Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 27 (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 27
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 27Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 27

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.03 MB)

ebook (4.04 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 27

(1921)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Mengelmaren

Bidt God voor de ziel van Adolf de Wolf-van Acker van Brugge
16-viii-1844 - 20-xii-1920
Geneeswaarmenger.

Langstbijgebleven Bestuurslid van Biekorf, ons blad uiterstgenegen, en die het altijd heeft geholpen mot raad en met daad.

Rechtschapen en vroom, vijand van alle geweld en gewaai, heel zijn leven bracht hij over in 't stille, verslaafd aan zijn alledaagschen plicht en aan 't plegen van goed in 't bedoken.

Overbegaafd van geest en gemoed, opgegroeid onder mannen met echte geleerdheid, zelve, door hem en zijn Vrouwe, verwantschapt met allerverdienstelijkst volk, zijn zin hield hij altoos verdiept in den

[pagina 21]
[p. 21]

ernst, gericht op het grootsche, bezonken in 't grondige, onvatbaar voor klein- en vergankelijkheden.

'n Vlaming was hij, een van dezen die 't ‘zijn’, een op zijn Gezelle's; die niet en verstond dat 't noodig kon zijn Vlaming te ‘herworden’, die immers hem Vlaming gevoelde, doorvoelde, en deed om Vlaming alzoo zelve te blijven en alzoo anderen ook Vlaming te maken.

Veel Vlamingen, echte, hebben we nog onder 't volk; maar van den stand van hier onzen vriend behoefden we er meer. God geve die ons tot Zijne eigene eere en tot welzijn van ons duurbare Vlaanderen.

R.I.P.



illustratie

Kruimpjes van de Leestafel

In Biekorf (1890, bd. I, bl. 5), schrijft Guido Gezelle bij zijne vertaling van Roumanille's Geneesmeester van Cucugnan:

‘In 't noorden van Vrankrijk spreken duizenden en honderdmaal duizenden Vlaamsch, “Keunings Vlaamsch”, zoo ze 't heeten; terwijlen wij “Belgiquenaars Keizers Vlaamsch” spreken’.

In 1897, toen Frédéric Mistral zeven en zestig jaar oud was, liet hij zijn Poème du Rhône verschijnen, het meesterwerk van zijn ouden dag. In de eerste verzen van het heerlijk gedicht, staat:

 
‘Le long du fleuve une haute clameur,
 
du Nord au Midi s'entendait saus trêve.
 
- ‘Proue en aval: Ho! Royaume! Ho! Empire!
 
- Amont la proue......’

In zijne studie over Mistral zegt Pierre Laserre bij deze plaats: ‘Les mariniers du Rhône se servent du mot empéri (empire) pour désignor la rive gauche, et du mot réiaume (royaume) pour désigner la rive droite: souvenir des temps où la rive droite appartenait au royaume de France et la gauche au Saint-Empire Germanique’.

C.G.



illustratie

Mare en Wedermare

Platteeren
(Biek. 1920, xxvi, 247).

Dit hoorde ik in Merckem ook, doch dit komt van de vreemde werkliên.

In 't algemeen vullen ze hier de putten en ze maken 't land effen.

Merckem.

M.V.

Ippenassche en Birkenassche
(Biek. ald. 263).

Dat deze tot zeep gebruikt wordt 'n verwondere niemand. Immers de assche van menigvuldige gewassen bevat groote hoeveelheden

[pagina 22]
[p. 22]

potaschkoolzuur, voortkomend van de potaschzouten in die gewassen aanwezig, en van het verkolen der houtstof. Aldus ontstaat koolzure potasch, een voortbrengsel dat de broêr is van de sodacarbonaat of koolzure soda in den wandel soda of soeda genaamd, welke in alle huishoudens als waschmiddel wordt gebezigd. In Duitschland is - en was voordezen - de houtassche van dagelijksch gebruik bij het wasschen. In Rusland, in 't vóóroorlogsch tijdvak althans, kwam ze niet enkel als waschstoffe voorhanden, doch medeen als verkoop-en uitvoerware: deze heette ‘Potasse de Russie’ in dewelke immers men soms zwarte stipjes of brokjes kool aantreft. Ook bij ons te lande, in Oostvlaanderen en in de Kempen, is geweten en ookwel toegepast door de landbouwsters, dat een deel houtassche gemengd bij de zeep buitengewoon goed is bij het eerste afkoken van het waschgoed.

Antwerpen.

O.V.S.

 

‘Ja, daarvan weten ze tonzent ook, zei er mij daarop een Becelarenarige. Doch dat is oudemode! Treze Verhaeghe zaliger deed dat; maar 'k moet het zeggen zooals het is, dat Treze toch altijd zulk oen uitnemende klaar wit waschtjen had, dat 't stijf schol. En weet-je wat dat de menschen ooknog deden? Was netels leggen in den grond van van den ketel, zie'-je tegare met asschen... en dat was, ja, in de vuillooge, in 't kookzop’.

Nu! E.H.J. Claerhout (Biek. ald.) en vroeg nog niet meest naar de werking: 't is achter 't woord dat hij uitwas.

Wat was ‘ippenassche’? 't Woord.

- Assche van ijpenboomen, zei hem een ouderling.

- 't En doet, antwoordt mij nog entwie anders. ‘Ippen mv. ippens, dat is het zaadhuizeke van 't vlas. Als men het lijnzaad uit zijn huizeke doet, dan blijft het kaf over, ippenkaf. Dat kaf is vetachtig, olieachtig, zooals het lijnzaad, en 't brandt geern. Zou er in de spreuke, waarvan Biekorf, geen sprake zijn van zulke asschen? Ippen (i, zooals in ik) heeft toch dezelfde uitspraak niet als ijpen (wij zeggen iepen). Is er daar niets van te vinden in De Bo's Idioticon of in Loquela? Ik zou zelf wol zoeken, doch ten gevolge van den oorlog zijn al mijne boeken vergaan in boekenasschen’.

Jonckershove.

H.B.

 

- In 't Idiot. en in Loq.? Van (h)ippen wel en knippen staat er iets, echter niets van ippenasschen.

Geen krochte in Reninghelst's bidsteê
(Biek. ald. 286).

'k Hebbe den Bouwman gesproken die de bidsteê van Reninghelst herstelt. Men heeft er niet een krochte gevonden; doch iets anders.

Weet dat men, boven 't gewelf in plak, spoor heeft ontdekt van een voormalig gewelf in hout; en dit laatste zal men hermaken. Welaan, nietwaar, de toren staat halfwege de kerk op de viering, en buiten, tegen de noorder zijbeuk staat er een steegerke. Om dit steegerke te verbinden met dien vieringtoren had men ten tijde van 't plakgewelf

[pagina 23]
[p. 23]

boven in die zijbeuk een gang opgesteld, waarvan de wand zichtbaar was vanbinnen in de kerk. In dezen wand zat een openingske om dien gang te verlichten. Volgens mijn bouwheer echter zou die gang niet de echte oorspronkelijke verbinding wezen; maar van uit het steegerke rees er eerstmaals een trap, die boven 't houten gewelf van de zijbeuk opging en daalde tot aan den vieringtoren. Spoor van dien trap is ookal gevonden, en deze laatste zal mee met 't gewelf insgelijks worden hersteld.

Yper.

M.C.

Vlaamsche of fransche Grafsteenen
(Biek. ald. 265-269).

Daarover reeds meer dan één maartjen ontvangen. Dank. Dienaangaande een woordje op een naasten.

Biekorf.



illustratie

Boekennieuws. Uitgaven van ‘de Sikkel’, Antwerpen.
Alfons De Cock. Studiën en Essays over oude Volksvertelsels. 343 bl.

Een zeer belangrijke bijdrage tot de Vlaamsche en tot de algemeene volkskunde. Het doel van den geleerden Steller blijkt onze oude volksvertelsels in verband te brengen met de overleveringen der Europeesche volkeren; meermaals zelfs sluit hij ze aan bij de eeuwenoude bijbelsche, arabische en indische verhalen. Het boek bevat, buiten een inleiding over de vlaamsche sprookjesmotieven (bl. 1-21) en een twintig bladzijden aanteekeningen en aanvullingen (bl. 295-316) gevolgd door een breedvoerigen alfabetischen zakenwijzer (317-342), elf verhalen wier oorsprong, ontwikkeling, afwijkingen, vergelijking en verband nauwkeurig opgezocht en nagespoord worden.

Gelijk al de vroeger verschenen werken van gel. Heer De Cock, ook dit geeft getuigenis van on verwijlenden werklust en van ongeëvenaarde belezenheid en kennis. Hoogst lofweerdig is de omzichtigheid waarmede hij zijn wetenschappelijke gevolgtrekkingen afleidt en de kieschheid met dewelke hij zijn stof (onder zoo menigvuldige ruwe of onzedige vertelsels) uitkoos en verhandelde. Het eenige wat een nauwgezetten lezer mocht hinderen is de wijze waarop hij, zonder onderscheid, in zake van geestenbanning, voorbeelden uit de H. Schriftuur nevens andere uit het bijgeloof aanhaalt. Ook de liturgische bezweringen dienen zorgvuldiger van de toovermiddelen afgezonderd te worden.

Heer A. De Cock treedt door die grondige studie meer en meer op als de geleerdste voorman in de Vlaamsche Folklore.

A.D.M.



illustratie

[pagina 24]
[p. 24]

Kleine volksuitgaven:

1. (Poëtische Bibliotheek). Uitgekozen gedichten van Theodoor van Ryswyck en van Johan Alfried De Laet. 69 en 49 bl.

Zeer welgekomen bloemlezingen, met zorg heel liefjes uitgegeven.

2. Vlamingen van Beteekenis: Hugo Verriest door Dr Marcel D'Haese. 20 bl.; Cyriel Verschaeve door Lodewijk Dosfel. 24 bl.; Pol de Mont door Fritz Francke. 24 bl.

Een volk zijn groote mannen leeren kennen en schatten is plicht van ‘pietas’ en vaderlandsliefde. Ook wenschen we de uitgevers gulhertig geluk om hun stichtende onderneming. Zoo 'n werk echter dient opgenomen en bewerkstelligd met opene geestesvrijheid wat ongelukkig m.i. bij de eerste studie ontbreekt.

A.D.M.



illustratie

Oud Brugsch

Te Brugge, van de twee Huizen met Arme Zusterkes nl. in de Clarastrate en in de Ezelstrate, heetten voordezen de eene de Ezelnunnetjes en de andere de Kortsteertjes. Voordezen? dit was nog over een zestig jaar, toen immers de eerste achter onderstand uitreden met een ‘ezeltjen’, en dat de andere - 'k en weet niet wat deden - misschien oudemannetjes thuishadden, oude pijpelokkertjes, thuishadden zeg ik of ten tochte meêvoerden.

(Van een tachtigjarige volksvrouw).

L.D.W.



illustratie

Onder ons

- Wegens onvoorziene en lastige omstandigheden is onze Bladwijzer voor 1920 merkelijk verachterd. Als 't God belieft, hij zal er zijn in de eerste twee maanden.
- Dank aan alle onze vrienden. Nieuwe inteekenaars verkregen we bij hoopen. Maar toch niet genoeg. Toe dan, met nieuwen moed achter andere moer. Giften in geld ontvongen wij ook. Schoone. Mochten er nog volgen. Broodnoodig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Caesar Gezelle

  • Oscar van Schoor

  • Alfons Mervillie

  • Lodewijk De Wolf