Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 28 (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 28
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 28Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 28

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.50 MB)

ebook (4.59 MB)

XML (0.65 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 28

(1922)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 221]
[p. 221]

[Nummer 10]

Virgula divina - De geluksroe

Eenige jaren vóór den oorlog, zocht men te Moorslede op een hooggelegen wijk achter water. Geen gevonden. Een vreemde geleerde, 'k liet mij gezeggen dat het een fransche priester was, wierd ontboden. Met hedendaagsche wetenschap gewapend, wist hij hem goed uit den slag te trekken. Men vond water overal waar hij er had aangeduid, uitgeweerd in twee plaatsen, waar de waterader te arm was. Nood zoekt troost; een oude man wierd bijgehaald, die een notelaren sprieteltak met beide handen bij de uiteinden vasthoudend, 't land doorstapte, kruiswijs vanewijs, en na gewillig een halve ure zoekens, zijn takske in den grond stak en op zijn hoofd wilde wedden dat er aldaar water in overvloed te vinden was. Inderdaad men vond daar water in overvloed.

Ondervraagd hoe hij te werke ging, kwam hij niet af. 't Was maar als men hem voor tooverare uitschold, dat hij te kennen gaf geheel natuurlijk te werk te gaan, met zijne ‘zoekroe’.

[pagina 222]
[p. 222]

Weinigen tijd daarna vernam ik te Rumbeke, uit den mond van een bejaarden man, die alle oude geplogenheden bij het landsche volk van jongs af had afgemuisd, dat er aldaar ook een man was die met een notelaren sprieteltak het water wist op te zoeken.

Hij naamde dien tak, volgens hij gehoord had, een zoekroe. Die zoekroe moet een tweejaarsche scheute zijn, of ze en is geen geluksroe. 't Is al wat ik van hem vernam.

Verdere opsporingen vóór den oorlog hebben weinig eerde aan den dijk gebracht; integendeel, meer dan één oude man verzekerde mij dat de sprieteltak een éénjaarsche scheute moest zijn! Wie heeft er gelijk?

Na den oorlog is er mij wat licht bijgekomen.

In de uitnemende droogte van 't jaar '21, wierd er wijds en zijds achter water gezocht.

'k Vernam van E.H. Opsomer, schoolopziener, dat er toen ook te Duinkerke en omliggende gezocht wierd naar water. De notelaren sprieteltak kwam aldaar weer voor den dag. Als ik niet kwalijk verstaan heb, was de sprieteltak een tweejaarsche scheute. De wijze van zoeken bracht ons nog wat bijzonderheden mede, niet zonder belang.

Eerstens: de zoeker stapte over 't land tot dat hij de werking in zijn lijf gewaar wierd. Dan begon de sprieteltak te bewegen, te draaien. Van toen af zette de zoeker voet over voet, in verschillige richtingen, als iemand die de voeten tegen malkander zet om iets af te meten. Dan stelde hij de plaatse vast daar water te vinden was.

Tweedst: dezelfde zoeker had nog een tweede werkkracht bij de hand, een fleschje waarin een vocht, een onbekend vocht, besloten zat. Over dit tuig heeft Eerw. H. Opsomer niets kunnen achterhalen.

Ten derden: de sprieteltak is wel van notelaren hout, maar van geen notenboom, toch wel uit een notelaren tronk gesneden daar wij de hazelnoten van plukken. Daarbij heb ik zooeven, van een stokouden man vernomen, dat de sprieteltak den zelfden dag, versch van den struik moet afgesneden zijn en niet mag gepeeld worden.

[pagina 223]
[p. 223]

Nu gaan wij ouder wetenschap te rade. In zijn Cosmographia Universalis (Basel, bij Hendrik Pieters 1550) gewaagt Sebastiaan Munster reeds van de ‘geluksroe’, te zijnen tijde in volle gebruik voor het ontdekken van metaalmijnen.



illustratie

Een houtsnede, waarvan hier een afschets, is er bijgevoegd, waar men den gelukzoeker, met den sprieteltak in beide handen, ziet vooruitstappen.

Hiernu de tekst: ‘De mineris et argentifodinis, quae passim per Germaniam, potissimum in Alsatia, inveniuntur. Hic per virgam divinatoriam quaeritur latens metallum et ex puteis in profundum actis, educitur’. Doch de print geeft virgula divina; waaronder in 't duitsch: Glückrůt.

Daar zijn nog namen die men aan het notelaren sprietje geeft: men zegt nog iets van ‘stokske’, ‘wiske’ doch de aanvoeg bij die woorden is mij ontgaan. Wie weet daarover nog iets?

J.V.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken