die bussescutten onlanx onder die oude scutten gelogen ende geset zijn, soe ist dat sij ten afteren zijn geweest, dairvoir him bijden raide belieft is na vermoegen hoir supplicatie lxxv ℔. K.

Vanden wijn Palmen. De ouersten homans j taec. K.

[pagina 137]
[p. 137]

Vanden wijn papegaei ijcx quaerten, de quaert iij st., het quart cxcvj ℔, xvij sc., vj d. Ouerste wijn milten proeuelwijn ende drie Wijntappers cviij quaerten - cj ℔, v sc.

Vanden wijn Martini. Den scutterwijn vijclxxvj quaerten - iv½ sc. - viijclxxiij ℔. K.

Vanden wijn Korsauont. Den scutterwijn vijclxxxj quaerten ij st. - vijclxxvj ℔. K.

1524. Des vrijdages na Pauli Conuersionis. Scepenen, raide ende oudermannen hebben den ouersten bevolen, noch vier goeder bussescutten aen te moghen nemen, daise mede ouercomen sellen moegen, omme alst noot is, die poerten ende anders mit scut te bewaeren. R.

Des vrijdages na Agnetis. Belieft datmen een seker getal van bussescutten voertan inde Weerde scicken sel om die te bewaeren. R.

Alsoe die oude scutten om een vrijen coninck scoten, soe hebbe Soeborger ende noch twee spuelluyde bijden coninck drie dage verdient iij Eemder gulder ende seluen verleyt aen vellen vauden trommen, iij ℔, belieft iij Eemder guld. ende iij st. - xxvij ℔, vij sc., vj d. K.

Item doe mijn gen. heer incomen soude, hebben Hansgen, enen kercken pijper. Hansge van Vtrecht, Soborger ende Willem, tromslagers, gepijpt ende bij de scutten gebleuen, belieft vj ℔. K.

Item Hans, bussescut, Heynrick Scout ende Dirck, buscut, mit meer anderen hebben den greef van Teckelenborch geveylicht ende den jongen joncker van Bredereden, wt ij dage vj ℔. K.

Item Dirk Cornelisz., bussescut, tot verscheiden reysen Jan Ruysch aen mijn gen. heer tot Wijck geveilicht ij ℔. K.

Item Goejert, de scilder, van de trompers veentgens Sunte Meerten aen elcke sijde inne te setten van gout ende zije, ende vander scutter veentgens vant gout te maken lxxiij ℔, xv sc. K.

Item die vive vant voir halfjaer hebben alle dagen die v poirten gevisitcert off die raetsheeren ende scutten oiek in de poirten waeren. K.

Item doe die oude scutten veylichde den biscop van Palerme ende mijn heer van Bueren inde Lecke, elc j kan wijn, cxvj kannen, cxvj ℔. Dairna noch geveilicht den domproest tUtrecht cviij kannen, cviij ℔. K.

Item den camerair vanden scutten lxij ℔. K.

Wijn Palmen. Ouersten homans j taec.

Wijn papegaey ijcxlv½ quaerten iv st., ijcxlv ℔, x sc., proeuelwijn cxxiij½ quaerten, cxxiij ℔, x sc. K.

[pagina 138]
[p. 138]

Wijn Martini. Den scutterwijn vijclxxiv quaerten, iv½ st. - viijclxx ℔, xv sc. K.

Den wijn Corsauont. Den scutterwijn vijclxx quaerten iv½ st., viijclxvj ℔, v sc. K.

Item wtgereyst wt beueel vanden rade ende den ouersten Ghijsbert Cluetinck ende Cornelis Zem, somen dit jaer een nyen coninck vanden papegaei gescoten heeft ende zij van raitswegen daertoe gescict waere, nae vermoegen hoer rekeninge dairvan wesende lxxxix g., vj st., vij½ wit. K.

1525. Item Borger, op beueel vanden ouersten ende den ouersten homans vanden scutten, voir iv nye veile geset opder scutter trommen mit vier nycuwe roerden v ℔. K.

Item alsoe tot anderen tijden een hantbusscutterije is geweest, ende om een deell inden oude scutten geleyt zijn, ende de stadt de busscuter doelen aen hem heeft begeert te houden mit getymmer, ende den busscutten wel gecost hebben, dairvoir geloeft heeft c Hollants guld.; ende soe Jacob van Voordt aen resten van steen ende kalck. Voirt na vermoegen die supplicatie dairoff wesende tot Jacob van Voirds deel lvij g., ijclxxv ℔. K.

Item de gescicte vten rade ende meentemannen, ende oick vten xlij gescicten hebben wtgegaen ende beuonden, dat die gemeen scutten, opte Vaert gescict wesende om die knechten vtet Sticht te helpen keeren, te samen verteert hebben in als cxlij gul., vj wit hollants gelt, ixc ℔, iij sc., ½ d.

Willem Gerytsz, de pijper, doir beuell der ouerste die stad gedient aen de Vaert iij dage lanek mit die scutten iij ℔ K.

Item doe die scutten des nachts opte Vaert waeren, soe hebben veel vande borgeren gewaect bij consent vanden ouersten op Hasenborch, aldaer verdroneken xvj kannen biers j ℔, x sc. K.

Item Joest Diresz, wt beueell vanden ouersten iij dagen de trom geslegen doen de scutten opte Vaert waeren iij ℔. Sobborger die trom geslagen iij ℔. K.

Item de gemeen scutten doir beueel vanden ouersten mitten scuten aen de Vaert gevuert ij ℔. K.

Item doe die scutten lestemaell de rijs optoegen opde Weerd, soe sijn die boden bijt geseiet geweest doer beueel vanden ouersten om toesicht te hebben iij ℔. K.

Item doe die scutten yeerst werff bij den huysluiden opte Vaert waeren om de knechten te scutten, is die greefmeyster mede geweest om de bussen mit cruyt, loet ende alle reescap om toesicht te hebben

[pagina 139]
[p. 139]

ende nacht ende dach bij bliuen moet iij dagen, iij nachten, noch anderwerf aen de Vaert mitten scutten op de Weerdt die rijs wtte trecken j dach, viij ℔. K.

Item de gescicten vanden rade, also Beernt inden Bonten Kan ende Jheronimus van Reveswaey hebben wtgegaen ende beuonden, dat die gemeen scutten opte Vaert gescict wesende om den rijsweerdt opte trecken ende tlant doir te grenen om te bet te moegen verscieten, hebben vertiert aen wijn ende cost in als ivcxxvj ℔, j sc., x½ d. K.

Jan Gerytsz, tromslager, ende Beernt, een pijper, opte Vaert mitten schutten, doemen die rijsweerdt wttoech ende daer gespuelt ij ℔. - Herman Sobborger, tromslager, j ℔. K.

Item doen de scutten eerst werf opte Vaert waeren om de knechten te scutten, sijn wt beueel vanden ouersten meyster Hans, Dirck Cornelisz ende Adryaen, stads busscutten, mittet gescut aldaer mede geweest ende toesicht opt cruyt ende loet ende anders gehad, Meyster Hans ende Dirck waeren wt iij dagen ende Aryaen ij dage viij ℔. Meyster Hans verleyt aen lonten voer de gemeen scutten aen een bus te vermaken aen cost ende drank ix ℔ x sc. Item deze drie scutten mede mitten scutten opte rijsweert iij ℔. Item doir beueel van mijn ouersten int bijwesen vanden gescicten vanden rade, te weten, Volken Verborch ende Hendrick Spijker, docmen die rijsweerdt aende Vaert optoech ende doer groef iiij saekdragers vant Nedereynde ende xlvii saekdragers vant Ouereynde c ℔. Item wt beueel van mijn ouersten int bijwesen vanden geseieten. Voirt naderhant opte rijsweerdt doemen mit haicken ende ander instrumenten dat sant opeden om dat water sijnen ganek te nemen, ende van andere oncosten, van scuyt ende seouhuer lxxxiv ℔, vij sc., vj d. K.

Item doemen den hoff vanden seutter doelen cofte heeft die stat gegeuen te wijncoep ij g., vj st. Item Cornelis de Jonge, als camerair vanden ouden scutten, totter seutter doeylen te maken lxij ℔. K.

Item Gerryt Hubertsz, die goudsmit heeft wt beueel vanden ouersten een conyncklick cop ende prijs vanden papegaey van suluer gemaeckt weghende. K.

Des donredages na Oculi. Ouercomen ende belieft bij scepenen, raide ende oudermannen, dat men Thomas Croen enen lijfrente brieff geuen ende besegelen sel van lxxx ℔ siaers tot sijnen liue, voer alsulcke recht ende toeseggen als hij hadde aent erff vander stat busscutter doelen after Sint Jacob, bynnen onser stadt gelegen, wairvan die yerste termijn van betalinge off wesen sal te Paeschen nv naestk. ende dander helft Victoris dair naistk, ende alsoe voert jairlicx zijn

[pagina 140]
[p. 140]

leuen lanck. Dit voirscreuen is naderhant verandert, wantet dus nyet gescieden en mocht, ende hij is mit penningen betaelt. Item dat Thomas Croen voirs. sel nae hem moegen nemen alsulck gelt als dairvan jnt recht geleyt is ende dat die cameraeren van onser stat sellen betalen jairlicx die heeren van St. Marien alsulke anderhalff pont als zij wt dat voirs. erff jairlicx hebben; ende voerts soe sel die cameraer geuen ende betalen den busscutten voer hoir tymmerynge, twelck zij opt selue erff getymmert hebben, c Holl. gul. te betalen tot drie termijnen, te weten, dat yerste derdendeel te Pynxteren naestk., dat ander derdendeel tSunte Victoers daige ende tlesle derdendeel te Kersmisse dair naestvolgende. R.

Des vrijdages na Paeschen. Sleten ende beliefden die rade out ende nye, alsoe die stadt een ander erue der stat, after Sunt Jacob gecuft heeft, om hoir scutterdoelen dair te setten, alse dat dairomme die cordewaniers, die tslach, dair die doelen nv staen, van outs toebehoert, hoer slach weder sellen moegen antaslen ende gebruken als andere gilden hoer slagen gebruken, sonder eenige calckcuypen dair te setten; des sellen die scutten dat slach noch gebruycken dit jaer, ende ter tijt toe zij haer doelen binnen Vtrecht rede gemaict sellen hebben, ende die scutten sellen hair getimmert van doelen ende anders moegen na hem nemen, ende die stat sel tgeboemte houden, hoir wil mede te moegen doen; des en selmen dair gheen poten meer steken, ende desgelijcx sellen die oude cordewanniers hoer slach, daer tyenden aen gelegen, moegen aentasten ende gebruycken. R.

Des manendages voer Pynxteren. Sleten die raide ende meentemannen, dat die scutten inden buydel nv geuen sellen elcx xv wit, twelck xij wit te wesen plach, ende die stadt sel den coninck scencken een silueren ouerdect cruysen van xxv onchen, datmen voir den coninck dragen sel mitten boge, voert gelt datse plegen te geuen. Dat ouerdect cruysen woech xxiiij onchen ende xj Engelsche, ende wert gewegen opten scietdach vande papegay bij Jan van Boesichem, Peter Robbertss. ende den camerair Jacob Luttekenhuys. Ende den lesten auont sel hem die stat scencken xij stat kannen wijns, ende die trompers sellen eerlicken dienen ende hebben vanden coninck elcx een r.g. current, ende de tromslagers ende pijper elck xv st. van drie daigen ende nachten lang te dienen; des selt oick die coninck eerlicke maken, alst best wesen sel. R.

Des woensdages na Pynxteren. Sleten die raide ende meentemannen wt allen gilden, dat die cordewaniers hebben zellen tot hoeren gilden behoeff alle geboemte ende gewas, dat nv inder schutter doclen staet

[pagina 141]
[p. 141]

ende voert wassen sel, behoudelicken dat de scutten die doelen gebruycken sellen ter tijt toe dat hoer doelen bynnen Vtrecht reede zijn, ende alle getimmert van hout ende steen sellen die sculten moegen na hem nemen. R

Des manendages op Sunte Peters auont ad Vincula. Belieft ende gesleten bij scepenen, raide, oudermannen ende meentemannen wt allen gilden dat men Thomas Croen voir zijn recht ende loeseggen vande schutter doelen after Sunt Jacobs geuen sel eens lxiiij Rijnsche guld. current, te betalen Victoris naestkomende. R.

Des vrijdages naden heiligen Kersdach. Item d.e scutterije vanden hantbussescutten sel men doen berusten tot Sint Jan te midsomer naestk.

1526. Des dyngsdages na Agnetis. Belieft bij scepenen, raide ende ondermannen, dat Goesen van Scaijck, cameraer vander stat wegen wtreycken sel Tomas Croen lxiiij r. gl. current, heercomende vande scutters doelen, na vermogen der slitingen op Sunte Peters auont ad Vineula lestleden, dair aff gesleten. R.

Cornelis de Jonge vanden gemeen scutten wege nader gewoenten lxij ℔

Vanden wijn Mertini. Der scutterwijn viijclxxiv kannen, die kan v st., m. xlij ℔, x sc.

Vanden wijn Corsauont. Der scutter wijn viijclxxxiij½ kan, die kan iij st., ix wit, m. viijcxxviij ℔, v sc., vij½ d.

1527. Des donderdages ix Mey. Die raet out ende nye heeft den coep van Agniese Jan Comans dochters huysinge ende hofstede tegen Sunte Seruaes ouer totten scutten behoeff aengenomen enz. Zie het verdere daartoe betrekkelijk bij J.J. Dodt v. Flensburg, Archief, vij, bl. 128, 181, 135.

Des manendages na Assentionis Domini. Belieft bij den gemeyne gilden, doer aenbrengen van den gemeyne oudermannen, datmen dat erue achter St. Jacob, dair die hantbusscutter doelen gestaen hebben, vercoepen ende vestigen sel moegen. R.

Des vrijdages na Wilbrordi. Ouercomen bij scepenen, raide ende oudermannen, dat men den scutten raide ende oudermannen ende dienres wijn geuen sel na ouder gewoenten. B.

Des woensdages Altera Lamberti. Ouercomen ende gesleten bij den raide out ende nye, dat elke homenscap seutteu wtmaken sellen viij scutten, die mede mit ruyter ende knechte te velde reysen sellen. Ende dat elke scut noch twee ander borgeren off ondersaten tot hem nemen sellen, des sel elck scut hebben sdages vij wit curr., ende andere borgeren, die mit hem reyzen, sellen hebben vijff st. curr. Ende

[pagina 142]
[p. 142]

soe wye mitten loet valt wt te reysen, sel moeten reysen, oft enen anderen weeraftigen scut in zijn stede scicken ende al opt verboeren van vc ℔ wtgesondert die bonen lx ende beneden xx jaeren out zijn. R.

Item Hen. Vranck, van een jaer pachts, gaende wter scatter doelen, die doe vercoft worde j r.g., ij st., vj wit. K.

Item soe heeft Cornelis de Jonge, als camerair vanden ouden scutten, den rade tkennen gegeuen, dat si betalen souden tghene die heeren van Oude Munster jaerlicx hadden wtter scutter eruen staende tegens Sunte Seruaes ouer xxxvij g., xvij st., ij oort. K.

Item soe heeft die stadt gescenet mijn genadigen heer tot Wijck tot zijn conincxfeest een voeder Rijnsche wijns van vj½ aem ende iiij taken, belyeft tsamen lxviij g., xj st., ij oort. K.

Item die scutterwijn Mertini vijcxlv quart, lxxxix g. xiij st., iij oort. K.

Item der scutterwijn mitter proeuelwijn Corsauont vijcviij quaert, clxxvij g. K.

1528. Item Hubert van Planen, wt beueel vanden ouersten, een vierendeeljaers die scutten ter waick ende inden poerten geboeden xxv g. K.

Item Cornelis de Jonge, camerair, vander scutten doelen te maken na ouder gewoente xij g., viij st.Ga naar voetnoot1)

1554. Item W.v. Noest, gemaect die antijncxsche poert, daer men inde doelen gaet, noch opt huys vanden doelen, daer men in sciet, 6 kantelen ende 12 lijsgen van Sich gemaer steen enz. K.

1557. Item Jan van Noest gezworen bode 2 l 2 sc., wt sake hij geweest is tot Dordrecht, omme dordonnancie vande scutteren, aldaer in geschrifte ende bij copie te mogen vercrijgen. K.

Item Jan Struys, 2 l, 7 sc., omdat hij in 't claer gescreuen heeft t concept vande ordonnantie vander scutterij deser stadt. K.

1568. Jan Willemsz, lantmeter, gemaect een chaerte vant scutterlant tot Achthouen, deser stadt toebehorende. K.

[pagina 143]
[p. 143]

No. 3.
Stukken betrekkelijk de schutgilde der stad Haarlem.

a. Ordinantie voor de jonge schutten 1448, Maart 26Ga naar voetnoot1).

Wij scoute, burghermeysteren, scepene ende rade der stede van Hairlem, doen cond allen luyden, dat wij bij goetduncken der vroescippe ende riicheit van onser stede, ende om veruolchs wille van den goeden luyden van den goeden schutten binnen Hairlem, omme die voors. te meerre gehantiert te worden, geconsenteert ende gegonnet hebben, consenteren ende gonnen mit desen brieue den jonge scuts binnen Hairlem dese na gescreuen ordonnancie ende poynten, die vast gestade, ende volcomeliic te houden op sulke verbannisse en in allen manieren als hier na gescreuen staat: Inden eersten hebben wij mit goeden voirsien den jonge scuts voirs. geconsenteert ende gegonnet, dat sij in hoir geselscap sullen mogen hebben hondert personen, die t gerecht nutsste ende gadelixste sal duncken wesen. Item als die jonge sents voirs, horen papegaye schyeten off horen haen, dat sij dan vrij wesen sullen van den exsys van horen bier, dat sij dan drincken sullen. Item wair yemant die in die scutterije waer, ende moetwillicken dair vutgaen woude, die en sal dair nyet vutgaen mogen, voir die tijt dat hij ghegeuen heeft drie pond was tots outaer behoeff, ende waert dat hij die drie pond was nyct geuen en woude, so sal men bij den scout off siin gewairde bode, pande van dien onwillige halen mogen, ende die pande sullen verstaen wesen binnen viertien dagen, ist dat men die binnen der tijt nyet en lossene, gelikerwijs ende in allen schine off sij mit vollen recht na den recht van der stede gewonnen waren. Item so sullen sij nyemant tot jonge scuts in hoir geselscap mogen innemen, ten sij bij oirloff, wil ende consent van den scout ende tgerecht van Hairlem. Item waer yemant die in die voirs. scutterye waer, die twist ende gescille maieten, off ander ongenoechliken dingen dede, so dat die gecoren raet van den jongen scuts mit siin vinders dochte, dat hij dat stuck verboert hadde, ende niet nut noch oirbair dair in en waer, dat dan die gecoren raet mit sijn vinders bij den scout ende bij den

[pagina 144]
[p. 144]

gerecht, dan in der tijt wesende, hem dair vut sal mogen setten sonder enich wederseggen. Item so wat saken dat die gecoren ract van den jongen scuts mit siin vinders, ordineren sctten ende maken sullen bij oirloff van den scout en tgerecht, het sij van een nuven raet ende vinders te nemen off van enigen andere saken, der scutterije voirs. aengaende, dat een ygelic dat doen, ende volcomelic houden sel sonder enich wederseggen. Item waer yemant die siin costgelt, dair hij op geset waer, nyet en belaelde als hijs vermaent wert, die sonde verboeren telken reyse tots outaer behoeff een pond was, onvermynert sijn costgelt, ende die boeten ende costgelt sal men te same inhalen bii den scout off siin gewairde bode, geliic ende in der manieren als voirs. staet. Item so sal die deken van den ouden scuts binnen Hairlem bij den gerecht dan inder tijt wesende, kiesen mogen vut dese voirs. scutterye, omme in den ouden scutten te trecken hoir gesellen, off sijs te doen hadden, behoudelic altijt den heer siin boeten ende sijns rechts, dit sel staen ende geduren tot onsen wederseggen. In kennisse der wairheyt so hebben wij, scout, burghmeisteren, scepenen ende rade der stede van Hairlem desen brieff besegelt mit onser stede segele van saken hier beneden an gehangen, int jaer ons Heren duisent vier hondert acht ende viertich opte sesse ende twintichsten dach in Mairte.

b. Transfix-brief waarbij de stedelijke regering aan de jonge schutten vrijdom van vischvangst schenkt binnen de stad, 1450, April 8.

Wij, seoute, burghermeysters, scepene ende rade der stede van Hairlem doen cond allen luden, dat wij bij goetduncken der vroeseippe ende rijchede van der stede voirs. mit goeden voirsten ende wel beraden, gheoirlooft, geghunt ende ghegheuen hebben, orlouen ghunnen ende gheuen mit desen brieue den jonghen scutten binnen Hairlem die vairt, die geleghen is an die westsijde van der stede voirs., te visschen totten jonghen scuts oirbair ende profijte, tot alsoe veer toe opwairts, als die stede in gerecht is, sonder yemant, wie hij sij, enige letsel van der doervairt te hebben ofte laten geschien in enigherwijs, te weten, die mit hoir scuten van bonen nederwairts comen, ende van beneden mit hoir seuyten opwairts willen, dit sal geduyeren tot onsen weder seggen. In kennisse der wairheid so hebben wij desen brieff besegelt mit onser stede segel van zaken, in desen jegenswoordigen brieff doersteken in t jaer ons Heren duysent vier hondert ende vijftich opte ochtsten dach in Aprille.

[pagina 145]
[p. 145]

c. Copie van een brieue verleent den scutteren van den voetboge, die genoempt te weesen plagen de jonge schutteren.

Wij, scout, burgermeesteren, schepenen ende raide der stad van Haerlem, doen condt allen luyden, dat wij omme in de liefte, die wij dragen tot onzen lieuen ende wel geminden, den jongen schutteren van den voetboghe binnen der stede Haerlem voors., ende omme dat de schutterie van den seluen jongen schutteren dies te bet in eeren ende welvaert geregiert ende onderhouden, ende oick die voors. stede in toekomende tijden van denzeluen schutteren wel ende cerlicken gedient mogte worden als des van noode wezen sal, gegonnen ende gegeuen hebben, gonnen en geuen mit dezen tegenwoordigen brieue denzeluen jonge schutteren voorn. zulke priuilegien ende vrijheden, als hier nae geschreuen staen. Inden eersten hebben wij henluyden gegonnen en gegeuen, dat voortan nyemand, wye hij zij, van nyeuwes gezet, gecoren, noch genomen en sal worden in die oude schutterij van den voetboghe binnen Haerlem voorschreuen, anders dan vuyt die jonge schutterij voorgenoemt, ende hij en sal eirst wezen ende ten minsten twee jaren lanck after een geweest hebben in de jonge schutterie voors. Voort soe hebben wij henluyden gegonnen, dat soe wie voertaen die deken en de vinders van der jonge schutterye bij goeddunken van den schout ende van den gerechte van Haerlem in der tijd wezende, ordineeren ende verkiezen te nemen in de jonge schutterye voorschreuen ende hem die weete daer off gedaen worde bij der stede bode, die sal dan terstond daer inne wezen en blijuen zonder eenig wederzeggen. Ende waert zake datter yemand waere, die hier inne wederspannich of ouerhorich waer ende nyet inde jonge schutterye voorn. weezen en woude als hun die weete daer off gedaen worde gelijk voors. staet, die sal men terstond bij den steede bode gebieden in te leggen, ende hij zal inleggen ter tijt toe, dat hij williglijk in die jonge schutterye voors. weezen wille, ende ghing hij anders daer en bouen vuyt ende hij daer off begaen worde alzoo recht is, hij zoude verbeuren zulcke boete als der stede kenr begrepen heeft, ende des soe sellen voortaen die deken ende vinders van die oude schutterie binnen Haerlem bij goeddunken van de schout ende gerechte voors., elken jaere kyesen ende nemen vuyt de jonge schutteren voorschreuen die geene, die hem gebreken bij de oude schutterij voors., zoodat zijt niet zullen laeten verjaeren noch over laeten staen langer dan van jaere tot jaere, opdat die jonge schutterie voors. niet te veel bequamen gezellen teffen verliezen en sullen, behoudelicken dat men voortaen geen deeken noch

[pagina 146]
[p. 146]

vinders van de jonge schutterie neemen en sal in de oude schutterie soe lange als zij deeken of vinders zijn. Ende omdat zij immer willen dat alle deze preuelegien en vrijheden voors. den voorschreuen jonge schutterie volkomelicker gehouden werden van ons en onzer nacomelingen tot eeuwigen dage zonder verbreecken, soe hebben wij des toirconden dezen brief doen besegelen mit onzer steden zegelen van zaken, welke wij, bij gebreke van onzer steden groten zegelen, alhier in deze zaeke gehouden willen hebben van zulcker waerde en machte als onzer stede grote segelen voorschreuen. Ende omme de meeren vesticheyds wille, soe hebben wij Gherryt van Adrichem, Garbrandt Claes Pelgrims zoon, Claes Lieue en Allyn Claesz. op den tijt schepenen in Haerlem, dezen klenen brief mede bezegelt, elcx mit onzen zegelen hier aen gehangen int jaer onzes sHeeren duizend vier honderd negen en vijftich op ten thienden dach in Februario.

d. Brief, waarbij de stad Haarlem aan de jonge voetbooggilde schenkt den opbrengst van de Oude en Nieuwe Ramen, 1464.

Wij, seout, burgermeisteren, scepenen enne raedt der stede van Hairlem doen condt allen luyden, dat wij, omme de onderhoudenisse van den gemeenen guldebroederen van den jongen scutteren van den voetboge van deser stede toter voirs. schutterye bebouff, eendrachtelicken gegont ende gegeuen hebben, gonnen ende geuen mit desen brieue al zulcke pachten, rechten ende renten, als wij jarlicx staende hebben op ten Ouden ende Nyeuwen Ramen binnen deser voirs. stede, belopende vijff schellinge goets gets sjaers van elken raem die opter stede erue staen, na vuytwijsen der brieuen die dair off zijn, mit alle den afterstalle verschenen renten, die ons van den voirs. ramen toot desen daghe toe geuallen ende verschenen mogen wesen, die de voirs. schutteren tot er voirs. scutterye behouff jarliex gebruyckeu hebben ende behouden zullen ende de penningen dairoff eomende, verschenen off te verschinen, inmanen ende ontfangen toot horen meesten oirbair ende proffijt duerende tot onsen wederseggen; voir welcke gifte ende gonst de voirs. scutteren wederom gehouden zullen wesen op horen cost de voirs. Ramen mitter heyninge, die dair omme gaet ende mitter scutter doelstraet die beneuen den Ramen streckt, te houden in raecke en in dak, behoudelicken dat de huysen, die an dezelue zijde van den Raemen staen, huer strate maken zullen vor huer lyeder duere, als dat behoort, buyten den cost off last van den voirs. scutteren. Des toirconden ende omme dat wij, scout, burger-

[pagina 147]
[p. 147]

meisteren, scepenen ende raedt bouen genomt den voirs. jongen sculteren al tguent dat voirs. is, gelooft ende van der stede wegen voirser. gehouden willen hebben, zo hebben wij desen brieff doen bezegelen met onser stede zegel van saken. Ende omme der meerder vasticheit ende sekerheyt wille, so hebben wij Huge van Ruyuen eude Jan van der Meer Janszoon, op desen tijt seepenen der stede van Hairlem voirs., desen brieff mede bezegelt mit onzen zegelen hiermede an gehangen op ten twalefften dach in Septembrij int jair ons Heeren duysent vier hondert vier inde tzestich.

e. Open brief, waarbij den voetboogschutten van Haarlem door die van Gent worden uitgenoodigd, om het schietfeest, waarvan zij tevens het programma geven, met hunne tegenwoordigheid te vereeren, 1497.

Allen den ghonen, die deze onse breue zullen zien ofte hooren lezen ofte kennesse daeraf hebben, ende zonderlinghe alle keyseren, coninghen, heeren, coninestauelen, prouoosten, dekenen, gezwoorne, prouiserers ende anderen cerbaeren mannen ende ghezellen van den grooten ende ouden ghulde van den edelen, consteghen ende eerbaeren spele van den voetboghe wezende binnen allen goeden, ghepriuilierden, vrijen steden ende plaetsen, daer men vseert ende gheploghen heeft te antierene van denzeluen voetboghe gulde ende grooten eed te houdene, baillui, scepenen ende raed, coninc, deken, prouiserers ende die ghemeene guldebroeders van den grooten gulde van den edelen, glorieusen ridder ende heleghen Sindt, mijnen heere Sent Jooris binnen der stede van Ghend, saluit met alder gonst, vriendschepen ende minnen, harde, edele, eerbare, lieue heeren, mede broeders ende weerde vrienden. Vute dien dat menischelicke natuere bewijst, dat alle goede creatueren ghehouden ende sculd sijn in allen reynen, cerbaren, duechdelicken ende solaeslijcken spele te verblijdene, zonderlinghe daer ghenouchte, eendrachtelicheit ende broederlicke communicatie vutspruuten, onderhouden ende ghevoordert moghen werden, ende ooc dat onder alle heeren ende goede mannen, hooghe, middelle ende nedere, van wat state ofte condicie zij zijn, bouen allen anderen spele, t spel van den edelen voetboghe, mids der reynichen ende constegher aert daertoe dienende, van ouden tijd meest in eeren, solaese ende weerdichede gheantiert ende verheuen heeft gheweest ende noch es, ende dat bij derzeluer eerbarer ende weerdicher antieringhe alle vruecht ende genouchte in der menischen vermeest ende verweet werden, ende alle onghenouchten

[pagina 148]
[p. 148]

versteken ende verderuen, so eist dat wij, anziende t ghont dat voirs. es, ende midsdien gheneghen zijnde blijscap ende alle reyne ghenouchte met v lieden naer onse vermoghen te hebbene ende ghebruuckene, daer const, eer ende vriendscap vuutspruuten ende wassen moghen, v ende elcken bijzondere beeondighen ende doen te wetene, dat wij bij der gracien ende ter weerdichede van Gode van Hemelrijck, zijnder ghebenedieder moedere ende den voirs. edelen glorieusen ridder ende heleghen Sindt, mijnen heere Sint Jooris, ende alle Godsheleghen, ende bij consente, orloue ende ottroye van onzen harden, gheduchten heer ende eersachtighen prince, den eershertoghe van Oistrijcke, hertoghe van Bourgen., van Lotrijcke, van Brabant, van Steyr, van Carnice, van Carmole, van Lembourg, van Lucembourch ende van Gheldre, graue van Hasbourch, van Vlaenderen, van Tyrol, van Artoys, van Bourgen., palatin van Henegauwe, lantgraue van Elzats, maregraue van Burgauw ende van sHelichs Rijcks, van Hollant, van Zeelant, van Faretten, van Kiburch, van Namen ende van Zutphen, grane heer van Vrieslant, op de Marche, van Slauonie, van Portenauw, van Salms ende van Mechelen, hebben eendrachtelick gheordoneert eene genoucheliche feeste ende schietspel te houdene binnen deser voirs. stede, te lieffelicker ende de behoorelicker plaetse tusschen tween doelen van rederlicker mate ende linghde, te wetene, van dric ende veertich roeden lanc, lettel min ofte meer, zulcke als hij de bringher van dezen, onze medebroeder, v lieden tooghen zal; dan of wij ghelijcke linghde ende exemple onder ons houden, ende omme dat elc ter voors. feeste ende schietspele veylic ende verzekerlic zal moghen commen, zo heeft onse voirs. gheduchte heer ende prince verlcent ende ghegheuen bij zijnen openen breuen, goed, zekere ende vrijgheleede allen persoonen, die tenzeluen scietspele zal ghelieuen te commene, mitsgaders haerlieder familie ende goedinghen, omme daer te wezene ende bliuene den tijt van dien gheduerende, ende weder thunen te keerene, zonder dat men die zal moghen vanghen ofte arresteren omme eeneghe sculd, hetzij renten ofte anderen zaken, in eenegher manieren, weluerstaende dat hier inne niet begrepen en zijn de schulden van onsen voirs. harden gheduchten heere ende prince, ende ooe de persoonen, ghebannen rebellen et fugitiuen van zijnen voirs. lande; alzo vlieden dat claerlic blijcken mach bij een vidimus onder deser voirs. stede zeghele, die v deze onse bode ende guldebroeder ooc tooghen zal; welcke feeste van de voorn. ghenouchelicken schietspeele beginnen ende innegaen zal t sondaechs den XXen dach van Meye eerstcomende, daer elc ghezelscap, commende van binnen den lande van Vlaenderen, ghehouden

[pagina 149]
[p. 149]

werdt te zijne te daghe voirs. binnen sonneschiens, ende hemlieden te vertooghen ende presenteerene voor den conijnc ende zijn gezelschap, ter plaetsen daer zij haerl. tanneel ende staet houden zullen, ende de ghoone van de scutters die schietten zullen, ende elck zonderlinghe aldaer ten zeluen daghe te doen teeckenen ende inscriuen bij namen ende toenamen van den ghenen dies last hebben zullen om te lotene, zo hiernae verclaert zal staen, ende s maendaechs daernaer werden ghehouden alle de gheselseepen van buuten den lande van Vlaenderen te commene ooc binnen zonneschine, ende heml. te vertooghene ende te doen scriuene als vooren. Item insghelijex die te water zullen comen, t zij van binnen den lande van Vlaenderen ofte van buuten, werden ghehouden t diessendaechs daeraa binnen zonneschine te commene binnen derzeluer stede, met huerlieder scepen ende ghezelscepe in de coerneleye tusschen Ste Michielsbrugge ende de Veebrngghe, lijddende voor de tanneelhouders aldaer, ende dat gedaen vutegaen te lande ende heml. vertooghen voor t principael tanneel, ende dan heml. te doen teekenen ende scriuene als vooren, weluerstaende dat gheen ghezelscep in t incommen te lande ende te water, ande gulde vanden boghe onderstandt doen en zullen in persoone ofte van abijle, op versteken te zijne van prijse. Ende s woondaeghs dacrnaer den XXIIJen van der zeluer maent, ter zeuender huere voor de noene weder te commene ter zeluer plaetsen, omme alle voorgaende ghescillen, geschiet schietens den lesten ghehondenen schietspele, onghedecideert te deciderene, terminerene ende berechtene voor lot ende naer lot en zal men gheene voorledene ghescillen moghen inbringhen noch berecht daer of doen; maer gheuielen eeneghe ghescillen, in lot binnen onser voors. feeste, die zullen worden ghedecideert, ghetermineert ende berecht bij ons ende bij zulken anderen conynghen ende notabelen mannen, alst ons ghelieuen zal daertoe te nemene, zonder datte te betreckene in eenighe anders plaetse bij eenighen engiene; ende mede naer de decisie van den seluen ghescillen zal men vergaderen, omme te lotene ende doene alzo men ouereendraghene zal te dien hende, dat men sander daechs naer dat geloot werdt, zal mogen beghinnen schieten te zulcker huere als men stellen zal, te wetene, vut elcker stede ofte plaetse XIJ scutters, ende niet meer, tien scutters ende niet min, ele twalef schutten schietene, daerof vut eleken loten ghehouden werde te bliuene tote zij ghescoten zullen hebben, viere persoonen of meer van den voors. scutters ende niet min. Ende insghelijcx andre gezelscepe, die op eeneghe prijse van schietene incommen oft andesinen staen zullen, werden ghehouden met vier persoonen ofte meer te bliuen ligghende t scietspel gheduerende, ende

[pagina 150]
[p. 150]

datte op de verbuerte van dat zij winnen mochten ofte ghewonnen hadden; maer viele zo, t welcke God verhoede, dat in eenich gheselseep eenich van de scutten storue ofte ziec worde, dat hij niet en mochte schieten, zo zullen d andre moghen schieten, die ghesont bliuen zullen, ende alzo vele persoonen als van buuten schieten zullen, telcken lote alzo vele persoonen zullen schieten van binnen omme den wijn; ende zo wie eerst ghecrijghen zal drie scoten, zij van buten ofte van binnen, op elc hende winnende met eenre pile, zullen winnen den wijn, te wetenc, op elcken man twee Vlaemsche groten ende die van buuten zullen nemen alzo vele maten, als heml. ghelieuen zal binnen haeren voors. twalef scoten, ende ten hende elc hem houden an zijne curtste mate, behouden dien dat onse meeninghe ende ordonancie es, waert alzo dat onzen gheduchten heer ende prince bij zien gracie gheliefde te scietene of te zendene zijne gulde van zijnen houe met een huedele omme te scietene, dat zij onghehouden zullen werden van incommene ende van lotene, maer zullen moghen scieten te wat tijden ende daghen als t heml. ghelieuen zal, binnen der feeste gheduerende; ende waert ooc zo, dat onze bode versuimde ende achterliete bij noodzaken of andersins eeneghe goede ghevrijde ende ghepreuilegierde steden ofte plaetsen, met dezen onsen breuen te commene, ende eenich ghezwooren gezelscep vanden ouden gulde vanden zeluen verghetenen steden ofte plaetsen, t onsen feesten quamen binnen den tijde ende in der condicien voren verclaert, dat die sullen mogen incommen, looten, schieten ende speleu naer de juweelen, gelijck oft onse bode dair gheweest hadde, sonder fraude. Ende omme dat wij begheren dese dinghen vooren ende naer verclairt metten condicien in desen breuen begrepen, wel gehouden ende gheantiert te zijne, sonder enich verbreken bij eenigen engienen, niet jegenstaende enige ordonnancien ter contrarie in anderen plecke geordonneert, zoe hebben wij geloift ende gelouen met desen onsen brieue te geuene alle de juweelen ende prijsen hierinne gescreuen, te wetene; zoe wat scutters van eender stede ende gulde van eenen eede ende cleede, seoonst ende eerlicxt incommen zullen van binnen den lande van Vlaendren te lande, dien sal meu geuen twee rijekelijcke zelueren kannen, wegende vijf marck; ende soe wye dairnair scoonst ende eerlicxt incommen zal van hinnen den voirs. lande van Vlaendren als bouen, dien zal men geuen twee rijckelijcke zelueren kannen van drie marck. Item zoe wye scoonst ende eerlicxst incommen zullen van buten den lande van Vlaendren te lande, dien sal men geuen insgelijcke zelueren kannen, wegende vijf marck; ende soe wye dair nair

[pagina 151]
[p. 151]

scoonst ende eerlicxt incommen sal van buten den voirs. lande van Vlaendren als bouen, dien sal men genen twee rijckelicke zelueren kannen van drie marek. Item zoe wye scoonst ende eerlicxt incommen zullen van binnen den lande van Vlaendren te watre, dien sal men geuen twee rijckelicke zelueren kannen, wegende drie marck. Item zoe wye dair naest scoonst ende eerlicx incommen sal van binnen den lande van Vlaendre te watere, dien sal men geuen twe rijckelicke zelueren kannen van twee marck. Item zoe wat scoonst ende eerlicxt incommen zullen te watere van buten den lande van Vlaendren voirs., dien sal men geuen twee rijckelicke zelucren kannen van drie marck. Item zoe wye dair nair scoonst eude cerlicxt incommen zullen te watere van buyten den voirs. lande van Vlaendren, dien sal men geuen twee rijckelicke zelueren kannen van twee marck. Item zoe wat geselscap vanden scutters, die commen sullen omme schieten van verrenste te lande, dien sal men geuen twee rijckelicke zelueren kannen, wegende drie marck. Item zoe wat scutteren comende omme scieten van verrenste te watere, dien sal men geuen twee rijckelicke zelueren kannen, wegende twce marck; ende dese voors. juweelen van scoonste en verrenste incommene, zal men presenteren nair lot ende eer men schieten zal. Voort es te wetene, dat tonser voirs. feesten zullen zijn te winnene acht juweelen mit schietene, in der manieren ende op de condicien hier nair verclaert: Inden eersten zoe wye van buten, binnen zijn twaelf vierde cortste maten, schieten sal naest den stake, in een vergaderende, dien sal men geuen zesse rijckelicke zelueren kannen, wegende twee ende dertich marck, als voir t hoechste juweel. Item den ghonen die hebben sal, binnen sijn twaelf scoten als voren geseit, vierde curtste maten dair nair, dien sal men geuen viere rijckelicke zelueren kannen, wegende vier ende twintich marck, als voir t andre juweel. Item de ghone die hebben sal, binnen sijn twaelf scoten als voren geseit es, vier de cortste maten dair nair, dien sal men geuen vier rijckelicke zelueren kannen, wegende zestien marck, als voir t derde juweel. Item zoo wye dan van buten de voirs. eerste viere de curtste maten in persoone inder manieren bouen verclairt, geschoten sal hebben, dairmede dat hij t voirs. hoichste juweel winnen sal, dien sal men geuen voir zijnen persoon te hebbene ende te houdene eenen rijckclicken verdecten zelueren crone, wegende een marck zeluers, als voir t vierde juweel. Item de ghone die hebben sal binnen sijn twaelf scoten, als voren geseit es, drie de cortste maten, dien sal men geuen drie rijckelicke zelucren kannen, wegende thien marck, als voir t vijfte juweel. Item den ghonen die hebben zal bin-

[pagina 152]
[p. 152]

nen sijn twaelf scoten als voren geseit es, drie de curtste maten dair nair, dien sal men genen twee rijckelicke zelueren kannen, wegende zes marck, als voir t zeste juweel. Item de ghone, die hebben sal binnen sijn twaelf scoten als voren geseit es, twee de cortste maten dair nair, dien sal men geuen twee rijckelicke zilueren kannen wegende vier marck, als voir t zeuenste juweel. Item zoe wye van buten die meest schieten sal vrij, binnen den witte ende naest den stake, gegheene van devoirs, zeuen juweelen winnende, dien sal men geuen eene rijckelicke zelueren kanne, wegende vier marck, als voir t achste juweel. Ende es onse meeninghe ende ordonnancie, dat wt elken steden, plaetsen ofte gulde mar een geselscap tot onser voirs. feeste nair de voirn. juweelen en sal mogen schieten, ende oock dat elck geselscap mit schietene niet meer dan een juweel ofte prijs vanden voirsz zeuen juweelen, die metten cortsten maten van schietene te winnen zijn, en sal mogen winnen ende dat bij eenen man hebbene, alsoe veele maten als voren verclairt staet, ende hem houde an sijnen cortsten mate ende d andere laten varen, sonder argelist. Ende zoe wye van den schutters, die omme de voirs. juweelen schieten sullen, t zij van buten of van binnen, alsoe menichwaruen als zij vrij schieten binnen den ringhe, die int wilte vanden doele gestelt zal zijn, dien sal men geuen eenen guldenen rinck. Item zoe wat scuttere van binnen die meest ryngen winnen sal. dien sal men geuen eenen zelueren roosenhoedt, wegende twee onehen. Item wat geselseepe ontfangen werdt omme schieten den scoonsten, eerlicxsten ende rijckelicxsten staet houden sal mit vierene ende anderss ns dairtoe dienende, deselue onse feeste geduerende, dien zal men geuen twee rijckelicke zelueren kannen, wegende zes marck. Item die dairnair den scoonsten staet houden sal als voors. is, dien sal men geuen twee rijckelicke zelueren kannen, wegende vier marck. Item zoe wye tachterste lot gebueren sal van scietene, die sal hebben twee rijckelicke zelueren staecken, wegende zes oncen, ende den laken daermede de doelen verdect sullen zijn. Item zoe wat geselscepe van rethorijeken comende mitten seluen scutters van buyten, terseluer onser feest de scoenste ende genoechlicxte esbatemen'e in Dietsche tale speelen sullen in goeden rijme, sonder eenige vylonye ofte dorpereet, t selue esbatement inhebbende, t welck zij speelen sullen voir onsen coninck ofte sijn geselscap, dair sij sauonts hoerl. staet houden sullen de voirn. feeste geduerende, dien sal men geuen twee rijckelicke zelueren kannen, wegende zes marck. Item zoe wat geselscepe van rethorijcken ter seluer onsen feeste commende, dair nair oock in Dietscher talen speelen zul-

[pagina 153]
[p. 153]

len de scoenste ende genoechlicxste esbatemente als voren de voirn. feeste geduerende, dien sal men genen eenen rijckelicken zelueren kanne, wegende drie marck. Item soe wat geselscepe van rethorijcken als voren ter selue onsen feesten commende, in Walscher tale speelen sullen de scoonste ende genoechlicxte esbatementen als bouen, deselue onse feeste geduerende, dien sal men geuen twee rijckelicke zelueren kannen, wegende zes marck. Item wat geselscepe van rethorijcken als voren ter voirs. onsen feesten commende, dairnair insgelijcx in Walscher talen speelen sullen de scoonste ende genoechlicxste esbatementen als bouen, de voirs, onse feeste geduerende, dien sal men geuen eenen rijckelicken zelueren kanne, weghende drie marck. Ende es ons meeninghe ende ordonnancie, dat elck geselscep mar een esbatement en sal gehouden sijn van spelene, dair men den prijs mede winnen mach op elcken auont, ons oock dan ouergheuende, eer men speelen sal, van elcken speele copic, omme dairop terminacie te makene alsoo t behoeren ende noot wesen sal; ende oock dat elck geselsceep mitten voirn. esbatementen mar een van de voirn. prijsen winnen en sal mogen; ende als vander ordinancie hoe dat de esbatementers van elke stede geordineert sullen werden van spelene, het zij dric ofte vier speelen, elck sauonts, oft anders dat reserueren wij t onswairt, omme dat te ordinerene ter minster quetse vanden esbatementers, die t onser feesten commen sullen; wel verstaende dat men loten ende de lotinge ordineren sal opten voirnoene vanden eersten daghe dat men sal beghinnen schieten, omme sauonts te beghinnen spelene, ende alsoe te continueren elck sijnen tour totten eynde van onser feeste, op de verbuerte van huerlieder prijs, in sulker ordinancie als zij dan gestelt ende geloot sullen worden; welcke prijsen bij ons ende ...... wijse mannen, die daerane gevroeden mogen, gejugiert ende gewijst zullen werden op elke stede nair hucre verdiente, zoe wij alderraest zullen konnen ende moghen; ende dat bij ons dair af getermineert sal werden, zal moeten hebben zijn vul effect, zonder dairop te nemene eenige contradictie van appele oft reformacie in eeniger manieren Item voirt zoe wat geselscepe, die eerlicxt ende schierlicxt zijnen prijs halen sal, die hij met schietene gewonnen zal hebben, ende sauonts voir hairlieder vertreck eerbairlicxt zijn tanneel houden sal, dien sal men geuen eene rijckelicke zelueren kanne, wegende twee marck. Item die dair nair insgelijcx denseluen sijnen prijs, die hij m[e]t schietene gewonnen sal hebben, zoe voorscr. staet, ende oock sauonts voir hairlieder vertreck eerbairlicxt zijn tanneel houden zal, dien sal men geuen eenen rijckelicken zelueren croes

[pagina 154]
[p. 154]

wegende een marck zeluers. Item die best den sot maken sal, comende mit eenighen geselscepe vanden scutters in genoechten, sonder scamp ofte vylonye, dien sal men geuen een juweel van vier onchen zeluers. Item die dair nair best den sot maken sal, als bouen, zal hebben een juweel, weghende drie onchen. Item die dairnair best den sot maken sal, als bouen, zal hebben een zelueren juweel, wegende twee onchen; wel verstaende, indien t soe gebuerde dat twee geselscepen ofte meer stonden op eenen prijs in sulcker wijs dat men t nyet jugeren en conste, zoe es onse aduys te vulstane mit eenen prijs sonder meer. Ende alle de voirs. juweelen zijn in Vlaemschen marcken, zes onchen voir elck marck of betere, ende zullen zijn verwapent met St. Jorys ende der stede wapene van Ghendt, ende in gheene juweelen goudt noch failsoen gerekent. En es te wetene, dat men de voirs, juweelen, die te winnene zijn mit schietene, mit scoonst staet houdene, scoonst vierene ende mitten esbatementene, geuen sal bij aduijse ende rade van den zeuen steden, of den meesten deel van dien die alle de feesten gesien zullen hebben, elken diesc gewonnen zullen hebben nair t inhouden van desen onsen brieue. Item zoe es onse meeninghe ende wille, dat nyemant sal schieten mit eenen boghe dair den loop van tellier voren of achtere gewast, gesplet, of mit eniger subtylheit besteken of gemaict sal zijn, ende mit sulken boghe ende pile, als elck beghint te schietene om prijs, sal hij vul scieten, of hij en worde opt scauault ontreet ende onstelt van pile; maer opdat zijn slot liete ende de pile verloren of te broken worde, zoe soude hij dan moeten doen zijnen eedt, opdat mens begeert, dat zijns ontdanckens gheweest ware, ende geen arghenlist dair inne en sochte, ende dan sal hij moghen hem gaen stellen in den proufstake ende nemen eenen anderen pile, ende prouuen in den voirn. proufstake eene scote zonder meer, ende dan comen zijn scoten vul sciet n; en indien eenich scuttere ontreet worde van boghe, doende als voeren, zal hem mogen stellen in den proufstake ende scieten ouer ende wedere, dats te verstane, twee seoten sonder meer, ende dan commen zijn scoten vul schieten; behouden dat elck scutten gehouden wert te stane mit beede den voeten vrij binnen der latte, die voor eleken doel geslegen sal zijn. Item dat elck zal mogen doen spannen zijnen boghe dies belieuen sal, ende geuielt dat enighe pile binnen den doele gescoten worde, weder mense saghe ofte nyet, de mate sal men nemen an den naesten cant van de gate, dair de pile inghinck zonder wit aftesnijdene. Item en gheuielt dat yemant scote tegen den meetstaecke, in sulcker manieren dat de pile weder wt viele ende verspronghe wt

[pagina 155]
[p. 155]

den doele, die scote sal gerekent wesen mate sonder mate. Ende is onse ordonnancie, dat men in dit voirn. scietspel nyet scieten en sal mit eenighen stalene boghen om de voirs. prijsen. Item soe zal men bij den wille Goids eenen huerdele sdaechs schieten, wtgedaen Assensioensdach, Pinsedach, Sacramentsdach, St. Jan Baptistendach, St. Pieteren ende St. Panwelsdach ende Onser Vrouwendach, den ijen in Julio, ende alle andere daghen als men schicten ter sulcker huere als bij ons geordonneerdt sal zijn. Item dat soe geuiele dat yemant eenige donckerheit of tweevoudich verstant maicte in eenige poincten of articlen van de voirs. onser scietspele, alsoe wel van dies in de principale breuen mensie gemaict ware oft nyet gemaict, ende bij dien gescillen ofte debaten resen, dat al datte ende t ghont dat daer vute spruyten mochte, refereren wij t onswairt om dairaf te ordinerene ende te appointerene mitten geenen, die t onslieden belieuen sal dair toe te nemene ende ouer te roupene, opdat noot ware, zonder eenige condicie.

Ende omme dat wij geneghen sijn alle eerbare vruecht, solaes ende broederlicke minne te meersene, die meest spruyt vut conucrsatien van edelen, goeden ende notabelen personen, bidden v vriendelick mit minnentlicke herten ende elken sonderlingbe, dat v gelieue wille te eomene ten voirs. tijde, daghe ende feeste, omme te verdienene bij der conste vanden edelen voetboghe ende rethorijcke de prijsen ende juweelen hier voeren verhaelt, nemende in dancke al sulcke gracien als v God verleenen sal, ende ouerpeynsende eenpaerlick in v harte de grote miunelicke vroecht, blijscap, solaes ende ghenoecht, die, ter gheliefte van God, te deser onser feeste gedaen ende gheantiert sullen werden, ter welker feeste onse licue Here God ende sijne gebenedide moeder v allen verleene te comene tuwer vrome eere ende liefde ende ons mit v insgelijcx te wesene. Bidden oick vriendelick, dat v gelieuen wille desen onsen bode ende medebroedere expedicie te doene, als hij bij v comt, ten hende dat hij cortelinghe moghe vuldoen sijne saecke, alsoe wij hem gelast hebben. Ende in teycken, dat hij bij v geweest zal zijn, uwe zeghele hieran te hangene aen een van de steerten, ende daerop te scrijuene den name van uwer stede ende plaetse, ende wij bij der gracien Goods, willen en sullen onderhouden ten vulcomen alle de pointen ende articlen voeren verclaert, naer ons vermoghen. In oircondscepen ende versekertheid soe hebben wij, baillin, scepenen ende raedt van de voirs. stede, coninck, deken ende prouiserers bouen genocmt, dese presente breuen mitten Walsche hier onder gescreuen, t welcke wij hebben gedoen translateren van woorde te woorde vutten

[pagina 156]
[p. 156]

Vlaemsche omme Duische marchen, ende oock te bet te gelieuene gedoen zegelen mitten onser zegele vuthangende, den xvje dach van Lauwe, int jaer onses Heren als men screef mccccxcvij.

Afschrift.

f. Extracten uit de stadsboeken der stad Haarlem, betrekkelijk de schutgilde.

Sint Pauwels dach Conuersio (25 Jan.) 1519. Is bij de meeste stemmen van den gerechte ende vroedschap geconcludeert, dat men ordinceren ende maicken sal drie schutterijen, te wetene, een schutterije vanden voetboghe, een vanden coloeuer ende een vanden handboghen, ende dat de schutters vanden voetboghe wesen sullen de beste en notabelste mannen van de stede, die hebben sullen de renten van de oude schutters met xxv r. gl. van de stede, en als zij den papegaey schieten lxxv r. gl. gelijk de oude schutters gehad hebben, tot onderhoudenisse van hoer doelen ende altair. Item de schutters van de coloeuer sullen hebben van de stede, tot onderhoudenisse van hoer doelen, altair, loot en busse, vijftich r. gl. op zekere ordonnantien daer op te maken.

1521. Die heren ende gerechte gebieden allen den ghildebroeders van de oude schutters, dat zij op morgen, als op Sinte Jorijs dach, voir de middach, elcx mit sijn haccbussen schicken te commen in de doelen, ende mit sijns selfs haecbusse schieten off doen schieten ten minsten drie scoten cp te boete van xij stuiuers. Ende zoe wije vanden ghilde broeders zeluen mit sijn haecbusse naest de penne schieten sal binnen de drie eerste scoten, die sal dit toecomende jaer coninck wesen. Ende sal de coninck t selue jair excys vrij wesen van bier als een priester belopende iij r. gl. v st. tsjaers.

En indien eenige vrije luyden oft brouwers coninck waere, die sal de penninck van de vrijheyt ontfangen.

Actum xxija Aprillis ao. xvcxxj, presentibus Brouchorst, schout, Montfoirt, paendre, ende Witte burgermeesteren, Warmont, Cantert, Ramp, IJsbrant Jacobsz ende Cornelis Martsz, scepenen.

Op ten 21 dach Febr. anno 1541. Soe sijn Jan Ghijsbrechts Engbrecht, Willemsz Ramp, Claes van Iluessen, Claes Pieters, burgerm. Wout van Bekensteyn, tresorier, Jan Mathijs, Gijsbr. Claesz., mr. Quirijn Dirxz, Jan Raet, Mr. Pier van Foreest ende Aelbert van Treslonge, scepenen, gegaen geweest van den burgermeesteren camere lot in de doelen vanden handboghe ende hebben inspectie genomen op te gelegenheid vanden seluen doelen ende t lant daer naest van de convente van

[pagina 157]
[p. 157]

St. Anna, ende werden als ter communicatie gelcyt wat ramen men op te plaetse vanden seluen doelen zoude mogen stellen, ende hoe men de schutterije soude mogen contenteren omme t huys ende t selue erf etc. - Ende is eendrachtelick gesloten, dat de burgermeesteren sullen ontbieden de ceel vande setue schutterije ende die deelen ende voegen tot dandere twee schutterijen ende dese schutterije te nyete te doen, ende sal men in den doelen van de oude schutten ende in den doelen van de coloveniers maicken in elke doelen een vack, omme daer te mogen schieten metden handboghe voor de gheene die lustigh zijn; ende angaende t huys van deselue doclen sal men huyren voor de draperye tot een raamhuys ende mit de huysen toutair onderhouden. Ende sullen voorts burgermeesteren commilteren eenige die van stonden aan sullen doen ophouden de boomen en af breken de doelkuypen ome mede aldaer ramen gestelt te werden ten gerieve vande draperije neringe.

5 Aug. 1548. Bij de meeste stemmen geaccordeerd alle de coningen van de schutteryen te hebben dubbelde taex van byer ende broet zoe verre zij dat becomen; ende van alle swaerigheyd die daarop souden mogen vallen, sullen de burgermeesteren rechters wezen.

16 Sept. 1549. Gestemd dat de drye schutteryen op dincompst van den prinee hem vinden sullen in swertte cledingen, elcx mit een toertie van anderhalf pondt was in de handt.

Welcke incompste van den doorluchtichsten prince geschiede den lesten dach der maend Septembris omtrent drye uren na noene Present in processie solemneel de religieusen met huere ornamenten ende de ecolier meltie schoolkinderen in albis, dragende vice cureyt t silvren crusifix, t welk zijne princelijcke hoocheyt in grooten devocie custede, omtrent de Grote Hontpoort binnen dezer stede.

13 Jan. 1552. Is eendrachtig beslooten, dat men bij requeste sal versocken omme te hebben een officier binnen deser stede, alsoe Bekesteyn noch in den Haege blijuende is, ende men nyet en weet wanneer hij t huys compt, zulks dat de stede in dese periculoeze tijt niet en behoort sonder officier te wezen En voorts gesloten, dat men uyte drye scutterijen setten sullen zeventhien man, die alle auonts bij beurten omme gaen zellen, beginnende t sauonts te vijff uyren tot thien uyren oft langer te discretie van de weth, soe men dat best ordineeren sal.

15 April 1559. Is in communicatie gelegt van t verlaten van de hantbogers schutterije, omme vuyt dat gezelschap te mogen nemen bequame mannen ende dezelue te stellen in dandere twee schutterijen, vuyt dewelke veele schutters gestoruen zijn, verdragende den gheen die niet

[pagina 158]
[p. 158]

van state en onmachtich zijn schutterijen te houden. Ende is bij de meeste stemmen gesloten, dat de burgemeesteren den voors. hantbogers hooren ende daernae ordonneren en disponeren sullen, t zij van vuyt te laeten steruen of vuyt te kyesen ende den scaemelen te verlaeten, soe hen dat goet duneken sal.

20 Junij 1560. Is in aduyse gelegt van t verlaeten van de schutterijen ende te ordonneeren twee nieuwe schutterijen van mannen souffisant en wel gequalificeerd, ende gesloten dat de burgemeesters de vinders van den hantboge verbyeden ende hemlieden afeysschen zullen haer state; ende in geualle de burgermeesteren hemlieden consenteeren om me te mogen schyeten, ten voldaen mach sijn den gheen, die eenige uitleggingen gedaen hebben hemlyeden alsdan beuolen sal worden, dat zij haere oncosten vinden ende ommeslaen zullen vuyt huere selfs buydel, sonder te belasten den doclen oft eenige goeden den schutterijen toebehoorende neemende daer van cautie van personen ende goeden van den vinders alwaer zij te werken gaen. En dat voorts. de voors. burgemeesteren de drye schutterijen casseren en weder omme twee schutterijen erigeren ende opstellen sullen, soe in alder eendrachlicheyt ende te meesten eere vanden steede ende gemeente sal doen ende behoeren.

11 Julij 1560. Is geslooten, dat men 't scheyten van de hantbogers zal nederleggen om redenen den gerechte te doen gecomen, ende dat m5n van stonden aen de drye schutterijen al sal verlaeten ende kiesen wederomme twee nicuwe schutterijen.

19 Oct. 1560. Is bij mr. Quirijn, burgemeester, verhaelt dat de vinders van de hantboogschutterijen huer state, daer toe zij lange onwillich sijn geweest, den burgemeester ouergegeuen hadden, ende is bevonden, dat die schutterije van de hantbogers schuldich ende ten achteren is c & liij guld. off daeromtrent, ende omslaende over deselue scutters misgeld, sal t selue bij estimatie bedragen veertig gulden. Hierop is hij de meeste stemmen gesloten, dat men eerst sal ommeslaan ende ontfangen t voors. misgeld ende daermede mitsgaders dat comen sal van t geen dat men mach vercopen, sal betaelen de sculden voors. en datter aen sal resten, sal men nemen van penningen, die comen sullen van die hantboichschutters doelen, ende datter ouerloopt, sal men employeren tot de twee schutterijen, die men nu ordineeren ende maken sal, als de voetbooge en cloevers. En is deze zake gecommitteerd den burgemeesteren.

5 Dec. 1560. Zijn gelezen zeeckere articulen beroerende t verstellen van de schutterijen, geconcipieerd bij den burgemeesteren, ende is bij eendrachte stemmen verclaert, dat men dezelue zal nagaen ende de twee schutterijen in sulcker vougen ordonneeren, behaluen ende uit-

[pagina 159]
[p. 159]

gezondert dat elck rot sal wezen van twintich man ende nyet hooger. En soe wie van de voors. schutters compt tot 't zestich jaeren oudt te zijn, dat die vrij ende ontlast sal weesen vande zelue schutterije, mits dat hij al dan sal helpen onderhouden t outaer van S. Sebastiaen.

19 Dec. 1560. Is op de verzochte tymmeringen in den oude schutters doelen, omme aldaer tot behouff van de nieuwe schutterije van den voelboghe te maken een camer oft huys daer men lxx of lxxx man inne setten mach, want zij hem nyet en mogen behelpen, zo et nu es, - bij de meeste s'emmen gesloten, dat men den eenen schtterije sal doen als den anderen ende vuyt der stede beurse doen maken ende tymmeren eerst t doelhuys van de coloeveniers ende daernae in de voetboghe doelen sulck getymmert alst behouven sal, ende dit alle s jaers wat ten meeste eere ende minste quetse, soe men best mach. En nopend de versochte vrijheid van de exchijs van een half aem wijns off een tonne vreemdt biers of Haerlemer bier voir elek rot, is bij de meeste stemmen geaccordeert, dat elck rot sal hebben, 't zij vrijheid van een half aem wijns, of een tonne vreemdt biers, off Haerlemmer bier, wat van dryen zij liefste hebben. Voorts hebben mijn heren van den gerechte ende vroescap voorts den voors. schutterije toegeseyt van der stede wege te doen coopen t getal van hondert spies, als voir elcke schutterije vijftich, daeraf de onderhoudenisse sal staen aen de vinders van dezelve schutterije.

Den laetsten dach Augusti 1565. Waren mede gelezen zekere articulen geconcipieert omme te remedieeren in de mysbruiken en oneyntlijcke aenwas van costen bij den schutterijen jaerlixs int ommegangen in t harnasch, int ontbijten, teeren op de ouerlevering en anders gedaen strekkende tot groote lasten van den gemeene schutters daervan clachten geeomen sijn aan den burgeme steren; alle welcke articulen met eendrachtige stemmen goedgeuonden zijn ende geordonneede dat men dezelue zoude onderhouden, ende zijn deze: In den eersten sullen de vaendragers van beide schutterijen gehouden wezen alle jaren, van nu voortaan, daechs na Sinte Aelbrechts dach elek zijn venlin te leueren in handen elek van den vinders zijnre schutterijen, die dezelue veulens zullen bewaren, zonder eenigh van dien te laten gaen uit homf. handen, ten ware in vergaderinge van de gemene schutterijen, op peyne van vijf ponden van xl groot t stuc, bij elck vendrich ten contrarie doende te verbeuren ten profijte van elck zijnre schutterije. De coninck, deken, vinders, provoost, scerprechter, bischop, twee vaendragers ende cappellaen van elcke schutterije, zullen op Sa-

[pagina 160]
[p. 160]

craments dage elck tot heuren ontbijten hebben een stope rijnsche wijn of acht stuiners daer voor.

In de vergaderingen tot tweemalen toe, op t ordonneeren van de dachoorde, zullen de zes weyfels van beyden de schutterijen, elck telcken male hebben acht stuivers tot eenen stoope rijnschen wijn. Op Sinte Aelberts dach sullen den coninck, deken, vinders, provoost met vijf dyeners, scerprechter mede met vijf dyeners, de paeririjders, capellaen, drie weyfels, twee vaendels, een bode ende een knecht van elcke schutterije, elck schenken een stoope rijnschen wijn ofte acht stuiuers daer voor.

Voor beide schutterijen te samen zal men voorts aen nyet meer trompetslagers in al mogen aennemen dan drye ofte vyer ten hoogsten op Sint Aelberts dage. Ten zeluen dage als de schutters in t harnasch gaan, en zal 't getal der tromslagers ende pijpers in elcke schutterije nyet mogen zijn bouen thyn tromslagers en thyn pijpers, commen voor beyde schutterijen in als twintich trommelslagers en twintich pijpers. Alle jaren zullen dan de vinders van elcke schutterije voor Sinte Jacobs dag den state van hueren ontfanck ende uitgeuen ouerleveren in handen van burgemeesteren dezer stede, omme voorts bij den burgemeesteren ende de vinders, na gelegenheyt, van dezen eenen ommeslach wat elcke schutters betalen sel, gemaict en twee nieuwe vinders tot twee oude vinders van elcke schutterije, deze tnavolgende jaer dyenen sullen, gecozen te worden.

Ende zullen de oude met de nyeuwe vinders van beyder dezer stede schutterije te zamen voor elcke schutterije niet meer op doverlevering mogen verteren dan tien carolus guld., ende op doverlevering als zij luiden eeten twaelf gulden.

g. Ordonnancien gemaect op te vernieuwinge van schutterie binnen Haerlem, 25 Nov. 1580.

In den eersten sullen de tegenwoordige acht vinders van beyde de schutterien in hueren diensten continueeren ende selue schutterie op den naeme van vinders in goede ordre ende discipline te houden tot ten 1 Mcy toecomende, mits dat alsdan dezelve alle verlaten sullen wesen, ende sullen burgemeesteren alsdan vier vuyt denzelven vinders continueeren der welcke naame van vinders in capteine verandert sullen werden, welke gecommitteerden capteinen metter daet sullen nomineeren acht bequaeme persoenen, vuyt denwelcken dezelve burgemees-

[pagina 161]
[p. 161]

teren vier sullen committeren tot lieutenanten, dewelke oversulx een geheel jaer metten ander sullen dienen omme de scutterie in alle ordre, geschiktheyt ende politie te houden, volgende de ordonnantie van de schutterie alrede gemaect ende noch te maecken; ter expiratie van elck jaer sullen de capiteinen van heurlieder officie verlaten sijn ende sullen de voors. lieutenanten heurlieder naeme voor dat jaer verandert worden in capiteinen, die van gelijcken weder acht noinineeren ende bij de burgermeesteren daer vuyt vier weder tot lieutenanten gecoeren te worden, ende dit alles van jaere tot jaere toe gedurende; mits dat bij denzelven capiteinen en lieutenanten gecoren sullen worden vier sergeanten en acht corporalen over elk schutterie, daarvan jaerlixs twee sergeanten en vier corporalen over elk scutterie sullen continueeren ende sal gelijk getal bij denzelven gecoren worden, die 't zelve jaer mede dienen sullen, ende dezelve gecontinueerd een jaar gedient hebbende, sullen verlaten ende andere jaerlixs in heurlieder plaetse gestelt sal worden als voeren. Sal voorts elcke schutterie groot wesen twee hondert man tot twee schutterijen toe; elck vendel stark hondert man met hoer vier corporaels, ende elck vendel weezende twaelf rotten, elek rott starek acht mannen, over elck vendel een capitein lieutenant vendricht, twee sergeanten, vier corporaels ende twee vaendels, een prevoost; alle welke officieren soe vendricht, sergeanten, corporaels en prevoesten bij de capiteinen ende lieutenanten gecoren sullen worden. Voorts sal bij mijn heere de magistraten eede gedaen worden de Spaengarden malcontenten met heuren aanhange te verclaren als openbare vijanden des vaderlants ende dezelve te willen helpen met goed en bloed resisteeren, den prince van Oranjen te houden voor onzen stadhouder, welcke eed zij vinders nu als capitein en lieutenant gehouden sullen wezen mede te doen, ende dat men daerna de schutterijen den eed mede sal voorhouden ende laten doen ende metten onwilligen te doene handelen als naer behooren. Item sullen dezelve vinders als capiteinen ende lieutenanten die schutterijen mogen stellen op ...... denzelven oerbaerlixt weezende ter discretie van vinders, ende ingevalle van doleantic sullen burgemeesteren daar inne remidieeren. Omme voorts de schutterie van wachten een weynich te verlichten, worden dezelve vinders als capiteinen ende lieutenanten geauctoryseert omme ordre te stellen over de burgerwachte, soe zijluyden 't zelve alrebequaamst sullen vinden; ende angaende de stille wacht in plaetse van de ratelwacht sal men ordonneren twaelf gesellen, daer over een schout bij nachte gecommitteert sal worden, die in de vierschaere sullen wachten om aldaer 's avonds ten sessen coemen, omme soo verre

[pagina 162]
[p. 162]

bij nachte eenige ontuchte oft inconvenient mocht gebeuren, dezelve schout bij nacht gelijckelijk off mette helft van de voors, gesellen ten ordonnantie van burgermeesteren de macht hebbende, hen derwaerts sullen vinden omme 't selve te remedieeren. Zijnde vervolgens Willem Arentsz. aangestelt tot capitein van de nachtwakers.

15 Dec. 1580. Op 't verzoek van de twee schutterijen bij requeste gedaen, ten einde te mogen gen eten de 100 guldens jaerlijks, hun bevoren toegelegt in vergoeding wegens in 't beleg geleverde zilvere wijnkannen ende een schale, waer van geld is geslagen geworden, is geresolveerd, dat men hen sal verleenen ordonnantie op den thesaurier generael om jacrlijks de voors. somma van 100 guldens te ontvangen, ende belangende de vergoeding voor hun geleend zilver, dat daerop namaels met discretie sal gelet worden.

Maart 1582. De buytenlandvaerders op hun verzoek ontslagen van de wacht ende schutterij ende ongehouden verklaert om iemant in hunne plaets te stellen.

No. 4.
Ordonnantie der voetbaoggilde der stad 's Hertogenbosch, 1453Ga naar voetnoot1)

Wij scepenen, gheswoeren raidsluden, die men noemt ledige lude, dekenen vanden ambachten ende deel der gueder knapen ende die gemeyn stat van t Sertoghenbosche doen cont eyner iegheliken, dat wij ter eeren, orber ende nutscap ons gheneden heren shertogen ende sijnre stat ende ondersaten vanden Bosch, den ghesellen vander groeter gulde vande voetbogen der voers. stat gewillecoert ende verleent hebben, ende mit desen brieue willecoeren ende verleenen de punten ende ordinantien hier nae volghende:

Inden iersten die voers. ghesellen sullen sijn tachtentich inden ghetael, die bij den tween hoghen dekenen, te wetene, enen schepen ende eenen gheswoeren ende den drien dekenen der selver gulden ten tijde wezende gekoeren ende ghesett sullen werden.

Item dat inder voers. gulden niemant en sal werden ontfaen als

[pagina 163]
[p. 163]

scut ten zij gheboeren oft gecofte porteren deser stadt, die jaer ende dach te voren bynnen den vesten der voers. stat gewoent sullen hebben; ende die aldus ontfaen sullen werden, sullen moeten wesen out ten mynsten vif ende twintich jaer oft daer bouen ende onder hoeren tsestich jaren, ende als yemant, die aldaer ontfaen sal sijn, comen sal sijn tot sinen tsestich jaren, soe sal hij daer en teynden vander scutscappe voers. verlaten sijn, den dekenen ende meester en ducht dat zij daer noch nut ende orberlijc toe weeren.

Item sullen die voers. gesellen h bben eenen van hoeren medegesellen tot eenen meester, die bij den hogen deeken ende den dekenen der gulden voers. ghecoeren sal worden, die welcke meester blijuen sal sijn leuen lanek, ten waer oft hij quame ouer sijn tsestich jaren, oft dat daer en bynnen beuonden werde dat zij daer toe niet bequaem en weren; ende in deen geval, sal hij ontlast daer af sijn ende men sal in sijnre stadt eenen anderen kiesen jnder maten voers., ten docht den hoghen dekenen ende den legen deken voers. dat hij daer toe nut ende orbaerlijc ware.

Item alsmen yemant jnder voers. gulden als schut ontfaen sal inder maten voers., soe salmen dieen yerst bijden bogen dekenen, meester ende deekenen der voers. gulden scuttelike prueuen inden boghaert, om te besien of die den heer ende der stat nut ende orberlic is of niet, ende wordt hij onder proeuen orberlic beuonden, so sal hij ontfaen worden jn presentie der tweer hogher dekenen ende der dekenen der voers. gulden, ende zweren, dat hij van nv voertaen eeren sal onsen lieuen heer God ende sijn lieue gebenedide moeder, die maget Maria ende onsen geneden heere, dese stadt ende sijn mede guldbruederen goet ende getrouwe wesen sal, so hem Codt helpt, ende die heilige ridder sente Jorys.

Item de scutten, die aldus ontfaen sullen werden, sullen moeten hebben altoes, so langhe sij schut sullen sijn, hoer voile haernasch, eenen losbaren wyndaes boege ende enen reysgeren boge hem seluen toebehorende, om den heer ende der stadt daer mede, alst noot gebuert, te dienen, ende oeck daer toe ende te doen eer sij ontfangen sullen werden. Item om dit volcomelike gehouden te werden, sullen die dekenen voers. altijt so dicke ende menichweruen hen dat belieft, ende vmmer ten minsten tveeweruen tsiaers besueck ende visitatie doen, of die voers. scutten huir harnasch ende bogen hebben inder maten voers., ende als si aldus willen visiteren, so sal een yeghelijck vanden voers. gesellen ten versuecke der dekenen voers. sijn harnasch ende boghen mocten voertbrengen ende tsijn eden houden dat sijn proper eyghen is, ende waer ye-

[pagina 164]
[p. 164]

mant, die ten versueke der dekenen voers. des weygerden ende sijn harnasche ende boeghen niet voertbrenghen of sijn eeden niet doen en woude, so sonde die verbueren so dicke ende menichweruen dit gebuerde, veertich schillinghe payments, half der fabryke sente Jorys capelle ende half den ghesellen vanden schutten voers.

Item soe wie voertaen, nae dieen die voers. tachtentich gesellen volsett sijn sullen inder maten voers. ende in die gulde als scut ontfangen sal weerden, die sal geuen vier pont payments totter gemeenre scutten behoef voers. ende twee lib. payments der voers. capellen, ende een lib. totter tenten ende koeken ende twee gelten wijns de deken der gulden voers.

Item als dese voers. tachtentich ghesellen volsett sijn sullen, so sullen die hoghe dekenen metten drieen dekenen vanden schutten voers. thien cedulen maken ende daer sullen die hoghe dekenen metten drieen dekenen vanden schutten voers. drie cedulen vut nemen ombesien, ende die drie sullen dat jaer dekenen wesen, mer in die cedulen en sullen niet gescreuen werden enighe vanden schutten voers., die bynnen drie jaren dekenen geweest hebben, ende dat voertane deen vanden drieen als dander twe afgaen dat naeste jaer daer aen bliuen sal, ende also voert van jaer tot jare die voers. dekenen twee vanden thien ceduten vutnemen sullen ombesien als bouen, die dan mitten derden daer aen bliuende dat naeste jaer dekenen wesen sullen inder voers. gulden. Item dat voertaene niemant vanden voers. schutten of ghesellen ten tijde hij scut sijn sal, inder gulden voers. deken en sal mogen wesen in enigher ambacht inder stadt voers.

Item sullen die voers. ghesellen hebben eenen knaep, die de deken vander voers. gulden ten tijde wesende kyesen sullen.

Item waert dat yemant vanden voers. scutten hem der scutscappen af seggen woude, die sal dat mogen doen altijt op Synte Jorys dach ende niet anders in presencie der hogher dekenen ende dekenen voers., ende die en sal voertane gheen cleeder noch gelt hebben vander stad voers.; ende eest also dat dese namails weder scut weerden wouden ende hij daer toe als bouen ontfaen worde, soe soude hij so vele als dander, die niet scut geweest en hedden, geuen moeten als bouen gescreuen steet.

Item sullen die burgermeesteren der voers. stadt ten tijde wesende alle jaer opten sonnendach als men singt Oculi, geuen den tween hoghen dekenen, den meester ende den tachtentich ghesellen voers. twe hondert rijns gulden, om daer mede te coopen ende te doen maken enen tabbaert ende caproen metten palueren, die sij tsamen jn eren sheren, deser stadt ende der voers. gheselscap draghen sullen, ende

[pagina 165]
[p. 165]

die soe titelic volmaeckt hebben, dat sij daer mede gaen sullen in die processien van Synt Jan Euangelist, onsen patroen, ende voert in ander processien, ende als sij hoer papegaey schieten sullen ende sullen die voers. hoghe dekenen, meester ende dekenen ende die ghesellen vanden scutten meet hoeren clederen volmaeckt wt ende jn gaen ofte die hoghe dekenen met hen rijden, op te verbueren veerlich schellinghe payments ende te bekueren als bouen.

Item dat die scutten voers. inder processien ende omganck onser Lieuer Vrouwen in huer harnasch gaen sullen om die processie voers. te eeren, ende waer yemant, die dat niet en dede ende en tijts en weer voer die dweers soe tegen der Beghinen muer, eer die coninck daer ouer weer, die soude verboren sess lib. payments, half tot behoef der fabryken ende half der gheselscappen voers., hij conste kenlijke noetsake bethoenen voer den hogen dekenen, meester ende dekenen der gulden voers.

Item alst noot gheboren sal enige spraeck oft raet te hebben van enigen oerbaer, nutscap oft profijt der gulden voers., so sal die knaep voers. ten beuele der hoger dekenen ofte ten mynsten ene van hen ende der dekenen der gulden voers. ende niet anders, den ghesellen der voers. gulden dien weet daer af doen, ende waer yemant, die als hem die weet als voers. is gedaen weer, niet en quaem ter vren, die hem gheseet soude sijn vanden knaep voers., noetsake en benaempt, die soude verbueren so dicke alst geuiele, sess st. payements tot behoef der voers. gulden sonder verdrach, ende jn dese sprake sullen die hoghe dekenen oft ten minsten deen van hem moeten wesen ende comen op die koeren als in desen seluen pnnte geruert is.

Item wanneer yemant, die inder voers. stadt raede geweest heft, oft enighe vanden schutten ende ghesellen voers. of huer wittige wiue afliuich worden sijn, soe sullen die voers. scutten ende ghesellen, wanneer hen die weet daer af biden knape voers. ten beuele vanden dekenen der voers. gulden gedaen sal sijn, metten lijck gaen ter kercken ende hoer offerhande daer ouer doen, ende van dien lijck sal die voers. fabrike hebben een wassen keersse, alsulcx als men ouer tvoers. lijck inder kercken bernen sal; ende waer yemant vanden voers. scutten, die, na dieen hem die weet als voers. is gedaen weer, des nieten dede, die soude verbueren soe dick dat geuiel, sess st. payments tot behoef der fabriken voers, hij en conste redelike notsake belonen voer den hoghen dekenen, meester ende dekenen voers.

Item waert dat yemant vanden voers. schutten ende ghesellen openbaerlijke woekerden, voercoep dede, jn ouerspel of in onwitten saeten,

[pagina 166]
[p. 166]

mit ledigen wiuen omgincke of ander oneerlijke saken bedreef, daer mede de goede mannen ende geselscap voers. beschaempt ende oneert werden mochten, ende men dan der waerheyt beuonde, dieen sullen die hoghe dekenen, meester ende deekenen voers. setten vut der gheselscappen voers. ende sal met hen egeen cleder of capruyn draghen, alsoe langhe hij in sulken staede wesen sal.

Item dat die voers. scutten sullen onghehouden sijn ende bliuen vanden eosten, die huer ambachten doen mochten jn heervaerden ende van waken metten ambachten voers. ende oec vrij wesen van scattinghen ende beden.

Item sullen die voers. gesellen ende scutten dienen den heer ende der stadt als si versocht weerden, ende wanneer die heer ende die stadt der voers. scutten behoeuen in der Mcyerien, zo sullen sij hebben hoeren cost ende vier vleims sdags of sess aude vleems op hoeren cost daer af die stadt den koer hebben sail, ende liggen die voers. scutten wt binnen der voers. Mcyerien drie weken, so sal die stadt eenen yegheliken gheuen drie elle lakens tot eenen roek af te maken sonder vertreck; ende wanneer die voers. stadt vut den scutten voers. coerlinge sail leggen, soe sullen die hoege dekenen, meester ende dekenen der gulden voers. die koerlinghe legghen ende kiesen op hueren eedt nae hueren besten vijf sinnen, ende die sij kiesen, die sullent moeten wesen sonder verdrach.

Item woude die stadt voers. die voers. scutten of ghesellen hebben of leggen buten der Meyerien, soe sullen sij huer roeken hebben, te wetene, elck drie ellen lakens alst voers. is, als sij vutvaren ende bueren cost ende vier vleems groet sdaigs of seuen vleems groet daer voer sdaigs, daer af die voers. stadt heuren coer hebben sal als bouen. Item waer yemant vanden voers. scutten, die als hij vanden meester ende dekenen der voers. gulden daer toe waer geordineert, opten voers. loen niet vutvaren of leggen en woude, die soude verbueren, soe dicke dat geuiele, negen lib. payments, hij en conste nootsake betoonen als bouen gesereuen is, te deylen in drieen deelen, deen dordeel den heer, dander dordeel der stadt ende dat dorde dordeel den gheselseap voers. daer toe soude die hoghe dekenen ende deekenen voers. dieen setten tot der geselseappen voers.

Item wanneer die scutten voers. vut liggen sullen, so en sal niemant van hen thuys of van daer moghen trecken, ten sij bij consent der hoger dekenen, des meesters ende dekenen voers., ende dede yemant hier tegen, die soude verboeren, so dicke dat geuiel, elcx sdaigs dobbel sout, te deylen als bouen, ende men soude dien setten vuten geselscap als voers. is.

[pagina 167]
[p. 167]

Item waert sake dat ymant vanden scutten voers. toech bij consent der hoger dekenen, meesters ende dekenen voers., die soude weder moeten comen jnden gheselscap voers. oner dweers nacht of binnen soe vele tijts als hen vanden hooghen dekenen meester ende deekenen voers nae ghelegenheit der plaetsen georloft soude sijn, op te verboren elcx sdaigs dobbel sout te deylen als bonen, nootsake en benoempt.

Item als de schutten vut reysen of leggen sullen, soe en sal niemant van hen keren noch gaen buyten hoeren wympel sonder consent der hoger dekenen, meesters ende dekenen voers., ende dede yemant hier tegen, die soude verboren, so dick dat geuiele, dobbel sout, te deylen als bonen, ende men soude dieen setten vuten gheselscap als voers. isGa naar voetnoot1). Item waert sake dat enighe vande voers. scutten als die van 'sheren ende der stadt wegen vutgeleegt waeren, jn diensten of orbaers heren ende der stadt gequest werden, dieen soude de stadt den meester afdoen ende soude hebben sijn sout ter tijt toe hij ghenesen waer, bij also dat hij, nae dieen dat hij genesen weer, wedercomen soude int gheselscap voers. soe verre als sij dan buyten weren.

Item dat die seut ende gesellen voers. nyemant te dienste trecken noch wt varen en sullen buten consent der scepenen ende gesworen, des meesters ende der dekenen voers., ende dade yemant hier tegen, die soude verbueren sijnon roek ende voertane vut den gheselscap bliuen.

Item dat egeen vanden scutten voers. wt trecken en sal meer dan drie dage, hij salt den dekenen der scutten voers. seggen oft enige vanden scutten hem naest wonende, ende die sal dan schuldich sijn dat den dekenen te kundigen, opdat men weten mach wye van hen wt is.

Item als de heer of die stadt die voers. scutten vytseynden sullen, sullen sij hen die wagenen ofte seepen leueren buyten hoeren cost.

Item als die seepenen ende ghezworen waken, soe sullen die scutten oeck waken onder heuren dekenen, gelijc de seepenen ende den gesworen voers.

Item op dat die renthen, broeken, koeren, veruallen ende opcomingen der capellen ende gulden voers. te bat verwaert werden mogen om den dienst Goods inder capellen voers. te doen, die capell ende boeghert der scutten voers. te houden ende te reformecren, daers niet is of gebueren moeht, sullen die scepenen ende gesworen ten tijde wesende allijt op Synte Jorys dach kiesen drie notabile personen van-

[pagina 168]
[p. 168]

den ghesworen schutten, die dat jaer lanck duerende alle rhenten, broeken, koeren ende opcomingen der voers. fabrijken ende gulden opboren ende heffen sullen, ende die beleggen bij rade der hoger dekenen ende dekenen ten tijden wesende inden orbaer voers., ende die sullen altijt vierthien daghe voer Pynxteren guede rekeninge ende bewijs doen voer scepenen, gesworen, dekenen ende meester voers., van welleken drien personen die een van hen daer aen bliuen sal dander jaer ende alsoo voertaene van jaer te jaer.

Item sullen die dekenen vanden scutten voers. alle jaer rekeninghe doen voer scepenen der stadt, twee hoghe dekenen ende die gemeyn ghesellen veerthien daghe voer Pynxteren.

Item sullen die voers. scutten hebben die visscherije, die leegt tusschen der stadt ghemeynten ende tusschen de gemeynten van Engelen ende Vlijmen, ende desen sullen sij alle jaer te mynsten tweweruen mocten vysschen ter Deesen toe wt, ende vander Dyesen voert ter Maze toe ter ordinancie der hoger dekenen, meester ende dekenen voers.

Item sullen de voers. scut hebben jaerlyx vander stadt twolf dobbel om mede te regcren den boegaert ende te reformeren ende die erfehysen, die men daer wt gelt, mede te betalen.

Item oft gheboerden dat enighen kijf ofte discourdie gheuiele tusschen die ghesellen vander gulden voers., vutgescheyden dat lijf of lijt aengaet ende sheren broeken, dat sullen die hoghe dekenen metten meester ende dekenen der voers. gulden ten tijde wesende, moeghen beslichten ende nederleggen nae gelegentheit der saken, ende waer yemant, die den voers. hogen dekenen, meester ende dekenen hier jnne niet ghehorsaem wesen en woude, dien soude men nemen sijnen tabbaert ende setten dieen wt den gheselscap voers. ende daer nac nimmermeer joder voers. gulden ontfangen te werden.

Item sullen die scepenen ten tijden wesende twee hoge dekenen kyesen vut den rade der stadt voers., te wetene, eenen scepen, enen gesworen, ende wanneer des scepens jaer wt js van sijnen scependomme, die sal tjaer daer nae gesworen hoghe deken sijn, ende die scepenen sullen wt hen enen anderen kyesen, die dan van nuwes scepen gemaeckt sal wesen, ende alsoo voertane van jaren ten jaren.

Item sullen die scut comen scieten jnden bogart metten coninc stauel bij ordinantien der hoger dekenen, dekenen ende meesters op sulke voege ende maten als men daer op ordineren sal.

Item wanneer die scut van sheren ende der stat wegen vutgeseynt ende geleegt werden sullen, sal men hen geuen gescut biden dekenen ende meester voers. na gelegentheyt der reysen.

[pagina 169]
[p. 169]

Item dat die gesellen vanden scutten voertane sullen moeten comen ten brande ende ander kenlijke ongheuallen, als sij die cloch horen cleppen of luden in huer tamelijck harnasch opter stathuys metten tween hogen dekenen, meester ende ander hoeren dekenen voers. ende vandaer niet scheyden sonder consent derseluer hoger dekenen, meester ende dekenen voers. op te verbueren een lib. payments, te deylen als voers., ten weer dat si mit heuren eeden bij heuren dekenen ende meester voers. hen onschuldichden van enigen nootsaken.

Item dat die guldebrueders der gheselscappen ende der gulden voers. blijuen sullen jnt gemeyne guldebrueders, soe verre den hoghen dekenen, meester ende dekenen voers. kenlijck is dat sij guldebrueders sijn.

Item so wat guldebroeders voertane ontfanghen sullen werden jnder maten voers. die salmen scrijuen jn een register ende dat te bliuen onder den dekenen voers.

Item waren enige guldebrueders, die openbaerlijke woekerden, voercoep deden, jn ouerspel of in onwitten saten, met ledige wiuen omgingen of ander onredelijke of oneersame saken bedriuen, die en soude men horen capruyn doen nederleggen ende metten voers. scutten niet dragen, alsoo lange sij in alsulkene staet of leuen weren, of die hoge dekenen ende dekenen voers. sullen die moeghen nae grootheit der misdaet mett allen setten vuter bruederscappen voers. nae gelegentheit der saken, wellecke punten all ende een yegelycken soe sij voers. staen, wij houden sullen ende doen houden van werden ter tijt toe, die bij ons samentlijc jn al of in deel verandert, vermindert of vermeerdert sullen wesen. Des torconden hebben wij den zeghel ten bootscappenGa naar voetnoot1) der voers. stat aen desen brief doen hanghen. Gegeuen opten thiensten dach der maent van Augusti jnt jaer ons Heren dusent vierhondert drie ende vijftich.

No. 5.
De groote voetbooggilde te Brussel verzoekt Floris, heer van IJsselstein, om het aanstaande schietfeest met zijne tegenwoordigheid te vereeren, 1538.

Edel moegende heere, wij gebieden ons zeere dienstelijcken tot uwen edelheden.

[pagina 170]
[p. 170]

Edele moegende heere. Alsoe uwen edelheden altoes voer gerecommandeert heeft gehadt de groote gulde vanden cruysboge te Bruessel, gelijck uwe edelheyt die tegewoirdelijcken noch voer gerecommandeert heeft, daeraff wij uwer moegenticheyt hertelijcken zijn bedanekende, biddende dat uwen edelheden gelieuen wille desen Assentioens auont naistcomende onsen gulden te bewijsene de eere metier comptst van uwen persoon, om alsdan te schietene nae den vogel vander seluer gulden, gelijck uwen edelheden te meer stonden noch gedaen heeft gehadt, ende tselue doende sal uwe moegentheyt ons groote eere ende reuerentie bewijsen, gelijck de selue uwe moegentheyt noch gedaen heeft; ten waer nochtans dat uwe edelheyt mits den grooten affairen, die de selue te doene soude moegen hebben, dair bij achterdeel hadde, dwelck ons hertelijcken leet waer; nochtans tselue wtgesloten, ende Godt soe gevueghde, dat wij uwe presentie mochten aensien, en soude egheen dinek ons willecommer zijn, gelijck wel redelijek is, gemeret der grooter eeren ende weldaet, die uwe edelheyt ons gedaen heeft; recommanderende hiermede uwer edelheyt onse guide, der seluer oyck biddende die te willen recommanderen den edelen moegenden heer, den tegenwoirdigen bisscop van Luydick, ten eynde dat zijn moegentheyt oyck voer gerecommandeert hebbe de selue gulde, gelijck wijten zijn predecesseur, dyens ziele God benade, oyck gedaen heeft, ende uwe edelheyt oyck verneeren wille den seluen als guldenbrueder te ontfangene jn onse gulde, ende zijn genaden van onsen wegen oyck te biddene, dat zijn moegentheyt gelieue, jngeualle dat de selue mits den grooten affairen, die deselue te doene heeft, nyet tompassen comen en soude, oyck te willen commen schieten nae den seluen onsen voghel. Ende dit doende sal uwe edelheyt eere ende reuerentie bewijsen ons ende der guide, kenne God Almachtich, die v, moegende eedele heer, gespare jn gesontheden. Desen VJen Mey lan XXXVIIJ.

 

Die uwe onderdanige ende goetwillige dieners, die hooftman, dekens, gesworen ende andere vander grooter gulden vanden cruysboghe te Bruessel.

get. Cousin.

 

Opschrift: Den edelen, vromen ende moegenden heer, den heer van IJsselstain.

Oorspronkelijk.

Archtef van Buren,

voetnoot1)
Zie de zamenstelling van de alhier bedoelde maliënkolders, in Vade mecum, t. II. pl. 43, 56 & 57, en Recherches etc., pag. 20.
voetnoot2)
De helm werd ook wel Ketelhoed genaamd. ‘Een borgher t Utrecht is zinte Martijns dienstman, ende die neemt tot zinen voordeel drie peerde etc. Ende waer hi scutter zijn armborst ende dat daer toebehoort. Item, sijn pansier, zijn ketelhoed, zijn knaep mede te volgen’ etc. Zie Matthaeus, de Nobil. 1135, welke schrijver meent, dat ook de helm soms schutkovel genaamd werd, voor welk gevoelen echter geen grond is aantevoeren.
voetnoot3)
De benaming van goedendag, in het Vlaamsch godendac, godendach, godendar, was eene zinspeling op de wijze waarmede men den vijand met dien met ijzer beslagen zwaren kluppel, voorzien met een scherpen ijzeren punt, begroette. Die soort van wapen wordt zeer omstandig en oudheidkundig beschreven door Huydecoper in zijn Melis Stoke, III. 83 en volg. Zie ook over het gebruik van dit wapen M Guillaume, Histoire de l'organisation militaire sous les ducs de Bourgogne, Introduction, p. 53, gedrukt in de Mémoires couronnés de l'acad. royale des sciences, des lettres et des beaux arts de Belgique, tom, XXII-1848.
voetnoot1)
Dat deze vaantjes aan de blaasinstrumenten der trompers soms zeer sierlijk en prachtig waren, blijkt uit de navolgende opgave uit de kameraarsrekeningen der stad Utrecht, 1524.
‘Item, gegeven Goyert de schilder, van den trompers vaentgens, S. Meerten aen elke zijde inne te zetten, van gout ende zye, ende van de schuttervaentgens van gout te maken, 13 g. 15 st.
Item, gecoft van der stadt wegen tot Gijsb. Henricxz., sloeyerdoeck tot 2 scuttervaentgens, ende tafftaff tot 4 trompervaentgens, ende oic aen frangien van gout ende an zye, ende zye frangiens totte trompers vaentgens.’ Zie J.J. Dodt, Archief enz., III 211.
voetnoot2)
De schrijver staaft zijn gevoelen door eene aanhaling uit het werk Provintie, stadt ende distrikt Mechelen, I Vol., alwaar op blz. 357 voorkomt: ‘Ten jare 1474 trokken er uyt de stad Mechelen met Carel, hertog van Bourgondien, naer het beleg, enz. Ende eene groote tonne om hand-boog geschut in te vueren.’ Waarschijnlijker komt mij echter voor, dat niet alle de schutten in deze gilde met bogen waren gewapend, maar een zeker gedeelte alleen met pieken of ander soort van wapenen, welligt de goedendag, waren voorzien. In dit gevoelen werd ik eenigermate bevestigd door hetgeen men aantreft omtrent de orde van opmarsch, welke de Utrechtsche schutten in hunne morgenspraak van 1494 vaststelden. Zie Berigten, I d. 2de st. blz. 142, alwaar men vindt: ‘dat eerst de schutten, met hellebaarden gewapend, half voor en achter de vaandels, dan de pieken half voor en achter de hellebaarden, dan de voet- en handboogen, half voor en achter de pieken, dan de stalen bogen, half voor en achter, en eindelijk de bussen, insgelijks half voor en achter optrokken.’
Opmerkelijk is het, dat in de afbeelding der St. Joris gilde, van Gent de schutten aldaar half met voetbogen, half met goedendags gewapend, voorkomen.
voetnoot1)
De voet- en handboog werden, even als het grof en klein geschut, gerangschikt onder hetgeen behoorde tot de artillerie. Zoo vinden wij in de rationum aulae et imperii Caroli Audacis enz. bij Matthaeus, Analecta, I. bl. 317. ‘In de artillerie is de econtrolleur die by ordene houdt ende geschrifte de jeghen rolle van allen den costen, gemaect ende belaelt van der artillerie, gelijc van boghen, schichten, voetbogen, gescutten enz., concernerende den seluen state,’ en op blz. 303 voert deze schrijver tot nadere bevestiging aldaar aan het navolgende: ‘ende in dat ander scip was salpeter ende bussecruyt, busclooten van steen ende pilen, ende voort dat ter artitterij behoort.’
Ook vindt men in het reeds aangehaalde werk van Guillaume, Introduction 60, de inventaris der artillerie te Lille in 1365 aanwezig, in het licht gegeven door Brun-Lavainne, 1o. En la chambre au-dessus de celle des comptes 70,000 carreaux (flèches d'arbalétriers), tant à un pied comme à tour et à canne 2,700 sayettes (flèches d'arcs), 14,000 ou environ de fer de carreaux, 30 arcs de fust, 24 baudris (baudriers), 2,000 de carreaux d'espingoles, 1 tonneau plein de salpêtre, 1 id. id. de chausse-trapes, 7 canons et plusieurs carreaux qui y appartiennent. 2o. En la halle: 71 arcs de fer. 3o, Aux portes et tours: 31 espignoles. (machines à jeter des pierres enz.)
Bij de Franschen heette die krijgsoverste, die het opzigt over de geheele artillerie had, grand-maître des arbalétriers. Later, toen het woord artillerie bepaaldelijk aan vuurzwapenen werd gegeven, ontving dezelfde krijgsbevelhebber den naam van grand-maître d'artillerie. Zie Adriaen Pascal, Hist, de l'armée et de tous les régiments depuis les premiers temps de la monarchie Française jusqu'à nos jours. Paris 1847, t. I. p. 249,
voetnoot1)
Ten bewijze hoe trotsch de gildebroeder der schutten was op zijne wapenen, strekke het aangehaalde in de geschiedenis van Antwerpen, Deel III. bl. 475. Namelijk, dat Bastel de Haze, in 1489 overleden, bij uitersten wil aan O.L. Vrouwenkerk schonk zijn volle harnas, te weten ‘sijn beste pansier, sijn halve treft, sijn goersgie, sijnen besten boghe ende dwindaes ende den coker metten pile ende sijn crom mes.’
voetnoot2)
Men heeft wel eens in twijfel genomen, of de voetboog wel een ridderlijk wapen was, omdat de ridder den vijand in het open veld meestal bestreed met zwaard en lans. - De reden daarvan lag geenzins in de mindere eer, die men aan het dragen van dat wapen hechtte, maar in het drukkende voor den reeds zwaar geharnasten ruiter en paard, om behalve speer en lans, daarenboven den voetboog met het daarbij behoorend materieel te dragen en behoorlijk te handteeren. - Tot de volle wapenrusting der ridders behoorde ook de voetboog, en in de meeste overeenkomsten, de in bezitstelling van sloten betreffende, vindt men meestal bepaald het aantal voetboogen, en de hoeveelheid pijlen, die in den burgt moesten geleverd worden; en zeker zullen de ridders bij de verdediging hunner slotenen op de jagt zich niet hebben geschaamd, om zich van den voetboog te bedienen. Ook waren in hun gevolg meestal geoefende voetboogschutters, van welker wapentuig zij zich menigmaal ook in het veld hebben bediend. - Ten bewijze dat de voetboog ook een ridderlijk wapen was, dient dat ridder Gös van Berlichingen mit den eisernen hant zich in 1502 van den armborst hediende. Zie S.B. Franks, Levensbeschr. Herm. Gözens van Berlichingen, S. 64-67. Niet ver van Anspach werden in 1518, hij gelegenheid van het huwelijk der Beijersche prinses Susanna met den markgraaf Casimir van Brandenburg steekspelen gehouden, waarbij twee ridders tegenwoordig waren met twee gespannen armborsten. Zie S.J.J. Spies, Brandenburg histor. Münzbelustig, Anspach 1769, Th. II. S. 357 u. 358. Ook is het bekend hoe dikwijls ridders in de 15de eeuw met hunnen eigen' voetboog in den Doelen naar den prijs kwamen dingen.
voetnoot1)
In het Duitsch Armburst, Armborst, Armst, Arbrost, ook Erbe, naar de eikenhouten schacht. In het Fransch arbalète. In het Latijn arbalista, arcubalista balista manualis, balista a pectore. Zeer uiteenloopende zijn de gevoelens omtrent den naamsoorsprong van den armborst. De mingezochtste is, dat deze naam komt van arm, òf omdat die boog in den arm gedragen werd, òf omdat doorgaans de schacht den vorm van een gebogen arm had - van borst, omdat de voetboogschutter bij het afschieten den boog tegen de borst steunen liet. Van hier het Latijnsche balista a pectore.
Armborsten werden ook soms eenvoudig borsten genaamd. ‘De raet van de stat verbiet, dat nyemant ghewapent en ga, bi nachte noch bi daghe, met pansieren, met borsten ofte met zweerden,’ enz. Zie Buurspraakboek, 1385.
Dat alleen de voetboogen, armborsten werden genaamd en onder dien naam geene handboogen werden begrepen, zoo als vele schrijvers dit onnaauwkeurig vermelden, bewijzen de veelvuldige afkondigingen in het Utrechtsche Buurspraakboek, waarbij het schieten met die boogen binnen de stad verboden werd. Eene der oudste dier afkondigingen luidt aldus:
Des Woensdaghes naden XIm Magheden dach. 1387.
Voert verbiet de raet dat nyemant en sciete binnen der stad met armborsten nochte met hantboghen, nochte met cluytboghen aen kerken, aen der ghilden toornen, nochte aen huzen, nochte nerghent binnen der stat, bi enen koer van 1 ℔, also dicke alst yemant dede. Zie Buurspraakboek, bl. 77.
Eene derde soort van boog wordt hier genoemd, namelijk cluytboghen, moeijclijk is het te bepalen, waarin dit verschil van boog gelegen was.
Alkemade (zie Huydecoper ad Melis Stoke, III. 313) zegt dat ‘de springarda is een boge, kluitboog of klovener, drie voeten lang, geweldig schietende een loot of kogel ter grootte van een haselnoot.’ Doch er worden meer bewijzen vereischt om deze hier boven bedoelde kluitbogen voor die springarda te houden. Opmerkelijk is het, dat in de schutmeesters- en kameraarsrekeningen van Utrecht geen het minste gewag gemaakt wordt van eenen kluitboog of van eene springale, - Mijns inziens, is hij slechts eene soort van handboog geweest.
Eene zeer duidelijke afbeelding van den voetboog wordt gegeven op de titelplaat van het, in het jaar 1785 te 's Hertogenbosch gedrukt request, door eenige leden dier schutterij aan de officieren en schutters der colveniers-boogaard gepresenteerd.
Wat den boogmaker betreft, zoo ben ik aan den heer jhr. Ram melman Elsevier te Leiden de navolgende aanstelling van een' boogmaker door de stad Leyden, in 1420, verpligt.
‘Scout, scepenen ende rade van der stede van Leyden, doen cond allen luden, dat wi bi rade ende goetduncken van den ghemene Gherechte inder vroescip anghenomen hebben Wouter van der Weterijnghe tot enen boghmaker, in manieren ende voorwaerden hiernae bescreven, dat is te weten, dat Wouter voirs. der stede dienen sel in allen reysen tot wat tiden si des te doen sullen hebben, ende die stede sel him weder leveren gaern ende was als behoirlic is. Voirt so sel die stede Wouter voirs. jairlix wtreiken voir sinen dienst XX Beyers gulden, also lang als hi der stede dient, te betalen alle jair tot onse Vrouwendach te Lichtmisse.
Voirt so sient voirwairden: tot wat tiden dat die stede Wouter voirs. niet langer houden en wil, so sel ment Wouter een half jaer te voeren seggen. Ende als Wouter voirs. der stede niet langer dienen wil, so sel hijt der stede een half jaer te voeren seggen. Ende Wouter voirs. sel vri sitten in der stede, sonder enich ongelt te gheven.
In kennisse der wairhede hebben wi desen brief bezegelt mit ons. Stede zegel, int jair ons. Heren Illlc XX, opten XIV dach in Februarij.’ Terwijl in dezelfde vroedschapsresolutiën, 6 Aug. 1451, voorkomt: ‘Oick is geconsenteert bij den gerechte ende vroescap, dat Zweer die bogemaker hebben sal, behalve sijn wedde, jairlicx IIIJ ellen laken tot een tabbert ende X vaten biers, sonder exsijsen, gelije den priester.’
Nog komt in de thesoriersrekening der stad Leiden van 1391 voor: ‘mr. Jan Dobbe, die boghemaker, van dat die stede him jaerlix gheeft VII. ℔ - mr. Willem Mesch des conijnxboge (?) III ℔.
De stad Deventer had reeds in 1344 een stads boogmaker, die eene vaste bezoldiging 's jaars ontving en door de stad gekleed werd, ‘Item Scabinis et consulibus ciuitatis IIc ℔ XL ℔. Item Ghenchardo clerico nostro XII ℔. Item Gosvino armborstere IIII ℔ XVI s. ‘Tweede rekening 1344. Zie Codex Dipl., uitgeg. door het Hist. Genootschap v. Utr., 1ste deel, 1ste afd., bl. 74, 1ste al.
Item Henrico de Haerlo pro vestibus Gosvini armborstere et duorum vigilum ciuitatis et pro tunica Gerardi Woeste XIX ℔ XVI s. Ibidem bl. 76, 2de al.
Item Cosvino aermborstere IX ℔ XII s. cum vestibus. Tweede rek. 1347, ibidem 87, 2de al.
Aldaar schijnt de armborstierder ook met het opzigt over het stads geschut te zijn belast geweest.
Item quum Gosswinus arenburstiere examinauit balistas III s. paruorum. Rek. 1340, ibidem bl. 65, 2de al.
Hoewel vroeger armborstierders of boogmakers te Utrecht aanwezig waren, zijn deze eerst in het laatst der 15de eeuw ouder de stads bedienden opgenomen en als zoodanig van stadswege gekleed, in 1481. Die armborstierders ontmoet ik als zoodanig in de kameraarsreken. vermeld, en in 1482 en 1483 volgden zij den plegtigen omgang en ontvingen toen, even als de overige lege knapen, elk ½ taak wijn. In 1489 (St. Thomas) werd hem eene jaarlijksche toelage verzekerd. ‘Willem Geritsz. is aengenomen van den rade out ende nye tot onse stat armborstierder, ende sel jaerlicx hebben ter pensij vijftich ℔ aen gelde ende der stat couel.’I Raadsdagelijksch boek, 1489.
voetnoot2)
Aldus, volgens de meening van Huydeeoper, genaamd naar het Fransche woord bander, spannen, waartoe bij den voetboog eene groote inspanning van kracht vereischt werd.
 
En̄ men scoet ten zelven tide
 
met LX oestal en̄ springale
 
en̄ banc armborst

zegt Melis Stoke. Zie Huydecoper, III. 252, 346, die zijn gevoelen over het woord banc, oudheidkundig ontleedt. Volgens dien schrijver zoude met deze benaming alleen voetbogen worden bedoeld, en staaft dit door de navolgende aanhaling uit de Goudsche Kronijk: Die van't casteel scoten so over seer met bossen ende bant armborsten, ende met ander cleynen boghen enz. De uitlegging, die Huydecoper van d t woord banc geeft, is, mijns inziens, te zeer gezocht. Het onderscheid, dat Melis Stoke op de aangehaalde plaats maakt tusschen armborsten en banc-armborsten, doet aan twee verschillende soorten van voetbogen denken. Sebastiaan spreekt, zegt Huydecoper, van groote voetbogen die men op banken afschoot maar de schrijver zegt niet te begrijpen, wat hij daarmede bedoelt.
In de meermalen aangehaalde bekroonde Verhandeling van den heer Guillaume, komt op plaat IX. No. 2, onder de afbeeldingen van oude schutgevaarten voor, eene soort van voetboog, geplaatst op een gevaarte of affuit op twee wielen, welk veldstuk espingole genaamd wordt; of dit krijgstuig de bane-voetboog, door Sebastiaan bedoeld geweest is, en welke op zulk een soort van affuit of bank werd afgeschoten, is moeijelijk te bepalen.
Deze espingole, die ter aangehaalde plaatse wordt afgebeeld als een oorlogstu'g, uitsluitend bestemd tot het afschieten van steenen of looden kogels, zal vermoedelijk dezelfde zijn als die, welke in het Nederduitsch springale genaamd werd. Later mag die springale tot het afwerpen van kogels zijn ingerigt geworden, doch ik meen bijna als zeker te mogen stellen, dat oorspronkelijk alleen de pijl daarmede werd afgeschoten, even als dit met de oetstal het geval was, en dat beide veldtuigen tot dat soort van armborsten behoorden, die meer tot verdediging of bij belegering van versterkte plaatsen, burgten of kasteelen, als in het open veld werden gebruikt, zoo als men onder anderen in het beleg van Arnhem in 1354 van zulk een oorlogstuig vindt melding gemaakt bij Nijhoff, Gedenkw. II, LX, welke schrijver van gevoelen is, dat het alleen diende tot het werpen van steen, terwijl van Hasselt (Oudh. IV. 32 en 34) ons omtrent het ware gebruik daarvan in het onzekere laat. Wat de springale betreft, nemen de opgaven der in de kameraars-rekeningen van Deventer, zie Codex Dipt. uitgeg. door het Hist. Genootschap te Utrecht 1ste deel, 1ste afd., allen verderen twijfel omtrent het regt gebruik weg. Men leest in de rekening van 1340: ‘Item pro vno instrumeuto quod dicitur sprintael (springael?) VI lib. VIII s.' bl. 65, 1ste al.’ In die van 1345: ‘Item feria tercia post Bonifacij pro expensis factis per Gosvinum armborstere et seruos ipsum iuuantes quum correxerunt et perspexerunt instrumenta springale et telum ciuitatis X ss. VIII den.’ Rekening 1347, bl. 76, 2de al. ‘Item Gherekino Colschen pro quingentis sagittis, dictis springalesscot, et quingentis aliis paruis sagittis VIII ℔ XVI s.’ Rekening 1347, bl. 83. Zoo vindt men ook in den voormelden inventaris der artillerie, in 1365 te Lille aanwezig, 2,000 carreaux (d.i. eene soort van pijlen, waarover nader zal worden gesproken) d'espingoles. Ten aanzien van de oestal deelt van Hasselt uit de rek. van Arnhem van 1354 en 1362 deze posten mede: ‘Item pro una nota (noot, zie de volgende bladz.) ad oestal XXIIIJ s., pro 1 pond garns ad oestal IIIJ ss.’ Zie Oudh. IV, 33 en 34. Brengt men nu daarmede in verband de navolgende posten uit de rek. van Deventer, als: uit die van 1345, ‘Item pro vno ligno ad brachia instrumenti dicti oetstael, pro ligno dicto weruenholt ad sedes telorum et pro quinque lignis, dictis wagenscot ad telum X ss. II den, per Goss. et Gherekinum. Item pro portitura instrumenti, dicti oetstael, de ecclesia supra domum ciuitatis, et seruis iuuantibus Gosvino ad circumdandum oetstael crinibus. Item IIermanno Houessche pro vno ligno ad instrumentum dictum winde oetstael II s.’ bl. 74, 2de al., dan is het wel niet twijfelachtig meer, of de oetstal was een armborst, tot dat soort behoorende, welke ook wel wagen- of kar-armborst en werden genoemd, omdat zij op deze wijze van de eene naar de andere plaats, even als het ander zwaar oorlogstuig der middeleeuwen, vervoerd werden. Eene afbeelding van zulk een wagenarmborst geeft S.J.E. Hendels, Vers, einer hist. Beser. aller ehem. und ublichen Wehr- u. Waffenarten (1802) S. 170 a tab. VII.
Eindelijk geven de navolgende posten; ‘Item Theco de Hare pro balistis et telis erga eum emptis VIII ℔. Item Goss. balistario de telis II ss.’ Rekening 1337, bl. 48, 50, 2de al. - Item pro XIIcim cignis III ℔ X s. IIII den. Item in festo beali Jacobi pro septem balist
XVIII ℔, en onmiddelijk daarop: ‘Item Gherekino Colschen pro quingintis sagittes dictis springalesschot enz. Zie boven de rek. 1347, aanleiding tot de veronderstelling, dat deze balista, welk woord meer eene algemeene beduidenis schijnt te hebben, insgelijks eene soort van oorlogstuig was, waarmede pijlen werden afgeschoten.
voetnoot1)
Item, so wie te vechten quam mit armborsten oft enigen stocboghen, die verboerde. Zie Matthaeus, Analecta, IV. 219. en volg. 4o. editie.
voetnoot2)
Adrien Pascal, Histoire de l'armée tom. I. p. 250, in de noot.
voetnoot3)
De noot van een staelen boog komt bij Junius in Nomencl. 203 voor als een haak, waar achter de pees van den boog werd tegengehouden en welke haak in zijn tijd van ivoor of bot was.
voetnoot4)
In eene oude rekening, blijkbaar uit het midden der 15de eeuw, van Dirick van Runen, rentmeester van Leerdam, vind ik de volgende posten aangeteekend: ‘Item jonge Bueren gegeuen voer een snell op sijn armborst, tot Cuylenborch gemaickt, XVIII s. Item Henrijck. Zwaen voer een snell, tot Cuylenborch gemaickt, geg. XVIII s.
voetnoot1)
Zie de ordonnantie der Leidsche echulten 1450. Berigten, I d. 2de stuk, bl. 177
voetnoot2)
Zeer belangrijk is, tot nadere opheldering van den voetboog en van hetgeen daartoe behoorde, de rekening, berustende op het archief der stad Utrecht, waaruit ik het navolgende, meer bepaaldelijk tot dit onderwerp bekoorende, mededeel.
‘Schutmeester rekening van Henrijc Hasert en Johan van Lichten berch den jongen, 1428.
Vtgegeuen van alrehande rescap, cost ende onraet inder leger vander Eem, doemen dat nijwe blockhuys opt zee maecte neuen den groten seepe, geheten de Scharidagge, enz.
Item Herman Berendz, vuerde ant blochuys tdiinsdages nae Odulphi IJ tonnen lichts scuts, IIJ tonnen middelschuts, cost zijn loon XVIIJ wit.
Wtgegeuen biden schutm. jnder reysen, doe onse stadt mitten vrenden Culenborch beclam.
Item mitten dagen (maand. na St. Willebrord) volchden onse burgern mitten schutten ende gilden, ende hadden mit hem piinres die hem schut mit manden nae droegen.
Wtgegeuen vander reysen doemen dat hoy bernde voir Bunschoten.
Item geg. enen witten om lijnden daermen de manden mede droech met schutte.
Item gegeuen Peter Willams enz. dat sij opte zelue reyse elc een mande schuts droegen vter Eem voir Bunschoten ende weder inde Eem brochten.
Wtgegeuen van schutte, zwair, middel ende licht, mit sulken scaften totten hoirnen bogen ende piil ijsers dair toe d'enende, datten schutmeysters geleuert is inden jair voirs., dat gebesicht is in onser stadt dienst in allen reysen, ende gezent op onsen sloten ende blochusen, ende is tot vele tijden gehaelt als hier na volget. Ende is gerekent elc dusent vanden zwaren schutte voir VIIJ Beyer. gulden mijn een oirt, vanden middel schutte elc dusent VJ Beyer. gulden, ende vanden lichten schut elc dusent V Beyer. gulden.
Er werd in dien veldtogt aangekocht 36,350 ligt schut, 26,900 middel schut, 7,250 zwaar schut.
Wtgegeuen vanden piil ijsers totten zwaren schutte, totten hoornen bogen, cost etc pont vanden ijsers vors. VJ wit IIJ doytk. te zamen 980 ½ ℔ pijlijsers.
Item des sonnendages na Miduasten, ontfangen van Egbert Lubbertsz. totten hoornen armborsten dusent piil ijsers, wegen 52½ pont.
Wtgeuen van esschen scaften, dair de pal ijsers toe gebesicht zijn, cost elc dusent IIJ B. gulden.
Item totten hoornen bogen, dusent esschen scaften. Item noch XVIc scafte.
Te zamen 4,990 schaften.
Het geheele bedrag beliep 521 B. guld. 59 wit.
Wtgegeuen vanden bogen ende zulen die gebroken zijn, vanden noten inden zulen te maken ende die te verstellen, vanden bogen in te bijnden, vanden pezen opten bogen te maken, ende vanden coorden totten wijndebogen, alzo die schutte ende ruteren van desen jair gehadt hebben, ende eerst van Gerijt de bogemaker, also hij dat den scutmeysters mit zijnre cedulen bewiist heeft. Mede wtgegeuen onser sladt meysters vanden gequetsten ende gewonden luden te helen ende te meysteren, als hier nae bescreuen staet.
Dit sijn alsulke pezen ende werek, als Gerijt de bogemaker den schulmeysters gemaect heeft inder leger ter Eem, doemen dat nijwe blochuys maecte, ende elc peze cost VJ wit.
Hier volgen de namen der 17 schutten, aan welker bogen de pezen waren gemaakt.
Item enen hoge ingebonden met gairne gelijc een peze.
Elc peze naebescreuen cost te IJ oude twn opten wiindaes bogen ende hoirnen armborsten.
Hier volgen de namen van 6 schutten.
Deze pezen nabescreuen heeft Gerijt bogemaker gemaect ende geleuert bij beueel ons borgermeysters. Dirc Grawerts, doemen de Horst stormde, ende dat gaern totten pezen geleuert wert bi Dirc Grawert.
Dirk Grawert op een wiindoes boge 1 peze. - Voorts volgen de namen der schutten, zonder vermelding van den boog. - Te zamen met die aan den burgerm. D.G. 17 pezen.
Timan Alberts zoon een nijwe zuyl ende sinen stock schoon gemaect ende in gebonden, ende een nijwe peze dair op gemaect, cost: te samen XXXVJ wit. - Gerijt van Velde een peze op een wiindaes boge ende enen nijwen nechoirn dair op, coste tsamen X wit. - Willam Proest een sleutel vermaect, cost IIJ wit. - Aernt Herdebol enen nyen nechoren IIJ wit. - Jan Gal een nonagel, IJ wit. - Gemaect enen boge bi beueel Dire Grawerts, cost XXI wit. - Jan Claes zoon enen nijwen stock, coste XLV wit. - Peter Schout een boge verbonden, cost V wit.
Dit js dat Willam Willamsz. de bogemaker bii beuele der schutmeysters gemaect heeft jnden jair voirser.
Herman Dircs zoon een zuyl, coste XXXVI wit. - Dirck Grawert IJ zulen in hoirnen bogen, elc zuyl LX wit, maect tesamen I B. gul. XLII wit. - Willam Peters zoon van Veen zwl, cost XXXVJ wit, - Chijsbert Hugen zoon een zuyl, coste XLV wit. - Jacob Petersz., Arnt van Wijc elk een boge van IIJ B. gulden. - Peter en Dirck Grawert elk een hoge van IIIJ B. guld. - Vervolgens 6 schutten, elk een stoc van LX wit.
(De in deze rekening voorkomende benamingen van nechoirn of nechoren, nonagel, zuyl of zul zijn bij Kilian niet te vinden, en ik durf dus ook niet te bepalen, welk gedeelte van den boog daarmede wordt bedoeld.)
Dit zijn pezen ende bogen verbonden, cost elc stuck enen ouden twn.
Voorts volgen de namen van 49 schutten.
Dit zijn noten opten bogen, elc note X wit.
Volgen de namen der 11 schutten.
Item den schutmeysters geleuert I pont gaerns, cost XVJ wit. - Item Lichtenberch IIJ pont gaerns, elc pont XVJ wit. - Egbert Camerlinc IJ pont gaerns, elc pont XVJ wit.
Onder de in deze posten vermelde namen dergenen, welker bogen hersteld werden of met nieuwe peesen werden voorzien, komen zeer vele namen van aanzienlijke of Stichtsche geslachten voor, als: Henric Pijl, Jan de Gruenenwoude, Clais van Blasenborch, Gerijt en Elyas van Zanten, Dirk van Gruenenberch, Gerijt van Meerlo, Jan van Zelmonde, Gerijt van Velde, Peter van Ziil, Gerijt Voet, Willam van Noort, Jan van Butendijc, Aernt Herdebolle, Henrijc Hazart, Jan van Malden, Jacob Scade, Albert Zasse, Gerijt van Nyevelt, Albert van Voscuyl, Jan van Monevelt, Jan van Welij, Vranc Bloc, Dire Jacob Pawe enz. Deze zullen zeer vermoedelijk allen tot de schutgilde hebben behoord.
Wtgegeuen onser stadt meysters vanden gequetsten ende gewonden luden te meysteren, etc.
Hoewel het navolgende niet in onmiddelijke betrekking staat met ons onderwerp, komt daarin toch veel wetenswaardigs voor. Vooreerst dat de stadsmeesters of chirurgijns waren genaamd, mr. Henrijc van Weze, mr, Albert Baers, mr, Claes van Amsterdam, mr. Henrijc van der Borch, ten andere dat zij voor elken gewonde ontvingen 2 ℔, het pont gerekent 26 wit, terwijl zij daarenboven eene gratificatie ontvingen, de eerste 4 Beyer g. 26 wit, de 2de 5 B. guld., de 3de 19 B. g. 26 wit, de 4de 4 B. g. 31 wit, - Voorts dat onder de gewonden zich bevonden de navolgende bekende namen: Henrijc Holthusen, Sijmon van der Kell, Dirc Snoeck, Tengnagel Doys, Lubbert van Eyl, Heyman de Wit, Aernt van Wijc (gewont in sijn vingeren, dair een zeen aen ontwe was), Wouter van Vianen, Godscalc van Winsen, Jacob Scrodekiin, Jan v. Malsen, Jan v. Holenborch, Dirck Zale, Aernt de Bruin, Willam Daswiinre, de burgemeester Jan Lichtenberch, ‘zeer gequetst ende gewont, daer vele costs langen tijt ende arbeit an gedain’ door mr. Claes Lodewijck de Wale. Claes van Zoelen, Lambert van Zulen enz. Eindelijk dat er 84 gewonden waren in dien veldtogt, waarvan 20 door pijlen en slechts 5 door het grof geschut.
voetnoot1)
In de schutm. rekening van Utrecht 1428, ‘Krabbe zijn buech ontwe gespannen ende de haeck sloech in zijn been.’
voetnoot2)
Zie de ordonnantie van de Leidsche voetboogschutters, 9 Jan. 1450. Berigten I. 2. st., bl. 177, alwaar de spanhaak ook wel krijge schijnt genaamd te zijn geworden.
In het aangehaalde werk van Adrien Pascal vindt men de afbeelding (gens de trait 1350-1380) van een schutter, den kleinen voetboog spannende met den spanhaak.
Burman, in zijne nieuwe aanmerkingen enz. II. 286 in de noot, zegt, meermalen in zijne jeugd den voetboog gespannen te hebben, met een ijzeren werktuig, van onderen met twee takken omgebogen, en voorzien van een houten handvat. Hij noemt dit werktuig, minder juist, cranequin, daar de eigenlijke cranequin meer zamengesteld en met een windaas voorzien was. De gaffel, een eenvoudig pied de chèvre, die hij bedoelt, werd ook wel in het Fransch cric genaamd. Zie Guillaume l.l. 95.
voetnoot3)
Zie eene zeer duidelijke afbeelding van dit werktuig in Vade mecum, II. pl. 61, No. 5, en van de wijze waarop de boog daarmede gespannen werd, II. pl. 81, No. 6, almede in het werk van A. Pascal de plaat Voulgier, crenequinier, 1400.
Wat de afleiding van dit woord betreft, zie Kilian in voce kraeneke, kraecke, kraeckaerd, die het verklaart arcubalista, balista ligneo brachio instructa, bij ons kraan genaamd. Zie Huydecoper, ad M.S. III. 318, 319.
voetnoot1)
Zie Guillaume, l.l. 95.
voetnoot2)
Aldus genaamd in de tresoriers-rekening van Leiden, 1399.
Item so sende onse here van Hollant an den gherechte Claes van Zwieten, om reescap van stutten te hebben te Staveren, daer men oversonde 17 grote windebogen, ende werden gecoft jegens Jan Dob, XVII ℔ X s. Daerop te wijncoep, V S. IV s. Drie windaze toste IV s.
voetnoot3)
De windaes voetboog werd ook wel eenvoudig de groote boog genaamd, in tegenoverstelling van den kleinen en ligteren voetboog, die met den haak gespannen werd. Onder anderen vindt men in den inventaris van, tgene na mijns genadighen heeren (bisschop Philips van Bourgondië) overluyden opten huyse Duersteden gevonden is, zie Matthaeus, AnaIecta I. blz. 211, 4o., aldaar op blz, 222 vermeld twee windasen tot grooten bogen, zich bevindend; in mijns genadigen heeren camer. Deze inventaris is hoogst belangrijk voor de kennis van het huisraad van de 16de eeuw.
voetnoot4)
Houtenboge of craeckaert, zie A. Wauters, Notice historique sur les anciens sermens de Bruxelles. Bruxelles 1848, p. 17.
voetnoot5)
Zie Histoire de l'armée, l.l. tom. I. 250, en de afbeelding van zulk een boogschutter te paard, Vade mecum II, pl. 81 N. 1.
voetnoot1)
Hoe gevaarlijk de behandeling van den voetboog was, indien de boog tijdens het spannen brak, bewijst het navolgende: Henrijc Loef gequest in zijn knye van enen boge te spannen. Schutm. rekening van Utrecht, 1428.
voetnoot2)
Zie Guillaume, Introduction, p. 95. Zoo vochten de Gentenaars in den slag van Mont-en-Puelle met hunne voetbogen, nadat zij onbruikbaar waren geworden in den strijd, tegen de ruiterij, als met strijdkolven.
voetnoot1)
Histoire de Charles II. 460.
voetnoot2)
De navolgende opgaven, welke omtrent de benaming en den prijs der wapenrusting verscheidene ophelderingen geven, kwamen mij de mededeeling niet geheel onwaardig te zijn.
In eene opgave van al sulken nederlage als Willem van Vloedorp erfvoogd van Ruermonde heyssende was van den hertog van Gelder, toen hij in den lande van Gulik nedergeleghen was, 1434.
‘Item soe heb ich verlaten mijn harnis ind mijner drye knechte mit mich, alsoe geschatich mijn harnis op vijftich Rijnsche guld, ind der dryen knechte harnis, dair waeren twee schutten mede mit oeren armborste, ijlker vuer XXV rijnsche gold., ind eyn knecht vloe wech, ind liet sijn armborst, dair koste II R. g., tsamen vanden harnis hondert XXVIJ Rijnsche guld.
In eene opgave van alsulken verluys, als Godert François van Neersdom had in dienst van den hertog van Gelder in 1427, Bond, na Bartholomeus.
‘Item soe heb ich Godert noch mijn volt harnasch verloren, als mit namen, een stelen panser, dat Berekent voir XV rijns gul. maeet XXIII ar. gul. VI alde thuyn; enen stelen hout IJ r.g. vz III ar. g. twe thuyn; enen stelen borst IJ ar. g.; een sack toste VIJ ar. g. i een honskouel IJ ar. g.; armpijpen ende wapenhanse J ar. g.; twe harnaschhasen IIJ ar. gal.; schenen ende cap twe ar. g.
Belangrijk, ook in geschiedkundig opzigt, is de op het archief van Utrecht berustende rekening van den ritmeester Vincent van Swanenburg, van sulcken gebreken die stat mij ende den mijnen, jch in oeren dienst bracht heb, van soldyen, nederlaghe, verluyss ende schade van eerden, harnijssch ende tuyghe ende andere gerechticheit, gedurende den tijd van 7 maanden en 7 dagen, van zondag na Bartholomeus (27 Aug.) 1481 tot aan 18 Maart 1482.
Het volgende slechts in die rekening heeft meer bepaaldelijk tot het onderwerp betrekking.
Dijt hijrnae bescreuen js verluyss van harness vnde anderen getuyghe.
Item op Senth Steffens dach heb joh Vincent vors, jnden Vene verloeren eyn armborst, eyn wijnde mijt eynen ijseren hoet, rekenen jck tsamen voir VIIJ r. gl.
Item opthen seluen dach hefft Driess van Belle verloren krefft inde rugge, eyn armborst, eyne wijnde mijt eynen ijseren hoet, jnde dair toe hebben sijne diener soe voir jnde nae verloeren twe armborsten, twe ijseren hoede, tsamen berekent op XXV r. gl.
Item opten seluen dach hefft Reynart Hoen mit sijne diener Mathijs, die mijt hem the seluen mael gefangen wart, verloeren voir hem seluen, krefft jnde rugghe, ijseren hoet, eyne hontzkogell mijt beslach van sijlueren, eyne kraich ende par wapenhanssen voir sijnen knecht voirs., krefft inde rugge, eynen ijseren hoet, eyn par wapenhenssen, eynen kraich, gereckent op XXXIIJ r. gl.
Item opten seinen dach hefft Pieter van Meternich, der oick gefangen wairt, verloeren krefft, rugge, eynen kraich, eynen ijseren hoet mijt eynen sijlueren riere (ruere), gereckent tsamen op XXV r. gl.
Item opten seluen dach hefft Geysbess, der oich du gefangen wart, verloeren krefft, rugge, ijseren hoet, bart wapenhenssen, eynen kraich, eynen ijseren hoet, toebehoerende sijnen knecht, tsamen gereken op XV r. gl.
Op denzelfden dag verloren Frederick Haswijnt ‘krefft, rugge, kraich, ijseren hoet, paar wapenhanssen,’ gerekent op XVI r. gl. Johan van Wyere, kreff, rugge, kraichcoller, twe wapenhanssen, eyne armborst mijt eynen wijnde, te samen ger. op XVI r. gl. Wijchart mijn diener, kreeft, rugge, ijseren hoet, kraich, eyne armborst mijt eynen wijnden, XVI r.g. Zelbach, krefft, rugge, ijseren hoet, kraich, twe wapenhanssen ende armborst mijt eynen wijnden, tsamen ger. XV r. gl. Merten Diuerbachs knechte, krefft, rugge, ijseren hoet, twe wapenhenssen, kraich XIII r.g. Henrick van Duytz, eyn panser, ende armborst mijt eynen wijnden, ijseren hoet, tsamen XII r. gl. Rijnken Tijnsselman, enen armborst mit eynen wijnden, ende enen swert, tsamen VI r.g. Herman v. Aldemonde, ijseren hoet, swert ende en par waepenhenssen, tsamen IV r.g. Ruert Pruyst, eyn armborst mijt eynen wijnden, ijseren hoet, tsamen VI r.g. Johan Peffer, (die tweemaal in stads dienst lag) krefft, rugge, ijseren hoet ende armborst, mijt eynen wijnden, noch enen wijnde tot Narden verloeren. Item kraich ende par wapenhanssen, XX r.g. Dezelfde op het Veen verloren’ krefft, rugge, ijseren hoet, enen armborst mijt eynen wijndt, tsamen XI r.g. Herman Keppell, enen armborst, steyt mij (Vincent) berekent IIJ r.g. Item Joham Tzwijuell, eyn armborst mijt eynen wijnde, ijseren hoet, II wapenhanssen, jnde alsmen Arnhem jnnam, hefft he noch enen wijnde verloeren, tsamen gerekent op X r. gl.
Het geheele bedrag van dit verlies bedroeg 249 r.g. 10 st.
Uit deze opgave zon men met grond kunnen besluiten, dat meest alle de onder Swanenburg, toenmaals in dienst der stad Utrecht aangenomene krijgslieden, uitsluitend met armborsten of voetbogen waren gewapend; een bewijs dat op het einde der 15de eeuw het gebruik van dit wapen nog in volle kracht was. Opmerkelijk dat in die zeer naauwkeurige opgave van verloren wapentuig, van den handboog geen het minste gewag wordt gemaakt. Nog vond ik omtrent den prijs der armborsten in de kameraarsrekeningen van Utrecht, het volgende aangeteekend:
‘Item, Willem den armborstiere van vier nye armborsten, die hij mij geIeuert heeft ende ic den ruteren ende knechten voert geleuert heb, wt beueell van den Ouersten., XXX ℔ (8 erom, voor het pond). Item noch Willem den armborstiere van ses armborsten, die hij vermaect heeft ende ic den knechten geleuert heb, VII ℔. Kameraarsrek. van Jan van Zijl, 1481-1482. ‘Item meister Henric den armborstiere, van V armborsten elc II gulden ende van een te vermaken XIII s., ende had Loef Berchmaker opt blochuys, maict LIII ℔ V s. Kamer, rek. van Claes Jansz., 1482-1483. In eene rekening van den drost van Buren, Jaspar v. Esscheren, uit het midden der 15de eenw, ontmoette ik nog het volgende. ‘Item Maersken, vyt beuel sdrosten, tot enen nyen armborst I g. VIII st?’
voetnoot1)
Gen. 21: 20.
voetnoot2)
Job 16: 13 en 29.
voetnoot1)
Zie onder anderen Diod. 5, 65.
voetnoot2)
Zie o.a. II. IV, v. 108 sqq. en voorts G. Ch. Crusius, Volledig Grieksch Nederduitsch Woordenboek voor de Gedichten van Homerus, Amst. 1837, op de navolgende woorden.
Γλῦφὶς, de insnede in den pijl, waarmede hij op de boogpees gelegd werd II. 4, 122. Od. 21, 319. Kορώυη, het kromgebogen einde van den boog waaraan een knop of ring was, om de pees vast te houden, II. 4, 111, Od. 21, 138. Nεῦρὴ, νεῦραϰ βόειϰ de pees van den boog, II. 8, 328. Nεῦριν μαζῷ, de pees aan de borst spannen. Nεῦρον het snoer waarmede de punt van den pijl om het riet was vastgebonden, II. 4, 151. Ὂγϰιον, de weerhaak aan de punt van den pijl, II. 4, 151, 214. Ὀἰσνος, de pijl, welke in 't hout of riet bestond met eene metalen punt of weerhaak, II. 4, 118. Somtijds ook met drie punten, II. 5, 393. Vergiftige pijlen, Od. 1, 261. Pωμϰ, het deksel van den pijlkoker, II. 4, 116, Od. 2, 353. Tόξον, de boog, in pl. τὰ τόξϰ, dewijl hij uit twee deelen bestond.
De boog was een wapen dat in eenen veldslag minder maar meest in listige aanslagen gebezigd werd. De boog van Pindarus, II. 4, 109 seqq. bestond uit hoorn en had twee deelen, van welke elk 16 palm lang was. Beide gedeelten waren door de πῆχυς, zoo aan elkander gevoegd, dat zij daardoor de gedaante van eenen boog kregen. Aan beide uiteinden was een knop, ϰορώνη, waaraan de pees νευρὰ vastgemaakt was. Bij het gebruik spande men hem door hem tegen den grond te plaatsen en de pees stijf aan te trekken (τιτανειν τόξιν) dan greep men den boog in het midden (πῆχυς) legde den pijl op de pees en trok deze naar zich toe, opdat de pijl weg vloog (τόξον ἔλϰειν, ἀνέλειν) II. 4, 105 seqq:, Od. 19, 572. Het boogschieten, de kunst om met den boog te schieten II, 2, 718, 12, 350. Het schietgereedschap, bogen en pijlen, II. 1, 45. Tοξοσῦνη, de kunst om met den boog te schieten, boogschutterij, II. 13, 314. Tοξοτης, boogschutter, boogschieter, II. 11. 385.
voetnoot1)
Germ 27. De archeologische ontdekkingen kunnen welligt daarover in het vervolg van tijd meer licht verspreiden. Zie over de oude wapenen der Germanen, Rodloff, Neue Untersuchtungen des Keltenthum zür. Aufhellung der Urgeschichte der Teutschen, Ron. 1822.
voetnoot2)
Van Someren, Beschr. van Gorinchem, 121.
voetnoot3)
's Gravesande, Zeeuwsch. Kronijk verkort, 1073.
voetnoot1)
Beschrijving van Delft, 383. Waarschijnlijk heeft deze naam van reise, veldtogt, zijnen oorsprong.
voetnoot2)
Ook dit was met de voetboog het geval. Zoo hadden b.v. de Franc-arbalétriers uitsluitend het regt, zich van den stalen voetboog te bedienen; zoo ook was bij de voetbooggilde het voeren van den voetboog eene onderscheiding en had in vele steden de oude St. Joris gilde dit regt, zoo als b.v. de oude St. Jorisgilde te Gent. Zie Belg. Museum, IV. 45. Over deze gilde is dit jaar door den heer A. Busscher te Gent, eene zeer belangrijke brochure in het licht gegeven, onder den titel Confrérie de Saint Georges à Gand, société d'arbalète versierd met eene afbeelding, eenige voetboogschutters dier gilde voorstellende, waarschijnlijk zoo als zij, bij den plegtigen historischen stoet der graven v. Vlaanderen te Gent in 1849, uitgedoscht geweest zijn. Zij dragen den helm en maliënkap, den wapenkolder en roode broek. De banierdrager voert het wapenschild der gilde, zijnde een kruis van keel op een zilver veld. In deze brochure is de gilde alleen beschreven in zooverre zij een genootschap was, gewijd ‘aan den edelen consteghen en eerbaren spelen van den voetboghe?’ Slechts met een enkel woord wordt er van haar als eene krijgsinstelling gewag gemaakt, omdat de beschouwing des onderwerps, uit dat oogpunt, niet in het doel des schrijvers lag. ‘De groote en souvereyne hooft-gilde van den edelen ridder St. Jooris,’ was, zegt hij, ‘de beroemste der vier overige schutgilden. Zoowel wegens hare behendigheid in de behandeling van den voetboog, als den ongewonen luister barer schietspelen, had zij zelfs over alle de Vlaamsche gilden de overmagt; als krijgsinstelling is het tijdstip harer instelling onbekend. Indien men hare gedenkschriften geloven kan, had zij zich reeds sedert de 11de eeuw in de oorlogen van den graaf van Vlaanderen onderscheiden, en hielpen zij onder de bevelen van graaf Robert II, Godfried van Bouillon Jeruzalem bemagtigen,’ In het midden der 15de eeuw scheen deze gilde het toppunt van haren roem en luister te hebben bereikt; zij bestond toen uit de geheele hooge burgerschap van Gent, en wanneer zij ter heirvaart werd opgeroepen, betaalde en kleedde zij een korps hulpvoetboogschutters, die zij in hare plaats ten strijde liet trekken.
voetnoot1)
Uitgegeuen van scutte, swaer, middel ende licht, met sulke scaften tot ter hoornen bogen en pijlijzer daertoe dienende. - Schutm. rek. van Utrecht 1428.
voetnoot2)
Zie de ord. der schutten van Delft, 1397. Beschrijving v. Delft, bl. 514. De stad was gehouden aan hen, bij elke reise of veldtogt, scherpschut te leveren.
voetnoot3)
In de beschrijving van het schutfeest te Liebenthal in Silezië, medegedeeld in de Kronijk van het Hist. Genootschap 1848, bl. 213 en volgende, wordt omstandig die stalen pijl voor den voetboog beschreven. ‘De pijl met welke geschoten wordt, pottze genaemd, is lang een ende een vierde van een voet, wiens vurste eynde beslagen is met stael, niet scherp, maer met vier uitstekende punten als spijkerhoofden, van agteren is de flits of peil met aengelijmde veeren. Dese word op den boog gelege, welke soo swaer is, dat men er genoegh aen te houden heeft.’ Men houde echter in het oog, dat hier alleen van den pijl, waarmede men den papegaai schoot, die ook wel bout genaamd werd, gesproken wordt
voetnoot4)
Zie de afbeelding van eenen gewonen pijl, in het Fransch garot genaamd, Vade mecum, Il, pl. 61, no. 6.
voetnoot5)
‘Henrico Lyeman de pile te vederen, XXXVI s. IIm pijl in Trajecto XIIIJ ℔ XIIIJ ss. pro piel te vederen VII s. Stads rek. van Arnhem, 1362. De tells ferriis VIm IXc XVI valent XXXIV. De telis ligneis MIIIJc val. IIII L. Rek. 1363. Item van pijl te schichten. Rek. 1377. Item doe betaelt van Rijn van te stocken XIc pijlen VIII½ r.g. Rek. 1449.
In 1447 twedusent pijlijseren voer V½ r.g.v. Hasselt, Oudh. III, II. ‘Item Gosevino, arniborsterere, ad infigendum tela pilis XXVIIJ ℔ VIIJ den, 2de Kamer. rek. v. Deventer 1345. Zie Codex dipl. 1. 74, 2de al.
voetnoot1)
Omtrent de verschillende benaming en het gebruik van deze soort van pijl deelt ons Huydeeoper in zijn Melis Stoke III, 344-346, de vrucht zijner onderzoekingen mede. - Uit de aangehaalde plaats uit Melis Stoke ende met springalen menighen quareel (in het oud fransch quarel, quarriau en garrot genaamd) blijkt genoegzaam, volgens dien schrijver, dat deze pijl voornamelijk bij de behandeling der springale gebruikt werd; hoewel Daniel De la Milice Fr, I, 305, meent dat deze pijl bij armborsten werd gebezigd; dat, volgens de daarvan pijlen melding gemaakt, onder anderen in de schutm. rek. van 1424, dat het lichten schut, dat is, wat tot boogen behoorde, de 4,000 aangekocht werd voor V Beyersche gulden. In die van Zweder de Voecht 1484. ‘Item gecoft wt beueel vanden ouersten tegen Gerijt Bontmaker IJm pijll, ele 4,000 om VIJ r.g. maakt LXX. In zijne rekening van 1482 komt onder de uitgave van pijll en crwt, welke 4,643 ℔ 8 s. 4 d. bedroegen, voor 20,000 pijlscafte de 1,000 à 3 r.g. 10 st. 11,000 pijlijzers de 1,000 à 3 r.g. 45 à 16 st. 400 vuerpijlen de 100 à 18 st. vuerpijlscafte de 200 à 18 st. en 18½ st. Ook vindt men in diezelfde rekening gewag gemaakt van een vuerwagen.
‘Item gegeuen van een deel spijker ende den vuerwagen te vermaken. Betreffende deze vuurpijlen leest men in eene andere rek., die van Zweder van Denemarken, 1464. ‘Item Victor gemaict VJ ijsseren mit dillen ende XIJ mijselen in die grote vuerpjlen, costen XIIIJ cr. Dillen bij Kilian, klappers, klappeijen. Het woord mijselen wordt bij hem niet aangetroffen. In de schut. rek. van Egbert Rutgersz, 1483, vindt men door de stad aangekocht 5,000 pijl à 5 r.g. de 1,000; 500 pijl à 14 st; ¾ deel pijl à 13 st, 1,350 pijlijsers de 4,000 à r.g.; 800 pijlijzers om 3½ r.g. In de 3 maandsche rek. van Gijsbert de Kraan, voor datzelfde jaar. ‘Delie die in keyzerrijk tapte 5000 pijl à 5 r.g. de 1,000, somen seer weynigh pijn ende pijlijsers en hadden. Voorts 34,000 pijlijzers de 1,000 à 3½ r.g. In eene rekening van oorlogskosten in het jaar 1511, bij gelegenheid van den IJsselsteinschen oorlog was de prijs der pijlen vermeerderd, toen werden 30,000 pijlschaften gekocht, de 1,000 à 6 r.g. 1,500 vuurpijlen en even zoo veel pijlschaften voor 7 r.g.
In de schutmeesters rekeningen van Utrecht vind ik omtrent de door hem gegeven afbeelding, deze pijl bestond in een langen ronden schacht met een van achteren dikke, platte en vierkante punt, welke afbeelding overeenkomt met de uitlegging die Menage van hare benaming quarel, quarreau of garrot geeft, namelijk, dat zij met vier punten voorzien was. Le Genre III, 388, verhaalt, dat koning Richard van Leeuwenhart, in het beleg van Chaluz, 1199, sneuvelde, d'un coup darbaleste, zijnde cuspis quadrata. Uit dit en ander schijnt niet te blijken, dat deze pijl van steen zou zijn geweest. Le Long, sp. Hist. IV, 44, 18, houdt de springalen voor armborsten of oorlogsbogen, en II, 35, 9, de quareelen voor armborsten, bogen en pijlen. Huydecoper III, 471.
In de Collection des documents inédits de l'histoire de France, en aldaar Les reglemens sur les arts et metiers de Paris redigés au XIII Siècle, Paris 1837, komt op pag. 260 het navolgend reglement op den boogmaker voor, waarin ook van die soort van pijlen sprake is.
Des archiers.
Quiconques veut estre archiers à Paris, c'est à savoir, fesères de ars, de fleiches et de arbalestes, et de ce qui apartient à eet meslier faire, ce peut franchement.
Quiconques est archiers à Paris il peut avoir tant aprentis et vallès come il li plera, et ouvrer tant aprentis et vallés come il li plera et ouvrer de nuiz, se mestier en a.
Quiconques est archiers à Paris il peut faire quarriaus et fleiches de tel fust come il li plaist, ou de cor ou de pluseur pieces, ou d'une et peut enpéner ses quarreaus ou ses fleiches de tex pannes come il voudra soit de gelines ou d'autres.
Quiconques est archiers à Paris, il ne doit rien de chose qu'il vent ne achate apartenant a son mestier.
Nus archiers de Paris ne doit point de gueit; quar li mestiers l'aquite, quar le meslier est pour servir chevaliers et escuiers et sergens et est pour garnir châtiaus.
voetnoot1)
Stadsrek. van Arnhem 1426, peesgaarn 1427 en 1428. Florys Cremer gekocht acht schiven gaerns tot pesen aff te maken, v. Hasselt, Oudh. IV 166. Thesoriers rek. van Leiden 1399, jegens Jan Dob IV ℔ pesegaerns tpont VIII gr. XXI s. IV d. Item I ℔ groene was toten pesen IV s. Dit blijkt ook uit de reeds medegedeelde aanstelling des boogmakers van Leiden. Zie blz. 8, inde noot. Zoo hadden de Dordrechtsche schutters, toen zij in 1458 in het leger van Maximiliaan van Oostenrijk tegen Utrecht optrokken, behalve hunne bezoldiging daags 4 oude st. of groten, 1 stuiver voor peesgeld, en vindt men onder de rekening der kosten van dien veldtogt het op nieuw veteren en lijmen der pijlen.
voetnoot1)
Item geg. Jan Peters de Cuper van twee tonnen te verbodemen ende te bijnden, pijl in te zetten III½ st. maect XVII sc. VI d. Item Jan Geryts de Cuper van een halff vat daer men pijll in zettede. Schutm. rek. van Egbert Rutgersz. 1482 Item heeft Dirc van Kanenbroeck den schutmeyster vercoft ende geleuert XLIJ Hamborger tonnen, daer men schut, erwt ende ander rescap in beslagen heeft, dat gesent wort op allen onsen sloten, elc tonne X wit, maect te samen V. gul. XXX wit.
voetnoot2)
Men gaf voor elke 1,000 2 mottoenen en 21 vliegen en voor het scherpen 2 mott en 10 vliegen, voor de hantboogen met de douers (doppen?) en de lijfkoop 15 mot. v. Lom. Beschrijving van Lier, 195.
voetnoot3)
Koste 12 Holl. gul. of 21 mott. 9 gr. vl. v. Lom. 202.
voetnoot4)
v. Lom, 206. In de thesoriersrekening van Leiden 1397. Item 6 tonnen scut ghecoft tUtrecht bij Aelbert van Dam, die tonne om IIJ guld. I gr.
voetnoot5)
Junius, Nomenclatura, p. 222. van Hasselt, Oudh. II, 12, haalt ten bewijze daarvan de stadsrekening van 1504 aan, alwaar van die pijldoppen sprake is. In eene vroegere schutmeesters rekening van Utrecht, namelijk die van Zweder de Voocht 1482, vind ik onder dat wtgeven van pijll en crwt, dat door de stad 3,000 dop, de 1,000 voer 4 r.g. 16½ st. (1 st. 1 oort, 8½ wit) werden aangekocht. - Opmerkelijk is het, dat in de schutm. rekening van 1483, toen omstreeks 40,000 pijlen weder aangekocht, geen gewag meer wordt gemaakt van aankoop van doppen of schachten met weerhaken. Deze gevaarlijke soort van wapen werd dus, zoo het schijnt, bij uitzondering gebruikt.
voetnoot1)
Idsinga, Staatsregeling, II, 175.
voetnoot2)
Kamer. rek. van Deventer, 1344. Item Johanni Spoermaker, pro quibusdam haken ad spangordel et aliis instrumentis XVI sc. Codex dipl. I. p. 70, 2de al.
voetnoot3)
Zie dit afgebeeld in Vade mecum 11, p1. 35.
voetnoot4)
In de Ordonnantie van 1506 worden zij gardebrassen genoemd.
voetnoot5)
In de Ordonnantie van 1450 worden zij genaamd schoerlappen.
voetnoot6)
Bout, van binden, zamenbinden, in het Fransch fasceau.
voetnoot7)
De schutterordonnantie van Utrecht, 1493, beval elk schut op de koer bij zijn boog een half dozijn goeder stalen pijlen in sijn koker te hebben, Berigten, I, 2de stuk bl. 140.
voetnoot1)
De voetboog treft men ook, op verschillende wijze, uitgedrukt als papiermerk in de 15de eeuw. Zie de onderscheidene afbeeldingen daarvan in de plaat der papiermerken getrokken voor de rekeningen van het L. Vr. Broederschap, berustende in de bibl. van het Noord-Brabantsch genootschap, door Dr. C.R. Hermans, in de Handelingen 1847. De papiermerken van den voetboog komen aldaar voor op het jaar 1449, 1428, 1429, 1456, 57 en 58. - Die van 1449 en 1429 alleen zijn minder juist afgebeeld. In de papieren toebehoord hebbende aan het voormalig graafschap van Buren, komt deze boog als papiermerk van 1420 af tot 1430, op elk jaar, voor.
voetnoot2)
In de Beschrijving van den historischen stoet der graven van Vlaanderen, te Gent in 1849 gehouden, en naar het Fransch vertaald door E. Busscher, wordt op bl. 41 gezegd, dat deze uitvinding aan de Pheniciers wordt toegeschreven.
voetnoot1)
Wauters l.l. 1, welke schrijver dit gevoelen staaft met de navolgende aanhaling uit Guillaume le Breton Philippi dos., I. II.
 
Francigenis nostris illis ignata diebus
 
Res erat omnino, quid balestarius
 
Quid balista arcus.

Hoe de boogschutters der steden, in België, zich ten allen tijden door bijzonderen moed en trouw hebben onderscheiden, wordt ons onder anderen medegedeeld door A.G. Chotin, Histoire de Tournai et du Tournées, Tournai 1840, in het 2de deel bl. 372 en volgende. Reeds in 1103, noodzaakten de hand- en boogschutters van Doornik, den keizer Hendrik IV, het beleg hunner stad op te breken. Zij stonden voorts, wettigt ook om die moedige verdediging, in hoog aanzien bij Philips Augustus, zoodat hij hen tot zijne bijzondere lijfgarde aanstelde, hunne voorregten bevestigde en hen beloofde altoos te beschouwen comme ses élus. In 1211 zwoeren zij hem trouw. Nooit riep een vorst hun moed vruchteloos in. In 1242 ter hulp van Lodewijk den Vroomen tegen de Engelschen opgeroepen, lieten zij voor Xaintes bijna allen voor hem het leven. In 1297 onderscheidden zij zich in het beleg van Rijssel, toen Philips de Schoone, die hen insgelijks tot zijne lijfgarde had gekozen, de Engelschen in Vlaanderen bestreed. In 1329 verzelden zij weder als zoodanig Philips van Valois naar Cassel, en gaven blijken van moed, toen zij den graaf van Henegouwen den eersten aanval der Vlaamschen hielpen afslaan. De Doorniksche schutters waren toen 1000 man sterk, waarvan 200 voetboog en 200 handboog. In dat zelfde jaar zond Doornik nog 600 man naar den koning, onder de bevelen van Gauthier de Calonne. Zij droegen toen over den wapenkolder een roode wapenrok zonder mouwen, prijkende op de borst met den toren in wit laken gestikt, een kovel met veeren, en hadden voor wapenen hunne boogen met toebehooren en het zwaard. In Junij en October 1340, zond Doornik weder aan Philips van Valois 1000 man, waaronder 250 voet- en handboogschutters, welke met al het noodige krijgsvoorraad door de stad waren voorzien; zij hielpen het kasteel Thun aan de Engelschen ontwringen, en bij den tweeden veldtogt verhief hij hun aanvoerder Gauthier tot ridder, ter belooning van hun moed. In 1410 werden op verzoek van Karel VI de voetboogschutters naar Parijs gezonden, om hem tegen zijne vijanden te beschermen. Lodewijk de Vroome, Schonk hen dan ook in 1242 en Philips de Stoute in 1276, belangrijke voorregten. Bij den intogt van Karel V. in 1368, maakten voor het eerst de voetboogschutters gebruik van de arquebuse. In 1386 zond de stad aan Karel VI weder zijne schutten. In 1417 streden zij tegen de Engelschen, die het beleg voor Caen hadden geslagen; en in 1425 zond de stad aan den hertog van Brabant tegen de Engelschen, in Henegouwen gevallen, weder 50 voetboog schutters, onder bevel van Arnoul de Helscamp, en in 1477 versloegen de 4 schutgilden, door de Fransche bezetting bijgestaan, de Vlaamschen onder bevel van den bertog van Gelder, te Chin en Épierre. In het volgend jaar hielpen zij Lodewijk XI. Condé bemagligen en in 1500 ontrukten de vier gilden St. Amand uit de handen der Bourgondischen. Eindelijk bemagtigden zij in 1580, met de krijgsbenden van den prins van Epinoi vereenigd, de stad St. Ghislain.
Bij de verdere behandeling der schutgilde, uit het oogpunt eener krijgsinrigting beschouwd, hoop ik in de gelegenheid te zijn, meer soortgelijke treffende voorbeelden van den moed en trouw der gilden der verschillende steden in de Noord- en Zuid- Nederlandsche gewesten, mede te deelen. Het hier aangevoerde kan ons reeds aanvankelijk een begrip doen vormen van de belangrijke rol, die bepaaldelijk de schutgilde in tijden van oorlog vervulde.
voetnoot1)
Hist, de l'Armée, I, 251.
voetnoot2)
Het was vooral het schieten met de zware schietboogen en springalen, waartoe men de groote vierkante pijlen, carreaux, bezigde, waartegen de concilien zoozeer ijverden. In weerwil daarvan had Richard van Leeuwenhart deze pijlen op nieuw ingevoerd, en opmerkelijk is de omstandigheid, dat hij juist door zulk eenen pijl het leven verloor. Zie Collection des documens etc. l.l, 260 noot.
voetnoot1)
de Barante, Histoire des dues de Bourgogne, I, p. 301.
voetnoot2)
Histoire de l'armée, I, 251.
voetnoot3)
In de Hist, de l'armée, I, 249 wordt aangehaald het volgende uit Daniel omtrent den aard zijner functien. ‘Le grand maître des arbalétriers de son droit a toute Ia eour (les gens composant la garde de la maison du roi), garde et administration, avec la connaissance des gens de pied étant en I'ost où chevauche le roi et de tous les arbalétriers, archers, maitres d'enqins, canonniers, Charpentiers, fossiers, etc. à l'ordonnance sur ce à la bataille, le premier assiet les escoutes, envoye querre le cry de nuict; et si la ville ou forteresse ou chateau est pris, à lui appartient toute l'artillerie quelle que soit que trouvée y est; et si l'artillerie est commandée à traire sur les ennemis, le revenant de Fartillerie est à lui. Item à son droit sur oies et chievres qui sont prises en fait de pillages sur les ennemis du roi.’
voetnoot4)
Zij ontvangen 4 franken in de maand, te wijl de piekeniers slechts 3½ fr. hadden. Bij de ord. van Karel den Stouten van 23 Oct. 1470, had de voetboog 5 fr. in de maand en bij die van 31 Julij 1471 de voetboog en couleuver 4 fr. In 1506 ontvangen de voetboogschutters van Brussel, de 2 schutters en 1 handlanger 1 st. groot per dag; terwijl de handboog hetzelfde kregen en een arquebuse slechts 12 deniers ontving. Wauters, I.I. 15.
voetnoot1)
Guillaume I. 1. 94.
voetnoot2)
ij werden oak gendarmen, kruis-boogschutters, genaamd. Zie E. de Busscher, Beschr. v.d. Hist. stoet enz., bl. 41. In de rekening van Vincentius v. Swanenburg worden onder diegenen, welke hunne paarden in dienst der stad hadden verloren of bedorven, en tevens hunne armborsten en winden hadden verloren, vooreerst Vincentius zelf vermeld, en voorts 6 zijner ruiters; waaruit dus blijkt dat hij onder zijne ruiterij zulke voetboogschutters te paard, crennequiers genaamd, onder zijne bevelen had. Guillaume, l.l. 95, zegt, dat zij, hoewel te paard gezeten, echter te voet vochten.
voetnoot1)
Zie deze ord. bij Guillaume: Annexe H. 192. Les archiers à cheval soient montés et habillés ainsi qu'il s'ensuit, d'un cheval qui ne soit de moindre prix que de six frans, de salade sans visière, gorgerin et brigandine ou de petits paletots de haute bergerie sans manches, et pardessus jacques de dix tailles seulement, si, au lieu de l'une desdits tailles, il n'y veuilent mettre aultre chose pour le renforcier. Ils auront aussi longues espées à deux mains, bien tranchantes et rondes, pour servir de estoc, et bonnes dagues à deux taillants; ne porteront nulles mahoitres à leurs pourpoints et auront demy avant-bras à petites gardes et manches d'acier pendant jusqu'au costé et larges, si avoir le veuillent, afin qu'elles ne les empêchent à tirer, et aient hoseaux ou hausettes rondes sans poinctes quand ils chevaucheront, afin qu'a descendre les poinctes ne les empêchent à legièrement marcher, et aussi courts esperons, et néantmoins aimeroit mieux mondit seigneur que lesdits archiers fussent habilliés desdits paletots de haubergerie et de jacques, que de brigandine.
Les arbalestriers ou crenequiniers auront brigandine ou corset, comme les constilliers, demy avantbras à petites gardes, manches d'acier, gorgerin, salade et espées semblables aux archiers de cheval; et quant aux chevaulx desdits arbalestriers ne soient pas moindres de X escus.
voetnoot1)
Zie deze rekening in zijn geheel medegedeeld bij Guillaume, Annexe F, p. 187.
voetnoot2)
Dat onder de bevreemde krijgsknechten, die door de steden of vorsten bij het uitbarsten van binnen- of buitenlandschen krijg, tegen een bepaalden tijd in dienst werden aangenomen, ook Engelsche voetboogschutters zullen zijn geweest, is zeer waarschijnlijk, ten minste geeft de navolgende aanteekening uit de kameraars-rekening van Utrecht van Gerijt Kuyf en Vrederick v. Drakenborch, den jongen, 1427. ‘Item gegeven v. Danijs, bij beueel der ouersten van vijff dozijn Engelschen pijlen, ende van een Engelschen boge die een Engelsman mede hadde in de eerste reyse in Betuwen, 7 ℔ 6 sc. 2 d., aanleiding te veronderstellen, dat in het leger van bisschop Frederik v. Blankenheim, waarmede hij in 1427 tegen den hertog van Gelder optrok en een inval in de Betuwe deed, onder zijne bezoldigde krijgsleden ook Engelsche boogschutters waren.
voetnoot3)
Ten bewijze in welke verhouding het getal voetboogschutters stond, met de overige ten strijde opgeroepen manschappen, in het laatst der 15de eeuw, strekt eene cedule van 1471, van perden en harnisch, berustende onder de papieren van het archief van Buren, alwaar onder de setters tot Begberghen, Nyel van Lieren, Dirick Rorbets, Reyner ten Brinek, Bernt Janss. ind Claes Monick, (ipso die sacramenti, anno LXXIo) 43 man met pieken, 5 met pansier en pieken, 17 met kreeft en piek, 8 met borst en pieken, 8 met kuse, 1 met borst, kuse, 1 kreetf, hoit (ijzeren), piek, 1 panser, hoit, 2 hamer, 1 acx en 1 met kreeft, armborst, hout, zijnde de zetter Claes Monick zelf. 2 armborsten, genaamd Bernt Proistinck en Gerit Stijffkamp.
In eene andere cedule van dezelfde dagteekening, van setters to Apeldoeren, Arnt lo Westenijngh, Gerit Busch, Jacob to Claphus, Arnt ten Berchus, Alt tGulde ind Ryequyn Pelen, worden opgenoemd 8 paarden, 65 pieken, 8 kreeft en piek, pansier piek en hoit, alsmede slechts 6 kreeft en armborst, waaronder de zetter Bijequyn Pelen en 2 enkele armborsten, 1 kreeft, hoit en armborst, terwijl Ott op Schulenborch ontving 1 panser, kreeft, kraich, jseren hoet, armborst. Voorts waren onder deze, 3 aex, 1 hamer, en wat de opmerking verdient, slechts 1 buss, genaamd Bernt Stroitman, en 1 knuypbuss.
voetnoot1)
In 1506 werden nog Brusselsche schutters naar Halen gezonden, en onder hen bevonden zich nog 36 der voetbooggilde van St. Joris. Zie Wauters 1.1. 15, welke schrijver meent dat de invoering der arquebuse bij de schutterijen, eerst plaats vond onder de regering van keizer Karel V.
voetnoot1)
Zie Histoire de l'armee, I, 254.
voetnoot2)
Zie v. Ersch en Gruber, In voce Armburst.
voetnoot3)
In de verzameling van den heer graaf van Nahuys te Utrecht, bevindt zich een groote ijzeren voetboog met windaas uit de 17de eeuw, waarvan de schacht kunstig met yvoor is ingelegd, terwijl het mecanisme geheel overeenkomt met de beschrijving, daarvan reeds gegeven. Buiten den doelen werden in Duitschland deze bogen, omdat zij van eene ligtere en kleinere soort dan de gewone armborsten waren, op de jagt gebruikt, en reeds in het midden der 16de eeuw werden zij in Nederland gerangschikt onder de verbodene wapenen; zoowel Karel V. als Philips II., verboden strengelijk het dragen van eene soort van kleine ijzeren voetbogen, van 1 voet lengte, die met Benen ijzeren pijl gespannen werden. Zie Nijhoff, Bijdragen, 5de deel, blz. 261-263.
voetnoot1)
Wagenaar, Hansvesten van Amsterdam, I, 141.
voetnoot2)
Wagenaar l.l. 140. Bij sommige gelegenheden hadden de schutten ook spietsen, hellebaarden, slagzwaarden en ander geweer tot walpen. Wagenaar Beschrijving van Amsterdam, III, 165.
voetnoot3)
De Riemer, Beschrijving s'Gravenhage, II, 666
voetnoot1)
Beschrijving van Delft, 544. Het charter waarbij hertog Willens den 12de Dec. 1351 de Cadycs en Predelwants tienden opt Wint gelegen en door Dirk van Raiphorst verbeurd waren, aan de Delfsche schutten in eeuwigdurend leen werden geschonken bedong hij deze tienden te verherewaden met eenen goeden armborst. Zie v. Mieris, Groot charterboek van Holland, II, 805.
voetnoot2)
Zie Berigten, l.l. 177.
voetnoot1)
Zie Berigten, I.I. bl. 181 Nog ben ik aan den heer jhr. Rammelman Elsevier verschuldigd de navolgende mededeeling uit de keuren van de stad Leiden, anno 1392, alwaar op bl. 28 omtrent de schutgilde voorkomt: ‘So is t gherecht ouerdragen bi de vroescip alse van de scutters te Leyden, also dat der stede scutters sullen wesen hondert, so als si in de stedeboec ghescreuen ende ghenoemt siin, die der stede dienen sullen alst tijt is, ende hem t gherecht dairtoe ontbiet. Ende sullen der stede renten hebben also hoir brieuen houden, ende anders niemant; mar so wie dats ghenoecht, mach in hoir gheselscap comen mid also veel als hoir brieuen inhouden, doch so wie in der stedeboec niet ghescreuen en staet, die en sel gheen bewint hebben van de stede goede(ren), dese sullen heten oude scutters van de voetboge. Ende willen die jonge scutters gheselscap hebben, dat mogen si wel doen, mar daer en sel niemant an wesen die ouder is dan XVIIJ jair, anders en selre gheen scutters te Leyden wesen mitte voethoge dan voirs. is; mar van den hantboge moet wel noch ter tijt elc man gheselle wesen die wil, sonder begrip vande gherecht. Des sel van der stede scutters voirs. elc houde ene goede boege, die hi wel spannen mach ende enen coker mid pijlen, mid ene goede spanriem ende een pansier, ene ijser hoet ende een pair ijser hantscoen. Dese sellen wesen der stede scutters, ende sellen alle jair op des heylich Sacramentsdach comen voir de stede huys mid horen harnasche ende bogen alse voirs. staet, ende sellen gaen bi der gherecht na den heylige Sacrament omme die stede; ende als si dit ghedaen hebben, so sullen die rade van de stede elken scut gheuen een pair hantscoen ende een menghel wijns op Sinte Martijns auont inden winter. Ende als si in de stede dienst gheweest hebben ende die stede wtvairt mit eenre volre heervairt of mid meer, so sel de scut die wtgheweest is, hebben als si thuus coemt dubbel soud ende een menghelen wijns.
Ende so wie coninc wairt van de papegay, die sel hebben ene goede boge, die sel die rade gheuen van der stede wegen.
Voirt wair datter enich onuersien Ioop quame, so datter stede bannier opgherecht worde, so soude dese scutte alle mid boge ende mid harnasche, also voirs. is, comen onder die bannier ende bi bliuen, tot dat hem t gherecht oirlof gaue thuys te gaen.
Voirt sellen si behoude den wijn exchijs hore tijt ende die beste, als hoir brieuen houden, mar so wie den wijn exchijs in de tide bruyct, die sel goeden wijn hebben te tappen.
Wye mit enen voetboge of mit enen hantboge te vechtelen quame of dair mede bij nacht bi der straten ginge, ten wair dat hi op een reyse wair sonder argeIist, die verbeure XLIJ sc., ende wye dairmede scote bij dage in atten (?) moede, verbeurde V ℔, ende bij nachte dubbelde boete, hierof die heer die driedeel ende die stede t vyerendeel.
Niement en sel sciete na odeuare op wairt, noch na enigherhande voghel hoe dat ghenoemt mach wesen, noch na enigherhande saken binnen der vrihede van Leyden, wtgheset den papegay, dair den ghemene scutte mitte coninc na sciete eens siairs op eenre boete van XIJ sc.
Wairt tgherecht hore bode sent om wapens tot yemans huyse binnen Leyden om enigherhande wapen, hoe dat ghenoemt mochte wesen tot ons poorters behoef die ter heervairt ghecoren wairt, die die wapen bi der boden niet en sende die verbeure IIJ ℔, dair of de greue XXX sc., die burchgreue XV sc., die stede XV sc., also veer als hi ghegoet wair sulcke wapen te houden. Ende die poorter sel die wapen weder leueren den gherechte, binnen den naest XIIIJ daghen die hi thuys comt, bi der seluer boete. Ende worde si verloren in der stede dienst, die te ghelde van de stede, bie eede die se ghelient heeft der stede. Ende worde si verloren buten der slede dienst, so sel die stede die wapen ghelde, ende voirt te versien ande ghene die se verloren heeft.
voetnoot1)
P.H. van de Wall, Handvesten v. Dordrecht, III, 1462 en 1463
voetnoot1)
Deze woorden waren doorgehaald.
voetnoot2)
Zie Berigten, l.l. bl. 137.
voetnoot3)
Zie Berigten, l.l. bl. 141, Opmerkelijk is het, dat volgens die zelfde ordonnantie was bepaald, dat de homans, als zij met de schutten te velde trokken, een hellebaert in haer hant moesten voeren.
voetnoot4)
Matthaeus, De Jure Gladii, p. 382.
voetnoot5)
Omtrent de St. Antonis gilde te Epe ben ik de navolgende mededeelingen verschuldigd aan den heer G. Haasloop Werner, te Elburg. ‘Er bestond, volgens deze heer, te Epe reeds in de XVe eeuw eene memorie of Gilde, onder de benaming van St. Antoni Armen-Gilde; en niet onwaarschijnlijk is het, dat, ten gevolge eener oproeping van hertog Karel van Egmond in het jaar 1504 op Sondag post Matthiae, aan de ingezetenen op de Over-Veluwe gedaan, die van Epe bij de wapenoefeningen van dien tijd, op het denkbeeld gekomen zijn, om de St. Antoni Armen-Gilde, in eenen schutgilde te hervormen. De gemelde oproeping was gerigt aan den heer Lubbert van Keppel, op den Cannenburg te Vaassen, met last dat de drost Gerrit van Meeckeren de ingezetenen bij klokkenslag in de wapenen moest brengen, tegen een' gedreigden inval in IJsselstein, terwijl de graaf van Anholt gekomen was met eenige keizerlijke benden en een beleg vóór Bommel had geslagen; bij welke gelegenheid ook de sleden Hattem en Elburg ieder werden voorzien van 100 knechten, om aldaar goede wacht te houden. Later, in 1621, (10 Augustus), is deze gilde van een nieuw voorschrift voorzien. Door deze gilde was in de St. Martens kerk te Epe ook eene vikarij gesticht onder de benaming van St. Anton's, die ter begeving van den pastoor en der broederschap stond, terwijl eene andere vikarij van Se Catharine aan den heer van Keppel op den Cannenburg stond te begeven. De zitbanken der oldermannen van het Se Antonis gild, zijn nog in de kerk aanwezig, en de broederschap bewaart nog een' zilveren vleugel van den koningsvogel, uit de tijden toen men bij de jaarlijksche schultersoefeningen, welke in de buurschap Zuuk of Zuyck plaats hadden, zoodanig blijk van onderscheiding door den schutkoning om den hals voor de borst gedragen werd. Viermaal in het jaar viert men thans nog in deze buurtschap naar den ouden trant de herinnering aan deze gilde, waartoe uitsluitend de bewoners dezer buurtschap behomen, die op de daartoe bestemde dagen bij tourbeurten in eene der woningen zich tegen zes uren des avonds vergaderen; alwaar door de bezorging van den bewoner eene ton best Eper bier, met een' kraan voorzien, op eene bank of s'oel in gereedheid Iigt, en waarvan de aankoop is geschied uit de jaarlijksche opbrengst der landerijen, welke onder de benaming van de Se Tonis landen bekend zijn; in de aldus tot den ontvangst der gasten gereed gemaakte vertrekken verzamelen zich de bewoners van Zuuk, vergasten zich dan aan het drinken van bier, onder vriendschappelijke gesprekken, door den zang afgewisseld, waarop tegen middernacht het gezelschap scheidt. Wanneer een huisgezin, door vertrek naar elders, deze buurtschap verlaat, en deze door hen verlatene hoeve door eenen nieuwen huurder uit eene andere gemeente wordt betrokken, is deze nieuwe inwoner verpligt, eene som van één' schelling of dertig centen aan de Se Antoni gildekas te betalen, voor welke som hij hierop in alle regten met de overige oude bewoners der buurtschap deelt, en viermaal in het jaar gebruik kan maken van het St Antonisbier. De jaarlijksche opbrengst der landerijen levert thans nog genoegzame middelen, om in den winter aan behoeftigen uitdeelingen van brood te doen; daarenboven bekostigt hetzelve jaarlijks het onderwijs van een dertigtal kinderen, wier ouders geen schoolgeld kunnen betalen.’
Nog moet ik ten slotte opmerken, dat, voor zoo ver ik heb kunnen nagaan, de schutgilden ten platten lande in de Over-Veluwe allen aan de St. Antonis waren toegewijd.
Omtrent de schutgilde van St. Anna, te Hattem beslaan hebbende, geeft gemelde heer, in zijn werkje, getiteld: Mijn uitstapje van Kampen naar Arnhem, Kampen 1847, en aldaar bl. 25 en volgende, zeer belangrijke bijzonderheden, grootendeels geput uit een zeer merkwaardig, nog te Hattem voorhanden zijnde stuk, een soort van gildeboek, gehouden sedert 1523 tot 1809. Waaruit blijkt dat reeds in de 14de en 15de eeuw, memorien en gilden ter eer van het Heilige Kruis of de olde schutten en St. Anna gesticht waren. Beide gilden werden door hertog Adolf begunstigd in 1465. Bij zijn krijg tegen den hertog van Kleef riep hij ook uit Hattem zoo vele schutten op, als zij kon missen. Meermalen vereerde deze vorst de schietspelen aldaar met zijne tegenwoordigheid, en begiftigde hen met voorregten. Waarschijnlijk werd de St. Anna gilde om haren betoonden moed bij de belegering van Arnhem in 1468 begiftigd met een zilveren ronde plaat, hangende aan een zilveren ketting, op welke in verheven beeldwerk het wapen van Gelderland, waarboven een neerdalende duif met een ring in den bek, en aan de regterzijde in gedreven zilverwerk St. Anna ten voeten uit. In 1533 werden de oude schutten met die van St. Anna door hertog Karel van Gelder vereenigd. Zie verder over hunne feesten en spelen het aangehaalde werkje.
voetnoot1)
Zie Nijhoff, Bijdragen, 5de deel 2de stuk bl. 140. Deze brief is in zijn geheel uitgegeven door Driessen, in zijne Monumenta, bl. 101, in de noot.
voetnoot2)
Zie Nijhoff, l.l. 150.
voetnoot1)
Nijhoff, I.I. bl. 184. Zie vooral het aangehaalde op bl. 135 omtrent de zorg der regering voor de wapendragt der burgers, envooral de Diss. inaug. van den heer mr. H.O. Feith, de Gildis Gron en aldaar p. 166, 185.
voetnoot2)
Dumbar, Kerkelijk Deventer, II, 177.
voetnoot3)
Dumbar, I.I.I, 38. Reeds in 1877 schijnt er te Deventer eene schutgilde te hebben bestaan, blijkens de oudste kameraars rek. van dat jaar, alwaar onder de uitgaaf voorkomt: ‘Item de 1 pignore restitutum scuttaribus XXV ss. IllJor, Zie Codex Dipl. 1ste deel, 1steafd. bl. 50, 2de al.
voetnoot4)
Schwartsenberg, Placaatboek, I, 603.
voetnoot5)
v. Mieris, Groot Placaatboek, II, 859.
voetnoot1)
Zie deze ordonnantie in de Bijlagen. Omtrent de verschillende schutgilden te 's Hertogenbosch zijn mij door dr. C.R. Hermans welwillend verschillende bijzonderheden medegedeeld, die ik later in de gelegenheid zal zijn te plaatsen.
voetnoot2)
Zie de ordonnantien van Tilburg en Boxtel in de Bijlagen.
voetnoot1)
Zie Wauters, l.l. 7 in de noot.
voetnoot1)
Guillaume, l.l. Introd. 48.
voetnoot2)
Aan de beleefde medewerking van den heer Keleler, archivarius der stad Oudenaarden, ben ik verpligt een afschrift van den navolgenden Inventaris.
Inventaris van de notabeIste privilegien, vergunt bij de graeven van Vlaenderen aen het vermaert gulde van den edelen ridder ende vriendt Godls, mijnheer Sint Jooris, binnen de stad Audenaerde.

Waren degone verleent bij harthoge Jan, graeve van Vlaenderen, bij brieven van de maend Julij 1408 gegeven binnen de sted Gendt, alhier sub no. 1, behelsende onder andere enz. Zie boven.
2o. De gonere gesont bij den hertog Philips, graeue van Vlaenderen, van den 10e Dec. 1461, bij de welke is geoctroyeert, dat soo wanneer bij geval ende ongeluk jemant van de confraters quetste ende doot schoot, tusschen doelen, eenen omstander, vrij ende exempt soude sijn van alle acte soo civil als crimineel, voor soo veele geene malitie of moetwilligheijt en is,
3o. De privilegie van hertog Jan van de jaere 1408 vernieuwt ende geapprobeert bij den zelven graeue Philips, bij brieven van 18 Maert 1463.
4o. De gone verleent bij keyser Carel, bij brieven van 12 Junij 1325, bij welke staet geseyt dat voortaen, zoo wanneer geschoten ward in't hof ende geroepen is hort, ofte diergelijk woord, zoo nochtans dat het gehoort kan worden van den eenen doel tot den anderen, ende geschiedde dat jemand van de confraters ende omstanders par ongelukke ende ongeval kwetste die in 't selve hof of in den bijvang vanhet zelve t'sij door het afloopen van den bogen ofte breken van de latte of andersints, daer door de dood zoude kommen te volgen ofte ander ongemak, geensins en zoude subject zijn aen eenige boete, zoo criminele als civile, veel min gehouden aen eenige intresten aen dengonen, aen wie sulk ongeval gebeurt.
5o. Eenen originelen parkementen beschrijf brief van date 2 Aug. 1462, waer an hangen nog 5 segels tamelijk ongeschonden, d'ander geschonden.
6o. Een parkement ontrent onleesbaer door swartigheyt, waer op ten dorse staet: Oude ende nieuwe privilegien van 't gulde, verleent bij schepenen van Audenaerde.
7o. Decreet bij d'heeren schepenen deser stad van 15 Julij 1596, bij het welke de zelve heeren hebben geaccordeert ende toegelaelen, dat den gonen die in deen of dander van de respective gilden koning bedijden zal, bij het afschieten van den gay, genieten zal binnen dien jaere vrijdom vande assijsen deser stad over acht tonnen bier met den vrijdom van een half haeme wijns, ende soo wie keyser zal zijn, zulken vrijdom hebben den tijd van 3 jaeren, boven de drij jaeren dat hij koning is geweest, dan moet het bier en den wijn gesleten worden tzijnen huyse zonder ander te mogen overlaeten, zullende t selve nochtans mogen geconserveert worden.
Voorts deelt deze heer mij omtrent de schutgilden in deze stad mede: ‘Daar Oudenaarden gedurende vele jaren het geliefkoosd verblijf der graven van Vlaanderen was, is het vermoedelijk, zoo niet zeker, dat de St. Joris gilde bijna eene der oudste van Belgie is geweest. Ongelukkig zijn er geen stukken meer aanwezig, die deze veronderstelling kunnen bevesligen. De archieven dier gilde zijn bij den eersten intogt der Franschen in 1793 verspreid geraakt of vernietigd. Er bestaat eene overlevering, dat reeds in 1112 de gilde der voetboogschutter bloeide, en eene soort van lijfwacht der graven vormde. Zonder nu aan eene zoo oude instelling zoo gereedelijk te kunnen gelooven, blijkt echter uit het eerste stuk, op den inventaris vermeld, dat deze gilde reeds in 1108 gewigtige diensten aan de vorsten bewezen had. De op dien inventaris voorkomende stakken zijn niet teruggevonden geworden, en geen stuk is er ten archieve meer aanwezig, dat eenig licht over deze krijgsinstelling werpen kan. De oude reglementen zijn slechts afschriften van ordonnantiën van inwendige politie, nu en dan gewijzigd naar gelang de zeden en tijden dit vorderden. Uit de stadsrekeningen blijkt, dat het stedelijk bestuur jaarlijks eene zekere hoeveelheid wijn aan de gildebroeders schonk, alsmede eene zekere som in geld, tot goedmaking der kosten van den prijs, bij de maandelijksche oefeningen in den doelen. Deze gewoonte heeft tot aan het einde der 18de eeuw voortgeduurd. Op H. Sacramentsdag hadden de broeders van St. Joris het voorregt om den hemel boven het H. Sacrament te dragen. De oudste rekening der stad, van 1406 dagteekenende, behelst de navolgende post: “Up Sacraments daghe. Item den gesellen van Sent Joris gilden XIJ stoopen wijn. ”Item ghegheuen aen Sint Joris gilde ten seluen daghe, mits dat scepenen enden goeder lieden vanden raede met hem commen heten, XIJ ℔ parisis.’
Eenige jaren later installeerden de commissarissen van het gouvernement, bij het doen der rekening bij de hernieuwing van het stedelijk bestuur, de nieuw gekozenen op het gastmaal van St. Joris. Het overige bestond in de onkosten der feesten, spelen en beloningen aan de overwinnaars. De gilde bezat een groot huis, het Hof genaamd, gelegen in het midden van een zeer grooten tuin, die haar door den baron de Pomele geschonken was.
In 1793 hebben de patriotten dit eigendom tot zich getrokken, maar later werd het aan de stad teruggegeven. Twee leden der gilde kochten het terug, om aan dit perceel zijne voormalige bestemming terug te geven, maar thans, nu die gilde in het lot van alle onze oude instellingen heeft gedeeld, is de tuin, die getuige is geweest van de spelen der hertogen van Bourgondië en zoo vele andere vorsten, in bijzondere handen overgegaan.
voetnoot1)
Guillaume, l.l. Introd. 48.
voetnoot1)
v. Lom, l.l. 150 en 182.
voetnoot2)
Belg. Museum, IV, 68. Omtrent de schutgilde in België, is mij door den heer Jules Borgnet, archivarius der stad Namur, het navolgende omtrent deze gilde in die stad, zeer welwillend medegedeeld.
‘Er bestonden in deze stad 4 schutgilden, te weten, 1o. voetboog, ingesteld door Guy de Dampierre in 1266, en in de 17de eeuw geheel in verval, werd zij door Maria Theresia den 18 April 1752 afgeschaft; 2o. handboog, opgerigt in 1418, op hun verzoek in 1531 tot eene compagnie van 100 arquebusers gevormd; 3o. kloveniers, opgerigt in plaats der handboog, door Karel V. den 3 Oct. 1531, insgelijks den 18 April 1752 vernietigd; hunne voorregten waren dezelfde als die der handbooggilde; 4o. schermers, hunne oprigting is onzeker. In 1610 hieldt men ben reeds sedert onheugelijke tijden te hebben bestaan. Zij verkregen hunne voorregten van Albertus en Isabella, den 4 Mei 1610. Het jaar hunner vernietiging is onbekend. In de provincie Namur bestond te Floreffe nog eene voetbooggilde, bij hare oprgting in April 1295, door Guy van Dampierre, bestond zij uit 10 leden. Haar charter is letterlijk van denzelfden inhoud als die van den voetboog te Namur. Te Bouvigne bestond insgelijks eene voetbooggilde, genaamd arbalétriers de la mairie d' Aubée. - Deze was zeer oud, verdedigde zich dapperlijk in 1554 tegen de Franschen, die Bouvigne verwoestten, bij welke gelegenheld zij geheel vernietigd werd. Hare voorregten werden in 1643 hernieuwd.’ Zie voorts over de schutgilden te Namur, Jules Borgnet, Des eorps de métiers et des sermens de la ville de Namur (Messager des sciences historiques de Belgique, année 1847, p. 199). Galliot. l'Histoire de Namur, t. III, 36 et suiv.
voetnoot1)
In de afbeelding der gilde aldaar, voorkomende in liet meer aangehaalde werk Recherches etc. is hun wapen een veld van keel met 5 kruisen van goud, waarvan het middelste het grootste was.
voetnoot2)
De gilde van Doornik had een geankerd kruis van keel op een goud veld en 4 kleine kruisjes, insgelijks van keel.
voetnoot3)
Zie verder over hun wapenteeken Wauters, I.I. p. 3 6. In 1487 was er te Antwerpen eene schermersgilde. Te Brussel vormde deze gilde zich eerst in 1506 en niet in 1480, zoo als Puteanus en Grammaye verkeerdelijk beweren. Reeds in 1296 evenwel werd aldaar melding gemaakt van een Johannes Gladiator. De St. Michiel- of schermersgilde werd in den historischen stoet te Gend 1849 voorgesteld, uitgedost met de kleuren der gilde, namelijk blaauwe wapenkolder met witte streepen. De euverdeken droeg een rond schild, waarop het gildewapen. ‘De schermschool van St. Michiel te Gent moet, zegt de heer E. Busscher in zijne Beschrijving, bl. 33, reeds in 1042 hebben bestaan, want volgens hare bewering had zij van dat tijdstip af reeds wapenteekens. In 1613 werd zij bij privilegie van Albert en Isabella tot eene adelijke broederschap verheven, en van dien tijd af draagt haar koning het halssnoer van 't gulden vlies, doch in plaats van het schapenvlies, het beeld van St. Michiel
voetnoot1)
Item jeghen Heyn Buze ghecoft V ellen roots laken, daer men penyoen of maecte, d'elle X sc., L sc. Item II zilveren bannieren, t Utr. ghemaect, costen X oude... tstic XLVIII gt., XIV ℔. XIIIsc. IV d. Kronijk, 1850, bl. 26.
voetnoot1)
Buurspraakboek van dat jaar, blz. 59. Zie ook deze afkondiging bij J.J. Dodt, l.l. V. 57, alwaar zij verkeerdelijk op het jaar 1386 is geplaatst.
voetnoot2)
Buurspraakboek, blz. 60 verso. Zie J.J. Dodt, l.l. V. 57.
voetnoot3)
Buurspraakboek, blz. 17 verso. Zie Burman, Utr. faarb, I. 26, doch aldaar onnaauwkeurig
voetnoot1)
Buurspraakboek, blz. 45 verso. Zie Burman, l.l. 39.
voetnoot2)
Buurspraakboek, blz. 9.
voetnoot3)
Buuraakboek, blz. 96 Verso.
voetnoot4)
Recherches, p. 19
voetnoot1)
Te Utrecht waren het altoos de aanzienlijksten, die in het veld de schutbanier droegen, en bij het papegaaischieten ontvingen de banierdragers eene dubbelde hoeveelheid wijn, door de stad bij die gelegenheid geschonken.
voetnoot2)
Omtrent de stofte, waarvan de bannieren en wimpelen werden vervaardigd en omtrent de aangebragte versierselen kunnen ons de navolgende opgaven duidelijker inlichten. Zoo vindt men in de Stadsrekeningen van Utrecht aangeteekend, dat in 1511 de stad van Gijsbert Henricksz. kocht 7 ellen en 2½ viertel damasch, daer die nye bannier of gemaect is, delle om 3 guld., en dat de bode, die dat wit damas van Antwerpen haalde, 6 st. Peter, de schutterbode, 2½ r.g., ontvingen om die frangien, die totten bannier gegeven zijn. Item, van die barmier te maken ende dat linnen laken boven om die stok etc. 36½ st. Item, om 2 ellen lijnhen laken, daer een sak aff gemaect is, die men om die bannier doet voir stoff ende vulnisse, delle 3 st.
De schutvaandels werden doorgaans van eene zekere stof, sloeyerdoec genaamd, vervaardigd. ‘Item, voor 64 ellen sloeyerdoec, daer die twe schuttervaentgen af gemaect sijn, van elc el 3½ st. Item, van maken 2 g. 15 st. Item, van den scaften tot de vaentgen, 15 st. Item, die schilder, van den bannier en de twe scuttervaeutgens te scilderen, 4 ph. g. In de rekening van 1524: ‘Item, gegeven Goyert de schilder enz. ende van de schuttervaentgens van gout temaken.
In 1397 betaalde de stad Lier aan boekkerael, daer den wimpel der schutten af gemaickt is, 1 mott 10 gr. vl., en aen sijden en aen frangien die aen den standaert sijn, 2 mot 24 gr. V. Lom, l.l. 203.
Dat die sloijerdoek een zeker soort van zijde is geweest, blijkt uit eene oude onder mij berustende rek. van het midden der 15de eeuw, van den drost van Buren, Ja spar van Eescheren. Item, gedayn Derick van Runen an sijden sloyerdoeck, dat mijn huysfr. hem sandt van Vijtert tot sijn ventgen voor IIIJ g. Zoo werden te Arnhem de 2 banieren en 2 wimpels op hooger bevel in 1421 gemaakt Van 16 ellen en een vierdel zijden laecken, en werd daaraan verwerkt IXc goltz, XX loot zijden ind een verdell, daer men die frensen aff maickten, ind die banijren ind wijmpelen mede neyden. Zie v. Hasselt, Oudh., III. 8. Zeer omstandig wordt over deze veldteekens gehandeld bij Huydecoper ad Melis Stoke III. 319 enz.
Omtrent de veldteekens verdienen de navolgende posten der kameraars rekeningen van Deventer de opmerking.
Item pro sindone ad vexillas ciuitatis et pro factura eiusdem. VII ℔ IIJ sol. paruos. Kam. rek. van 1344, Cod. Dipl. 68. 1st al.
1362. Eerste rekening. Tot Utrecht ghesant omme sijndael tot den baner en tot die wimpel.
1384. Item vor ene nye baner, die tot Utr. ghemaket waert tot onser stad behoef.
Item vor twe wimpele die Hademan (v. Helen, kameraar) tot Utr. liet maken tot onser stad behoef, mit alrehande zaken die daertoe beboeren, VI ℔.
1406. Tweede rekening. Item voer zijde ende te malene der schutten wimpel, III g. XII pl.
voetnoot1)
In eene oude, onder mij berustende rekening van een lakenkooper te Brussel, Francke Monic genaamd, wegens in 1342 en 1343 aan den Hertog van Gelder geleverde lakens, komt onder anderen voor XLV1IJ rode sindale, XLIIIJ dobbel V den. dobbel voer XXVIIJ g. VI d. payment V ℔ IJ s. VIIJ d., alsmede V lichte gruen (laken) de met roden sindael waren geuodert, ellic laken IJ ℔...
In een dupliek rekening van Willem van den Graue, vanden renten van Normandien, gedaan aan den hertog van Gelder 1325, wordt ook van groene sindaal gesproken.
Dit in menig opzigt belangrijk stuk is van dezen inhoud:
‘Dit is dup(liek) Willems vanden Graue, vanden renten van Normandien, na dien dat hi rekende te Gelre tgheghen minen heer tsaterdaghes na Sente Remeys daghe, jnt jaer ons Heren, doe men screif M CCG XXV, vanden termine van Sente Remeys misse vm trent onsen vrouwen misse als men kersen bernt Vlc L ℔ tur. den graten ouer XIIIJ d. paris, die maken XVIJ d. enen scellinc tur., die lopen vp XXXVIJ ℔ grote IJ s. gr. XX gr.
Dutgheuen vanden seluen. Jn dirste Gerarde van Scer ... van...... quam toe mi te Paris ende was bi mi VIIJ daghen V.
Jt, den seluen spulre vm enen witten roc XXI s.
Jt. den seluen spulre doe hi en wech ginc te tergelde ...
Jt. Floreins, van talle VIII ℔ die muestic ...
Jt. den seluen Floreins die nam van ......... grote, die maken ... (op die) lakene muestic verliesen ...
...Cnape die mi halp fineren die laken, daer ie Floreins mede beta ...
Jt. minre joneker vrouwe van Gelre VIIJ siden laken cangiet XXXIJ½ s.
Jt. vm IIJ ellen roet flueils IX ℔.
Jt. J ℔ siden van flours IIJ ℔ XIIIJ s.
Jt. IJ ℔ siden gesponnen ende ongesponnen VJ ℔.
Jt. IIJ spellen VI s. VIIJ d.
Jt. IJ par sindemesse met swarte heften V ℔ XVJ s.
Jt. den bailliu van Caus eir wi mochten werden en laken XXXVJ ℔.
Jt. sinen gesinde dat si ons te bet veurdenden IIJ ℔.
Jt. ic was vit met Floreins cnape van stalle van dinsdaghes veur Alre Heiligen tot donresdaghes toe veur Palmen, daer sijn binnen XIX weken ende IJ dagen. Ons cost met IIJ perden XVI s. Summa CVIIJ ℔ tur ...
Jt. van Arents Velen enapen coste die met mi vure in Norm..... cost XLIIJ s. VIIJ d.
Summa XIIc XXVIJ ℔ IIJ s. VIIJ d., die maken LXXVJ ℔ XIIJ s. VI d. enen haluen groten IIIJ suarte tur.
Jtem ic ontfinc vanden termine Passcen daer na ... men screif XXVJ, VIcL ... den groten ouer XVIIJ d. ... maken ... grote IJ grote ende IJ enghels.
Dutghenen vanden seluen. Na Paesscen quam mijn heer te Graue ende at met den heer van Kuyc, tghesnide verterde in die herberge gerekent bi copken VI ℔ XVI s.
Jt. Didderic van Loen ein grau pert, XXIIIJ ℔.
Jt. minen heer ein rode sarge, V ℔ VIJ s. VIIJ d.
Jt. minre vrouwe IIIJ sargen XIIJ ℔ X s. VIIJ d.
Jt. minen heer ende minre vrouwe IJ par seoenre snidemesse X ℔.
Jt. minre jongher vrouwe XIJ huuen IJ ℔ VJ s. VIIJ d.
Jt. van X ander huuen LXI s. VIIJ d.
Jt. minen groten heer ende minre grote vrouwen ende euren dochter en minre jonfr. IIIJ par snidemesse XX ℔.
Jt. die vure vanden cleynode XXVIIJ s.
Jt. enen sargant die den bailliu van Cans in decle comen te Paris, XV daghe was hi vit, elc daghs VIIJ s., dat loept vp VJ ℔.
Jt. ... as vit XVI weken, des was ic te Belle VI ..... cost van tien weken elc da ... IJ perden XIJ s. dat coempt vp XLIJ ℔.
Summa GLVIIJ ℔ suarte tur., die maken IX ℔ XVIJ s. grote VJ grote.
Jtem jc ontfinc vanden termine van sent ... misse inden seluen .... XXVIJ VIcL ℔ tur. den groten ouer XX d. tur, die maken XXXIJ ℔ X s. groten.
Dutghenen vanden seluen. Minen heer IIIJ tappite vanden wapene van Gelre ende van Henegowen d'e hauden XXXIIIJ ellen, elc elle XIJ s. VJ d. paris. Summa XXJ ℔ V s.
Jt. enen sarge IIIJ ℔ X s.
Jt. minen heer IJ par snidemesse IX ℔.
Jt. IIJ par cleinre messe XLVIIJ s. derre hadde ene min vrouwe ende ein mijn vrouwe van Cleue ende ein mijn heer van Mechlen.
Jt. vur dyacitron IIIJ ℔.
Jt. vur suker rosaet XLJ s.
Jt. vur II bussen lectuarien in meister Jans geheiten ... IJ s.
Jt. jc. seinde minre vrouwe met gelase minen sone in alrehande crude in meister Jans gheheite IIJ ℔ V s.
Jt. Gelise te tergelde XXXIJ s.
Jt. minre vrouwe IIIJ groene tappite, die balden XXXIIIJ ellen ende ene halne, elc elle XIJ s. VI d. Summa XXJ ℔ XI s. IIJ d. paris.
Jt. IX stuc gruens sindaels ter gordinen ende ter culcten ende ten hemmelte daer bouen, die weghen CXXXIX onsen, elc onse V.s. Summa XXXIIIJ d. XV s.
... scut kouelers, elc stuc ... ℔ XX s.
...... hemmelt met ten compassen ende ...

Het overige gedeelte van het stuk, hetgeen op verschillende plaatsen door de muisen was weggeknaaid, is blijkbaar afgescheurd.
In de oudste kam. Rek. van Utrecht van Willem over de Vecht en Henrich van Groenenwoude 1380 vind ik onder de post der stat cledere.
‘De proest van zinte Johan X ellen tot sinen sindaelschen clederen, elc ellen III ℔ ende zijn sindael coste VIIJ ℔ maket XXXVIIJ stat pay.
voetnoot1)
van Lom. l.l. 213. Dit vaandel werd, tijdens eenen togt, die in 1412 de Liersche schutters, onder geleide van Hendrik Colebrant, deden, op een paard vervoerd, waarvoor 19 fransche kroonen werden betaald.
voetnoot1)
Dit blijkt uit de navolgende mededeelingen door mij van den heer jhr. Rammelman Elsevier te Leiden ontvangen, welke ook veel licht verspreiden omtrent de zamenstelling en aangebragte versiering der vendelen ter dier tijde. In eene rekening der stad Leiden van 1426-1427 vindt men onder alrehande wigeuen het volgende.
Comans Heyn, gegheuen van samyt dair een nieuwe bannier of gemaict is. XL sc.
Jan Zuermont, gegheuen van de voirs. bannier te verwen ende van zulver ... VIIIJ ℔. XVI sc.
Buerwijf, gegheuen van VI ellen frange te wereken an de voirs. bannier, d'elle 1 oirt. bot IIIJ sc. VIII d.
Betailt Coman Aelbrecht van IIIJ loot side, dair men die frange of maicte, t loot Vlij oude bot, ende van een halve elle bolkraens IIJ ...... XXVI sc. X d.
Heynric die snider, dat hi die bannier nayde ende frange dair an nayde, mids side die hi dairtoe dede VIIJ sc.
Van den trompenyoen te zeepe ende die wimpel wat te vermaken ... IIIJ sc.
Om XIJ ellen linnen lakens dair men wimpele of maicke d'ellen IIJ ℔ ... LIJ sc. VIIIJ d.
In een register der stad Leiden van het jaar 1456 vindt men daaromtrent vele belangrijke bijzonderheden, ook anderen die de aandacht verdienen.
Wtgeven van lakenen totten wimpelen bannier ende scilderie ende diergelijks.
Pieter Florisz gegeuen van XXIIIJ ellen lakens dair som. wijmpele of gemaect zijn ende som. tot troegeldoeken in die koken, van delle IIIJ gr. facit IIJ ℔ IIIJ sc.
Robbert Euertsz., van frangie an die bannier vande trompe IX plack ende van vijf vierendeel bokezijn, daer die banniere an die trompe of gemaict is, gegeuen VIJ pl. tsamen XXIJ sc.
Van IIJ boecken papiers, daer men der stede wapen of maecte, om tVtrecht voer die herbergen te slaen, vanden boeck IIJ gr. facit VIIJ sc.
Jan Allerts geg. van strompers bannier te male XXII pl.
Van die slottede an die bannier te verlichte XVI pl.
Van ene nye bannierstoc te verwe IIJ pl.
Van die oude bannierstoc IJ pl.
Van XXX wimpele tsluc ½ gr.
Van XXXII scildekes ½ ...
Van LXXXVIIJ piecken te verwen vant stuc IJ gr.
Aernt Lijbert bet. van brieuen te maken mitter stede wapenen bijnnen Vtrecht voer die herberge tsamen L pl., tsamen XIIIJ ℔ XI sc. IIIJ d.
Gegeuen Nanninc, die zwaertveger, van eenen nyen bannierstoc VIJ pl. Gherijt gegeven vaneen beslach totten bannierstoc te maken XIJ pl. tsamen XXV sc. IIIJ d.
In een ander register, getiteld 1ste Reyze naer Denenter 1456,
‘Eerst om XI ellen lijnnen lakens dairmen die balsanen ende wijmpelen of maecte, van elc elle IIIJ gr. facit XXVIIJ sc. IIIJ d.
Om 1 boec papiers om der stede wapen te maken IJ sc.
Jan Allerisz gegeuen van 17 grote wimpele te maken mitter stede wapen van Leyden ende oec 1 grote wijmpele die der slede ouergeleuert is, tsamen XVIIJ pl. facit XXIIIJ sc.
Deseluc gegeuen om XXX cleijn wijmpele te maken, vant stiec 1 pl. ende van L der stede wapenen te maken in papire, van tstuc 1 gr. ende van LXXIJ pieken te verwen, van tstuc 1 pl. tsamen V ℔ X sc. VIIJ d.
Gegeuen van frangie ende root gaern verbesicht an die wijmpele VIJ pl., ende an die wijmpele te vernayen V pl., tsame XVIJ sc.
voetnoot1)
Dit blijkt onder anderen uit de navolgende posten uit de kam. rekening van Deventer, 1334 en 1347.
Item Dobbini sutori pro instrumento dicto koker et aliis sibi pertinentibus XXX s. ad vexillum ciuitatis. Codex dipl. p. 68. 2de al.
Item pro duobus vasis dictis dozen ad vexillas ciuitatis, XII den ibidem, p. 82. 1ste al.
Ook wordt tevens in de rekening van 1345 melding gemaakt van boerden.
Item eidem Petro (Sickeldoren) de rebus dictis boerden ad vexillam ciuitatis III s. VIII den. ibidem, p. 76. 2de al.
Ter gelegenheid van de voorgenomen, doch niet volbragten krijgstogt van Leiden tegen Friesland, 1399, werd te Utrecht voor de zilveren banieren te bergen een lade besteld.
Item 1 lade tUtr. ghemaect daer die banieren inleggen, coste X sc. VIIJ d. Zie Kronijk 1850, bl. 26.
voetnoot2)
Zie van Hasselt, Oudh. III 8.
voetnoot1)
Dat dit vermoedelijk te Arnhem het geval was, zou men afleiden uit het verzoek van den schutkoning Philips van Caellys en zijne gildebroeders van St. Olofs in 1547 aan den stadhouder Philips van Lalaing en zijne raden gedaan, om met een venlijn begiftigt te moegen worden, daar oere venlijn versleten was, en zij dezen zomer wederom naar den paepgaai wilden gaan schieten. Zij beriepen zich tot staving van dit verzoek op de gewoonte van Karel, hertog van Gelder, die hun, wanneer zij naarden papegaai gingen schieten, en oere venlijn olt ind versleten was altijd met zijn venlijn placht te bevedigen. Zie van Hasselt, Kronijk van Arnhem, bl. 101.
voetnoot1)
De schrijver is deze mededeeling verschuldigd aan den heer mr. J. van Doorninck, archivarius van Overijssel.
voetnoot2)
Dat domus ligt thans een klein ¼ uur buiten de stad aan den straatweg naar Bathmen en wordt gewoonlijk St. Jurrien genoemd.
voetnoot3)
Zie voorts de uit deze rekeningen getrokken excerpten betreffende de kleederdragt der schutten, Berigten, l.l. 161.
voetnoot1)
Na dit jaar wordt in de stads rekeningen en stads boeken slechts zeer zeldzaam eenig gewag omtrent de schutgilde aangetroffen. Het schijnt, dat na den overdragt van het wereldlijk gebied van het Sticht aan Karel V, die gilde heeft opgehouden te bestaan, of althans in een zeer kwijnenden toestand heeft verkeerd.
voetnoot1)
De afschriften der navolgende handschriften berustende op het stedelijk archief van Haarlem, is de schrijver aan de welwillende mededeeling van mr. J.L. de Bruyn Kops verpligt.
voetnoot1)
Het afschrift dezer ordonnantie afkomstig uit het voormalig archief van het graafschap Buren is door den beer dr. C.R. Hermans vergeleken geworden met twee afschriften, als: in het Pampierenboeck, fol. 127-132, (Inventaris E. no. 19) en in het Privilegieboek van Marten 's Heeren Gerards, fol. 132-136 verso, (Inventaris E. no. 20), berustende in het archief van 's Hertogenbosch.
voetnoot1)
De onderhaalde woorden komen niet voor in de afschriften ten archieve van 's Hertochenbosch.
voetnoot1)
Zegel ad legata.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Anthony Michael Cornelis van Asch van Wijck, jonkheer


plaatsen

  • over Deventer

  • over Haarlem

  • over Utrecht


datums

  • 26 maart 1448

  • 8 april 1450

  • 1464

  • 1497

  • 25 november 1580

  • 1453

  • 1538