Biekorf. Jaargang 30

Dé oorlog in Dickebusch en omstreken

(Vervolg van bladz. 237).

1915. Maandag, 18ⁿ in Nieuwjaarmaand. In den nacht en den vroegen, vele geschot. De boeren vanover den steenweg, die hun hofsteên hebben moeten verlaten, mogen nu terugkeeren nadat ze de moeite van te verhuizen gedaan hebben. Er zijn nog Franschen aan den kant van Yper, vanaf Opsomer's voort, en al Vlamertinghewaard; elders overal Engelschen.

'k Zie dat de Engelschen de standers en sluitwand van 't Klooster hebben afgebroken om ze in de wegen te voeren: dit alles was nog sterk, en dat doen ze zonder zeggen of spreken; ze breken ook de binnenwanden uit van 't nieuw huis van Meester Deraedt.

Dinsdag, 19ⁿ. Gisteravond schoten de Engelschen duchtig. Een engelsche captain wordt begraven in 't striepke kerkgrond nevens den noordkerkewegel.

Den 20ⁿ. Helder weere. Gevlieg.

Den 21ⁿ. Regen. Anderszins stille.

In de Meisjesschole stonden nog zes banken toen de Franschen vertrokken: zij hadden er achte verbrand; nu hebben er ook de Engelschen reeds vijf aan het vuur geleid. In 't Klooster hadden de Franschen omtrent al de banken gave gelaten; daar en zijn er nu maar-achtemeer over: de andere werden ook al verbrand.

Allenachte, tot tegen dat 't dag wordt, zendt men standvastig-maar springlichten: die verhelderen 't stijf, en ze hangen daar lange, sommigen ja tot twee minuten wel. Al dezen kant, is 't alsan te doen ginderover den Vijver.

22ⁿ. Vrijdag. Vandage, mis van twee engelsche krijgs-

[p. 286]

herders. Mede, ten 10ⁿ, wel 150 leren: biecht en onderwijzing. Wanneer die menschen te biecht gaan, knielen ze vóór hun stoel, niet erop.

Nogalveel vluchtelingen moeten naar Frankrijk; weg van hun land dus, en niet wetende waar ze gaan worden gevoerd: 't is een verdriet! Ze werden opgehaald van gisteren door de belgsche wachtliên.

De typhus woekert ten volle. Veel zieken, veel doôn, en alledage begravingen. Heden is de eerste weggedaan van al die naar s. Elisabeth's gaan moeten, naar Poperinghe, naar een gasthuis te weten voor typhus door de Engelschen ingericht: 't is Cyriel ‘Foor’, die, in gééntijd erachter, er stierf.

't Is heden den eersten dag van het jaar dat ik geen berechting gehad heb.

23ⁿ. Zaterdag. Een beetje vorst. Helder weder. En vele gevlieg. Men schiet ernaartoe. En ze schieten ook ondereen: want we hooren hun schrootketteringe. Ookal meer schondering dompt in de verte.

In den nacht voortaan worden vanuit Poperinghe over geheel het geweste zoekstralen opgesteken, om te zien of er nievers geen verraad in de lucht zit.

Zondag, den 24ⁿ. 150 HH. Nuttingen. Haast niemand uit 't leger. Sedert enkele dagen staat aan den toren een schildwacht.

Den 25ⁿ. Grooten smoor. Geschot. Bommen aan de Millecruysse. Sedert van-den-nacht, kanons aan dezen kant den Vijver, bij den Burgemeester's: reeds aan het schieten. Ook gereedschepe om andere op te stellen bij ‘'t Zweerd’, en in de weide van Braem's.

Den 26ⁿ. Sedert een maand staan er ook in de hage van Fons Huyghe's langs den keizel, en die staan er voor lange nog; eveneens andere bij 't hof van Remy Lamerant's.

Gebulder almeer op vandage, ook gewerengeknetter.

('t Vervolgt)

[A.V.W.]