Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Beweging. Jaargang 8 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Beweging. Jaargang 8
Afbeelding van De Beweging. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Beweging. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.74 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Beweging. Jaargang 8

(1912)– [tijdschrift] Beweging, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 221]
[p. 221]

Boekbeoordeelingen

Dante, Goettliche Komoedie, übertragen von Stefan George, Berlin, Georg Bondi, 1912.

Indertijd heb ik de eerste, een fac-simile druk van deze vertaling hier aangekondigd. Ze omvat niet de heele Commedia, maar in deze uitgaaf meer brokstukken dan in de vorige. In de nieuw toegevoegde gedeelten zoowel als in de vroeger verschenene is het oorspronkelijk onovertrefbaar weergegeven. Eén zulk een nieuwe plaats is uit het derde Canto van den Inferno, regels 22-51:

Die lauen
 
Seltsame sprachen, fürchterliche töne,
 
Worte der qual, geschrei des zornes, volle
 
Und dumpfe stimmen, dazu handgedröhne:
 
 
 
Sie machten ein getöse alsob rolle
 
In ewig dicker luft ununterbrochen
 
Das von den fröschen in des sturmes grolle.
 
 
 
Ich sprach, das haupt voll zweifelhaftem pochen:
 
Meister, was höre ich in diesem kreise
 
Für volk das so vom schmerze scheint durchstochen?
 
 
 
Und er zu mir: Solch jammervolle weise
 
Muss die elende seele der erfahren
 
Die lebten ohne schmach und ohne preise.
[pagina 222]
[p. 222]
 
Sie sind gemischt mit jenen schlechten scharen
 
Mit jenen engeln welche nicht rebellen
 
Noch treu dem Herren sondern für sich waren.
 
 
 
Der himmel jagt sie dass er nichts vom hellen
 
Einbüsst noch birgt man sie im höllischen schlunde
 
Dass nicht die sünder drob sich höher stellen.
 
 
 
Ich sagte: Meister, was für eine wunde
 
Ist es in ihnen die sie so macht leiden?
 
Und er: Ich gebe davon kurz dir kunde:
 
 
 
Diesen ist hoffnung nie: ganz zu verscheiden -
 
Und nichts ist wie ihr leben niedrer trüber
 
So dass sie jedes andre los beneiden.
 
 
 
Von ihnen dringt kein ruhm der welt hinüber,
 
Von Gnade wie von Recht sind sie verachtet,
 
Sprich nicht von ihnen, schau und geh vorüber!

Vondels Spelen, ingeleid en toegelicht door C.R. de Klerk en L. Simons, Dl. I, 1. Kultuurbeschouwende Inleiding. - Het Pascha. - Jerusalem Verwoest. Nederlandsche Bibliotheek.

De heeren de Klerk en Simons hebben als Vondel-kenners een goeden naam - van den laatsten las ik juist, en met voldoening, het opstel over Jephta, in de onlangs verschenen Studies en Lezingen - bovendien kan beter dan iemand de leider van de Wereldbibliotheek weten langs welke wegen de menigte tot Vondel zal willen naderen.

Of zij het langs de ‘kultuurbeschouwende’ Inleiding van C.R. de Klerk doen zal? - Die studie - laat ik dat aanstonds verklaren - heeft zeldzame deugden. Gevoel van kunst blijkt uit de eene helft en aandacht uit de andere, twee eigenschappen, dan welke juist de beoordeelaar van

[pagina 223]
[p. 223]

letterkundige kunst er zich geen treffelijker wenschen kan. Maar heeft de bezitter van die deugden hier gesproken tot lezers die nog tot Vondel moeten worden ingeleid? - Als hij dat ouderwetsche drama, het Pascha, betrekt tot die ‘gulden verbeeldingswereld’ der Vergiliaansche eclogen, ‘waar de dingen vredig lagen en het leven rustig zich bewoog in de landsche behagelijkheid van het arcadisch Renaissancelicht,’ - dan bewijst hij daarmee zijn gevoelig gehoor voor verzen en hun verwantschappen. Als hij - zijn tweede daad - uitvoerig Vondels verhouding tot Burgemeester Hooft nagaat, - dan toont hij daarmee het aandachtig lezen en het doorzichtig verband leggen dat letterkundige studiën lofwaardig maakt. Maar zijn dergelijke, voor den kenner van Vondels werk aangename en welkome vingerwijzingen, wegwijzers voor den leek? Het Pascha hoort nog, om zoo te spreken, tot onze Vroeg-renaissance, tot het Van Mander-tijdperk, en het verwondert mij evenzeer dat Jacobsen in zijn boek over die jaren het niet heeft opgemerkt, als dat de Klerk het niet heeft uitgesproken. In elk geval heeft de laatste dit Vroeg-renaissance-karakter van het gedicht erkend. Hij sluit er het eerste derde van Vondels ontwikkeling mee. Hij onderscheidt het, op grond van dit karakter, van het tweede, het meer romeinsche, drama, Jerusalem Verwoest. Uitmuntend, - maar wat zal de leek met die vondst aanvangen? De kenner weet dat hij zich bij de Klerk's bewering: Vondels ‘ingeschapen ontvankelijkheid (heeft) vanzelf ondergaan wat er leeft in de Europeesche lucht’ niet hoeft neêr te leggen. Hij geeft aan het Pascha zijn achtergrond van ook nederlandsche geschiedenis en vindt voor Vondels Vergiliaansche gouden-eeuw-droomen veel meer vaderlandsche verwantschap dan tot nu toe werd aangewezen. De leek kan dit niet. Hij geeft zich over aan de fantasie van den oorsprongloozen dichter, die Renaissance uit de lucht dronk, die Renaissance maakte zonder dat hij het zelf wist. Niet als inleiding tot een uitgaaf voor de menigte, maar als suggestieve studie voor de weinigen is die beschouwing belangrijk, waarin de schrijver den Romaansch-Romeinsch-Roomschen Vondel levenslang door Vergilius vergezellen doet. - Zoo is ook de behandeling

[pagina 224]
[p. 224]

van den ouden Hooft niet voor leeken van beteekenis. Zij levert waardevolle bladzijden op voor de Vondel-studie en zal als zoodanig nawerken.

Er zijn in de kultuurbeschouwende Inleiding ook bijkomstige opmerkingen, juiste en fijne, waarop ik de aandacht vestig. Zoo die over Vondels ‘kunst van ontleenen’, over het gedicht bij de bruiloft van Hooft en Eleonora Hellemans, over het epische van den Gijsbrecht. Stuk voor stuk bewijzen ze dat een gevoelig en aandachtig bewonderaar in het plan de Vondelsche spelen opnieuw uit te geven, de aanleiding gevonden heeft om sommige vondsten van zijn lektuur te bemijmeren, te verbinden, en erop door fantaseerend tot zij in hun dichterlijke algemeenheid de heele uitgaaf schenen te overschaduwen, zijn vizie van den bewonderde aan het werk te doen vooraanvliegen.

Dit is het omgekeerde van het inleiden van leeken. Het is beminnelijk, bezielend zelfs, - maar het is niet voor volgers die, hoewel naast Vondel den heer de Klerk in de lucht ziende, noodgedrongen hun voeten op den grond houden.

Over het plan van de uitgaaf, vóór in het deel opgenomen, zou meer te zeggen zijn, als een reden voor de daarin vermelde volgorde van de stukken met zekerheid uit de Inleiding viel op te maken. Misschien geeft L. Simons' opstel over Vondels dramatiek, voor het eerste stuk van het tweede deel toegezegd, de gewenschte inlichting.

Bij het afdrukken van de hier gegeven stukken, in de spelling van de Vries en Te Winkel, is met overleg en niet zonder zorg te werk gegaan. Toch kon, vooral in het Pascha, het overleg wijzer en strenger zijn geweest. Waar, zooals in dit treurspel, de bijna eenige verdienste in het vers ligt, moest de t in enkelvoudige imperatief-vormen behouden zijn. (Al-doende leert men en in het tweede stuk is die letter tenminste tusschen haakjes toegevoegd). Ook zijn allerlei kleine wijzigingen - die bovendien volstrekt stelselloos schijnen aangebracht - door niets gewettigd. Trouwer volgen van het oorspronkelijke - waarbij verandering van regels geheel moest zijn uitgesloten - lijkt me altijd het wenschelijkst. De zorg voor het verbeteren van drukfouten kon grooter zijn.

A.V.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Vondels spelen. Deel I.1 [Kultuurbeschouwende inleiding - Het Pascha - Hierusalem verwoest]


auteurs

  • Albert Verwey

  • over C.R. de Klerk