Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 34 (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 34
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 34Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 34

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

ebook (3.61 MB)

XML (0.86 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 34

(1928)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Iets over den Zeeoorlog.

IN Biekorf 1906, XVII, blzn 97-106 en 133-142, gaf H. Callewaert (‘David en Goliath op zee’), eene beschrijving van twee hedendaagsche oorlogschepen.

Eerst het Engelsche pantserschip ‘Dreadnought’, dat een nieuwe richting aangegeven heeft in het bouwen der pantserschepen van alle vloten, bij zoover dat een hedendaagsch pantserschip dat naar de ‘Dreadnought’ gebouwd werd, heel gewoon weg een dreadnought heet en voortaan heeten blijft.

De twee grootste europetsche vloten waren de Engelsche en de Duitsche.

Ziehier de grootte en de bewapening van enkele soorten dreadnoughts der beide vloten die deelnamen

[pagina 304]
[p. 304]

aan den zeeslag van Skagerrak-Jutland, op 31 mei 1916:

Naam. Bouwjaar. WaterverplaatsingGa naar voetnoot(1)
(tonnenmaat).
SnelheidGa naar voetnoot(2)
in knoopen.
BewapeningGa naar voetnoot(3)
getal en kaliber
der stukken.
Dikte in mm. van den
pantserring rond
het schip.
Engelsche Pantserschepen:
Dreadnought 1905-06, 17900, 21.0, X 305 XX 076, 279.
Hercules: 1909-10, 20000, 21.0, X 305 XII 100, 279.
Iron Duke: 1911-12, 25000, 21.0, X 343 XII 152, 304.
Queen Elisabeth: 1912-13, 27500, 25.0, VIII 380 XII 152, 330.
Royal Sovereign: 1913-14, 25750, 21.5, VIII 380 XIV 152, 330.
Duitsche Pantserschepen:
Nassau: 1907-08, 18600, 20.0, XII 280 XII 152, 292.
Kaiser: 1909-11, 24410, 21.0, X 305 XIV 152, 349.
Koenig: 1911-12, 25390, 23.0, X 305 XIV 152, 356.
Slagkruisers:
Inflexible (E): 1905-06, 17250, 25.0, VIII 305 XII 100, 152.
Tiger (E): 1911-12, 28500, 29.0, VIII 343 XII 152, 228.
Van der Tann (D): 1907-08, 19100, 26.0, VIII 280 X 152, 248.
Derfflinger (D): 1911-12, 21180, 28.0, VIII 305 XIV 152, 305.

[pagina 305]
[p. 305]

Ziehier de lengte en breedte van enkele schepen. Pantserschepen: Monarch (Engelsch) 169,16 m. op 26,97 m.; - Kaiser (Duitsch) 171,91 m. op 28,96. De slagkruisers waren nog grooter: Queen Mary: 201,17 m. op 27,13 m.; Seydlitz: 199,95 m. op 28,50 m.

De Duitsche schepen liepen zoo snel niet als de Engelsche, het kaliber van hun geschut stond kleiner, maar hunne schepen waren beter gebouwd en sterker gepantserd en hunne granaten bleken meer doorslaande en dus gevaarlijker dan de Engelsche.

De Duitschers hadden ook min schepen dan de Engelschen: 17 dreadnoughts tegen 33, en vijf goede slagkruisers tegen tien Engelsche van denzelfden ouderdomGa naar voetnoot(1).

Na den zeeslag van 31 mei 1916 hebben de Engelschen nog verscheidene slagkruisers bijgekregen bebewapend met vuurmonden van 380 mm., en de Duitschers nog twee pantserschepen ook bewapend met 380 mm.Ga naar voetnoot(2).

Strijdwijze der groote slagschepen:

Binst het gevecht liggen de schepen niet stil, maar ze varen zooveel ze geven kunnen. Ze varen ook niet recht naar elkaar op, maar omtrent evenwijdig vaneen, zoodat ze een geheel boord naar elkaar toegekeerd hebben; zoo kunnen ze elkaar bestoken met al hun zwaar en met de helft van hun middelmatig geschut. Wordt het vijandelijk vuur doeltreffend, dan verandert men voortdurend den koers van het schip om het richten van den vijand te vermoeilijken. De groote snelheid der oorlogsschepen moet hun toelaten een goede gevechtsligging te bereiken, of indien deze goed is zich er niet uit te laten verdrijven.

De gevechtsligging wordt beïnvloed door de windrichting, de zon, den toestand der zee en de zicht-

[pagina 306]
[p. 306]

baarheid. Indien de rook van het geschut en van de machienen vóór het schip blijft hangen of naar den vijand toegedreven wordt, dan kan men dezen laatste niet zien en is de gevechtsligging slecht. Hetzelfde geldt wanneer de zon schijnt achter de vijandelijke schepen, deze laatsten zijn dan niet duidelijk te onderscheiden en de bevelhebbers en waarnemers van het geschut zijn erdoor verblind. Ook nog als groote golven tegen het schip aangeloopen komen, want ze bemoeilijken en verhinderen de bediening van het middelmatig geschut dat langs boord ligt. De zichtbaarheid en de belichting zijn even van groot gewicht, want het kan gebeuren dat men den vijand niet ziet, terwijl men voor hem klaar op den gezicht-einder afgeteekend staat.

De ligging van het eene schip tegenover het andere heeft een doorwegenden invloed op het gevecht. Indien de tegenstrever naar een schip toe- of ervan wegvaart, kan dit laatste als het dwars tegenover hem ligt, hem de volle lading geven met al zijn zwaar en met de helft van zijn middelmatig geschut, terwijl hij maar kan antwoorden met de helft van zijn zwaar geschut alleen; de andere helft van het zwaar geschut alsook gansch het middelmatige dat aan beide boorden ligt, kan op den vijand niet gericht worden. Dit noemen de Engelschen ‘Crossing the T’ ( als in een T, een liggenden balk dwars over een rechtstaanden brengen). Dit geldt zoowel voor twee schepen als voor twee vloten tegenover elkaar.

De snelste vloot tracht zich altijd in halfrond rondom het punt van de traagste te plaatsen, zoodat ze deze uit alle richtingen kan bestoken en van langsom meer insluiten. Dit noemen de Duitschers ‘Wurstkessel’.

In het gevecht ontplooien de vloten zich in één gelid.

De uitvaart van eene vloot wordt geleid door 'n voorwacht van snelle lichte kruisers en torpedoboot-

[pagina 307]
[p. 307]

afdeelingen, daarna volgen de groote snelle slagkruisers en eindelijk de pantserschepen; deze laatsten vormen de echte gevechtsvloot. Ieder der groote slagschepen wordt begeleid door torpedobooten die desnoods eenen zijaanval moeten afweren van vijandelijke torpedo- of onderzeebooten.

De heele vloot samen vaart niet te snel teneinde goed bijeen te blijven (15-17 knoopen), maar er wordt genoeg gestookt om, vanzoohaast de vijand gemeld wordt, er met volle vaart heen te snellen.

Wordt de vijand door de voorwacht opgemerkt, dan trachten torpedobooten, kleine kruisers en slagkruisers hem aan het gevecht te houden tot de pantserschepen verschijnen, ofwel ze trachten hem op de vloot aan te lokkenGa naar voetnoot(1).

Het geschut van een slagschip in het gevecht:

Als voorbeeld diene hier het geschut van den duitschen slagkruiser ‘Derfflinger’ in 1916.

Het zwaar geschut bestaat uit acht vuurmonden van 305 mm., verdeeld twee aan twee over vier draaibare pantsertorens, waarvan er twee voor en twee achter op het schip aangebracht zijn. Het pantser van de torens is 279 mm. dikGa naar voetnoot(2); deze torens draaien op eene spil die door de verscheidene dekken van het schip gaat. De torens worden door electriciteit bewogen; op dezelfde wijze worden de kanonnen op en neer gelaten voor het richten.

Het middelmatige geschut bestaat uit veertien kanonnen van 152 mm. die zeven aan zeven naar elke boord van het schip in [178 mm.] sterke pantserkamers aangebracht zijn.

Daarenboven bezit het schip nog vier vuurmonden van 88 mm. tegen de vliegtuigen.

De officier die het geschut bestuurt verblijft in de

[pagina 308]
[p. 308]

achterste plaats van het [350 mm.] dik gepantserde blokhuis van den scheepskapitein. Een andere officier die hem desnoods moet vervangen verblijft in het tweede blokhuis, meer achterwaarts op het schip. Zoowel als de scheepskapitein houdt hij den vijand in het oog niet door een opening in het blokhuis, maar door eene kijkbuis (périscope) die boven het blokhuis uitsteekt; ieder toren en pantserkamer heeft ook zulk eene kijkbuis, want alle openingen zijn door zware pantserdeuren afgeslotenGa naar voetnoot(1).

Op de kijkbuis van den geschutsofficier is een richter aangesteken die gekeerd wordt naar het deel van het vijandelijk schip, dat hij wil onder vuur nemen. Deze richter is in verbinding met al de stukken van het zware en met de helft van het middelmatige geschut, die op hetzelfde punt gemikt worden waarop de richter mikt. De richter wordt ook door hem eerst geregeld en door een soort uurwerk gedurig verbeterd, naarmate de afstand regelmatig aangroeit of vermindert. Het slingeren en het stampen van het schip maakt het richten van het geschut moeilijk: een bezonder toestel zorgt dat ieder vuurmond op den vijand afgevuurd wordt, op het oogenblik dat de richterlinie door het doel loopt.

Om den afstand te meten bezigt de ‘Derfflinger’ zeven machtige afstandmeters Zeiss.

De werking van het geschut wordt waargenomen van uit den voormast: 35 m. boven den zeespiegel is er een gepantserde trommel aangesteld, waaruit een officier en een onderofficier de werking van het zwaar en van het middelmatig geschut gade slaan. Een telefoon verbindt hen met den geschutsofficier. Is deze laatste, door den rook, verhinderd het geschut te richten, dan wordt dit door de kijkbuis van een waarnemer gedaan, die in verbinding gesteld wordt met den richter van het blokhuis.

De schietvoorraad is geborgen in een vijftigtal voor-

[pagina 309]
[p. 309]

raadkamers, welke tegen de vijandelijka torpedo's beschut zijn door schutsels uit nickelstaal die door heel de lengte van het schip loopen. Ieder granaat van het zwaar geschut [305 mm.] weegt rond de 400 kgr. en de huls ervan 150 kgr. Dank aan de electrische ophaalbakken kan ieder zware vuurmond om de 40 seconden schieten. De Duitschers schoten overhands met een van de twee stukken van iederen toren; de Engelschen schoten hunne acht of tien zware stukken ineens af, en vuurden ook sneller: de Duitschers konden geen twee halve lagen afvuren in den tijd dat de Engelschen een volle laag gaven.

De stukken van 305 mm. droegen tot 18000 m., deze van 152 mm. tot 13000 m.

De bediening van het geschut van den ‘Derfflinger’ bestond uit 15 officieren en 750 man. De heele bemanning van het schip telde 1400 koppenGa naar voetnoot(1).

Sindsdien zijn twaalf jaren vergaan en de nieuwe groote slagschepen zijn met nog grooter vuurmonden [450 mm.] uitgerust, ze zijn ook sterker gepantserd en kunnen nog sneller varenGa naar voetnoot(2).

D.S.



illustratie

voetnoot(1)
'n Schip van 20.000 ton verplaatst 20.000.000 kilogr.water.
voetnoot(2)
Een schip dat 21 knoopen vaart, loopt 21 zeemijlen in een uur, 't is te zeggen 38892 meter in het uur of 648 m. 20 per minuut (een zeemijl = 1852 meter).
voetnoot(3)
De romeinsche cijfers geven het getal vuurmonden aan, de arabische het kaliber dezer vuurmonden. Het kaliber is de doorsnee van de opening van 'n vuurmond in millimeters.
voetnoot(1)
Amiral Jellicoe de Scapa. La Grande Flotte (1914-1916). Paris, Payot, 1921, blzn. 222-233.
voetnoot(2)
Mémoires de l' Amiral Scheer, commandant en chef la flotte allemande de haute mer. Paris, Payot, 1924, blzn. 242 en 354.
voetnoot(1)
G. von Hase. La bataille de Jutland vue du ‘Derfflinger’. Paris, Payot 1922. Hoofdstuk III, blzn. 32-37.
voetnoot(2)
De pantsertorens van de groote slagschepen waren nog dikker: ‘Queen Elisabeth’, 330 mm.; ‘Koenig’, 356 mm. Zie Jellicoe, op. cit. blzn 227 en 229.
voetnoot(1)
Zooals een onderzeeboot van onder water de oppervlakte van de zee gadeslaat.
voetnoot(1)
G. von Hase, op. cit. Hoofdstuk II, blzn 14-31, 74 en 82.
voetnoot(2)
Volgens A. Thomazi, La guerre navale dans la zone des armées du Nord (Paris, Payot. 1925, blzn 180-181), droegen in 1918 de stukken van 381 mm. tot 26000 m., die van 450 mm. tot 35000 m. Op het einde van den oorlog hadden de Engelschen kanonnen van 450 mm. op drie hunner monitors geplaatst ten einde de binnenhaven van Brugge onder vuur te nemen, zonder in het bereik der Duitsche batterijen te komen; ze hebben ze gelukkiglijk niet moeten gebruiken, anders had de stad Brugge ook haar deel ervan gekregen, want op zulke afstanden kan men op geen 1000 m. naar bepalen waar de granaat zal vallen. Ibidem blz. 181.
Bemerkt wel dat de Duitsche mortiers die in 1914 de forten van Luik, Namen en Antwerpen vernielden, enkel een kaliber van 420 mm. hadden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken