Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 3 (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 3
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.66 MB)

ebook (3.52 MB)

XML (0.95 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 3

(1892)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 298]
[p. 298]

Glazen voor Zakuurwerken

DE uurwerken, die eertijds zoo kostelijk en daarom ook zoo zeldzaam waren, zijn op onze dagen van vooruitgang haast algemeen geworden. De uitbreidinge immers van den ijzerweg, meestendeels stipt en regelmatig op eene stonde na; en, van eenen anderen kant, de genadige prijs tegen den welken men die ware kunstwerken kan verkrijgen, maken dat eenieder nu de noodwendigheid gevoelt van de gewisse en vaste ure te weten, en dat iedereen ook in die noodwendigheid te kleenen koste kan voorzien.

Zijn eerste spaargeld besteedt de werkman dikkens om een uurwerk te koopen; burgerskinders krijgen er een voor hun nieuwjaar, voor hunnen feestdag, op hunne eerste communie, voor hunnen Sinte-Niklaais, op het einde van het schooljaar voor behaalde prijzen, enz. En zelfs aan kleene dutskes van kinders, die noch lezen noch schrijven en kunnen, geeft men voor pandfeeste een nagepoetst uurwerkselken, om daarmeê te spelen..... 't Is te zeggen om het behoorlijk af te breken en te verdoen.

Hoeveel glazen en zijnder dan niet noodig voor al die uurwerktuigen!

En van waar komen al die glazen?

Van hier en van elders, gelijk vele dingen, maar in wondergroot getal van Trois-Fontaines, bij Saarburg, in Duitschland.

Wilt gij nu weten hoe die glazen daar gemaakt worden?

Ik zal 't u in 't korte zeggen.

Maar eerstens moet gij verstaan hoe dat men over eenige jaren al de uurwerkglazen nog één teenegader miek, en dat als volgt. Men blaasde langwerpige flaschelkens, men sneed ze den bodem uit, en dat was een uurwerkglas! Maar dat blazen en dat snijden duurde mij zoo lange, dat men welhaast geheel dat werk veranderde. Nu immers blaast men groote glazen bollen, haast gelijk luchtbollen zoo groot, immers die somwijlen tot 1 meter 50 doorsneê hebben.

Dat is nog 't blazen weerd! Als die gasten van de

[pagina 299]
[p. 299]

blaaspijpe af en los zijn, begint men ze heel voorzichtjes in twee, en dan in vier, en dan in acht gelijke deelen of panden te snijden en te slaan. Daarna worden die stukken, met de diepte naar boven, op een kussen geleid: de werkman trekt er, met eenen ringteekenenden diamantsteen, zooveel rondekes op als het maar mogelijk en is, om al die holde schaalkens dan, met eene behendigheid, eruit te slaan. Dan, om niets, of ten minsten zoo weinig mogelijk, te verliezen, worden er nog uit den overschot andere rondekes gesneên van alle grootte. Die vijf millimeters doorsneê hebben, dat zijn de minste; en, hoe kleene zij ook zijn, zullen zij toch te passe en te stade komen, en ook hunnen weg vinden, ten zakuurwerkewaard.

Van nu voort aan veranderen de werkingen van aard, volgens de gedaante die men wilt geven aan het glas. Het ware misschien best de glazen in drie slagen te verdeelen, om te beter den uitleg te kunnen uiteendoen.

De eenvoudigste aller glazen, voor wat het werk betreft, zijn zonder twijfel de halfholle glazen, die eertijds de eenigste waren, en die men nog heden op een oud erfstuk uit grootvaders tijd, of op de speeldingskes van de kinders, kan tegenkomen. Wanneer die glazen op mate uitgesneên zijn, wordt de rand ervan schuins geslepen, op een slag van draaibank, die samengesteld is uit eenen redelijk grooten slijpsteen en uit twee kussens. De steen draait plat gelijk de oude meulensteens, en wrijft tegen 't glas dat tusschen de twee kussens gespannen zit, en dat zelve daarmeê omdraait, zegge van omhooge nederwaards; zoo komt het dat ieder deelken van den boord gelijkelijk de wrijvinge onderstaat. Binst deze bewerkinge loopt er gedurig een straalken water op het glas, om de slete te beletten en om het glasmul af te spoelen. Als de glazen nu van dien draaistoel komen, zijn zij regelmatig geslepen, gereed om gepuimd te worden, en om hunnen voorigen glans weder te krijgen. Daarna zijn zij volveerdig ten gebruike.

Nu een tweede slag, de holle glazen, 't is te zeggen deze die van binnen eene welvinge hebben die groot genoeg is om de wijzers te laten omgaan, maar die al

[pagina 300]
[p. 300]

buiten zoo plat mogelijk zijn, zoodanig dat zij den name van ‘andjoens’ niet meer en verdienen, gelijk de voorgaande. Zij ook worden gesneên en den boord geslepen, gelijk de halfholle, maar daarbij moeten zij nog geplat worden. Dit geschiedt door het geweldig wrijven van bijna geheel den bovenkant van 't draaiende glas, tegen eenen slijpsteen, die in eene andere richtinge draait. Het is klaar dat die glazen, na al die bewerkinge, recht in het midden dunst en flauwst zijn. Daarom aanziet men als de sterkste deze, die nog zoo dikke blijven dat men in hunnen navel nog een kleen dobbeken of putje kan slijpen. Men noemt de die ‘dobbele glazen’. Het overige werk, kuischen, puimen en oppoetsen, geschiedt gelijk voor de halfholle glazen.

Nu komt eindelijk het derde slag, te weten van de glazen die op onze dagen het meest gebruikt worden. De Franschen noemen ze: ‘verres chevés’, niet omdat zij ievers door eenen franschen Monsieur Chevé uitgevonden wierden, neen: het woord ‘chevé’ is oud fransch, en 't zegt zoovele als creusé: zoodat wij ze uitgehaalde of uitgeholde glazen zullen heeten.

De eigenaardigheid van dit slag van glazen bestaat hierin, dat hunne boorden alleene neerwaards omgebogen, dat zij al boven geheel plat zijn, en dat zij overal de zelfste dikte hebben. Alzoo is 't dat zij de wijzers, zoowel den langen als den korten, nog gemakkelijker laten rond loopen als de holle glazen, zonder daarom meer uit te steken of omhooge te puilen.

Van verbeteringe tot verbeteringe, zoo zijn die uitgeholde glazen nu op de volgende wijze te Trois-Fontaines verveerdigd.

't Zijnder van twee geslachten: deze die mat, en deze die helder geleest ofte gedwongen worden. De kunste bestaat, in beide gevallen, in een glasschijve te verzachten, te verweeken of te vermurwen: niet te vele, opdat ze niet en zou smelten, en nochtans genoeg, om haar te kunnen, zonder brake, die gedaante geven die men begerende is. Daarom moeten de glazen eerst ende vooral in den oven. Hetgeen daartoe dient is een oventjen of kolve van 0m50

[pagina 301]
[p. 301]

lang, 0m07 breed en 0m08 hooge; 't is plat al onder en halfrond al boven. De glazen worden, elk op zijne beurte, daarin te warmen gesteken, op den leest. Dit is een stalen stuk allaam, waar de buiten- of bovenste gedaante van het glas te wege ingewrocht is; die diepte van dien leest, of beter van die moere, is wat nauwer nochtans als het glas zelve, zoo dat de boorden, bij het eerste insteken, op de platte kimmen van 't staal komen te rusten. Als de werkman nu oordeelt dat het glas murruw en week genoeg is, neemt hij moere en glas uit den oven, en met de hulpe van eenen geschikten tap of duiger duigt hij het glas in de moere nederwaards. Noodzakelijk blijven de boorden langs den kant van het uitgehaalde deel, en zelfs nog wat erboven uitsteken; het overige gaat in, en wordt plat gedogen al buiten (of al onder) door den leest of moere, en al binnen (of al boven) door den tap. Deze tap, dat is eenvoudiglijk een stuk kork, omleid met oud papier. Het nieuwerwetsch papier en dient daartoe niet, zoo 't schijnt, en, daar het oud lijnwaadpapier zeer zeldzaam wordt, ware er misschien een stuiverke te verdienen met oude boeken en oude liggers (die zonder andere weerde zijn, wel te verstaan) naar eene van die glasblazerijen op te zenden!

Hoe rap en hoe ervaren de werklieden ook zijn, gebeurt het toch dikwijls dat dit gewoon drukken of duigen niet al te wel en lukt: somwijlen is de rand kwalijk gemaakt, zoodat het glas in 't groeveken van 't uurwerkdeksel niet en zou houden; somwijlen blijft de oppervlakte gebubbeld en gebult; somwijlen ook is de glans van het glas geheel vermat, verdoofd en verduisterd geworden.

Het is om die gebreken te vermijden dat men, sedert eenigen tijd, op eene andere wijze te werke gaat: men noemt dat de glazen helder drukken.

In de plaatse van het midden van 't glas in te duigen, en den boord alzoo te verheffen, legt men de glasschijve, die men nu wat dikker neemt als bij de andere werkwijze, op een slag van meerscheling of paddestoel, die van ‘Soap-stone’, dat is van zeepsteen gemaakt is. Men warmt de glazen wederom in de kolve, en, als de vereischte voeg- en buigbaarheid bekomen is, dekt de werk-

[pagina 302]
[p. 302]

man glas en al met een houten getuig, dat uitgehaald is, als ware het beschikt om er eenen grooten kogel, marbel of knikker halfslijfs, alzoo ten halven toe, in te bevatten. Aldus moeten de weeke glasboorden langs den paddestoel neerwaards ombuigen, terwijlen het overige midden plat blijft. Daarenboven, aangezien de duiger halfrond is al binnen, en genaakt het glas nievers niets, en het blijft zijnen helderen glans en al zijne doorschijnendheid bewaren.

Daar blijft nu nog den boord te slijpen, te puimen en op te blinken, en dan is het uitgeholde glas veerdig om dienst te doen als deksel van 't eene of 't andere zakuurwerk.

Zulke uurwerkglazen zijn verre de schoonste en de beste!

Nu weet gij, verstandige lezer of lezinge, in die zake van uurwerken, van glazen en blazen.... hoe late dat 't is.

J.V.D.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken