Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 13 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 13
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.05 MB)

ebook (3.71 MB)

XML (0.89 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 13

(1902)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 161]
[p. 161]

[Nummer 11]

Gebruiken op Cinxen

I. Godsdienstige

GE hebt nog wel in sommige kerken die reke sterregaten belet in 't gewelf, en dan, soms boven den kruisbeuk, soms boven den hoogen choor, een dat veel wijder is dan de andere. Die sterregaten, meestal gevuld door gebeitelde versieringen, dienden om lichters vast te hangen en allerhande gerief op en af de vaute te halen; het wijd sterregat was bestemd om de klokken door te laten. Welnu, het christen volk, dat in zijne eenvoudige godvruchtigheid in alles een godsdienstig zinnebeeld zag en stofte vond tot stichtinge en onderwijs, bekende daar den weg naar den hemel. En inderdaad, niet zelden was die openinge overtrokken met eene schilderij die den hemel verbeeldde. Sommigen beweren dat dit eene navolginge zoude zijn van de openinge die te zien is in de Hemelvaartkerke op den Olijfberg te Jerusalem: wat men ook deed, zoo vertelt men, nooit en kon men er,

[pagina 162]
[p. 162]

boven de voetprente van den Zaligmaker, eene koepel bouwenGa naar voetnoot(1). Wat er ook van zij, 't volk zag er enkel de verbeeldinge van den hemel. Daar was 't dat ze op de plechtige wijdagen de oogen plachten te richten, als de H. Kerke de groote geheimenissen uit het leven van den Zaligmaker vierende was, en wier bediedenisse ze zorgde aanschouwelijk te maken voor de oogen harer kinderen.

Daar was 't dat op O.H. Hemelvaart, de Verlosser ten Hemel klom: een Christusbeeld werd van beneden met eene koorde door de openinge opgetrokken en verdween aan 't zicht der geloovigenGa naar voetnoot(2). Van daar ook zou hij tien dagen later zijnen Trooster en Genadegever zenden.

't Is Cinxen. De geheimenisse van onze heiligmakinge wordt gevierd; het groot spel van 't ‘Daelen van den heiligen Gheest’ wordt gespeeld in de kerken. 't Volk heeft ernaar verlangd, de kinders worden er mêe bly gemaakt. Vooraleer de Hoogmesse te beginnen was 't ‘ommegang rond de kerke’ en ‘de processie ghecomen zynde in navi ecclesie voor de hooghmisse (begon men) te

[pagina 163]
[p. 163]

singhen die hymne: veni creator spiritus’Ga naar voetnoot(1) en dit ‘met schitterende trompetgeschal om 't gedruisch na te doen van den stormenden wind, dat weleer 't Cenakel vervulde, en op de vaute deed men 't geruchte na van den donder, en op dienzelfden stond schoot de hemel, waar alle oogen gericht stonden, weg van voor de gewelfopeningeGa naar voetnoot(2) en men liet ‘van boven nederwaert daelen met een coorde een snee witte duve versiert met bloemkins, met bede de vlercken ghebonden by een stropkin, in representatie van den H. GheestGa naar voetnoot(3)’ die onder die gedaante, nederkwam over 't hoofd van den Zaligmaker in de JordaneGa naar voetnoot(4). Meteen liet men uit het gewelf brandende stoppe ofte werk vallen, ter verbeeldinge der tweede nederdalinge van den H. Geest over de Apostelen in 't Cenakel onder de gedaante van vurige tongenGa naar voetnoot(5), en uit al de sterregaten daalden over het volk huwels en papieren stroolingen verschillend van verwe, en rooze- en pijljoenbladjes om den overvloed te bedieden en de verscheidenheid der gaven van den H. GeestGa naar voetnoot(6); of volgens anderen ‘ad denotandum gaudium et diversitatem linguarum’ tot teeken van vreugde en van de menigvuldigheid van talen op dien dag aan de Apostelen geschonkenGa naar voetnoot(7); of nog: die roode roozebladjes verbeeldden de vierige tongen, ‘qui descendirent dans le cénacle sur chacun des 120 disciples, comme les pétales effeuillées de la rose divine qui répondait l'amour et la plénitude de la grâce sur l'Église naissante’Ga naar voetnoot(8). En de geloovigen aanzagen ieder van die bladjes als een zegen uit den hemel, en ze vongen ze op; de kinders

[pagina 164]
[p. 164]

grepen er naar, en ze bewaarden ze zorgvuldig tusschen de bladen van hunnen kerkeboek tot 't volgende jaarGa naar voetnoot(1).

De kerken ook waren versierd en in 't groen bekleed:Ga naar voetnoot(2) de vloer was bestrooid, met ‘gleye, garze’, de vensters, pilaren, autaren, waren behangen met ‘rosine hoeden ende meyen’ en met ‘Sinxenblommen, Sinte Janscruut ende palmen’Ga naar voetnoot(3). Dat gaf de kerken een feestelijk uitzicht, een uitzicht van jeugd en vernieuwd leven op dien blij dag, daar men de vernieuwinge viert van ons geestelijk leven.

't Is om reden van die versieringe en van dat nederlaten van roozebladjes dat Cinxen ook den name draagt van: Pascha rosarum, Bloeifeest, Bloemoosteren, Paques des fleurs, Paques des RosesGa naar voetnoot(4).

 

***

 

Men en moet eventwel niet denken dat deze feestvieringe overal zoo plechtig en zoo volledig geschiedde. Dit hangt waarschijnlijk af van de gewichtigheid en den rijkdom der bidsteden.

In S. Jans gasthuis te Brugge, bij voorbeeld, zal dit in vollen luister geschied zijn, daar men leest ‘eenre witte duve,’ van huwelen, blommen en allerhande groenGa naar voetnoot(5).

Voor de Cathedrale van S. Donaes vindt men meldinge van de witte duive en van de processieGa naar voetnoot(5).

In S. Jacobs kerkrekeningen is er in 1419 nog sprake van ‘werke’ die men vlammende nederliet, ook van de duive en de huwelenGa naar voetnoot(6). Insgelijks voor

[pagina 165]
[p. 165]

S. GillisGa naar voetnoot(1), CoolkerkeGa naar voetnoot(2), OostkerkeGa naar voetnoot(3). Maar wat voor Oostkerke wonder is, de huwelen en worden niet meer geworpen over de geloovigen, maar uitgedeeld achter de kerke. Dit uitdeelen van huwelen geschiedde nog elders, zoo bijv. te DixmudeGa naar voetnoot(4).

Doch nergens gewis en wierd ‘'t daelen van den H. Geest’ zoo plechtig gevierd als in de rijke abdijen. Alzoo in de oorkonden der abdij van Zonnebeke vinden we het volledig beschreven daaromtrent zooals het hooger gegeven is. Deze geplogentheid gaf er zelfs aanleidinge tot twisten en moeilijkheden. 't Was daar immers de gewente dat de duive nederdaalde ‘tot in de handen van den abt ofte officiant, die alsdan disponeerde van zelver duve naer hun beliefte. Daeraf waeren die van 't Couvent van Zonnebeke in passibele possessie’, toen in 't jaar 1551, Jan de Cocq, kerkmeester, daar aanspraak wilde opmaken, zoodat er een geding ontstond en Jan de Cocq door den abt aangeklaagd wierd als ‘perturbateur van 't daelen van den H. Gheest’.

 

***

 

Aangezien we in de weinige oorkonden, die we aan de hand hadden, dit gebruik zoo dikwijls vermeld vinden, mogen we besluiten dat het in de 15de en 16de eeuwe hier ter streke wel gekend en overal in voege was.

Ook buiten Vlaanderen. P. Papebroeck in zijne ‘Annales Antverpienses’ vertelt dat men, in zijne jonkheid, in

[pagina 166]
[p. 166]

de Cathedrale van Antwerpen, gekomen zijnde aan 't Capitulum der eerste Vespers van Cinxen: et factus est repente de caelo sonus,’ de wolken wegschoven die 't dak van de kerke dooken, en dat men op de vaute groot gedruisch miek en een balvormig kraam liet nederzinken, waaruit vierige tongen, en eindelijk een witte duive daaldenGa naar voetnoot(1).

Te Luik bestond hetzelfde gebruik onder andere in de Cathedrale van S. Lambrecht, en in de kerke van N.-D. aux Fonts tot in de 18e eeuweGa naar voetnoot(2).

Te Thienen, zoo zegt de vertellinge, en konden ze hunne duive niet opleeren tegen Cinxen, en ze deden 't met een aande die in 't nederdalen aan 't kwekken ging. Sedertdien dragen de Thienenaars den spotname van: ‘Kwekkers’Ga naar voetnoot(3).

Te Atrecht in Frankrijk stond dit gebruik nog bekend in 1773Ga naar voetnoot(4). Te Parijs in S. JacobskerkeGa naar voetnoot(4) en te RoanenGa naar voetnoot(5) was 't niet alleen de duive, maar eene menigte vogelkens, die losgelaten wierden in den choor, met huwelen aan hun pootjes en dit duurde van aan den ‘Veni Creator’ voor de Messe tot aan 't Evangelie.

In Duitschland, onder andere in Sassen, daalt heden nog de duive, omringd van een zilveren krans en vroeger vielen papieren snipperlingen naar beneden, waarnaar de kinderen mochten grijpen. In Schlezien, in Thüringerwald worden de kerken op Cinxen met berken versierd, de banken en autaren met berkgroen behangen en de vloer bestrooid met kalmGa naar voetnoot(6).

[pagina 167]
[p. 167]

Dat 't dalen van den H. Geest een aloud gebruik is blijkt hieruit, dat 't reeds vermeld en beschreven staat in 't ‘Ordinarium’ der kerke van Luxeuil dat dagteekent uit de XIIIe eeuweGa naar voetnoot(1), en bij Durandus die eveneens leefde in de XIIIe eeuwe.

***

('t Vervolgt)

E.V.

voetnoot(1)
R.d.H., V, 217 vg.
voetnoot(2)
R.d.H., V, 217 vg.
- X. Van den Steen de Jehay, La cathédrale de S. Lambert à Liège, 2e éd., 1880, bl. 132. Op O.H. Hemelvaart werd een Christusbeeld opgetrokken door 't gewelf der kerke; 't was omringd van eene menigte engelkens met brandende lichtjes. Ondertusschen zong de priester: ‘Ascendo ad Patrem meum et Patrem vestrum’ en de choor antwoordde: ‘Deum meum et Deum vestrum, alleluia.’ Als het beeld verdwenen was, vielen er bloemen en hostiën van allerhande verwen uit het gewelf naar beneden. Dit gebruik was door eenen canonic ingebracht en wierd in den loop der XVIe eeuwe door 't capittel afgeschaft.
- Gilliodts-van Severen in zijn Inventaire de la ville de Bruges. Introd. bl. 109 deelt Kirchmaïer's gedicht mede (XV, E.) over dit gebruik op O.H. Hemelvaart:
Truncus ibi, qui tempus ad hoc, est visus in ara
In summum trahitur demissa fune...
...............
Post haec dejicitur panis, quem barbara turba
Nuncupat oblata, cui saepe admixta papyrus
Imponit pueris; finiunt magno omnia risu.
voetnoot(1)
Uit een Hs. bewaard in de handvesten van 't groot Seminarie te Brugge en herkomstig uit de abdij van Zonnebeke.
voetnoot(2)
R.d.H., VII, 202, en 1, 195.
voetnoot(3)
Uit bovengemeld Hs.
voetnoot(4)
Dom Gueranger. Année Liturg. Temps pasc., III, 335.
voetnoot(5)
Durandus, Rationale divin. offic., VI, c. 107.
voetnoot(6)
Weale, Doyenné de Dixmude, aangehaald bij Gaillard, Gloss. fl., bl. 441.
voetnoot(7)
Durandus, (z.h.).
voetnoot(8)
Dom Guéranger, (z.h.).
voetnoot(1)
R.d.H., II, 218, VI, 209.
voetnoot(2)
Schayes, Essai historique sur les usages, croyances et traditions des Belges, Louvain, 1834, bl. 213-214.
voetnoot(3)
Uit de kerkrek. van de jaren 1420, 1428, 1450, enz. aangehaald bij Gilliodts-van Severen, Invent., Introd., bl. 82. 4e aanmerkinge.
voetnoot(4)
Gilliodts-van Severen, Ibid.; in Dom Guéranger (z.h.).
voetnoot(5)
R.d.H., V, 217.
voetnoot(5)
R.d.H., V, 217.
voetnoot(6)
Kerkrek. van S. Jacobs te Brugge voor de jaren 1400 en 1500. ‘Van 1599 tot 1603 wierd de duive nedergelaten in een huseken; daertoe dienden xi vamen dikke coorden. 't Worden ook 50 vamen coorden vermeld, die waarschijnlijk dienden om den ‘hoogen choor te behanghen,’ hetgeen ook gedaan wierd op den ‘kermisdach’. 't Was de ‘clocluwer’ die gelast was met 't leveren van de duive en de huwelen, ‘metgaders den arbeit vander ghereetscepe te maken en 't huuseken te anghen en nere te laten.’
voetnoot(1)
R.d.H., I, 195.
voetnoot(2)
R.d.H., VI, 2 vg.
voetnoot(3)
Kerkrek. van Oostkerke, berustende te Oostkerke en in Spermaillie te Brugge.
voetnoot(4)
Weale, Doyenné de Dixmude, aangehaald bij Gaillard, Gloss. fl., bl. 441.
voetnoot(1)
R.d.H., VII, 202.
voetnoot(2)
van den Steen de Jehay, La cath. de S. Lamb., bl. 131.
voetnoot(3)
Schayes, Essai hist. sur les us., croy., et trad, des Belges, bl. 213.
voetnoot(4)
North, Der Festkalender, Stuttgart, 1847, bl. 945 vgg.
voetnoot(4)
North, Der Festkalender, Stuttgart, 1847, bl. 945 vgg.
voetnoot(5)
Ducange, Glossarium mediae et infimae latinitatis, op tt w.: ‘Nebula’.
voetnoot(6)
Zeitschrift des vereins fur Volkskunde, V, (1895), bl. 387, VI, en X, 249.
voetnoot(1)
Ducange, Ibid.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken