Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 3 (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 3
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.66 MB)

ebook (3.52 MB)

XML (0.95 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 3

(1892)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Van Sneeuwwitteken

DAAR was ne keer een keuning, en hij hadde een dochterken.

En, omdat dat dochterken zoo wit van velle en zoo blinkende van hoofdhaar was, hieten ze 't Sneeuwwitteken.

De moeder van Sneeuwwitteken was overleden, en de keuning was getrouwd, voor den tweeden keer, met eene andere keuninginne, die Sneeuwwitteken noch gezien noch geluchten en mochte.

Hadde 't niet geweest dat ze schuw was van den keuning, ze zou Sneeuwwitteken zelve dood gedaan hebben.

Op eenen zekeren keer ging de keuninginne met Sneeuwwitteken gaan wandelen, en ze leedde 't verdoold in eenen grooten bosch.

Als de keuninginne huizewaards kwam, blij van Sneeuwwitteken niet meer te moeten zien onder heure oogen, zoo gemoette zij eene tooveringe, en ze vroeg aan die tooveringe of ze heur wilde een schouwglas verkoopen, dat is een glas waarin ze geheel de wereld koste zien en al dat er op de wereld ommeging.

En die tooveringe verkocht heur zulk een schouwglas, voor drie honderd goudene guldens.

Zoo de keuninginne keek in dat schoon blinkende schouwglas, en ze zag seffens dat Sneeuwwitteken, in dien bosch, bij de kaboutermannekens weunde, en dat 't daar geheel gezond en gelukkig was.

Ze wierd daarover zoo afgrijzelijk gram, dat ze zwoer Sneeuwwitteken te vergeven.

Zoo de keuninginne miskleedde heur in een koopvrouwe, en ze ging alzoo miskleed naar 't huizeken van de kabou-

[pagina 91]
[p. 91]

termannekens, met eene groote mande appels aan heuren arm, die ze vul vergif gesteken hadde.

Als ze aan 't huizeke kwam, waarin dat de kaboutermannekens weunden, zoo keek ze door een gerre van de deure en ze zag dat Sneeuwwitteken alleene thuis was.

‘Eefferke,’ riep ze, ‘wilt ge van mijne appels koopen’?

‘Neen-ik,’ riep Sneeuwwitteken, ‘'k en mag de deure niet open doen, van mijne brave broêrkes!’

‘Doe' maar open,’ zei de koopvrouwe, ‘'t zijn toch zulke schoone appelkes!’

‘'k En doe,’ zei Sneeuwwitteken, ‘'k en doe.’

‘Steekt uw' hand deur de deure, en 'k zal u een voor nieten geven.’

Sneeuwwitteken, dat grooten lust kreeg om appels te eten, deed met een splete de deure open, en dat boos wijf greep al met eenen keer zijn schoon wit bolleken vaste, en ze stak het nen appel in zijnen mond, die evengauwe tot in zijn' kele schoot.

En Sneeuwwitteken viel dood, dat 't groote zonde en jammer was.

Als de kaboutermannekens thuis kwamen, zoo stonden ze schier zinneloos van verdriet, omdat ze 't meisken daar alzoo vonden liggen op den grond. 't Was al verloren leven gehouden en misbaar gemaakt: Sneeuwwitteken en gaf noch tale noch teeken meer!

Zoo de kaboutermannekens begroeven Sneeuwwitteken in een glazen scherfvat, en ze gingen 't alledage bezoeken, en ze strooiden blommekens op zijn graf.

Dat was nu al een groot stik leên, en 't gebeurde op nen zekeren keer dat de keuning, die Sneeuwwittekens eigen vader was, in dien grooten grooten, diepen bosch ging gaan jagen.

Al met eenen keer, wat ziet hij daar?

't Was een glazen lijkvat, dat daar stond, omme end omme bestrooid met blommen.

Maar hoe en verschoot hij niet, als hij nader keek, en als hij Sneeuwwitteken zag, dat daarin lag, zijn eigen kind en zijn eigen dochterken.

[pagina 92]
[p. 92]

De keuning wierd geweldig gram op de kaboutermannekes, en hij vroeg wat dat ze met zijn dochterken gedaan hadden.

De kaboutermannekens vertelden 't hem al, hoe dat Sneeuwwitteken daar gekomen was en hoe dat zij ervooren gezorgd hadden, zoo dat de gramschap van den keuning allengskens gestild wierd. Hij gebood dat de kaboutermannekens het glazen lijkvat plechtiglijk naar zijn hof zouden dragen, en dat wierd gedaan.

Ja maar, de kaboutermannekens moesten over een brugge, met hunnen last, en ze subbelden en ze truikelden zoo geweldig, dat het glazen lijkvat hun ontviel, dat Sneeuwwitteken op den grond stuikte, dat het den appel uit zijn' kele loste, en dat het weêr in 't leven kwam.

Dat was toen daar eene blijdschap, ge 'n kunt niet meer.

En wat deden ze met die booze keuninginne?

Wierd ze niet gestraft?

Ze 'n moesten ze niet straffen, want, als ze al die blijdschap en al dien willekom zag, die daar was aan 's keunings hof, om redenswille van Sneeuwwitteken, ze 'n kost noch eten noch drinken meer: ze borst van dulligheid, en ze begroeven ze, en

 
uite-patuit
 
't vertelselke is uit.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken