Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 12 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 12
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.80 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (0.85 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 12

(1901)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 369]
[p. 369]

[Nummer 24]

Vijf Brugsche Tooneelstukjes uit de vorige eeuw

IN ‘Biekorf’ 1900, blz. 248 en vlgg. verscheen eene bijdrage van hoogleeraar L. Scharpé, over ‘vijf Brugsche Tooneelstukjes uit de vorige eeuw’. Op blz. 263 en vlgg. behandelt hij breedvoerig het stuk Jephtias, dat hem meer belang oplevert dan de vier andere. ‘De verzen’, zegt hij, ‘waarmede het stukje begint, zijn eigenlijk.... bijzonder zwak. Gelukkig dat verder-op vooruitgang te bespeuren is’.

Daarna geeft hij het verhaal der verschijning van Jephtias' moeder.

Dit deel is uitermate wel gelukt: maar ongelukkig voor den onbekenden schrijver, en mag het hem, ten minste in zijn geheel, niet toegekend worden.

Eenigen tijd geleden, liet ons de Heer A.I. weten dat, bij het lezen van die rijmreken, het hem docht ze nog ievers tegengekomen te hebben. En inderdaad, hij vond ze in Vondel's ‘Gysbrecht van Aemstel,’ in het begin van het 3e bedrijf, waar Badeloch haar gezicht vertelt.

[pagina 370]
[p. 370]

Hier volgen de reken die de Brugsche schrijver, uit Vondel's Gysbrecht van Aemstel, omtrent letterlijk heeft overgenomen:

 
Mijn moeder (soo mij docht) stont voor mijn ledikant
 
bedrukt, en in dien schijn waer in sij bij haer leven
 
haer droefheyt dicwils mij te kennen plagh te geven
 
toen 's in haer traenen smolt, en, van gedult berooft,
 
de handen deerlijk wrong, en t' hair trock uit haer hooft:
 
haer aengesicht dat scheen van droefheijt te verand'ren
 
op eenen bot, en sloegh de handen van malkand'ren,
 
en weend', en suchte swaer, en borst op 't eynd' dus uit,
 
maer met een heesche keel, en doof, en droef geluit.
 
Mijn dochter, sijt gij nu van alle vrees ontslagen,
 
en slaept gij soo gerust? Hoe durft gij 't hier noch wagen?
 
daer gij alwaer gij light, op t' alderuitterst sijt,
 
en naest aen uwe doot? op, op, het is geen tijt
 
van slapen: het is tijt in het gebedt te waken,
 
en u (iet sulckx sprak sij) bereijt ter doot te maken.
 
Gedenck eens, wat een schrick mijn slaeprigh hert beving.
 
Mijn hair dat rees te bergh, en aen een ider hing
 
een druppel nats: het sweet begost mij uittebreken.
 
Mijn lijf wiert cout als ijs: ick wou, en cost niet spreken,
 
en schoot uit mijnen slaep, al bevend, en bevreest,
 
greep toe, en socht vergeefs t'omhelzen haren geest,
 
die door mijn aermen droop, en weghstoof uit mijn oogen,
 
en liet mij heel verbaest, en van het spoock bedrogen.

Nu volgen die zelfde reken uit Vondel: de spelling werd in 1870, in eene Nederlandsche uitgave, hedendaagsch gemaakt:

 
Badeloch: Nicht Machteld, docht me, stond voor mijne ledekant,
 
Bedrukt en in den schijn, waarin zij, bij haar leven,
 
Mij dik haar hartewee te kennen plag te geven,
 
Toen ze in haar tranen smolt, en, van geduld berooid,
 
De handen deerlijk wrong, het haar trok uit haar hoofd.

En na vier-en-twintig reken:

 
Zij schudde 't hoofd, en scheen van gramschap te verandren
 
In 't aangezicht, en sloeg de handen van elkandren,
 
En steende, en zuchtte zwaar, en borst in 't eind dus uit,
 
Maar met een heesche keel en dof en schor geluid:
 
‘Onnoozle! zijt ge nu van vijanden ontslagen?
 
En slaapt ge zoo gerust? En vreest ge niemands lagen?
 
Daar gij, om mijnentwil, op 't alleruiterst zijt.
 
En naast aan uwen val? Op, op, het is geen tijd
 
Van slapen; het is tijd, na andre gewesten
 
Te vlieden van dit huis. De vijand heeft de vesten.’
[pagina 371]
[p. 371]

Na zestien reken:

 
Gedenk eens, welk een schrik mijn slaprig hart beving!
 
Mijn haar dat rees te berg, en aan een ieder hing
 
Een druppel nats; het zweet begon mij uit te breken.
 
Mijn lijf werd kil als ijs; ik woû en kon niet spreken,
 
En schoot uit mijnen droom, al bevende en bevreesd,
 
Greep toe, en zocht vergeefs t' omhelzen haren geest,
 
Die door mijne armen droop, en wegstoot uit mijn oogen,
 
En liet me heel verbaasd, en van het spook bedrogen.

Wij deden nog wat verdere opzoekingen over die tooneelstukjes; en inderdaad, wij vonden nog een uittreksel, dezen keer uit Vondels' Jozef in Dothan, 3e bedrijf, 1e tooneel, nog eens met enkel de veranderingen die tot het stuk noodig waren. Vgl. het Brugsche handschrift (Biekorf 1900, tk 15, bl. 266 en 267):

 
Helaes! wat magh dit zijn? wat magh de helden deeren,
 
dat sy soo ouerdwers het aensicht elders keêren,
 
mij aensien met den nek, en stom als beelden staen?
 
Och! vader, heb ick u met mijne comst misdaen,
 
of niet gegroet, als t' hoort, ontschuldight mijn gebreken;
 
verschoont mijn dommigheyt. Hoe crijgh ick hem tot spreken?
 
gij sucht, en antwoort niet; ben ick hier van de schult?

Bij Vondel, Jozef in Dothan, 3e bedrijf, 1e tooneel:

 
Helaes! wat mag dit zijn? Wat mag de helden deeren,
 
Dat zij dus overdwers het aanzicht elders keeren?
 
Mij aanzien met den nek, en stom als beelden staan?
 
Och, broeders! heb ik u met mijne komst misdaan,
 
Of niet gegroet als 't hoort? Ontschuldigt mijn gebreken,
 
Versçhoont mijn dommigheid! - Hoe krijg ik hen aan 't spreken.
 
Ik ben geen antwoord waard; helaas! het is mijn schuld!

Zijn er nog andere uittreksels? Wij en hebben het niet kunnen te wete komen. Misschien zal hoogleeraar L. Scharpé, die al het bewaarde der stukken heeft, het kunnen nagaan. Dit en ware niet zonder belang.

Dit stuk van Jephtias dus, zoo niet de andere, bevat uittreksels uit andere dichters. De schrijver ervan heeft dus alleenlijk een tooneelstuk willen opmaken, niet tot eigen roem, maar ten schoonsten mogelijk, zoodanig dat hij er geen bezwaar in vond om eenige reken uit andermans werk over te nemen. Daarom ook werd dit stuk niet uitgegeven, maar bleef het in handschrift.

B.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken