Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 4 (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 4
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.05 MB)

ebook (3.51 MB)

XML (1.02 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 4

(1893)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 241]
[p. 241]

[Nummer 16]

De duivel had hem beet

't GENE ik ga vertellen is jaren en jaren geleden.

Karel en Belo waren samen getrouwd en leefden gelukkig, 't en kost maar alzoo zijn.

't Is spijtig; de man had een leelijke gewoonte: bij het minste dat hij zei, zoo was 't van ‘de duivel hale mij!’

Op zekeren dag kwam de duivel werkelijk in huis: ‘Man,’ zei hij, ‘gij roept altijd naar mij, dat heeft nu lang genoeg geduurd, hier sta ik, en gij gaat meê.’

Was er iemand dien Karel niet verwacht en had, dat was heel zeker de duivel; ook was hij als aan den grond genageld als hij dien zwarten aardigaard, met zijne twee hoorns en zijnen leelijken langen steert, daar voor hem zag staan.

Ja maar, 't scheen dat de duivel niet veel omgang en schikte te maken: hij kwam hij rechte naar Karel toe. Karel, bevende van schrik, voegde zijne handen samen en bad en smeekte zoodanig, dat de duivel scheen te

[pagina 242]
[p. 242]

willen eerzelen. Als Karel dat gezien hadde, verdubbelde hij nog zijn smeeken: ‘Ach, zwarte heer, en doet mij toch niet meêgaan, wie zou er peizen dat gij zoo haastig zijt; laat mij hier nog wat, gij en zult er toch niet bij verliezen!’ En veel vijven en zessen.

‘En wel, man,’ zei de duivel, ‘voor dezen keer zal ik u nog laten; maar ik wil zeker zijn van er niet bij te verliezen: gij hebt te kiezen tusschen uw wijf te slaan of geniver te drinken, of anders gaat gij toch meê.’

Karel asemde weder: hij was verlost.

‘Dank, zwarte heer, dank!’ zei Karel. Maar nu de voorwaarden. Met u meêgaan, nu ten minsten, dat en zou ik niet geern doen; maar mijn wijf slaan, voor geen geld van de wereld! Ik zou nog liever meêgaan; ik zal de derde voorwaarde aanveerden: ik zal geniver drinken. Zoudt gij gelooven dat ze u voor vijzer uitgeven dan dat ge eigentlijk en zijt: geniver drinken, dat en is nog zulk geen danig dingen. In 't eerste zal ik wel wat gespen trekken, maar 'k zal mijn beste doen om u te believen.’

En de duivel vertrok, en Karel deed zijn beste.

Het was zoo 't Karel voorzien had: in 't eerste trok hij vijze gespen: zijne lippen brandden, zijne tonge brandde, zijne mage brandde, alla, het docht hem dat een brandend stekske, heel zijn lijf zou ontsteken hebben.

‘Maar 'k moet mijn beste doen,’ zei Karel, ‘'k heb het gezeid en 'k zal mijn woord houden, want 'k en zou niet geern met dien zwarten kerel nog gemeens hebben.’

En Karel hield zoo wel zijn woord, dat hij na weinig tijd noch brand noch ongemak meer en gevoelde, maar integendeel smaak vond in de stoffe van den duivel; weinig dagen schoten over of hij kwam bedronken tehuis.

Belo, die van niets en wist, had hem al dikwijls verwittigd dat hij eene slechte baan insloeg; zij had gebeden, zij had gesmeekt, zij had geschreemd, maar ge zoudt gezeid hebben, dat de vroegere liefde heel en gansch weg was: weêr dat Belo bad of schreemde, Karel bleef zoo koud als nen steen.

Ja maar, als Belo gewaar wierd, dat haar schoon spreken al boter aan de galge was, begost zij heuren man eens

[pagina 243]
[p. 243]

schoon de lesse te spellen, en hem voor oogen te leggen waar dat zij naartoe gingen: ‘rechte de armoê in,’ zei Belo, ‘en dat en zal geen waar zijn!’

Karel verdroeg dat nog al, voor den eersten keer; eenen tweeden keer verweet hij zijne vrouw ook, en den derden keer was het ‘trommel.’ En alle keeren, als zijne vrouwe die hij vroeger zoo geern zag, een woord zei, wierd hij kwaad en 't was nu alle keeren ‘troef’.

De duivel had Karel beet: Karel had gemeend de minste straffe te aanveerden, en met geniver te drinken had hij ze alle twee opgeladen, en nog vijf en twintig straffen daarbij.

E.N.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken