Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 1 (1890)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 1
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.20 MB)

ebook (3.96 MB)

XML (0.88 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 1

(1890)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Narden uit den Iager

NARDEN en Roze waren baas en bazinne in de herberge ‘den Jager.’

't Waren twee brave eenvoudige menschen. Geen één van de twee die eene A uit eene B kon scheiden, en dat kwam hun schrikkelijk ten onpasse.

Ook dat stak Narden geweldig tegen.

't Gebeurde dat een gebuur ‘den Jager’ binnentrok en overmits dat Narden met den thuiswacht zat, zoo leedde hij hem in de keuken.

Bijna geheel de keukendeure stond vul geschreven met kalk of krijwit. 't Waren al kruiskes en vaantjes, haken en oogen, reven en trekken. Maar zeggen wat zij beteekenen mochten, dat was iets anders.

De gebuur stond die deure te bezien en her te bezien; maar hij had schoon draaien en wenden, zoeken en gissen, hij en kon er niets van maken.

Hij wilde toch weten wat er daaronder verborgen zat.

- Narden, zegt hij, gij en hebt gij geen kleene kinders, wie de bliksems mag er daar geheel die deure alzoo vul geklijsterd hebben?

- Ik, Leo.

- Hoe, gij? wordt gij toppezot dan?

- Ja maar, Leo, mijne rekeninge staat daarop.

- Dat 's nu nog beter.

- 'k Ga het uiteen doen. Dat kruiske hier op die dikke schreve verbeeldt eenen molen en dat is voor Stant, den molenaar: en dan die 13 lange schreven en die 2 korte, dat wilt zeggen dat hij hier 13 groote druppels schuldig staat en 2 kleene.

[pagina 278]
[p. 278]

Dat kruiske en geleek niet meer aan eenen molen als het kruis van Leopold.

- En wat is dat hier, Narden? 't Is lijk ne mostaardpot.

- Dat is nen hoed en dien hoed verbeeldt mijnheere... ge weet wel, mijnheere D..., die hier met 23 lange schreven geplakt hangt; gij weet, hij en drinkt hij geen kleene druppels.

- En dit hondskot hier, Narden?

- Dat is ne kloef, Leo, en ja, Ko de kloefmaker, hij en spuigt er ook niet in, gelijk gij weet. Voor geen goed van de wereld en zou hij eenen grooten druppel vragen; dat is te diere, zegt hij; ook kijkt maar, 't zijn al kleene schreefkes: vijve, tiene, vijftiene..., 't staander 53.

Alzoo stonden er nog een name of zesse verbeeld van mannen die gewend zijn nu en dan eens naar ‘den Jager’ achter nen druppel te gaan en op den plak te drinken.

Een temmerman was verbeeld met een spijkelboor, een smid met een peerdijzer; maar ja, Narden en hadde eigentlijk nooit leeren teekenen: 't spijkelboor geleek aan eenen zikkel en het peerdijzer en geleek aan niets.

Der was een name die bijzonder aardig verbeeld was: eene platte schreve op twee sprietjes aan elk ende.

't Was eene schrage, zei Narden, en dat was voor Fernand den Zager. Daar en stonden maar 3 lange schreven achter en 1 korte; alleenlijk, daar al de andere schreven al den rechten kant overhelden, helde de deze langs den slinkeren kant, en dat wilde zeggen dat Fernand de Zager geenen korten drank schuldig en stond gelijk de andere, maar drie pinten bier en eenen kapper.

Ge kunt denken, of de gebuur loeg, binst dat Narden zijn vreemd geschrift uitlei.

- Maar Narden, zei hij eindelijk, waarom en leert gij toch niet schrijven lijk ik en een ander? Gij en hebt toch geenen slag van den molen gehad, dat ik wete. Met eenige lessen zoudet gij dat kunnen.

- Ja, Leo, als een mensch getrouwd is, hij en is alleene geen meester. Ik hebbe aan Roze mijne vrouwe, gesproken van naar de avondschole te gaan, maar zij lacht mij vierkante uit.

[pagina 279]
[p. 279]

- Ik zou het toch eens aangaan, zegt Leo, 'k ben zeker dat gij er zult geraken lijk Jan en alleman. En 't is toch verdrietig u te moeten verhelpen met die hanepooten daar.

Zoo, met het aankomen van den winter, ging Narden naar de avondschole, vier keeren te weke, en hij lette op lijk eene vinke.

Onder het klappen en het morren van zijne vrouwe, zat hij daarbij nog alle dage in de keuken met den duim op den boek, bezig met letter voor letter te overloopen en zijn uiterste beste te doen om ze in zijnen geest te prenten.

In de schole en wierd Narden niet ondervraagd, trouwens hij had den meester gesproken.

En ja, der was daar alle slag van volk, vele nog maar dubbele jongens, en de meester en mochte Narden niet bot stellen voor al die jonge snotneuzen, die toch te vele hadden gelachen en gespot met Narden's onwetendheid.

Narden hield hem gesloten en hij en gebaarde van geen eentje.

Overal elders roerde hij nog al geern de tonge om zijnen zeg te zeggen, hier zweeg hij lijk vermoord; en toch kon men geheel duidelijk op zijn aanzichte lezen dat hij het leerstelsel van den meester niet altijd goed en keurde.

Eenen eenigen keer nochtans en kon hij het niet meer uithouden, 't was als de meester sprak van enkel- en meervoud.

Narden zat te horken en hem te pijnen om toch iets te vatten, en 't moet zijn dat het niet en ging, want al met eens roept hij van uit zijnen hoek:

Meester, dat is toch zeker om te lachen? 't Is nu eene geslegene halve ure dat gij zit te zagen en te booten op enkel- en meervoud; tut, tut, tut, 'k en moete ik dat al niet weten, als ik maar en kan lezen en schrijven om mijne zaken te doen, dat is al lange genoeg!

'k Late u raân welken bijval Narden moeste hebben met zulke onderbrekinge.

[pagina 280]
[p. 280]

't Is 't eenigste bijzonder voorval dat Narden in schole tegengekomen had.

Maar op het einde van den winter, was Narden met den meester overeengekomen dat hij ook zou ondervraagd worden... Hij en kon nog niet lezen, neen-hij, maar de meester zou hem ten minsten de letters doen noemen.

- Narden, zegt de meester geheel plechtig en zonder van iets te gebaren, Narden, 't is nu uwe beurt. Welke letter is dat hier? En hij wees op den eersten letter van den A B C.

- Dat, meester? dat is eene A.

- Goed, Narden, en de deze hier?

- De deze, meester? Eene B.

Nog wel, en de deze hier, Narden?

De deze hier, meester? Dat is eene C.

- 'k Geloove waarachtig dat gij ze al kent, Narden: Wacht, let op, welke letter is dit hier?

't Moeste moeilijker zijn, want Narden scherrelde zijne oogen en hij beet op zijnen vinger. Hij zag wel dat het geene D en was...

- Dat is eene P, meester.

- 't En doet Narden, kijkt ne keer wel.

- En is 't geene P, 't moet dan eene M zijn.

- Gij en zijt er nog niet Narden. Let op dan!

- Als 't geene M en is, 't moet voorzeker eene R zijn.

- Nog niet, Narden.

- En wel, wat is 't dan?

- 't Is eene H.

- 'k Hadde het lijk nen duivel nog gepeisd! zei Narden.

D.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken