Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 6 (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 6
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.09 MB)

ebook (3.61 MB)

XML (0.95 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 6

(1895)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

't Een en 't ander uit Visscher- en Zeemanstale

Glas (meer in 't meervoud glazen): uren. Twee glazen is eene ure. Vroeger, als men niets anders en had dan hanguurwerken met slingers, gebruikte men op de de sloepen, zandloopers, of glazen. Van daar komt die name.

Hals: alzoo heet in 't algemeen deze hoek van 't zeil, die tegenover staat met kop en schoothoorn (zie die ww.) Aan 't groot zeil zijn er twee langs den mast. Alzoo heet nog de touw zelf, die het topzeil spant, tegen het uiteinde van den gaffel.

Halstalie: is de touwe die werkt op den hals van het zeil.

Hanepooten: zijn die korte dikke touwen, die vaste zijn van boven aan den gaffel, en waarop de pikval (z.d.w.) trekt om den gaffel op en neer te halen.

Helm of helmstok: is de platte stok, die de stierman in handen heeft om het roer te draaien.

Hoepels: alzoo heeten de groote houten ringen die rond den mast liggen, en waaraan het groot zeil vaste ligt.

***

Inschote: zijn de twee of drie laatste schroên (z.d.w.) van de korre.

Invallen: dikwijls zal men zien dat de visschers, wanneer zij iets optrekken met eenen blok, en dat het werk wat lastig wordt, vooral op het einde, niet meer en trekken van omhooge naar omleege, maar wel dat zij hen eenvoudiglijk laten achter over vallen, al de touwe vasthoudend: dat is invallen. Er is dan een andere, die het einde touwe, dat zij telkens in winnen, inpakt; dat is ook afhouden.

[pagina 217]
[p. 217]

Inhaler: is de touwe, waarmêe men het knuifhout intrekt.

 

***

 

Juffers: (te Oostende uitgesproken jeffers): zijn die ronde stukken hout met drie gaten in, die men ziet van onder aan het want, en waardoor de taalreepen (z.d.w.) loopen. Alzoo zijn er zes aan weêrskanten van de sloepe.

 

***

 

Kam: is een stuk hout dat plat ligt geheel alvooren, boven op de beschanzingen; het is uitgekorven, om er eene touwe te kunnen inleggen en te laten doorschuiven.

Kappe: is het getimmer dat staat van achter op de sloepe, langs waar de visschers in de kooi dalen.

Kiele: vroeger verklaard.

Kinnebaksblok: is een blok, zonder vaste plaatse: men gebruikt hem, om aan eene touwe een andere richting te geven, b.v. de topzeilhals loopt van het uiteinde naar den klauw van den gaffel, daar door eenen kinnebaksblok, rechte naar omleege.

Klampe: is een stuk hout, dat men zoowat overal vindt, aan den binnenkant van de beschanzingen, en van onder aan den mast; dient om touwen aan vast te leggen.

Klauw: is samengesteld uit twee stukken hout, in halve ronde uitgekapt, vast gemaakt aan den gaffel; voor zooveel hij kan, omvat hij den mast.

Om hem te beletten den mast te verlaten, is hij er rond gehouden door eenen reesem houten bollen, die men klooten heet. Op sommige sloepen loopt de boom ook op eenen klauw.

Kloot: (z. hierboven) is ook nog de houten bolle, die men op het toppunt van alle masten ziet.

Kluisgat of kluizegat ziet men van vooren aan stierboord, een weinig onder de beschanzingen; 't is langs daar dat de ankerketen naar buiten loopt.

[pagina 218]
[p. 218]

Kluiver of knuiver of knuiverzeil: is het driehoekig zeil, dat gespannen is van aan het ezelshoofd, naar het uiteinde van het knuifhout. Zijn hals is van vooren, zijn kop van boven, zijn schoothoorn bij den voorsteven.

Knevel: is een eindtje dikke touwe (een of twee voet) dienende om de groote schoote te verzekeren.

Kollen: is visschen met de lijne, gelijk men doet op de sloepen, die naar de Noordzee gaan achter moluwe.

Kolwanten: zijn de handschoen die de visschers aanhebben, als zij kollen.

Kooie: is de weunste van de visschers in de sloepe.

Korkvendel of korkzak is die bolle, omwonden met koorden, en gevuld met kork, vodden of werk, die men aan eene touwe houdt, aan den buitenkant van het schip, opdat het niet en zou geschonden zijn met te stuiken tegen de kaaie.

Korre: is het net waarmêe men vischt in zee. Zij loopt trachterwijsde van den korrestok naar den kuil. Zij is al vooren daaromtrent zoo breed als de sloepe lang is, en is wel zoo lang als de sloepe zelve.

Korrebarrel: zijn de planken waarmede men het korregat sluit.

Korregat: is eene opening gelaten in de beschanzingen; 't is langs daar dat de korretouwe naar omleege loopt.

Korre-ijzer: zijn gelijk twee groote ijzeren hoepels, die op den grond van de zee rechtstaande, slepen; aan hunnen bovensten boge is de korrestok vaste, en zij houden hem daaromtrent vier voet boven den grond.

Korreketen; trouville of loodsel, is een keten die van vooren aan den buik van 't net vast is; 't is hij die het net door zijn gewicht open houdt, en die, door dat hij op den grond sleept, den visch doet uit het zand oprijzen.

Korreluik: (z. luik).

Korrereling: is eene redelijk zware houten balke, die het korregat van boven sluit.

Korresteke: bijzondere knoop, gebruikt om korren te breien.

[pagina 219]
[p. 219]

Korrestok: zware boom die rust op de korre-ijzers, en den rik van de korre spant.

Korretouwe: (men zegt te Oostende, het korretouwe) is de lange touwe, waarmede de korre, als ze in zee ligt, aan de sloepe verbonden blijft.

Kotten: (vroeger verklaard).

Kouse: is een ijzeren of koperen ringske, dat vaste zit in eene touwe.

Kuil: is het uiteinde van de korre; hij en is maar smal, maar redelijk lang.

Kuiltouwe: doet men vaste aan den kuil, om hem gemakkelijker op te hijschen, wanneer de korre bovenkomt.

 

***

 

Landvast: is de touwe waarmede men de sloepe vaste legt aan wal.

Laveeren: (vroeger verklaard).

Leiden: te Oostende de leien, is de touwe, waarmede men het staande lijk van het topzeil tegen de stenge spant, om beter wind te vatten.

Leuver: is een houten ring, gevest in het buitenste staande lijk van het groot zeil; hij dient om het zeil bij den boom te halen, als men een rif (z.d.w.) moet zetten. Daar zijn er alzoo vier of nog meer langs het zeil. Zij komen overeen met de rifbanden (z.d.w.)

Liederen: is afdrijven met den wind.

Lij: vroeger verklaard.

Lijk: dat is de zware touwe, die rond ieder zeil genaaid is. Aan het groot zeil heeft men het boven- en onderlijk; de twee kanten die opgaan heeten 't staande lijk.

Lijne: is eene algemeene name, gegeven aan de touwen; wordt nochtans meest gezeid van de fijnste, lange touwen: alzoo b.v. flaggelijne.

Loef: vroeger verklaard.

Luiaardtje: eene touwe loopende van den derrik naar het want, om den derrik te beletten vele te wrijven tegen den gaffel of het zeil.

[pagina 220]
[p. 220]

Luiaardsbank: staat onder den helm van de stiere; daarop kan de stierman neêrzitten.

Luik: de planken die dienen om de openingen over het dek te sluiten; ook nog de openinge zelve; eindelijk de ruimte onder dek. Alzoo b.v. het korreluik is geheel van vooren, en daarin bergt men korren, zeilen, touwwerk, enz.

Luchters: eene sloepe draagt bij nachte drie luchters: een wit licht, van boven aan den mast, dat is de topluchter; een groen licht, aan stierboord; en een rood al bakboord. Men zegt in 't algemeen ook nog bolluchters of bollanteerns.

***

Maat: wordt somtijds gezeid onder de manschap van eene sloep.

Mast: (vroeger verklaard).

Mastlijk: is het voorenste staande lijk. Men zegt ook voorlijk.

Melkspijken: is eene groote dikke naald, die dient om knopen te leggen, touwen te splitsen enz.

***

Nachthuis: is de plaats, in de kappe, waar men binst den nacht eenen lanteern ontsteekt, opdat deze, die aan 't roer zit, het kompas zou kunnen zien.

Nagelbank: is eene zware latte of balke, waarin verscheidene gaten, om er dollen in te steken. Hij is geheel van achter, onder den helm; 't is met hem dat de helm vastgeleid wordt tusschen twee dollen.

Neusje-stagzeil: is niets anders dan het stagzeil verkleind.

***

Onderdoorloopen: is een schip doen zinken met er tegen te botsen.

Opdringen: is zoodanig stieren dat men, niettegestaande wind en stroom, van zijnen weg niet weggesleept wordt.

Overboord: in zee.

Overloop: Daar zijn er twee op eene sloepe; boven den helm ziet men eene zware ijzeren stave, die overloopt van de eene beschanzing naar de andere; in 't midden draagt zij eenen ring: dat is de overloop. Ook juist voor den mast is er zulk eene stave, een

[pagina 221]
[p. 221]

vijftiental centimeters boven dek, en die geheel de breedte van de sloepe aflegt: dat is de stagzeiloverloop. Het gebruik vindt ge bij 't woord schoote.

Overstiere: (vroeger verklaard).

***

Pardoens: zijn die zware touwen die loopen van den top van de stenge, over de uiteinden van den zâling, naar bak- en stierboord, en vaste liggen tusschen de eerste en tweede juffer. Zij dienen om de stenge recht te houden.

Pardoenstalietje: dienen om de pardoens te spannen, gelijk de talreepen (z.d.w.).

Petjes of petjeval: zijn blokken die liggen aan 't kluiverval, om den knuiver gemakkelijker op te trekken (z. val).

Piklijne: op sommige sloepen loopt er eene touwe van het uiteinde van den gaffel, recht naar omleege: zij dient om den gaffel neere te trekken, als hij niet gemakkelijk zinkt.

Pikval: Zware touwe die, loopende door vier blokken, trekt op de hanepooten (z.d.w.) en van daar op den gaffel en 't groot zeil: dat is een der noodigste, zoo niet het noodigste tuig op eene sloepe.

Platedief: is hetzelve als stormknuiver (z.d.w.).

Pooklijne: snoert den kuil van de korre toe en belet alzoo den visch eruit te vallen, wanneer men de korre boven de beschanzingen hijscht.

Pollepels: Zijn de tanden van 't anker.

Puize: kleen emmerken om water te slaan.

Punt: is het vierde deel van eene streke op 't kompas.

***

Râlijk: zegt men ook tegen het lijk van het groot zeil, dat tegen den gaffel ligt.

Rape: is hetzelfde als kloot.

Reef: rif of rifband, is eene reke gatjes, gelijk loopende met den boom. Daarmede kort men het zeil in bij hard weder. Daar zijn er drie of vier in het groot zeil.

Reefrijzingen of reefeindje of reeflijntje: dat is de touwe die men steekt overhands door een reefgatje, en onder 't zeil. Alzoo verkleint men het zeil.

[pagina 222]
[p. 222]

Riftalie zegt men ook van de touwe die dient om de leuvers bij den boom te trekken.

Reetje: sommige sloepen hebben, in plaats van een driehoekig topzeil, een vierhoekig zeil, dat dan van boven vaste is aan eene soorte van kleinen gaffel, die men reetje heet.

Rieme: roeispane (te Oostende bijna altijd: riemtje).

Rik: dat is het bovenste deel van de korre van aan den korrestok tot aan het einde van den kuil.

Robbers: onder aan den buik van de korre, van aan de vier laatste schroên tot t' enden, hangen stukken oude korre, die den kuil beletten te verslijten, door het slepen op den grond: die vodden heeten robbers.

Roer of stiere: gekend.

Rollen, te Oostende meer slingeren: is de beweging van 't schip van bak- naar stierboord.

('t Slot volgt)

V.W.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken