Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 30 (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 30
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 30Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 30

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.47 MB)

ebook (3.31 MB)

XML (0.65 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 30

(1924)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Mengelmaren

Boekennieuws

C. Gezelle. De Kruisweg. Brugge, Excelsior, [1924], in-16n, 30 bl.

Guido Gezelle heeft ‘De XIV stonden of De bloedige dagvaart ons Heeren’ bezongen, Caesar Gezelle nu ook maar hij heet ze ‘De Kruisweg’.

Hier hebben we thans een beste gelegenheid om een keer, op een gemeenzaam gebied, oom en neef nevenseen aan te stellen. Niet om te zeggen of ze bei omtrent gelijkhoog zijn van hoofd en van schouders: zulks betracht men liefst niet, evenmin als men b.v. tegen de schilderkunst de deunkunst uitweegt; elk is wat hij is, en is dàn alleen best wanneer hij anders niet beter kan dàtgene zijn wat hij mogelijk bekwaam is te zijn. Men vergelijke ze dus alleen om ze nader te kennen, in dàt wat hen eigengroottiglijk groot maakt.

Twee Gezelle'n zijn ze, twee priesters, twee dichters, alle twee diepernstig ingenomen met datzelfde eeuwig-onveranderlijk hoofdtreurspel uit hunnen alovergeldenden godsdienst.

Welaan. Meer dan een keer zijn ze ja tezamen gaan staan voor den kruisweg, en ze weten gewis van malkaar of liever van 'tzelfde (vgl. alhier aldaar een hoofdinge, vgl. nog CG. 11e stonde, reke 3-4 bij GG. x, 4-5; CG. iii, 1 || GG. iii, 11-12; CG. iii, 13-14 en viii, 7-9 || GG. viii, 10; CG. iv, 21-22 GG. iv, 13-14; CG. ix, 3 GG. x, 1; CG. ix, 21-22; GG. ix;...). Het ware nog wonder dat ze niet evenbei leefden met dezelfde bewoording en beelden als welke de H. Kerk ons, reeds honderden jaren, over God's lijden in den geest en den mond steekt.

Maar anders: welk een verschil onder hen.

Guido G.'s Kruisvaart is door Ryelandt op deun gebracht. Caesar G.'s zou moeten worden geschilderd.

GG. verbeeldt hem te gaan in den hoop van de menschen; meê met heel de ‘vergadering der geloovige christenen’; vervoerd in gemeenzame eening; gewiegd op den zwier van de stem van 't verleden voorzoovele die hangt in 't geheugen

[pagina 95]
[p. 95]

van 't heden; al denkende als de anderen allen; al schouwende eenvoudig langsboven 't verhaal, en al voelende meniglijk, als lid van de menigte; al zingend, al biddend, al weenend met allen, met 't volk heelegaar; volksgewijze opgeheft, ingedrukt, op de mate en den gang van dat kerkelijk treurspel; kerkelijk dus.

CG. integen gaat zijn kruisweg alleen, op zijn zelven: hij kijkt en hij treurt uit zijn eigen gemoed, over eigene zonden; trilt enkel om 'tgene er op hem spat; is elke treffing veel teerer geware; voelt dieper; droomt meer dan hij nadenkt; schept gehandel nevens en buiten 't verhaal (vgl. vooral zijn xe stonde); m.e.w. is hemzelf uitenduit, en geen ander.

Men zei dat C. zijn oom niet kon loochenen: als 't waar is, hij 'n verloos er niet bij; maar hier is te zien dat 't niet heelemaal waar is, en die er minst bij verliest nu, zijn wij.

* * *

Bij J.J. Romen en Zonen, te Roermond, zijn uitgekomen:

- Een gemeenschappelijke ‘uitvoering’ waartoe behooren

J. SASSEN. O.P. Het Klooster. [‘Cultuur-Historische Beschouwingen’]. 1922, in-16n, 110 B1. = G. 2,25.

G.A. MEYER. O.P. De Aflaten. Eene Geschiedkundige-Dogmatische Studie. 1922, in-16n, 118 bl. = G. 2,50.

P. VANDEN TEMPEL. O.P. De Mensch: Gods beeld. Beschouwingen over het genadeleven. 1922, in-16n, 106 bl. = G. 2,25.

DRS. L.M.FR. DANIËLS. Theotokos. Eene Uiteenzetting der Katholieke Maria-Leer. 1922, in-16n. 144 bl. = G. 2,75.

G. Bon ARMFELT. Mijn Weg naar de Kerk. Uit het Zweedsch vertaald en met uitleg door Fr. Andreas (Nic.) Metz. O.C. 1923, in 16n. 124 bl. = G. 3.

L.J.M. FEBER. Opgaande Wegen. [‘Beschouwingen van onderscheiden cultuurverschijnselen uit eenzelfde katholiek gezichtspunt’]. 1923, in 16n, 192 bl. =G. 3,50.

- Afzonderlijk dan:

FRANS ERENS. Vertelling en Mijmering. [1924], in 16n, 216 bl. - G. 3,50; alsook Toppen en Hoogten. Litteraire Kritieken. Evenzoo, 214 bl. G. 3,50.

Bij de Uitgevers Romen en ZZ. te Roermond blijkt alles uiterst bezorgd, ernstig, struisch, en mannelijk mooi: iets dat wonderwel gaadt op de vroomvaste uitingen der hedendaagsche katholieke stuwing en steking in Holland.

Aldus is de bovenstaande ‘uitvoering’: waarvan overigens alle de deelen zoo goed zouden doen in de rekken, vooral in de handen onzer grootere jonkheden en godsdienstige Vlamingen; dezen leerden daar lezende-weg (beter dan in zooveel overvlakkig fransch werk, franschgeestig ofte franschtalig) katholieke beginselen, strijdleer en kunstkunde; voegen we erbij, ze ontleerden er hun vlaamsch niet medeen, immers daar zaten ze in helder en schilderachtig katholiek Nederlandsch.

[pagina 96]
[p. 96]

'Tzelfde met de bovenstaande werken van Erens, die zoo gemakkelijk lezen, stichtende en aantrekkelijk leerzaam zijn; maar die meer doelen op letterkunde, verhaal- en boekstafwezen, vaneigen om voor ernstige menschen.

Westvlamingen, wil'-je Hollandsch, daar is er, maar goed ...en de gulden, zoo 't schijnt, is aan 't minderen.

L.D.W.



illustratie

De Onze-Lieve-Vrouwenkapellekens.

In steden en dorpen vindt men er menige, op de hoeken der straten, aan de kruisstraten, te midden in 't veld.

Deze kapellekens maken deel uit van de nalatenschap onzer voorouders, doch het gebeurt almeer dat ze stilaan verdwijnen; andere eigenaars komen, en zien er niet naar om; boomen worden uitgeroeid, en niemand denkt het kapelleken te verplaatsen.

Dit weze gezeid ter gelegenheid van de jammerlijke dingen die vermeld staan in Biek. (boven bl. 17-19).

Die kapellekens redden, ze zien te herstellen is het doel eener vereeniging welke te Gent bestaat; DE VRIENDEN DER H. MAAGD, welke vereeniging haar werk zou willen uitstrekken over heel 't land. Ze verzoekt al wie wil meedoen, zijn naam op te geven, de kapellekens die bij zijn wete bestaan of bestonden eens aan te wijzen, en, mag er een geldelijke gift af, deze te zenden aan

E.H. CELIS

(Postcheck. 42502)

Heirnislaan, 5, Gent.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Opgaande wegen

  • over Vertelling en mijmering

  • over Toppen en hoogten


auteurs

  • Lodewijk De Wolf

  • Gabriel Celis

  • over Caesar Gezelle