Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 34 (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 34
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 34Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 34

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

ebook (3.61 MB)

XML (0.86 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 34

(1928)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Vertelselkes van Tooverij uit het Fransch-Vlaamsche

Vgl. voor oorkondschap: B. 1922, xxviii, 83; voor vertellingen: evendaar en daarsedert in 1923, '24, '26.

I. Overgezonden ‘beesterije’.

Eentje van Leo Coevoet'sGa naar voetnoot(1).

[pagina 205]
[p. 205]

Leo koutte vele van overgezonden beesterije. Deze zijn alle bucht als ratten, wezels, hagedissen, koolbranders, enz., door tooveraars ten huize overgezonden, t.w. van iemand dien ze plagen willen. En, aangezien dit gespuis betooverd is, ge kunt het moeilijk grijpen; 't hoort àl wat ge zegt, en de man die vallen zetten zou, of die vergif zou leggen, moet het in een muikertjeGa naar voetnoot(1) doen en zonder het tegen iemand te uiten.

Toen hij 14-15 jaar oud was, zeide hij, en nog poester te Westnieuwkerke, lag hij thuis op een oud hof ‘te Delbecque's’ een stake twee-drie van Plaatse, langs den weg af naar Belle.

't Was een vervallen timmer; vuil niet, maar ver-

[pagina 206]
[p. 206]

geven van de ratten. Veel kwaad stichtten die beesten, maar niemand 'n wist van waar dat ze kwamen. Becque sprak er een keer van, met een vent die gekend was daarop, die de boeken hadde daarvoor, en die zulk 'n vuiligheid kon weglezen. Die vent hoorde dat er op 't hof in de huisplekke, vóór den heerd een blauwsteenen vierkantte vloertje lag, en zeide hij alzoo: ‘hier zi', zeide hij, tavond vergif leggen, en vallen zetten, en zeggen luidop tegen al die daar is, tegen de eigenaars en tegen al 't volk, dat ge dit alles doet om allegare die rattebeesten te vangen. Die ratten gaan 't hooren; en ze gaan vluchten waar dat er niets aan hen 'n kan, onder dat vloertje te weten; en morgen breekt ge dit open; ge gaat ze daar zien zitten; ge knipt ze’.

De boer deed dit zoo; en inderdaad 's morgens, wanneer ze de steenen uitbraken, ze vonden er wel zeventig ratten, meer dan ze slaan konden, en waarvan dat het meestendeel vluchtten rechte in de weê-voorde-deure.

II. Slechte boeken die 't Kwaad verwekken.

Eentje van Sidonie Sence's, ook een oude kennisse uit Nipkerke.

Vele van die oude tooveraars hebben hunne boeken, welke zij niet voort en geven aan niemand, en welke de boekverkoopers niet effenop aan elkendeen 'n bestellen. De geestelijken zitten erachter: in de huizen, in de koopdagen; en maken ze zooveelmogelijk van kante.

Te Nipkerke op een avond ten Halle-Abeele (l'Hallobeau) wierd er een man berecht die daarachter geen woord meer 'n kon uitbrengen, maar die over dat 't ging, alsan wees naar een oude kasse daar bij hem. De man is gestorven, en niemand 'n wist wat zijn wijzen had ingehouden. War', de neve die erfde van noom, ging aan 't zoeken in en op en achter die kasse, en 'n vond anders niets of 't en is daarvanboven, oude vuile en dooretene boeken. Hij bekeek ze met moete: 't waren al teekens en aardig-

[pagina 207]
[p. 207]

heden waaraan dat hij las en herlas maar niets en begreep. Doch al met 'n keer wanneer hij tenden een blad kwam, lijk een schicht de duivel stond daar, een leelijke zwarte gedaante met oogen die brandden.

- Waarom is 't dat ge roept achter me, vroeg de duivel? Wat werk heb'-je voor me?

- Geen, geen, stamerde War', ik, ik en heb niets noodig.

Hij keek achter wijwater. Uit was 't.

Hij deed om naar buiten.

- Hei, sprak de duiyel, hier werk; en, 'n krijg ik geen werk lang genoeg om gij ondertusschen in de kerk te geraken, 'k sla hier heel 't hof in gruizel te niete.

War', War', War', en wist noch waaruit noch waarin... had hij gekunnen ging Ons Heere van 't kruis halen... terbinst dat de duivel op de veursteGa naar voetnoot(1) van 't dak al aan 't scharten was, dat het stoof, in het dekstrooi.

War', bij gelukke, zag in de schuur nu een halven zak raapzaad staan. Snakke! zei hij, gooide hem uit in den messing, en:

- Daar zi', riep hij, rapen toe, al dat zaad terug in den zak.

De duivel, al razende en beurelende, buischte beneên en was al aan 't werk... zoo vlugge, zoo vlugge dat War' al kon schikken dat hij albij naar-van-gedaan had. Loopen deed hij, al wat hij rekken kon, en viel lijk een steen in de kerke. Hij las, als nog nooit, zoo schoon en zoo lange; trok dan in naar den Pastor's achter het Evangelie, en keerde daarachter weer huiswaard.

't Zaad zat vergaard in den zak, en de duivel was weg...

Maar de boeken, hebben ze gevlogen in 't vuur!

III. Slechte boeken die de liefde verwekken.

Eentje van Flora Tahon's, die kwam op 't Kasteel. En ze had het weten gebeuren.

[pagina 208]
[p. 208]

Een jonkheid van Armentiers had een oogske op een ‘meisen’ die hem nooit 'n wilde bekijken. Hoe ook dat hij er een boontje voor overhadGa naar voetnoot(1), zij 'n kon hem niet geluchten.

- Neemt dat boeksken, en leest er eens in, zei daar een vriend tegen hem.

En waarlijk! lederen keer dat hij las in dat boekske, eenige blaadjes naeen - waarvan hij niets 'n verstond -, dat jong was lijk gedwongen naar hem.

Maar de jongen wierd schuw van die leute. Op een einde hij gebruikte verstand.

- Liever een andere, zei hij, waarmee dat de duivel geen zaken en heeft...

En hij lei zijn boekske aan den brandenden heerd. Waarmee hij meer dan gelijk had.

[M.d.l.C.].

voetnoot(1)
Voluit heette hij: Ivo Leo Odo Covoet. Hierbij herinner ik mij, thuis te Brugge dikwijls gehoord te hebben van een ouden bruggeling ‘die, zeiden ze, drie voornamen had en 'n achtername, en, in àl te zamen maar 12 boekstaven’: en die was Ivo Odo Leo Tak (neem' nu nog dat 't Tack was)! Zonderling nietwaar, diezelfde ‘Ivo Odo Leo’. Men bedenke hierbij wat we voorheen eens zeiden van ‘de voegende doopnamen’ (B. 1914-'19, xxv, 125; 1920, xxvi, 70). Dat was toen gezeid van Becelaere, maar men zou allichte vermoeden dat dit heel Vlaanderen door is geweest.
L.D.W.
- Ivo Leo Odo Coevoet was geboortig van Westnieuwkerke in 't jaar 1797. Hij werd van-z'n-leven tuinman op 't kasteel te Nipkerke, en bleef het 54 jaar lang: hij is gestorven toen onze weledele Verzamelaarster Mevrouw de la Chapelle (dochter de Ternas, op datzelfde heur ouderlijk kasteel) nog een klein meisje was. 't Meestendèel van Ivo's gewezen vertellingen weet zij over van 't oudere volk uit den huize welk die eigenste vertellingen van hem had gehoord en lang heeft onthouden. Een fraaie oude man was hij, geestig en 'n beetje klapziek maar alles in deugden, en eendelijk kreksch en preusch op zijnzelven. Toch zulk 'n voldoening had hij erin, soms een keer te herhalen dat, toen hij knape was te boere op Westnieuwkerke, hij allejare naar Kemmel-kermisse ging waar dat ze immers dansten op Plaatse, en, metdat hij een van de knapste jonkheden was uit de streke, dat hij dan de eere had te mogen een sprongske doen met de Juffrouwen van 't Kasteel (die waren de Navigheer's toen) die hem trouwens daartoe kwamen uitzoeken... In die menschen hun boter 'n was er toen immers geen haar!
voetnoot(1)
In waalsch-fransch ‘en muchette’ - en cachette, in den duik.

voetnoot(1)
Le coupet = in 't vl. de ‘kop’, de top.

voetnoot(1)
In 't waalsch-fransch: ‘Il avait beau jeler les pois devant les coulons [colombes]’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken