Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 29 (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 29
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 29Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 29

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.43 MB)

ebook (3.31 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 29

(1923)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Wijdienstkunst en kerkbouw

Zaterdag, 15n van deze Wintermaand geweest, te Brugge, op een toogdag van ontwerpen voor een nieuwe kerk te Brielen, besprak E.H. English ‘hoe wij onze kerken moeten bouwen en inrichten’.

Het Belfort (22-xii-'23) geeft daar verslag en inhoud van. Daaruit nemen we hier bondig over de hoofdtrekken der voordracht.

‘Spreker schuift alle technische en esthetische beschouwingen op zijde om zich te stellen op zuiver liturgisch-praktisch gebied’. De kerken zijn voor den eeredienst, vooral voor 't misoffer. Hiertoe bestemd zijnde, ze wezen hiertoe ingericht.

Van buiten dus: georienteerd, veroostwaard (wat men verzuimde te Oostkerke in 't Diksmuidsche); daarbij, waar 't zijn kan, afgezonderd (zoo 't te Diksmuide zijn zal).

[pagina 279]
[p. 279]

Vanbinnen: ‘de aanwezigen, alle aanwezigen, moeten het altaar kunnen zien, en meêbeleven wat er aan het altaar gebeurt’. Daaruit enkele gevolgtrekkingen.

1. Best één groote, ruime beuk; ‘de nevenbeuken kunnen wegvallen of herleid tot nauwe gangen voor het verkeer. Het traditioneele plan, met drie ruime beuken, verdient geen aanbeveling’Ga naar voetnoot(1).

[pagina 280]
[p. 280]

2. Het koor verheven.

3. Ditzelve niet te diep. Een drie-vier-vijf meter tusschen altaartreên en communiebank is voldoende, gewoonlijk toch. Waar meer behoeft, winne me' 't in de breedte. En voor de lijkdiensten? De lijkbaar buiten 't koor, en ook de leeken.

4. Het altaar goed verlicht, niet (oostwaard) van erachter, maar vanzijds. Naar 't oosten hoogstens ‘een klein hoogzittend venster met kloekgekleurd glas voorzien’. Opzijds heel groote dagvakken met helder glas erin.

5. Het koor niet afgesloten (niet toe, als te Brugge in S. Salvator's).

‘Nog wordt gewezen op de beteekenis van 't altaar, vorm en bouw, de samenstelling van tabernakel, troon en altaarkruis... nog op de plaats van sakristij, doxaal, toren en doopkapel’.

‘Besluit: laten we de nieuwe vereischten wel begrijpen, de nieuwe vraagstukken trachten op te lossen met de nieuwe techniek... maar langs de goede wegen’.

voetnoot(1)
Welverstaan dat de geleerde Spreker hier altijd voort leeraart in ‘zuiver liturgisch-praktisch opzicht’.
We steunen daarop. Waarom? Omdat er ook andere en evenpraktische kanten aan zulk een onderneming zijn, kanten die, meenen wij ootmoedig, bij een werkelijken bouw ook moeten ingezien worden. (De Spreker, we weten 't, is ook van die meening, maar onsdunkens 'n zei 't niet genoeg).
Men heeft b.v. ons lang leeren een kerkbouw beschouwen in ‘zuiver kunstig-praktisch opzicht’, en toen verdiende de driebeuktimmer wel aanbeveling. Liturgie en kunst strijden die nu noodzakelijk onderoen? En in 't toekomende? Komt er dan weer een ander zuiver opzicht achter, dat ook die vorige bestrijden zal?
Als men dien opzichtgang en opzichtsnof beschouwt, 'n is er niet een beetje bang te wezen voor al die zuivere opzichten? Neemt nu nog aan, dat eens een voordrachtgever zijn eigen opzicht kieze, na hem een andere nog, en voort, en voort alzoo, daarna dat insgelijks een bouwman, gevolgd door andere bouwscheppers, in 't bouwen nu, hen allen stellen ook in elk een eigen ‘zuiver’ (d.i. uitsluitelijk) opzicht, en werken zoo, de eene ziende naar den luchttoestand, de andere naar het bouwgetuig, een andere naar den volksaard, een vierde naar 't gebruik, een vijfde naar wat anders! Waar kwamen we daarmeê uit? Zij, die te Brugge wrochtten voor 't ‘zuiver vergezicht’, zij deden de Kathelijnepoort springen opdat ze hadden kunnen zien vanuit de stad tot Steenbrugge! En anderen, die achterkwamen, nu met een zuiver oud- en schoonheidkundig opzicht, hielden daarachter dan hun hand voor hunne oogen om die dwaasheid te beweenen! Als elk ‘zijn opzicht’ kiezen mag, en ‘zuiver’ daarnaar handelen!..
Jawel, in 't bouwen van een kerk is wijdienstkunde hoofdzakelijk in te zien, maar streek, en volk, en tijd, gewoonte, en smaak b.v., moeten die òòk niet ingezien?... Ja nog, een baanbreker, aan 't leeraren, zal al die eischen inzien, zelfs daar waar hij hem stelt in ‘zuiver liturgisch-praktisch opzicht’, maar zullen 't ook zijn volgelingen doen? Wij allemaal hebben den tijd geweten dat elk hem hield in zuiver kerkgeestes-praktisch opzicht, en toen moest 't al ‘gothiek’ zijn, een drang waaruit inderdaad veel smakelijk werk ontstond dan: men denke op 't binnenkerkewerk geweest van Rumbeke en Pervyse. Wat heeft men echter ook, om wille van dat zuiver opzicht, niet om den hals gebracht van goeds dat, in veel andere opzichten, ten minste het bewaren toch wel weerd was!
Daarbij, om best één ruimen beuk te hebben, de Spreker zelf duidt hier wat beters aan dan 't dempen onzer (ruime of smalle) nevenbeuken. Ze kunnen worden ‘doorgangen voor het verkeer’. En inderdaad daar waar de middenbeuk voldoet, dat zijn ze meestendeel. Het volk had vrooger dààr zijn zijkapellen, en 't heeft (te lande toch) er nog zijn broederschappen, zijn kruisweg en zijn leeringen, zijn biechtstoelen, processiegangen, enz., wat ook niet mag verwaarloosd, doet 't niet? - En, sprekende van biechtstoelen - waarom die nu vooruitgebracht (slacht van den preékstoel, heel vooraan, 'tgeen schromelijk lastig wezen zal), waarom de biechtstoelen vooraan? Dit zal aan vele geestelijken, die weten wat 't gewoel van biecht- of biddag is, en weten wat het volk, het mannevolk bezonderlijk, deswege koppig dooreischt, niet danig wenschelijk schijnen. Is tucht en ingetogenheid niet ook ‘liturgisch-praktisch’ deugdelijk?
LDW.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken