Biekorf. Jaargang 17
(1906)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAan Hugo VerriestGa naar voetnoot(1)UW blijde komste is als een lentezegen,
Uw stemmeklank als loutre dichtmuziek,
Uw schalksch gebaar als rhythmisch vers-bewegen,
Uw speelsch verbeelden vlinderengewiek!
Het bloesemt, waar uw woorden nederdroppen
Als klaar geparel uit doorzonde bron......
| |
[pagina 79]
| |
Geuren uitstroomen bij der harte-knoppen
Wondere breken.... Gouden rijst de zon!....
Gij zingt van Dichters... maar de dichters zwijgen
En wijken.... Poëzie, de Al-eeuw'ge, lacht.....
Een woud ontwaakt.... wijd wiegen tengre twijgen
Van voog'len, orglend uit hun zangenpracht!
Een roes van juub'ling komt alom gevaren,
Bedwelming van onsterfelijke jeugd....
En lippen lachen, oogen glanzend klaren
Extatisch van de nieuwe lentevreugd!
Gij zijt de toov'naar uit aloude Sage;
Opwekkend wat zijn tooverroe raakte aan,
Heraut van Haar, wier Aanschijn stralend daget
Zoo wijd uw schal Haar roep doet ommegaan!
Eduard Brom |
|