Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Beweging. Jaargang 11 (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Beweging. Jaargang 11
Afbeelding van De Beweging. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Beweging. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.45 MB)

XML (1.88 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Beweging. Jaargang 11

(1915)– [tijdschrift] Beweging, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 56]
[p. 56]

Sonnetten en liederen
Door
Sidney Nielsen

I
Lied
 
Altijd zal één band ons vangen,
 
Zaligheid om ééne pijn:
 
Altijd zal op mijn verlangen
 
Uw verlangen antwoord zijn.
 
 
 
Zal de dag mijn oogen wekken
 
Als uw wimpers nedergaan,
 
Eene wake blijft zich strekken
 
Langer dan het hart kan slaan.
 
 
 
Zullen mijn bedroefde handen,
 
Al te moe, toch afstand doen,
 
Nimmer zal de gloed verbranden
 
Van een laatste afscheidszoen.
 
 
 
Altijd zal één band ons vangen,
 
Zaligheid om ééne pijn:
 
Altijd zal op uw verlangen
 
Mijn verlangen antwoord zijn.
[pagina 57]
[p. 57]
II
Sonnet
 
Ik had zoo graag nog deze herfst genomen
 
Bij al seizoenen, die ik zorgloos nam.
 
Ik had zoo graag de groene zomerboomen
 
Nog voor het laatst zien dorren aan hun stam.
 
 
 
Want voelde ik niet, toen ik van heel ver kwam
 
In dit zoet land, de gloed van de eerste droomen
 
Opdoomen als een verre klare vlam....
 
Ach, ik ben immers in de herfst gekomen.
 
 
 
Maar 'k ben van alles nu allang gescheiden.
 
Mijn peinzen werd een uitkijk in de nacht:
 
Ik hoor de golven langs de boorden glijden
 
En 'k weet de zee, waarover men mij bracht
 
Als kind, zich naar een and're toekomst breiden,
 
Maar 'k had zoo graag nog deze herfst gewacht.
III
Sonnet
 
De harp der winden weeklaagt in de nacht
 
Na een verstormden dag vol zoele buien.
 
Het blauwe weerlicht flakkert vaag, en zacht
 
Gedonder rolt als wagens langs het zuien.
 
 
 
De zee is hoog, de zwarte golven kruien
 
Tegen het schip, dat stampend in de macht
 
Der waatren machtig is en in het bruien
 
Van storm en regen borg blijft voor zijn vracht.
[pagina 58]
[p. 58]
 
Ging ik te ver van huis? Hebben de golven
 
Tusschen mijn land en mij, bij ieder uur
 
Niet al te wijd den afstand uitgemeten?
 
 
 
Ja 'k ben als één, die achtervolgd door wolven,
 
Hun alles toewerpt, rekkend zoo den duur,
 
Dat zij zijn lijf niet slopen door hun beten.
IV
Sonnet
 
Roerde in de nacht niet een zwarte tamboer
 
Een brommende roffel bij 't woudlegioen?
 
Stond toen niet donker aan 't lichter kontoer
 
Trompetter, die blies op een klare klaroen?
 
 
 
Toen schudden de boomen hun slapende groen.
 
Rauw klonk een schreeuw uit het dompige moer.
 
De hemel werd grijs: in de west zwalkte toen
 
De maan en verging als een schip zonder roer.
 
 
 
Daar zeilde de dag als een oorlogsfregat,
 
Kanonnen van witblinkend staal aan de flank,
 
Met bloedroode vaan en een purpere vloot,
 
Met een hoera uit den einder en nat
 
Van goud; maar als koper zoo zwaar en zoo blank
 
Rees toen de zon en was stralend en groot.
V
Nachtelijke rit
 
Storm nu de nacht en de sterrekens tegen,
 
Houd slechts uw paard in de hand.
 
Vlieg als een schimmige schauw langs de wegen:
 
De maan is uw fakkel langs hemel en land.
[pagina 59]
[p. 59]
 
Leidt straks uw weg langs de steile ravijnen,
 
Vlug zij uw ros als een hert,
 
Zeker uw blik voor de scheemrige schijnen
 
En vast uwe hand als het pad is versperd.
 
 
 
Wee, als ge beeft voor de diepte daaronder:
 
Wee, als ge struikelt en stort:
 
Niets, dat u redt van de dood dan een wonder,
 
En, arme, uw rit in de nacht was te kort.
 
 
 
Maar heil, als ge stormt langs de smalste der paden:
 
Heil, om uw dolle galop.
 
Rotsblok noch afgrond noch kloof zal u schaden:
 
Laag langs de dalen of hoog aan den top.
 
 
 
Storm dus de nacht en de sterrekens tegen,
 
Houd slechts de hengst in de hand.
 
Schiet als een schimmige schauw langs de wegen,
 
De maan zij uw fakkel langs hemel en land.
VI
Het lied van den Balling
 
Voor P.N. van Eyck.
 
 
 
Breng naar het neevlig Noorden,
 
Schip van mijn zangrijke droom,
 
Specerijen mijner woorden
 
Over golf en stroom.
 
 
 
Laat in de wolk van uw zeilen
 
Zwellen de zalige wind.
 
Blijf aan kust noch reede wijlen
 
Eer ge uw haven vindt.
[pagina 60]
[p. 60]
 
Maar zwermen de blinkende meeuwen
 
Uw schuimige kiel tegemoet
 
Van 't strand, zie 't te breeuwen
 
Over bank en vloed.
 
 
 
En roep van de veilige haven
 
De loods naar uw deinende boord,
 
Dat zich 't zangrig volk kan laven
 
Aan 't kruidig woord.
 
 
 
Breng naar het neevlige Noorden
 
Schip van mijn zangrijke droom,
 
Specerijen mijner woorden
 
Over golf en stroom.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken