Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 8 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 8
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.99 MB)

ebook (3.57 MB)

XML (0.94 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 8

(1897)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Van den wonderbaren Eeke
Vervolg van blz. 169.

EER dat de jongeling daar schier op lette, hadden twee drie wiemtjes, het eetberd vol zelveren schotels gezet. Een groote schotel en een groote goudene drinkkroes stonden vóór hem; een kleendere schotel en een kleen drinkschaaltje waren vóór het kaboutertje geplaatst. De andere wiemtjes brachten welriekende spijzen op en versierden het eetberd met kostelijk bewrochte kommen, daar het bekoorlijkste ooft tusschen donkergroene bladeren in te lonken lag.

‘Gij hebt toch bijzonder schoon rundervleesch,’ sprak de jongeling, ‘en al dat wild...! Hebt gij hier misschien groote wouden?’

[pagina 182]
[p. 182]

‘O!’ antwoordde het kaboutertje, ‘bosschen genoeg, maar wij en jagen nooit; de reuzen brengen ons alles toe, zoo dat wij alledage even goed, niet en weten wat eerst genut! Het wild... wij en hebben het maar op te rapen, als 't is dat wij er te kort hebben, overal daar de reuzen voorbijgaan. De hazen worden door hen doodgeslegen, daar zij loopen; en de vogels, zij vallen dood tegen de muren en de gewelven; de reuzen en hebben maar te blazen en zij liggen er; als zij wat luide spreken of lachen, zijn er altijd vogels die geslegen worden rechts als van den donder.’

‘Houdt dat nog veel leven?’ vroeg de jongeling.

‘Een leven,’ sprak de kabouter, ‘lijk of het zou donderen, noch min noch meer.’

‘Ah! dan weet ik er van te spreken,’ zei de jongeling, ‘ik heb mij bijkans doodverschoten, ik meende vast dat het al te male om zeepe ging.’

Midden dat zij aan het gesprek waren deed de jongeling veel eere aan de maaltijd.

Ik dacht, zei hij bij zijn zelven, dat het hier al mondjesmate ging zijn, maar ik ben bedrogen te mijnen voordeele; men schept hier met den grooten ruifel.

Hij keek, ook nu en dan, met eene schele ooge, naar zijnen kleenen gezel, die toch zulke bittere smalle stukskens in zijn mondtje stak, en met al wat er te berde stond wel eene geheele maand hadde kunnen gedoen.

Nu dacht hij, ik ben algelijk hier zeer wel gekomen; en, van eenen anderen kant, uit al wat ik hier verneme, besluit ik dat die kleene kabouter hier vele te zeggen heeft.

Dat zelveren hamertje, toogt lijk dat het mannetje hier de baas is van 't huis.

Bliksems! hier moet rijkdom zijn, al dat zelver en dat goud en al die edelgesteenten.

'k Weet 's wonder wat ik als geschenk zal krijgen; 'k en kan nooit verliezen met wel te staan met zulke kereltjes.

‘Mijn vriend,’ sprak hij verder, ‘indien ik het geluk hebbe alles wel te zien uitvallen, zult gij mij de eer aandoen van mij ten hove te willen vergezellen.

[pagina 183]
[p. 183]

‘O!’ antwoordde het kaboutertje, ‘wij zullen daarover nog spreken; ongetwijfeld ware het mij zeer aangenaam, doch eerst zullen wij de maaltijd eindigen. Dat het u wel bekome, vriend, neemt naar beliefte, gij ziet dat er overvloed is.’

Al is het dat het kaboutertje niet meer en at als een mussche, en deed het daarom zijnen gezel niet te kort; het bood hem gestadig de spijzen aan, en, als het zijn bekertje, dat maar gewillig een noteschelpe groot en was, volschonk, en vergat het de groote drinkschale van zijnen gast niet.

‘'t Is u gejeund,’ sprak het, ‘gij en moet u niet verongemakkelijken; de fleschjes zijn kleene, maar de voorraad is groot.’

Als de maaltijd nu al verre gespeeld was, klopte het kaboutertje nog nen keer, met zijn zelveren hamertje, op de tafel, en terstond kwamen al de wiemtjes weêre in de zale.

Alles wierd weggedregen, uitgenomen het gebak en het ooft; en, van eenen anderen kant, kwam eene flesch van den alderbesten wijn te berde.

Het kaboutertje gaf nog nen klop, en de wiemtjes vertrokken voor goed.

‘Wij zullen nu eens raad scheren,’ zei het tegen den jongeling, ‘nu dat wij voor goed alleen zijn. Eerst moet ik u zeggen dat iedere der drie koningsdochters door een wreed gedrochte bewaakt wordt. Moet ik u laten strijden zonder raad of daad van mijnentwege, 't ware allichtte gedaan met u; van den eersten keer zoudt gij den godsklop krijgen. Doch, met den raad dien 'k u geven zal, zijt gij duizend man sterk. Gij zult wachten tot rond den avond, dan hebben onze mannen de draken hun eten gebracht, en eene ure na dat zij g'eten hebben, worden de vreezelijke dieren slaperig en leeg. Wij zullen ze heden wat meer voedsel geven, zij zullen zoo veel te meer door den slaap overvallen worden. Ik zal mijne mannen ook op de wacht stellen, tegen dat de reuzen op het onverwachts zouden opkomen; voor 't overige, zal ik u eenige kostelijke geschenken mede geven, en u, van

[pagina 184]
[p. 184]

zoohaast als gij het begeert, al eenen gemakkelijkeren weg bij den ouden koning brengen. Nu zullen wij nog wat rusten.’

Als de tijd verloopen was, en dat de draken schier in slape lagen, kwam een wiemtje onze gasten verwittigen.

‘Als gij wilt gaan, mijn beste heer’ sprak het kaboutertje, ‘gij moet u haasten; gij en kunt het niet beter lukken.’

De jongeling nam afscheed van zijn kleenen vriend, nam zijn zweerd mede, en vertrok, met het wiemtje, recht naar de draken.

Noch vare noch vreeze en kende hij ooit; maar van dezen keer voelde hij nochtans iets in zijn binnenste dat hem min of meer op zijn gemak niet en stelde. Met een leelijk gedrochte worstelen en is zoo geestig niet; doch hij betrouwde op hetgene het kaboutertje kwam te zeggen; en de draken hadden nog meer eten gehad als naar gewoonte.

't Was van trap op trap neêre, voor eene veranderinge, en dan wederom eenen grooten hoogen gang. Na eenige stappen gaans stond het wiemtje stille.

‘Wij zijn er,’ sprak het, ‘alle goê zaken! Tot wederziens.’

Het tikte zevenmaal op eenen steen, die uitsprong, en de jongeling, met zijn zweerd in zijnen vuist, trad binnen.

De drake lag te slapen, en te jaagbalgen dat het wreed was om hooren. Bachten het leelijk gedrochte stond de schoone vorstin, met smeekende handen naar den jongeling, en zwijgende bad zij hem, door hare gebaren om hulpe.

Met eenen schrikkelijken houw sloeg de dappere jongeling de drake, van den eersten keer, haren kop af. 't Was al dat zij nog wat spartelde, zij had nog eenige stuiptrekkingen en was dood.

De vorstin had intusschen haren vinger op haren mond geleid; maar, van met dat de drake voor goed stille viel, naderde zij dankbaar den jongeling, en sprak met eene lijze stemme: ‘Geen gerucht te maken, misschien slaapt de drake hiernevens ook, en, moest zij ontwaken, gij zoudt

[pagina 185]
[p. 185]

er veel spel meê hebben.’ De jongeling knikte welgemoed.

‘Gij zijt een felle strijder,’ riep het wiemtje, dat binnengesprongen kwam, ‘als het alzoo voortgaat zullen wij ons mogen beloven; mij dunkt, u is de overwinning toegezeid.’

 

('t Vervolgt)

J.V.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken