Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 2 (1891)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 2
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.06 MB)

ebook (3.79 MB)

XML (0.89 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 2

(1891)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 305]
[p. 305]

[Nummer 20]

Hoe onze ouders spraken

ZOO is 't gebeurd dat veel van de broeders, daar omtrent zijnde als Dositheus van de wereld scheidde, hoorende dien ouderling die voorzeide woorden tot hem zeggen, daarin zeer verwonderd, ja ook kwalijk te vreden waren; ende zeiden tot malkanderen: ‘Wat heeft deze gedaan, dat hij weerdig geweest is zulke woorden te hooren, dat hem de ouderling terstond van het eeuwig leven verzekerd heeft?’ Want zij en hadden hem nooit twee oft drie dagen over zien vasten, gelijk veel van henlieden dikwijls gedaan hadden, noch zien opstaan voor de andere, ofte veel waken, noch eenige ander bezondere deugd oft boetveerdigheid doen gelijk veel deden van de andere eenzaatbroeders, zeer veel, lange ende strangelijk vastende, veel nachten over wakende, groote oefeningen in den geest van beschouwinge doende ende diergelijke. Dit al en hadden ze hem niet gezien doen, dan alleenlijk hadden ze wel gade geslagen dat hij zeer matig, geheel eenvoudig ende met luttel te vreden was in zijn eten.

[pagina 306]
[p. 306]

schoot er ievers wat zoppen over, dat de zieken niet en begeerden, dat nam hij; oft altemets eenige hoofden van visschen, die die zieken gelaten hadden, daarmede hield hij hem te vreden: maar geen ander zonderlinge boetveerdigheid en konden zij in hem bemerken. Zoo dat ze zeer verwonderd ende gestoord waren, dat ze dien weerdigen ouderling alzoo tegen hem in zijn overlijden hadden gehoord spreken. Maar zij en wisten zijne diepe inwendige gelatentheid van herten niet ende zijne ootmoedige volmaakte gehoorzaamheid in alles: ende dat hij nooit eens ievers in zijnen eigen wille volkomen hadde; hetwelke veel verdienstelijker ende aangenamer is voor God, dan alle uitwendige boetveerdigheid, zoo zwaar ende pijnelijk dat ze ook zijn mag.

Hij was zoo verre in de heilige gehoorzaamheid ende in 't uitgaan van zijnen eigen zin, dat dikwijls, als hem Dorotheus zijn leeraar iet zeide, niet uit goeder neerste, maar gelijk als met hem overeenstemmende, hij nochtans, niet onderzoekende uit wat meeninge dat 't gezeid oft bevolen was, ging 't terstond doen, zonder eenig achterdenken.

't Is ook te bemerken dat de heilige ende voorzichtige Dorotheus gewone was hem altoos wat stuurachtig toe te spreken, ende zeer luttel vriendelijkheid te toogen, al of hij hem niet zeer lief gehad en hadde; al hadde hij hem nochtans veel liever, bij wijze van spreken, dan al de andere. Maar, wat vreemdigheid oft hardigheid dat hij hem toonde, Dositheus was altoos even weerdig en gewillig in alles.

Het gebeurde op eenen tijd dat hem Dorotheus wat strafte, ende zeide onder andere: ‘Dosithee, hier is een schale gebrek, gaat ende haalt eene.’

Hij ging terstond en haalde eene schale, met wijn en brood daar toe, en die voor zijnen Heere brengende, begeerde naar gewoonte zijnen zegen. Maar Dorotheus geliet hem, al oft hij niet geweten en hadde wat hij hebben wilde, oft wat hij daar kwam maken. Ende hem omkeerende, als tot eenen onbekenden, vraagde hem stuurlijk wat hij hebben wilde.

[pagina 307]
[p. 307]

Dositheus antwoordde hem: ‘Vader, gij hebt mij gelast een schale te halen: ziet, ik breng ze ende begere uwen zegen.’

Doen zeide Dorotheus: ‘Ik heb u toch gelast, maar te uwer schande ende beschaamdheid, wil-dij 't weten. Ik en hebbe de schale niet gebrek: maar ik hebbe daardoor willen toonen dat gij wel een schale gelijkt, met al uw bestier ende ijdelen klap, die gij hebt. Gelijk een schale veel geluid geeft als men ze raakt ofte stort, alzoo zijt gij ook een iegelijk lastig met al uw zeggen ende klappen.’

't Welke Dositheus hoorende, viel terstond ootmoedelijk neder ter aarden, stil zwijgende en vergiffenisse biddende.

Op eenen anderen tijd kwam hij tot Dorotheus zijnen meester, en vraagde hem wat uit de heilige Schrift, hoe dat 't te verstaan was. Want hij ook begonste door zijne groote ootmoedigheid ende zuiverheid van herten, goeden smaak ende verstand te krijgen in Gods heilige boeken. Maar Dorotheus, gevraagd zijnde, en wilde hem daarop geen antwoorde geven: hij wilde hem doen ter tijd in andere zaken meer oefenen, dan in 't verstand van de heilige Schrifture. Daarom en zeide hij hem anders niet op zijn vragen, dan: ‘Ik en weet 't niet.’

Maar Dositheus, geen achterdenken hebbende, komt op een ander tijd weder, ende vraagt wat anders uit de heilige Boeken. 't Welke Dorotheus ziende, antwoordde hem met deze woorden: ‘Ik en weet 't niet, maar gaat en vraagt het den Oppervader, die zal 't u zeggen.’

Dositheus, in zijne eenvoudigheid blijvende noch geen achterdenken hebbende, ging en vraagde den Overste zijne vragen, zoo hem zijn leeraar bevolen hadde. Maar zijn leeraar hadde den Eenzaatoverste van te vooren gewaarschouwd, zeggende: ‘Is 't zake, Vader, dat Dositheus tot u komt, om wat te vragen uit de heilige Schrifture, berispt hem wat, ende doet hem leeren in ootmoedigheid.

Als dan Dositheus kwam met zijn vragen, de Overste antwoordde hem zeggende: ‘Waarmede moeit gij u, die niet met allen en weet? Waarom en leert gij niet liever

[pagina 308]
[p. 308]

wel zwijgen, dan veel vragen? Dan zoudt gij bekommerd zijn om uwe eigene onzuiverheid te beteren, ende u niet moeien met de heilige Schifture. Ende dat hem zeggende, gaf hij hem een paar oorklinken, ende hiet hem weg gaan, ende zijn dingen doen.

Zoo kwam dan Dositheus weder tot zijnen leeraar, toonende hem twee roodgloeiende kaken, die hij bij den Overste gehaald hadde, maar en zeide niet een kwaad woord, als: ‘Waarom heb-dij mij tot den Overste gezonden, om gesmeten en beschaamd te zijn; ende waarom en hebt gij mij zelve niet geslagen, hadde ik 't verdiend?’ Niet met allen diergelijke, maar was in alles geduldig ende gewillig, als van te vooren.

Als hem Dorotheus van zijne gedachten ondervraagde, hij zei 't hem terstond alzoo opentlijk ende getrouwelijk, dat het geen nood en was hem tweemaal daaraf te vragen.

De andere broeders dan, deze zijne wonderlijke ende diepe oefeninge in de gewillige gehoorzaamheid, ende alle waarachtige ootmoedigheid des herten ende der zeden niet wetende, waren verwonderd dat hem die voorzeide ouderling, naar zijn dood, terstond zand naar de heerlijkheid des eeuwigen levens. Maar God heeft korts daarnaar een iegelijk willen kennelijk maken den loon ende eere, die Dositheus ontvangen hadde, door zijne volmaakte eenvoudigheid ende heilige gehoorzaamheid; ende ook mede de zonderlinge goede gunste die de zalige Dorotheus hadde in de menschen te gewegen ende de zielen te bewaren; en, al en was hij ook nog maar een leerkind, hoe wel ende bekwamelijk dat hij dien jongeling zonder eenige dolinge, op eenen korten tijd, tot de haven ende kroone des eeuwigen levens gebracht heeft.

't Gebeurde, niet lange naar Dositheus overlijden, dat er een heilige ouderling in de eenzate gekomen was, die groote begeerte hadde, naar dat hij het gesticht ende al de geplogentheden van dien wel overzien hadde, om te weten hoevele dat er in 't eeuwig leven gekomen waren naar haarlieder dood, uit dat huis; ende hij bad God neerstiglijk, indien het t'zijnder eere was, hem dat te willen openbaren.

[pagina 309]
[p. 309]

God almachtig heeft zijn gebed verhoord; want zoo hij in zijne gebeden was, zag hij alle de overleden zalige zielen van de eenzate rondom hem staan, elk in den ouderdom dat ze gestorven waren. Onder veel oude weerdige lieden zag hij bij hem staan eenen schoonen jongeling, dien hij niet en kende; maar hadde groote begeerte om te weten wie dat hij zijn mochte. Zoo hij dan zijne openbaringen de eenzaatlingen van den huize kennelijk maakte, ende wie hij al ter zijnder begeerten door Gods genade gezien hadde, vraagde onder andere, of er iemand kennisse hadde van eenen jongeling die daar overleden was. Ende, alzoo hij zijn aanzichte, geheel zijn lichaam, ende wijze van doen wiste te beschrijven, zoo kenden ze ende verstonden al duidelijk dat het Dositheus was, die daar onlangs gestorven was. Ende dankten al met gemeene stemmen God almachtig, verwonderd zijnde hoe dat hij, binnen zoo korten tijd ende in een gemeene wijze van leven, tot zoo groot eenen zegekrans des eeuwigen levens gekomen was, alleen door de gewillige gehoorzaamheid ende door 't verloochenen van zijnen eigen wille.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken