Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Beweging. Jaargang 15 (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Beweging. Jaargang 15
Afbeelding van De Beweging. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Beweging. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.10 MB)

XML (1.41 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Beweging. Jaargang 15

(1919)– [tijdschrift] Beweging, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 315]
[p. 315]

Boekbeoordeelingen

Een onwaerdeerlycke Vrouw, Brieven en Verzen van en aan Maria Tesselschade uitgegeven door Dr. J.A. Worp, met drie Platen. 's Gravenhage Martinus Nijhoff, 1918.

Dit boek bevat meer dan de titel aangeeft. De samensteller, wijlen Dr. Worp, zegt dan ook in zijn Voorbericht dat hij niet alleen de gedichten en brieven van en aan Tesselschade heeft bijeengebracht, maar ook die gedichten en fragmenten van brieven waarin haar naam wordt genoemd. Tevens is al het Latijn vertaald en die vertaling (in voetnoten) aan de oorspronkelijke tekst toegevoegd. Leeken zoowel als geleerden hebben dus reden tot dankbaarheid.

Hoe langer hoe scherper en kleuriger werd, sedert in 1808 J. Scheltema zijn boekje over de dochters van Roemer uitgaf, Tesselschade voor ons zichtbaar. Meer dan drie eeuwen nadat Goltzius haar teekende dringt met toenemende kracht haar beeld tot het begrip en de bewondering door van haar landgenooten.

Dr. J.M.F. Sterck die zelf zooveel heeft bijgedragen tot de kennis, niet enkel van deze ééne figuur uit de kring van onze zeventiende-eeuwsche dichters, was wel de man om, na Dr. Worps dood, de uitgaaf van hem overtenemen. Niet het minst van door hèm gevonden gegevens had de verzamelaar van deze bescheiden gebruik gemaakt, zoowel in zijn werk zelf als in de uitvoerige inleiding, die van Tesselscha's leven het overzichtelijk verhaal bevat.

Waar een zoo groote volledigheid is nagestreefd had misschien nog een enkele brief kunnen worden toegevoegd, namelijk die van Suzanna Bartelotti aan hare moeder, als van vóor 21 April

[pagina 316]
[p. 316]

1631 achter het tweede deel van Hoofts Brieven meegedeeld. Het is maar een bijkomstige trek: Tesselscha als gastvrouw van Hoofts stiefdochter, die haar beurtelings juffrouw Tesselscha en Tesseltje noemt; aan wie het meisje de brief van haar moeder moet laten lezen; en van wie het gehoorzaam verlof afwacht om op reis te gaan.

Elders (zie dit nummer) geef ik te kennen de volgorde van de brieven die Hooft en Tesselschade naar aanleiding van zijn eerste vrouws overlijden wisselden in omgekeerde orde te willen lezen van die waarin ze door Worp zijn opgenomen. Het zou mij onbegrijpelijk lijken indien Tesselscha na Hoofts uitvoerige beantwoording van de vraag hoe hij ondanks zijn wijsheid zoo ellendig was, hem om beantwoording van diezelfde vraag verzocht zou hebben.

Sommige gedichten van Hooft zijn naar de uitgaaf van Stoett afgedrukt, d.w.z. niet naar de lezing waarin Tesselschade ze ontving maar in een latere. Dat is o.a. het geval met de Bruiloftzang.

Een groote grief was me de correctie. De achter het werk opgenomen Errata zijn niets in vergelijking met de hinderlijke drukfouten die ik opmerkte. Aangezien ik niet mijn best gedaan heb er een enkele te vinden die mij niet in het oog viel, vrees ik dat er meer zijn.

Een aanteekening bij de uitdrukking Saagent Hertje alsof dit Saagent een drukfout voor Jaagent zijn zou (blz. 256) verbaasde mij. Sagend of Tsagend is goed nederlandsch en de uitdrukking is, dunkt me, juist wat Tesseltje zeggen wou.

Uit Roemer Visscher's Brabbeling I door N. van der Laan, Utrecht, A. Oosthoek, 1918.

‘Bij de samenstelling van dit proefschrift’ - zegt de Schrijver - ‘heb ik een keuze gedaan uit Roemer Visscher's “Quicken”, “Rommelsoo” en “Raetselen”. Vooral heb ik opgenomen die gedichten, welke Roemer Visscher teekenen in zijn houding jegens de tijdsomstandigheden, in zijn kijk op het hem omringende huiselijk en maatschappelijk leven, in zijn werkzaamheid als vertaler, in zijn “amoureusheid”, in zijn levens-

[pagina 317]
[p. 317]

beschouwing, met weglating van zulke die door vèrgezochte woordspelingen smakeloos en een herdruk niet waardig zijn. Ik stel mij voor, in een tweede deel de “Tuyters”, “Jammertjens” en “Tepelwercken” volledig te doen volgen.’

Tot de aldus aangeduide methode van Roemers aard en oordeel in zijn verschillende uitingen te bestudeeren gaf in zijn Zestiende Eeuw Dr. Kalff het voorbeeld. J.M.F. Sterck heeft later door onderzoek en opmerking onze kennis dienaangaande uitgebreid. Nu een leerling van de eerste, door de tweede voorgelicht, die kennis samenvat en aanvult, zal zijn arbeid een niet geringe tegemoetkoming zijn voor hen die aan bizonderheden betreffende Visscher en zijn tijd behoefte hebben.

Indien ik een wensch mocht uiten, dan zou het zijn dat de Schrijver, als hij zijn tweede deel voltooid heeft, daaraan de rest van de Brabbeling, eveneens met aanteekeningen voorzien, toevoegde. Het werk, zooals het nu worden zal, heeft iets tweeslachtigs. Een keus; ten eerste omdat vooral zulke verzen gekozen zijn die bepaalde trekken van Roemer illustreeren, ten tweede omdat sommige verzen als smakeloos de her-uitgave niet waard werden geacht. Maar zulk een keus heeft altijd iets persoonlijks, iets willekeurigs. Inleiding zoowel als aanteekeningen evenwel, bewijzen dat het boek niet voor leeken maar voor geleerden bestemd is en dus op objectieve geldigheid aanspraak maakt. Zonder volledigheid is die moeilijk denkbaar. Wie zal gelooven dat sommige van de uitgeschoten gedichten niet even goed Roemers levensbeschouwing of zijn ‘amoureusheid’ illustreeren als sommige van de afgedrukte? Wie zal over de waarde van zijn woordspelingen niet zelf willen oordeelen en niet tevens willen zien of er nog andere dan de opgenoemde trekken ter illustreering overblijven? De Schrijver zegt: ‘Vooral heb ik opgenomen’ - dus niet uitsluitend gedichten van de soort die hij aanduidt. Hield hij ook met aestetische waarde rekening? Vermoedelijk wel, want vèrgezochte woordspelingen noemt hij smakeloos. Ook daaromtrent zouden wij meer willen weten; en we zouden het een voordeel geacht hebben als zijn uitgaaf ons daartoe in staat stelde.

Het komt mij voor dat hier in de wetenschappelijke methode zelf een fout schuilt die schade kan doen aan de wetenschap.

[pagina 318]
[p. 318]

Het is namelijk bij uitstek wetenschappelijk, dit klassificeeren van gedichten naar eigenschappen. Men begint dan met een schema. Men past de gedichten erin, almaar lettende op de karaktertrek die hun plaats bepaalt. Met de andere karaktertrekken houdt men geen rekening. De dichter zelf wordt uit het oog verloren. Dat het gedicht niets anders is dan een geleider van zijn leven, de polsslag en de adem van zijn persoonlijkheid, komt niet in aanmerking. Dat door een enkel gedichtje, niet passend in het schema, maar hetwelk die polsslag, die adem meer onmiddelijk uitdrukt, de dichter beter vertegenwoordigd zou worden dan door het heele exposé van zijn eigenschappen, wordt voorbijgezien. Zijn gevoel en zijn aesthetica, die het eerst moesten gekend worden, komen het laatst, of blijven uitgesloten. De methode zelf is oorzaak van een wetenschappelijke tekortkoming, van een onvolledigheid in het essentieele.

Het zeer goede werk van N. van der Laan lijdt aan een dergelijke onvolledigheid. Het loopt gevaar onwetenschappelijk te zijn van wetenschappelijkheid. Dat de bloemlezing nochtans een goed beeld van Roemer geeft, ligt dan ook daaraan dat haar samensteller niet al te uitsluitend aan zijn kategorieën gedacht heeft, dat zij inderdaad een bloemlezing voor leeken geworden is. De tweeslachtigheid waarvan ik sprak, die voor geleerden een nadeel is, blijkt voor leeken een voordeel.

A.V.

Noord-Nederlandsche Volksliederen en -dansen. Jaap Kunst. Eerste Reeks, Tweede druk. Met talrijke silhouetten van Henriette Baukema. Bij J.B. Wolters. Groningen, Den Haag 1919.

Jaap Kunst bezit een benijdenswaardig talent. Met een wetenschappelik geschoolde geest en liefde en belangstelling voor het volkslied, als uiting van de volksziel, verenigt hij het muzikaal gevoel en gehoor, nodig om mèt de texten de zangwijzen op te vangen en die voor piano en vierstemmige zang te bewerken. Bovendien heeft hij een frisse kracht en gemak van bewegen, die het vertrouwen van de eilandse zangers opwekken en hem door hen als een goed vriend doen beschouwen. En behalve dat alles is hem een oorspronkelike, eenvoudige manier

[pagina 319]
[p. 319]

van schrijven eigen en is hij er in geslaagd in Henriëtte Baukema iemand te vinden, die zijn liedjes en dansen met alleraardigste silhouetten heeft weten te versieren!

Inderdaad, een dergelike veelzijdige eenheid is vooral op het gebied van het volkslied een zeldzame gave. De liederen, d.w.z. de texten op zichzelf brengen niet zo veel nieuws. De meesten zijn elders ook al opgetekend, hetzij in een afwijkende, hetzij in gelijke lezing. Om die verschillende lezingen, waarvan hij de oorsprong en overblijfselen vaak tot in oude tijden en andere landen naspoort, maar bovenal om de melodieën is het Jaap Kunst te doen. En hoe weinig is er, juist op het gebied van de volkszang nog onderzocht!

De aantekeningen bij ieder lied, zowel wat woorden als zangwijze aangaat, zijn grondig en verwijzen de belangstellende snuffelaar naar de beste literatuur op dat gebied. Het weglaten van sommige strofen met het oog op ‘de huiskamer’ is in die lange verhalende liederen, die toch nooit in hun geheel gezongen worden, volstrekt niet hinderlik. De muzikale bewerking is eenvoudig en de bijeengebrachte liederen zijn karakteristieke voorbeelden van hun soort.

Alleen lijkt het mij, dat de op zich zelf zo geslaagde silhouetten niet overal precies aansluiten bij de gegeven text. Men glimlacht, als men bij de woorden van het meisje, dat over haar ontrouwe minnaar spreekt:

 
‘Zoo hoop ik dat God zijn leidsman mag zijn
 
Met alle meisjes die bij hem zijn,’

die heer ziet afgebeeld, kruipende op handen en knieën, als rijdier van een aantal kleine meisjes. Deze allerbeminnelikst naïve interpretatie werd toch niet door ‘de huiskamer’ geboden? Evenmin hoort bij:

 
Dacht je, dat ik die zizazeven
 
Zevensprong niet dansen kon?

een touwtjespringend groepje kinderen.

Waar de beschrijving van de overal bekende zevensprong er bij gegeven is, komt het me waarschijnlik voor, dat juffrouw Baukema, toen zij de prentjes tekende, niet van de volledige

[pagina 320]
[p. 320]

text op de hoogte was. Andere voorstellingen, zoals ‘de meid en de inbreker’, passen er weer uitstekend bij.

Dat een aanbeveling van deze reeks liederen en dansen niet meer nodig is, blijkt uit de zo vlug op de eerste gevolgde, twede druk. Ook het boek van Jaap Kunst ‘Terschellinger Volksleven’, waaraan zowel de inleiding als de meeste liedertexten ontleend werden, blijkt uitverkocht te zijn. En wie zal zeggen, hoeveel volksschoon Jaap Kunst elders nog weet te ontdekken, wanneer hij Terschelling uitgeput heeft!

 

Mea Mees - Verwey.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade

  • over Brabbeling


auteurs

  • Albert Verwey

  • Mea Verwey

  • over N. van der Laan

  • over Jaap Kunst