Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 6 (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 6
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.09 MB)

ebook (3.61 MB)

XML (0.95 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 6

(1895)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Van Kobben

ZWIJGT van Kobben! Mijn herte kriezelt als ik er op peize.

Ik sta wel toe dat er sommige schoone Kobben zijn, gestriepte, getiggelde en getikkelde, gelijk de Oliekobbe, Epeira diadema, of gelijk de fijntige, verruwrijke Busseweefster, Drassa splendida; maar het meeste deel zijn grauw, vuil, kijzig en walgelijk: weg daarmeê! foei!

Dat zij dan nog buiten bleven, of hen ten minste in schuren en stallen geneerden; maar neen, ze'n komen zij maar overal binnen, in huis en kamer, alsof alle plaatsen te hunnen dienste waren, alsof er geen eigendom meer en bestonde. Een waar slach van socialisten, inderdaad!

Oei! Oei! Haast u! Den kobbejager! Hier!... zie mij dat nu! zij laat haar vallen,... daar... op den grond,... en zij gebaart haar dood; ha! die slimme! Wacht een beetje, ik zal ze... Ja maar, niet meer te vinden; gevlucht is zij, al lange weg en deure! - Geen wonder, zult gij zeggen; elk schrikt voor de dood. - Zij sloeg eerst hare armen rond haar lijf, trok hare acht pooten thoope, en hield haar gesloten; maar zoo haast zij het gat schoone had, sauve qui peut! Red u!... Zoudt gij het misschien anders doen?

Het is, zeg ik u, een boos en trouwloos volksken, dat Kobbenvolk. Kijkt! Ziet gij ze daar niet zitten, die kobbe, in dat putje gedoken, in den hoek van de nette die zij gespannen heeft? Zij houdt twee touwtjes vast, en loert met al hare oogen open, zes of achte: komt er onbedacht

[pagina 77]
[p. 77]

een vliegske op de nette gevlogen, op! de Kobbe heeft het vast, gekoord en gebonden; dat het nu maar en spartele!...

Zoudt gij mij niet gezeid hebben dat ze het leven leide van een paterken dat in zijn celleken zit, in diepe overwegingen verslonden, sicut aranea meditabuntur?... Gij zijt er wel mêe: schijnheiligen zijn 't, en booswichten.

Andere, neen, en blijven alzoo niet thuis zitten spinnen en weven; zij en spannen alzoo geene hinderlagen om hun prooi te vangen: zij slachten van Nimrod, zij gaan op jacht, wijggierig en bloeddorstig: zwervende landloopers, baanstroopers en doogenieten zijn 't.

'k En spreke van den Albalg niet, Holetron phalangum, die met zijne lange schinkels zoo geern langs de muren loopt.

Ik bedoel de Tarentelkobbe, die in Siciliën meest, in de omstreken van Taranto omwaart. Warme streken, hitsige kobben: de bete van de Tarentelkobbe is vergiftig, en geneest wel best bij middel van muziekspel, - als gij die 't zeggen gelooven wilt.

Een erger slag van kobben nog, dat zijn de Scorpioenen, die twee drie vingers lang zijn, en twee sterke armen hebben om hun prooi te grijpen: die met hunne giftige pin of steert in de lucht vliegen, en beneden rap te poote zijn: veloces pedes eorum ad effundemdum sanguinem! God zij gedankt, die geen Scorpioenen in ons lief Belgenland gehuisvest en heeft; maar in Congoland loopt er zulk gespuis. Gaat gij eens van uw leven die verre landstreek bezoeken, draagt toch een fleschken amoniac of stikwater meê, want het straal van de Scorpioenen, - de grootste ten minste, - is doodlijk.

Maar hoe wonder is toch God in zijne scheppinge! En bemerkt zijne goedheid. Onder het Kobbenvolk vindt men ook al kunstvolle en behendige werkers. Ziet eens die netten, die zij daar spannen; hoe regelmatig de eerste draadtjes, als stralen, van een middenpunt uitgaan; hoe de andere er gelijkloopig dwers over liggen; hoe allen onderlinge samenhouden; hoe geheel het werk aan takken of staken geankerd is. - Ziet nu dat andere geweefsel daar, dat als satijndoek, al de wanden van de hallen en de gangen

[pagina 78]
[p. 78]

bekleedt, waar de kunstwerkster woont. - Bewondert gij dat niet? En zegt mij, wie heeft er de Kobben dat geleerd, dat kunstig zitten spinnen en weven, gelijk de hooggeprezen vrouw van de Wijzen: apprehenderunt digiti ejus fusum,... Prov. xxxi, 19.

Hebt gij ooit van de Metskobbe, Aranea Ctenyza, hooren vermelden hoe zij onderaardsche gangen graaft, waarvan zij den ingang met een slag van valdeure sluit? Vreest zij, dat gij haar gaat stooren, zij houdt de deure gesloten, al binnen tegen den kant van den gang geschoord uit al hare krachten. Gij gevoelt het, doet gij niet?

En de Waterkobbe, Aranea argyroneta, die over het water loopt, erin zwemt en duikt; die in 't water een huizeken bouwt van zilverdraad; hebt hij er nog hooren van spreken, van dat wonder schepsel?

't Zijn Kobben ook die den Godssamaer ofte den herfstdraad spinnen, in de lucht laten zwaaien, of over strate spannen, van den eenen boom naar den anderen, gelijk de koordedansers zouden doen. En klaagt niet dat zij u den weg afsluiten; maar laat de reizigers in sommige streken van Java en Sumatra klagen, waar de Kobben zoo machtig kunnen spinnen, dat er schier geen mensch meer door en kan.

Men beweert nog dat gewisse Kobben ook niet zonder gevoel of herte en zijn. De jonge Wolfgang Mozart wist zoo zoet en zoo indrukwekkend te vedelen, zegt men, dat eene Kobbe, langs heur draadtje, tot op zijn speeltuig haar telkens liet nederzinken. 't Staat ook ergens verhaald van Silvio Pellico, hoe hij in zijne eenzame gevangenis, eene Kobbe had getemd, en hoe hij daar troost bij vond, te midden zijner droefheid.

Daar zi'. Zult gij nu nog zeggen dat ik van de Kobben, niets anders als kwaad en wete? Ik zeg alleenlijk dat het bij de Kobben gaat gelijk bij de menschen: God heeft aan iedereen iets gegeven dat goed is; tot aan de boosten, aan de grootste snoodaards tot, geeft hij vernuft of gevoel, kunst of behendigheid, opdat wij, naar zijn voorbeeld, zouden goed zijn jegens eenieder, als ware kinderen van den hemelschen Vader: ut sitis filii Patris

[pagina 79]
[p. 79]

vestri, qui in coelis est: qui solem suum oriri facit super bonos et malos, et pluit superjustos et injustos. Matth. V. 45.

 

D.G.M.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken