Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Biekorf. Jaargang 2
Toon afbeeldingen van Biekorf. Jaargang 2zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2,06 MB)

ebook (3,79 MB)

XML (0,89 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 2

(1891)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 362]
[p. 362]

Na den Storm

 
'k STOND te droomen aan het hoofd daar van het staakwerk;
 
aan mijn' voeten ruischte 't water, en een dunne
 
smoor hing treurig over 't brakke zeeveld, wijl een
 
fijne regen viel! Drie dagen pas geleden
 
had 't gestorremd; en de zee, van 't danig klotsen
 
moe gejaagd en afgebeuld, scheen nu te willen
 
rusten, of 't heur deerde van haar dolle woede,
 
deerde van zoovele rampen, zooveel weedom,
 
deerde van zoo harde slagen tegen 't krakend
 
vaartuig van den braven visscher, zooveel slagen
 
tegen 't jagend herte van de zeemansvrouwe
 
die, terwijl de storrem huilde en woelde, bevend
 
bad met hare kinders voor den lieven vader.
 
Nu, zij rustte; rusteloos was immer 't herte
 
van de moeders, die 'k zag komen treurig wandlend
 
op het staakwerk met een kind op hunnen arrem,
 
of bij d'hand het leidend, starend in de verte,
 
angstig zoekende of in het verschiet daar, zij geen
 
sloepe 'n zagen komen, die zoolang verbeidde,
 
docht het hun! En andre kind'ren, meisjes, knapen,
 
kwamen daar, al ernstig kouten, en zij vroegen
 
aan elkander, hoeveel dagen hunne vader
 
wel in zee was! 't Wierd mij treurig om het herte;
 
en, zoo zeide mij een arme vrouw die 'k aansprak:
 
‘sedert veertien dagen is mijn man vertrokken,
 
en zijn schuite 'n was maar slecht! Och Heere, ik hope
 
dat hij zal gespaard zijn! slechter is het voor die
 
vrouwe daar! Al een-en-twintig dagen is haar
 
man op zee gegaan, van nergens krijgt zij mare;
 
en,’ zoo zei ze, op 't end: ‘Mijnheere, zoud' het waar zijn,
 
dat gijlien het zien kunt, in de consecratie
 
van de messe, of eene sloep vergaan is?’ En zij
 
keek bedrukt en vragend sterling in mijn oogen.
 
Christen bijgeloof van 't oude christen Vlanderen,
 
gij ontroerdet me in het diepste van de ziele!
 
Gij getuigt hoe diepe in 't herte van dit christen
[pagina 363]
[p. 363]
 
ruwe volk, nog eerbied ligt geworteld voor den
 
priester Gods, als mocht hij in de grenzelooze
 
zee der Godheid zien, wat met de stervelingen
 
ommegaat, hier op de bittre zee des werelds!
 
Drie, vier sloepen lagen in het zicht, en trage
 
kwamen z' haven waards gevaren; en de vrouwen
 
keken rekhalzend het water uit hunne oogen!
 
Roerloos bleven er twee liggen, wachtend dat de
 
tuiboot hen kwam halen, en in d' haven voeren.
 
'T viertuig kwam al zuchten, spuwend zwarte wolken
 
naar den hemel, en zijn forsche wielen kapten
 
dapper door het treurig grijze en schuimend water.
 
Spoedig wierden beide sloepen vastgebonden
 
met den kommel aan den tuiboot, die terugwaards
 
keerde, statig, zegevierend medeslepend
 
die twee strijders, wederkeerende uit het zwalpend
 
strijdveld, lijk twee reuzezwanen, zijde en zijde.
 
Bracht de tuiboot droefheid mede, bracht hij vreugde?
 
'k Was met die gedachten, bezig, toen een knaapke
 
nevens mij daar, ‘hourah!’ riep, en bei zijne armen
 
jub'lend in de lucht smeet, want zijn scherpziende ooge
 
zijnen vader reeds herkend had op de naaste
 
sloepe. En 'k zag de manschap, fel gebouwde kerels,
 
minzaam lachen om den blijden kindergroet, en
 
kalm, ontzaglijk onder hunnen sturen zeehoed,
 
wel te moede binnenloopen, na zoovele
 
doorgeleden stormen, angst en doodsgevaren.
 
‘Maar’, zoo zeide een jonkheid: ‘kijkt op de and're sloepe,
 
't dunkt mij dat de stierman elderwaards zijne oogen
 
keert, en dat hij krijscht!’ Zoo was het: zonder twijfel
 
was een man te kort aan boord! ‘Wie is het?’ klonk het
 
anstig op het staakwerk, wijl het nieuws van mond tot
 
monde vloog, gelijk een vliegend spettrend poervier;
 
eer de tuiboot wel in d'haven was en stopte,
 
wist het heel de kaaie. Bleek en anstig zag ik
 
't volk te zamen loopen, kinders, vrouwen schreiend,
 
vragend, talend. 't Manschap gaf noch taal noch teeken,
 
werkend aan de zeilen, aan de koorden, met een
 
somber wezen, met een mannelijke droefheid,
[pagina 364]
[p. 364]
 
wijl de stierman naar beneden was gaan zitten
 
weenen! weenen mocht hij, want zijn' eigen vader,
 
ouden, grijzen zeeman, was hij gaan begraven
 
in dat altijd swanslend, eeuwenoude kerkhof,
 
dat ne mensch de zee noemt! waar de rustelooze
 
baren speelden met zijn lijk in grondelooze
 
kolken, wijl zijn ziele de eeuwig haven binnen
 
was gevaren! weenen, en zijn herte lossen
 
en den teugel vieren aan de lang gesloten sluizen
 
van zijn storremend gemoed! met eigen oogen
 
had hij 't dierbaar wezen weg zien rukken door een
 
woeste bare; in eigen ooren klonk de laatste noodschreeuw
 
van den grijzaard, haast verdoofd door 't ak'lig huilen
 
van den wreeden storrem! weenen mocht de stierman.
 
En een oude visscher schudde 't hoofd en 'k zag een
 
traan in de ooge hem peerlen! ‘'t Is een zure bete
 
brood dat ons de zee verleent’, zoo zeid' hij droevig!
 
En hij meende et, en hij moest er iets van weten!
 
Vreugde bracht de tuiboot, droefheid bracht hij mede;
 
ook op 's werelds zee wordt zoet en zuur gevonden,
 
zijde en zijde: maar in 's hemels veilig' haven
 
zal ons bootje zonder smerten binnen varen!

C.W.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken