Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 8 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 8
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.99 MB)

ebook (3.57 MB)

XML (0.94 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 8

(1897)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Van den wonderbaren Eeke
Vervolg van bladz. 132

MAAR, wat staat of ligt er ginder in de verte? Kijkt, het verroert nu en dan een weinig... 't En gelijkt niet kwalijk aan eenen goudheuvel, die hier en daar met eene lage sneeuw bedekt ligt. Dat het zoo verre niet en ware, dacht de jongeling, ik zou eens gaan kijken; maar 't mag wel eene halve ure van hier zijn. Ondertusschen begon die zandheuvel van langs om meer te bewegen, en ten langen laatsten ging hij verscheen, het een ende alhier en het ander ende aldaar. 't En leed niet lange of de jonge man zag daar, op een drie-vier honderd stappen van hem, een schrikkelijk gevaarte van ne reuze

[pagina 167]
[p. 167]

naderen. En voeten, en beenen dat hij hadde! Iederen stap dien hij deed, was hij een honderd roe'n verder; en, moest hij boven op de eerde gewandeld hebben, menschen en dieren, huizen en boomen, 't zou hem al in den weg gestaan hebben; hij striemde in de lucht.

Hetgene dat onze man meende dat 't een zandheuvel was, en was dan niet anders, als eenige reuzen die daar lagen te rusten; de witte plekken waren hunne grijsde koppen, en, als zij van malkander scheedden, zag hij het een ende in de verte verdwijnen en het ander ende den reuze nader komen.

Al wel, maar wat moest de jongeling nu uitvinden? Waar moest hij belenden? De reuze en naderde maar altijd naderen! In eenen fluit kroop hij tusschen twee steenen, in een gerre, die wijd genoeg was om hem met top en teil te verbergen, en daar liet hij den reuze gerust afkomen. Hoe dichter hij kwam, hoe geruster ook de jongeling was; trouwens de reuze droeg zijn hoofd zoo hooge in de lucht, dat hij schier niet en zag wat er omleege aan zijne voeten ommeging, of ten minsten, dat hij daar niet op en lette.

Maar, wat hem meer verontruste was de felle wind die die kerel te weeg bracht, door den machtigen zwaai van zijne armen en beenen, en door het in- en uitasemen van de lucht, door zijnen mond en zijne neuzegaten. Was het niet dat hij hem goed vastklampte aan de moortelbrokken, en hem met geweld schoorde tegen de bovenste steenen, hij zoude uit zijne schuilplaatse gerold hebben en de reuze zoude hem, als eene kobbe, verpletterd hebben. Doch alles liep ten besten af. De reuze was al nen goen stap voorbij, als hij, al met nen keer, hem ommekeerde. Moord! en brand! dacht de jongeling, nu moet ik eraan. De reuze stond vlak voor den grooten steen; hij bezag hem nen keer, gaf er een kloptje of twee op, met zijnen voet, niet meer als dat, en dan, roef! in éénen trek, vloog hij in het gat. De jongeling keek zijn oogen uit, als hij hem dat zag doen, met zoo veel gemak als of hij een gotegat zoude gestopt hebben. Doch daarmeê zat hij in groote nesten: hoe daar nu uitgerocht?

Intusschentijd stapte de reuze maar dapper aan, en

[pagina 168]
[p. 168]

de jongeling zag hem eindelinge eenen zijgang inslaan. Waar nu gegaan, dacht hij, uit zijnen schuilhoek kruipende, 'k en zie hier nievers geen levend herte. Tik, tik, tik, ging het aan den muur, rechte voor hem; tik, tik, tik, nog nen keer....

‘'t Ware misschien best mij hier te zwichten,’ zeide de jongeling halfluide tegen zij-zelven, ‘als de steenen hier zoo gemakkelijk in vliegen, zouden zij ook wel zoo gemakkelijk kunnen uitspeerzen; zulk een steen tegen ons hoofd krijgen, en ware niet stijf gezond.’ Middens hij dat zeide ging hij wat achteruit en hield hij zijn oogen op de plaatse daar het, alsan reke, getikt hadde.

Hij mocht zijn hand kussen, dat hij uit den weg was, want, al met nen keer, krr... krr... zei een groote steen, en hij wipte wel tien stappen verre in den gang.

‘Woei!’ riep de jongman, ‘moet er nu een reuze uitkomen, ik hebbe hier gedaan met zaaien.’

Doch 't en kwam geen reuze uit; een kleen kaboutermannetje, van een paar voeten hooge, kwam achter den steen gesprongen, en was te wege vooruit in den gang. De jongeling schoot vooren en sprak: ‘Mijn beste vriend, ik heb mij verstout hier in uw onderaardsch gebied binnen te komen, doch en neemt het niet kwalijk ik ben hier gekomen met de beste meeninge van geheel de wereld; ik en zou niet, van al wat hier ten huize of ten hove is, willen aanroeren... maar, ik ben met een bijzonder werk belast. Ik zal het u maar seffens en vrijelijk toevertrouwen. Met uwen oorlof, zijn er hier geen drie koningsdochters, sedert lange jaren, in gevangenschap?’

‘Lijk als gij zegt,’ antwoordde het wiemtje.

‘Als het met uwe goedheid overeenkomt,’ sprak de jongeling, ‘'n zoudt gij mij tot de plaatse niet kunnen brengen daar zij opgesloten zitten?’

‘Toch wel,’ antwoordde het mannetje, ‘maar, 'k en durve toch niet denken dat gij van zin zijt de koningsdochters te verlossen; 't zou mij deren, moest gij zulke dingen in uw hoofd gesteken hebben, en 't zou mij eeuwig spijten, moest gij varen lijk zooveel andere, die er hun leven bij gelaten hebben.’

[pagina 169]
[p. 169]

‘Nu, menschen spreken menschen, wij zouden malkander kunnen verstaan, en hulpe over wederhulpe geven. Indien ik alzoo in 't koninklijk hof als stalmeester aanveerd wierde, zoude ik u wel helpen om de koningsdochters te verlossen. Zoudt gij mij deze hooge bedieninge kunnen bezorgen? Dan zijt gij uwen slag zeker.’

‘Dat belove ik u vaste,’ sprak de jongeling; ‘immers, kan ik alle drie de dochters verlossen, dan worde ik zelve koning; wat zegt gij daarvan?’

‘Wij zijn het eens,’ zei het kaboutertje, ‘komt dan, ik zal u ter plaatse lee'n.’

Zij gingen te zamen, aldoor het gat van den laatsten steen, en kwamen in eenen nauwen gang, daar de jongeling moeielijk kon in rechte staan. Nadat zij eenen ruimen tijd gegaan hadden, trap op, trap neêre, kwamen zij aan eenen gang, zoo groot en zoo hooge als de eerste.

Tik, tik, tik... tik, tik, tik, tik, ging het op den muur, en de zevenste keer dat het wiemtje tikte, sprong er weêrom een groote steen uit den wand, en beiden trokken binnen.

Zij waren in eene kostelijke zale, behangen met vreemde lakenwerken, waartusschen allerhande edelgesteenten uitblonken, van alle verwen.

Een groote marbelen tafel, met een aardig gemaaksel van stoelen errond, stond in den middel.

‘Zet u wat,’ sprak het wiemtje, ‘wij zullen eerst wat nutten en wat schikkingen maken aangaande onze werkzaamheden.’

Het haalde een kleen zelveren hamertje uit zijnen binnenzak, klopte er driemaal meê op het tafelblad, en terstond kwamen wel twintig kaboutermannetjes te voorschijn.

‘Brengt seffens de volle maaltijd voor ons getween,’ sprak het wiemtje, ‘en 'n vergeet niet van het beste ooft mede te nemen, alsook van den besten wijn.’

In eenen slag waren de mannetjes uit de zale, en schaars was er een stonde voorbij, of zij waren daar al weder met geheel den maaltijd.

('t Vervolgt)

J.V.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken