Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 31 (1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 31
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 31Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 31

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.48 MB)

ebook (3.35 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 31

(1925)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige


illustratie

Mengelmaren

Vergissing.

Daar is een missinge te verbeteren in mijn opstel boven, bl. 76. Die eeredicht van Gezelle voor kanonik

[pagina 286]
[p. 286]

Verdegem 'n kan niet wel in 't jaar 1871 gemaakt zijn (toen de man 50 jaar priester was) immers Gezelle zegt er ievers:

Napoleon één, 't is nu drie...

en Napoleon III was al afgesmeten, in 1871. Zoo, 't moet vroeger gemaakt zijn, ievers bij een andere leute.

A.W.



illustratie

Boekennieuws

Monstrey, Osc. C. SS. R. Gezelle-uurtjes. Esschen, s. Alfonsus' drukkerij, 1925. Fr. 3.

Dit is een bloemlezing van geestelijke gedichten uit onzen grooten Gezelle. Als dusdanig, uitstekend, en zeer aan te bevelen.

Maar! Pater Monstrey hadde Gezelle's taal moeten eerbiedigen en haar drukken zoo ze is. Hij mag het mij niet kwalijk nemen, maar zijn veranderingen aan die taal zijn geen verbeteringen, op verre na niet!

Voorbeelden: ‘Spijt' al wie 't benijdt’ van Gezelle (bl. 31) verandert hij in: Spijts... Gezelle's inzicht was: Spijte al wie 't benijdt, een toegevende vorm; dus goed. Daarbij de aangevoegde s maakt die lettergreep te zwaar.

Waar Gezelle den vocatief Jesu gebruikt, zet M. Jesus. Met wat recht? En meest altijd valt het plomp uit, b.v.: ‘Jesu, wil mij Jesus zijn’ (43) wordt: ‘Jesus, wil mij Jesus zijn’. Wie fijn voelt, wordt een pijnlijk verschil gewaar!

Kijkt en luistert hier eens: in Blijdschap. Gezelle: ‘O blijft bij mij, blaakt deur-end-deur mij nu!’ Hier: ‘O blijf bij mij, blaak door en door mij nu!’ Als ge peist dat het vers niet verleelijkt met die door's in plaats van deur's, die oo-oo voor eu-eu dan hebt gij stoppe in uwe ooren!

Erger nog in 'tzelfde dicht (46). Gezelle: ‘Wat gaat mij om in 't wondre van die stonden’... Hier: ‘Wat gaat mij aan in 't wondre van die stonden’... De gewilde klank niet alleen, de zin is vermooscht. Wat gaat mij om is toch verre van 'tzelfde te zijn als: wat gaat mij aan? Omgaan en aangaan?

Wat zou Gezelle gepeisd en gezeid hebben van deze ‘verbeteringe’ hier:

 
Het oude Brevier.
 
Als zorgen mijn herte verslinden
 
als moeheid van 's werelds getier
 
dan zoek ik weerom het beminde,
 
dan grijp ik het oude brevier.

Hij had geschreven:

 
Den ouden brevier.
 
...dan zoeke ik weerom den beminden
 
dan grijpe ik den ouden brevier!
[pagina 287]
[p. 287]

En dat rijmde op... ‘zorgen mijn herte verslinden’; en daarbij, hij zei, zooals wij allen, vlaamsche pastors zeggen: den brevier, ik ga mijnen brevier lezen... En zeiden wij 't niet, wij moeten laten staan wat hij schreef. Hij wist toch waarom, zou ik denken.

De eindletter e kapt Monstrey af waar hij 't maar kan; het ontkennende en ('k en zal, b.v.) verdonkelmaant hij waar 't mogelijk is (zie bl. 31: ‘nooit... een beschaamde vlamme ['n] schoot’). Of hij zet er een teeken op; dit 'n ware niet kwalijk, doch 't weze dan niet é maar liever è, want dat ontkennend en is doffer dan 't voegwoord en; moest er verandering zijn, ik zette overal: 'n.

Verklaringen aan den voet der bladzijde, als: ‘terdt = treedt; reeken = reiken; dellinge = terreinglooing(!)dal; geslegen = geslagen; duizend werven = duizend malen; leste = laatste’, enz. zijn nutteloos en doen glimlachen. Andere, als ‘veeg = bedreigd’ en ‘ongevalscht = zonder valschheid’... zijn bedriegelijk. Veeg beteekent: stervend; en ongevalscht wil zeggen onvervalscht, zonder vervalsching, en dat is wat anders.

Veel opmerkingen voor zoo een klein boekske. Maar wij mogen dien weg niet laten opgaan. Laat Gezelle toch Gezelle zijn.

A. Walgrave.



illustratie

Antwoorden

PALSTER
(boven, bl. 216)
GOD BOEF-JE
(boven, bl. 168)

Palster is wel zooals er staat. - God bouv-je zal ontstaan zijn door verwarring, namelijk uit het dooreenloopen der twee voorstellingen behoen (= behouden en behoeden) en behoeven. - In de middeleeuwen, evenals nu, heeft behoeven alleen de beteekenis van ‘noodig hebben’.

A. Dassonville.

* * *

Blauwhuizen en blauwkasteelen

(boven, bl. 215)

Uit Leuven: In GG's Duikalmanak lees ik: 1 october Bavo; Vlaamsche namen: Blauwe, Blauwens, Baef, Baes, Bau, Bavinkhove, enz.

Soms geen verwantschap aldaar?

L.V.

 

Verder uit Brabant, een Wesvlaming:

Al dat ‘blauwen’ riekt misschien naar bedriegerij, blauwverwinge, blauwen-maandagviering, blauwe-schortenuithang, blauwe-bloemekensvesting, door-'t blauwsel-trekking, en ook

[pagina 288]
[p. 288]

blauwerij, korten-drank- en melkblauwing, en evennog uitkloppinge als vlasblauwinge.

‘Blauw’ is ook een beetje... van 't ander geloove.

Herinneren die Blauwhuizen niet daaraan?

Een Gezellevriend.

En waren 't eens eenvoudig; huizen met schaliedaken blauwziende tusschen de strooien daken, zooals de steenenhuizen in steê een ‘steen’ heetten? ‘Een dak in blauwe schaliën’, dat heb ik meermaals gehoord in den buiten.

T.R.



illustratie

Nog een woord over den H. Eydrop.

Wanneer mijn eerwaarde vriend De Wolf mij ondervroeg over den H. Eydrop (boven, bl. 231) vermoedde ik dat er spraak was van den H. Eutropius. Dezes relikwieën werden, vóór den geuzentijd naar Heule bij Kortrijk overgebracht, ‘alwaer, zegt Van Loo in zijn “Levens der Heylige van Nederlant” (bl. 275) de feeste van den H. Eutropius seer solemneel geviert wort met groot geloop van menschen die aldaer komen bevaren doen om synen bystant te versoeken’.

In hetzelfde boek vind ik een leven van den H. Hidulfus (II, bl. 38). Deze was choor-bisschop te Trier en later abt te Moyen-Moutier, en vriend van S. Dié (Feestdag 11 Juli). Doch uit dit leven vind ik niets dat betrekking heeft op de iconografie die we in St. Baafs te Gent zien.

G. Celis.



illustratie


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Gezelle-uurtjes


auteurs

  • Aloïs Walgrave

  • Lodewijk De Wolf

  • Gabriel Celis

  • Alfons Dassonville