Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 29 (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 29
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 29Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 29

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.43 MB)

ebook (3.31 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 29

(1923)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 63]
[p. 63]

De Oorlog in Dickebusch en omstreken

(Vervolg van bladz. 46).

1914. Zondag 1n November. Allerheiligen. Droevigen dag. Niets als lezende missen, en vroeg: van twee fransche aalmoezeniers onderander. De soldaten die in de kerk zijn gelegerd, nemen 't waar om ook eens te biechten. Maar enkel de helft onzer menschen die te biecht zijn geweest komt ter h. Nuttinge. 's Namiddags geen diensten. Te Voormezeele wel, alles lijk op den zondag in vredestijd; en nochtans in vele hofsteden brandt het er reeds. Heel den nacht was 't geschot vreeselijk geweest, en tegen den morgen - hooren we van 't krijgsvolk - gevecht lijf om lijf. De eene versterkinge trekt op achter de andere, en ten negenen is de Plaatse gekuischt. 't Gaat ergst alover Wytschaete en Madam Mahieu's kasteel, doch de bommen vallen tot aan S. Elooi en de Vierstrate. 't Volk, nog vreemde aan dat spel, is vergruwd.

Tegen den middag gebetert het. De 50 Duitschers van te Vermeulen's, vertrekken naar Frankrijk. Maar 21 andere brengt men reeds binnen te Thevelin's, schuw, zonder muts nogal veel, en met gescheurde kleêrs. Te Thevelin's ook huist de Staf van de Franschen.

't Klooster wordt ingericht voor gekwetsten. Van den eersten dag af liggen er reeds een 150 Fransche en 2 Duitsche. De Engelsche worden verder gevoerd.

Omtrent den negen'-en-half wordt de naaide van Wytschaete's toren afgeschoten, en dra is de kerk al aan 't branden. Hoe treurig! Vluchtelingen zijn hier nu van S. Elooi en de Vierstraat. 't Verslecht wederom na den middag, en tegen avond zitten de Duitschers te Wytschaete.

2n November. Allerzielen. ‘Jour des Morts’ zei me dezen morgen een fransche aalmoezenier. Inderdaad schijnt dat er op dien dag een schrik van bloed ongehoord is vergoten geweest.

In den nacht geweld en geschot zonder einde. Meer en meer schietmacht komt aan. Verschillende onzer hof-

[pagina 64]
[p. 64]

steden, die meest bij de bate zijn, worden volgesteken met peerden en schietgeriefwagens. Af en toe voert men aan naar de stukken, welke inderdaad niet meer en stoppen van vuren. Dan zijn het karren met eet- en levensware, karren weg, karren weere, drommen volk om te vechten, drommen terug om te rusten,... dat het waarlijk aaneenhoudt, en dat de menschen, verdoold in 't verkeer, en angstig gemaakt door de vluchtelingen, alles beginnen in slechtigheid op te nemen.

De engelsche kanons komen staan tegen 't hof van Van Haecke's aan de Kemmelbeke en ook aan den ‘Café Français’.

Wytschaete is heroverd!... Weere verloren. 't Is elve.

Bommen tot aan den Vijver.

's Namiddags beter al Wytschaete, slechter al Voormezeele, waar bommen toekomen op Plaatse;... bommen dan nog tot bij den ‘Café Français’. Voormezeele vlucht. De kapelaan schuilt tmijnent. Zes menschen van de Kruisstrate zijn op de hoogte van den ‘Café Français’, wanneer daar een bom weêr ontploft: drie van de zesse zijn dood, aanstonds begraven daartegen in de weide door 't krijgsvolk; en een vierde is gekwetst die 's anderdags sterft.

Een deel van den Staf komt insgelijks hem neerzetten tmijnent: in een pink, telefoon en elektrieke verlichting.

Ondertusschen met den morgen alreeds was 't klooster te kleine geworden, en lag heel de kerk vol met gekwetsten. In den dag heeft men nog verder ook moeten bijnemen: de knechtenschool voor de lichtergekwetsten, Gysels' huis, en den bouw die in gang was van de Vermeulen's. Men heeft matrassen opgehaald overal: 't werd gewillig gegeven. Van de gekwetsten, al die een beetje tegen 't vervoeren vermocht, is weer elders gestuurd. De slechtsten, die gingen moeten blijven, zijn overgebracht in de school van de meisjes.

Ik schat dat er op Allerzielen niet min dan 500 gekwetsten in Dickebusch zijn binnengebracht. Wat droevig dingen in de kerk. Gejammer, gekerm, gesmeek naar een

[pagina 65]
[p. 65]

tweede en minder-voorloopige verpleging. Eilaas! De verplegers waren te weinig in tal. Ik heb verminkten gemoet die reeds zes uur daar lagen, en nog geen geneesheer hadden gezien: bemodderd, bebloed, schurdig omwonden, sommigen bleek lijk de dood, anderen rood en gloeiende ontsteken. ‘A boire, docteur, infirmier, Monsieur l'abbé, à boire!...’ en we 'n mochten aan de meesten niets geven. Zoo verliep de doodstrijd van velen, al worstelend, al hijgende, al verstillende, al vallende uitgoed. De lijken wierden opgehoopt in de berg- en bewaarzaal van onze sakristij, af en toe geruimd en hervold. 't Was begraving of liever zinking gestadig.

Zoo wel een gansche maand, werden onze gewone diensten belemmerd. En alles gelezen: missen en uitvaarten.

Vandaag hadden we 3 fransche aalmoezeniers en een brankardier om misse te doen. Arme fransche geestelijken. Alleen 4 aalmoezeniers mogen er zijn in een volledige afdeeling. Verder, deze van vóór 1904 zijn ziekenverplegers, de anderen dragen den ransel. Ik vind er onder de gekwetste soldaten; ik vond er een die stond met zijn peerden onder het afdak van den ‘Risquons-tout’; ik vond er liggende op strooi in de huizen van 't Neerplaatske; een aalmoezenier van een 50 jaar oud lag en sliep in de kerk; een andere in 't ziekhuis van 't klooster; weer andere ontmoette ik op de bureelen; nogal eenigen ook onder de Overheden. Weinig zijn of blijven eenvoudige dienstman. Onder hen, sommigen treffen 't, en kunnen dagelijks mis doen, anderen slechts nu en dan, enkelen schier nooit. Van geene heb ik hier klachten vernomen, en ze bekwamen achting alom. Aan hunne stervenden gaven ze dooreen alleen de absolutie en 't H. Oliesel; zelden zag ik hen Ons Heere toedienen.

Omstreeks den elven is heden verboden dat nog een burger op strate ga trantelen. Was 't dat men vreesde dat 't dorp ‘besmeten’ zou worden? Velen wilden 't alzoo, en meenden te moeten op vlucht slaan. Maar neen, 't was om

[pagina 66]
[p. 66]

't gedrang te beletten, en om aan de vliegtuigen geen ooge te geven.

Dinsdag, 3n in Slachtmaand. De nacht evenwel was tamelijk rustig. 's Morgens de kerk overpropt met gekwetsten. Zeven missen, en een honderd Communiën, maar veel menschen blijven toch achter, om reden van de onverdragelijke reuke in de kerke.

Onderwijls overnacht wederom-al nieuwe versterking. Kanons nu ook op Jules Verschelde's land. 't Is nog een keer te doen om Wytschaete te hebben: in den morgen geraakt het herpakt, in den namiddag weder verloren. Maar 't gevecht gaat lijk over naar Kemmel: nu eens buischt het geweldig, dan minder; maar ze zeggen dat de strijd hevig voortgaat. Weerom staan de Vijvermeerschen vol ruiters. Men ziet vliegers die teekens (lijk sterrenregens) uitstorten. Een bomme valt toe in de weide van 't Wethuis, zonder te ontploffen, maar de Franschen doen ze voorzichtig maar springen.

Onze Eerw. Herder trekt er heden van onder naar Poperinghe.

Verder helder-op alsan zinkingen: de Overheden in een kiste, de minderen alzoo-effenweg in hun kleederen soms vier-vijf boveneen. Men zoekt kalk om boven de lijken te strooien: nievers geen is te vinden. Deze eerste begravingen gaan zonder plechtigheid: de mannen daartoe zijn immers op dienst in de grachten, en 't en mag er niet af om ze herwaarts te ontbieden.

Woensdag, den 4n. Stille nacht geweest. Maar de kerke die gister weder ontruimd was, ligt nogeens hekeldikke vol met gekwetsten, onze bewaarzale vol met dooden.

Veel kanons zijn bijgebracht over de Kemmelbeke: tusschen Goudezeune's en Van Haecke's staan er slechts 35, allemaal vijf-en-zeventigers! Vanop 't kerkhof ziet men ze spokeren: snel, bitsig, en met een helsch gebulder. De duitsche kanonnen 'n laten 't niet liggen. 't Vliegt schroot tot over den Vijver, erin, en reeds tot aan den Krommenelst. Kleiner geknapper hoort men ook nog ertusschen.

[pagina 67]
[p. 67]

Ze zijn daar nu weder met krijgsgevangenen. Dezen zijn binnen te M. Thevelin's, maar worden onderhoord tmijnent. In mijn gastzale zit er een taal man om ze uit te vragen, een braaf man die me soms 't eene en 't ander vertelt. Even had hij jongens voorbanden van 17 jaar: een die nog maar twee maand in den dienst was, een andere die was een gedwongen ‘vrijwilliger’.

In de Pastorij is nu 't Verpleeghuis voor Overheden, on voor gekwetsten die volkomen ruste vandoen hebben. Ook is er een verpleegstand t'Alfons Huyghe's op 't hof; te Marcel Verschelde's aan de Vierstrate een verpleging-ternood waar immers de eerste hulp is te krijgen. Het vervoer der fransche gekwetsten gaat hier met peerden en traamkarren, en, gezien er geen zulke genoeg zijn, komen er ookal te voet af, zelfs gekwetst aan de beenen, meest van de Vierstrate en enkelen van Voormezeele. Niet min dan drie man zijn op 't kerkhof aan 't putten maken, diepe, om te kunnen veel dooden opeen leggen: in den voornoene begraaft de aalmoezenier er acht man; in den namiddag ik dan in één put achttiene.

Met den avond gaat het aan 't regenen. 't Giet.

Donderdag, 5n in Slachtmaand. Nogal rustigen nacht. Met den vroegen morgen houden de Franschen een wederaanval, die later wat sleept, maar ten ergsten woedt in den namiddag.

Opnieuw duitsche gevangenen. Ze vertellen dat de keizer hier op den slag is, en dat het er gaat om door. 't Is vier dagen reeds dat ze gestadig in dikke drommen aangerold komen en, hoe stijf dat ze worden gedund, weggemaaid worden dat 't schrikkelijk is, toch door 't geweld winnen ze stillekens veld. Ten anderen ook de-Dezen verliezen uittermate veel volk, en de gekwetsten om reden van 't gevaar, 'n mogen maar 's avonds meer uitgehaald worden en herwaard overgebracht, zoodat het heel den nacht voeren is, en dat 's morgens alle verpleegzalen vol zijn.

Een aantal versterkinge is weer nu in aantocht, bijna heel

[pagina 68]
[p. 68]

het 16e Fransch (31e en 32e afd.); ook nog eenige Jagers uit een ander deeltal.

Vandage 8 missen. En even krijg ik nog tmijnent de fransche zusters uit Wytschaete. Sedert 4 dagen zaten ze verborgen in Godschalckx' gesticht, en meê met het dorp zijn ze in acht dagen acht maal van duitsch tot fransch, en van fransch tot duitsch geworden. De zusters zijn 4 dagen na van heur dood geweest) gestadig beschoten, besmeten, begruwd. Gelukkiglijk waren in 't gesticht kloeke kelders waarin ze verbleven. Maar één dezer is ingeslegen toch ook, en twee zusters bleven er onder. 't Was om niet meer vol te houden, en gisteren nacht ten elven zijn 't zij ontvlucht onder een hagel van kogels en bommen, al kruipende over en door de loopgrachten. Aan de Vierstraete zijn ze te 'Puydt's brouwerij in de bierkelders gerocht om er 't overige van den nacht door te brengen. 's Morgens is de helft tot hierwaard gesukkeld, en met een franschen auto zijn deze eersten nu naar Poperinghe voort. De anderen gaan later ook achterkomen.

De Duitschen zitten eindelijk in Madam Mahieu's kasteel, langs de vaart, bij den duiker; een sterk gebouw, uiterst voordeelig gelegen.

Weer nog een begraving van 17 fransche soldaten, waaronder een protestant. Voor dezen is de dominee aangekomen en 't is te doen op 't ongewijd hoekje. Bij dit legerdeel immers is een dominee en een rabbijn benevens den katholieken aalmoezenier. De dominee draagt ook het Kruis op de borst, de rabbijn de tafels der Wet.

't Gerucht is in omgang, hoor ik daareven, dat ook Turkijen in den oorloge meêdoet.

('t Vervolgt)

[A.V.W.]



illustratie

Zegmacht bij 't volk.

Te Brugge, ievers, lei men een ondergrondschen ‘kabel’ voor barnkrachtelijken stroom met hooge spanninge. - Is 't al een van de huisdraân? vroeg iemand. - Neen 't, zei een andere, 't is ‘den grooten adere’!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken