Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 4 (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 4
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.05 MB)

ebook (3.51 MB)

XML (1.02 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 4

(1893)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Liever en Moeten

LIEVER en Moeten, die kent gij allemaal. Kent gij hunne geschiedenisse ook? Ik ga ze u eens vertellen.

Het is heel lang, heel lang geleden, dat Liever en Moeten geboren wierden: het was een tweeling, en zij trokken wel op malkâar; 't is te zeggen, zij trokken wel op malkâar voor het uitwendige, maar voor het inwendige was 't anders.

Van het begin af was Liever weinig geneigd om gehoorzaam te zijn. Gebood men hem iets, 't en was zijn zin niet; hij zou liever dat gedaan hebben; om kort te maken, 't moest wel gepast zijn voor hem.

Moeten was heel anders. Van zoohaast men aan Moeten iets beval: ‘Ha,’ zei Moeten, ‘dat is mij opgeleid, en ik doe dat.’

[pagina 330]
[p. 330]

Ge ziet het verschil tusschen de twee.

En nochtans, in het begin zagen zij elkâar nog al geerne; maar die vriendschap hield toch aan zulk een klein draadtje, en er moest zoo bitter weinig in den weg komen om dat draadtje te doen breken.

Hetgene te voorzien was, gebeurde.

Op zekeren dag moesten Liever en Moeten te zamen eene boodschap doen.

‘Dat en staat mij niet aan,’ zei Liever, en hij en ging niet; maar Moeten liet Liever staan, en hij ging.

Elk ging dus al zijnen kant.

Als Moeten nu iets meer als t' halverwege was, komt hij daar eene schoone vrouwe tegen: het was als eene rijke koninginne, heel en gansch gekleed in schitterende blanke zijde, met eene gouden kroone op heur hoofd en nog zulk eene in heur' hand, beladen met schitterende gesteenten, alla, 'k en kan 't U niet zeggen, maar zij was heel, heel schoone!

Moeten was heel uit zijn lood geslegen, als hij die rijke, schoone vrouwe ginder zag, en hij en dierf niet voortgaan; maar die vrouwe kwam tot hem.

En Moeten zag zulk eenen zoeten glimlach op hare lippen, en zij wenkte hem zoo zachtjes, dat hij stouter wierd en ook nader kwam.

‘Ach! mijn lief kind, en vreest toch niet,’ zei de schoone vrouwe: ‘ik zie U zoo geern!’

En, terwijl zij dat zei, omhelsde zij Moeten.

Maar nu had Moeten gezien dat er iets op hare kroone geschreven stond: ‘Wat staat er daar op uwe kroone, schoone vrouwe?’ vroeg Moeten.

De schoone vrouwe nam de kroone van haar hoofd en toogde ze aan Moeten, en Moeten las daarop: ‘Ik ben de gehoorzaamheid.’

‘Och! dat is schoone!’ zei Moeten; en voor wien is die andere kroone, schoone vrouwe?

‘Ach, de die is voor U, lief kind; zulk eene kroone geve ik aan allen die mijne kinderen willen zijn, gelijk gij. Ik heb U de kroone willen toogen, om U moed te geven. Gaat nu voort in dien weg, en peist telkens gij gehoorzaam zijt, dat gij eene nieuwe perel aan uwe kroon hecht.’

[pagina 331]
[p. 331]

Daarmêe verdween de schoone vrouwe.

Dat was nu wel.

Moeten keerde wêere, en ging Liever opzoeken, om hem alles te vertellen. Eindelijk vond hij hem, en, dansende van blijdschap, vertelde hij hem, hoe hij die schoone vrouwe ontmoet hadde, wat zij gezeid hadde, hoe zij hem die schoone kroone gegeven hadde, enzoovoorts.

Hij meende dat Liever ook verheugd zou geweest zijn, en dat hij ook zou getracht hebben die schoone vrouwe tegen te komen.

Maar Liever was zoodanig kwaad, dat hij Moeten eenen eeuwigen haat toezwoer.

En zoo komt het nu, dat gij nooit Liever en Moeten te zamen en ziet; elk gaat zijnen weg, de eene komt altijd de schoone vrouwe tegen, en de andere nooit.

 

E.N.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken