Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 30 (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 30
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 30Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 30

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.47 MB)

ebook (3.31 MB)

XML (0.65 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 30

(1924)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

‘Pi piscopatis XX’

't IS nu al een letje 'leên, kwam in de apothekerij binnengeslufferd een oud stuk brugsch vrouwmensch, en ze stak me daar in mijn handen een vuil verfrompeld papier, waarop te lezen stond: ‘Pi piseopatis xx’. Met 'n neuzestemme en de onderste lippe vooruit:

- Menheere, zei ze, in groen brugsch, dat is een oud ‘komedement’, 't zijn pillen maar ‘partekliere’ goe. 't Is voor mijn Sille: 't jong is ook al in de zestig, en ze 'n weet niet hoe heur gekruld van ongemakken; 't is ‘pi-

[pagina 276]
[p. 276]

nabel’ om zien. Dat zijn al ‘wommers’ die heur plagen, Menheere, want leg ik mijn oore tegen heuren buik, 'k hoore ze krevelen en kravitselen: ze zitten ‘compleit’ lijk in 't hout! 'k Zal mijn' Sille een of twee van die pillen geven om te ‘splizzieren’, en ze ‘ga' gesolveerd’ zijn, peis je 't ook niet, Menheere?

- Ja-z' Dille! En hebt ge ze geteld, hoevele dat er... 'k wil zeggen, hebt g'er er waarlijk gezien?

Maar Dille die pottedoof is, nam een fermen snuif, en kroop nog wat dieper in heuren kapmantel. Hoe jammer van dat doof zijn! 'k Gaf de sloore hare ‘xx’ pillen en 'k liet heur verstaan, over dat 't ging,... dat 't er ging stuiven!

- A-la-bonheur! zei Dille, en met een herte lijk een brood en heur papierke mee was ze de gaten uit.

'k Peisde in mijn eigen: 'k weet 's wonder of de heeren apothekers Alfonsius en Ernestinus met die Pi-piscopatis-pillen zouden weg weten.

Zoo 'k schoot me eerst naar Fonsen's. De deugniet kraaide van plezier:

- Wat vuile ‘recepten’ dat ge krijgt; de mijne zijn veel deftiger, loech hij, en hij zou een keer zoeken, in al zijne boeken. Gekeken in Dorvault, dan in Dieterich, in vijf-zes pharmacopoeas, in een ‘polyglotte’...; en in 'n vloek geheel de tafel lag vol boeken; en 'k moest meê zoeken, maar 'k had mijn bril vergeten en 'k was vermoeid; en dat verstond hij. 'k Gebaarde van geen koude en liet hem zoeken, vergelijken, gissen en zweeten. Ja, 't was koud weder en zweeten deed deugd. Maar ‘vinden’ 'n kon hij al geen kanten.

- Jamaar, zei ik, niet te doene, we moeten vinden, 't is voor Dille-z'n-Sille; 't mensche wordt stukken-van-een gebeten door de wormen; we moeten dat schaap uit haren nood helpen, en dàt hier is 't voorschrift.

Fons keek gelijk een elsen, maar zijn verstand stond stille...

Vandaar naar Nestje's.

- Nest, zei ik, 'k zit in nesten, hoe moet dat bargoensch hier verstaan worden? 't Is tegen de wormen.

[pagina 277]
[p. 277]

Vader Ernest, met een gerimpeld voorhoofd, en plechtig gelijk een pater predikant, las trage:

- ‘Pi piscopatis viginti’! dat zijn twintig pillen, ongetwijfeld... Maar ‘piscopatis’?... zulk latijn?... nooit gehoord... 'k Zou 't ik zijn, en 't ware tegen de worms, 'k gave pillen van Santonine, en een ‘lavement’ van Camillebloemen, dat is alleszins prijzelijk.

- Enjamaar, Nestje, Dille 'n is niet rijke, en Santonine kost stukken van menschen... En dan dat ‘lavement’... zoudt gij dat waarlijk geven?... Maar op de wereld van God, dat 'n trekt al thoope op geen ‘piscopatis’. Wij moeten geven wat ze vraagt.

- Enwel schrijft dan naar de ‘Journal de Pharmacie, 24, Avenue de Cortenberg, Bruxelles’ dat is gelijk Larousse, ze weten daar alles.

'k Zat alleene met al de leute, en dat was spijtig.

- Kom, kom, zei ik dan eindelinge, wij kunnen onze brieven en briefmerken beter besparen. Zijn ze te Brussel ‘hooge’ geleerd, ze 'n zijn 't nog niet ‘diepe’ genoeg. Doet al die boeken toe, en luistert: wij moeten God weet hoeveel jaar achteruit. Toen leefde een zekere Mijnheer Lévêque; of hij geneesheer was of geneeswaarmenger 'n weet ik niet te zeggen; nu die brave man, God gedenke zijn ziele, vond een pille uit met Jalap daarin, Kwintappel en Aloës, en doopte die pille: Pilule Lévêque. Ons volk 'n kon die name ‘Lévêque’ maar moeilijk onthouden - nu zou 't veel gemakkelijker gaan! En 't miek er ‘Bisschop’ van, op z'n Brugsch ‘Buskopspillen’. (Ieder Bruggeling van vóór den oorlog moet die pille nog hooren vernoemen hebben). Maar Doctor Steyaert, die over 70 jaar in de Mariastrate woonde, rechtover 't Fijfersstraatje, daar waar nu de ‘Monfrères’ gehuisd zijn, Doctor Steyaert, zeg ik, wanneer hij die pillen wou vorenschrijven, schreef in 't latijn - nu zou 't in 't fransch zijn -: ‘Pilulae Episcopales’. En Sille's moeder, Dille, die zot was van die pille, had Dr Steyaert's recept dievelinge afgeschreven. Maar, vaneigen een doctorsrecept is doorgaans nog al een krabbelinge; en, 't eene gezeid gelijk het

[pagina 278]
[p. 278]

andere, Dille die nooit geen Latijn 'n leerdde, noch van de eerste uit heur schole geweest was, Dille dus had er ‘Pi piscopatis’ van gemaakt. En zoo komt het dat Menheertje Lévêque zaliger alleszins gedoopt is, vier keeren toen nog, en zelve nog na zijn' dood! 't En is voor iedereen zooveel niet.

'k Had dat nu al voor mij kunnen houden, en er 't begin mijner fortuine van maken: maar 'k geef het hier uit groothertigneid, ten bate van de apothekers van 't land. God weet immers bij wat een apotheker, Dille of Sille met hun briefjen, bij aventure, nog binnendrillen.

K.D.W.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken