Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 34 (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 34
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 34Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 34

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

ebook (3.61 MB)

XML (0.86 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 34

(1928)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

De oorlog in Dickebusch en omstreken
(Vervolg van bl. 285).

1915. Woensdag den 9n in Zomermaand. 't Schijnt dat 't niet best en zit aan den kant van de Russen.

Heden ontvang ik 2 zakken kleergoed ‘envoyé par la reine des Beiges’, om uit te deelen aan de arme liên.

Thans is er ten anderen nogal-wat geld te verdienen voor 't vrouwvolk, 't zij met te wasschen voor de mannen van 't leger, 't zij met te spellewerken. De engelsche overheden staan verzot op ons kantwerk, om er in Engeland te kunnen besteeksels mee doen. Een gewone spellewerkege wint nu van 2 tot 3 frank daags; en, die wel heur ambacht kennen en neerstig zijn, kunnen gaan tot tweemaal zoovele. 't Gebeurt hier-en-daar dat de Engelschen zelve nog 't garen voorniets toebezorgen.

Nognooit zooveel geweerkogels hooren-schuifelen als dezen avond ten achten. In den nacht het neemt uit.

Donderdag, 10n. Sedert eenige dagen is een verpleegstand op 't hof te Em. Vandenbroucke's. Daar herdert Father O' Connor (mee met de 14e afdeeling), de zielenherder van Manchester; die komt 'n keer tmijnent-benaar, en vertelt 't eene en 't andere. Van de vele gekwetsten; en van de duitsche bezetenheid om altijd-maar nieuwe-en-bij uit te vinden: kleine buischers b.v. om in de grachten te

[pagina 318]
[p. 318]

schieten; nu ookal gooibommen, ‘grenaden’, om te gooien met de hand; dan gisternacht hadden ze 'n hol gesteken, zooverre dat 't uitkwam tusschen den eersten en den tweeden engelschen gracht, en daarvan-uit gaven ze 't hem in den nekke van de Engelschen vanuit den eersten gracht!

Met den avond krijg ik een anderen krijgsherder nog, 'n Franciscaan, Father Mc Cann die tmijnent komt thuiszijn.

11n in Zomermaand. Vrijdag en H. Hertendag. 125 HH. Nuttingen.

12n. Zaterdag. Gansch den nacht door, volle geweld van klein en van groot geschot. In den uchtend gevlieg, meest van Engelschen, en gedonder erachter om ze neêre te krijgen.

In den achterhalfdag ben ik te lande al Kemmelwaard op. En 't en is niet-geloovelijk wat 'n verschil, langs de bane van Yper op Belle, tusschen de landen van rechts en de streke van links. Links volle groeite: wat flauwer dan voordezen, ik wil het, uit reden van onvoldoende bemestinge, doch weinig vermoord; de hofsteden ook weinig beschadigd. Rechts echter: meer dan de helft ligt brake; land en weên ongebruikt, en we gaan zeggen onbruikbaar, door 't danig dooreen-getrek van peerden- en mannengeleger, van schuilkoten, grachten, en bovenal bijwegen; zoo loopt er een weg. aleens 50 tot 70 meter breed, dweers door het land van Coene Marcel's, vanaf den keizel, recht naar den Oûrdom; me' kan denken hoe de landen-daar-langs er uitzien: veel is vernield, en nog geen halve vrucht allegare.

De geschutstukken, eerst in de schure te R. Lamerant's, stonden nu op het hof. Ze waren aan 't levenhouden, rechts toen ik bijkwam. De oversten bekeken me ontrouwig, omdat ik geen deurelatinge 'n kon voorleggen. 'k Was in mijn recht, zoo zei ik toch tegen, dewijl ik op mijn ambtsgebied bleef En alles gerocht streke daarmee... uitgeweerd... dat er daar aanhoudende, boven ons hoofd, bommen aan

[pagina 319]
[p. 319]

't joelen en aan 't gieren waren die gingen ontploffen aan 't Hallebast. In vollen dag waren daar gestadig maar-heele scharen volks langsgetrokken; geen keure of kreeg men ervan. Op àl die hoven ten anderen waren heel den voorhalfdag, tal van geweerkogels neeregekomen, immers vanuit de grachten naar de vliegers geschoten.

Deze laatste dagen, vele bommen op Kemmel, toch niet-meest-nog op Plaatse. Vijf menschen zijn ervan dood. Sedert 'n tweetal dagen ook nogal gesmijt langs de Vierstrate, en vele-meer onruste naar Wytschaete-toe.

Even vandage, in den avond, bommen op Vlamertinghe, en die komen van ievers-al Wytschaete. En 't is 'n geschot dat we hier nog niet gehoord hebben. 't Gaat met twee buischingen. De eerste is van 't afschieten zelf, doch gehoord alswanneer de bomme reeds boven ons hoofd huilt; 't is als 'n ontploffinge hoog in de lucht, zoo snel gaat dit tuig, sneller dus dan zijn eigen geruchte. En het ander gebuisch dan, lange daarna is de ontploffinge op 't einde. En dat is zoo-de eene bomme achter de andere, uitvallende al Vlamertinghe, -spoorhof en -kerk. Dat sleept aan tot den negenen. Dan volgen daarop, naar Vlamertingh-kerke, weer nog 3 bommen, uitgezonden van Boesinghe-entwaar; en de laatste sloeg in: 'n vreeselijk dingen. De bidsteê was onlangs vernieuwd met alle mogelijke schoonheid en pracht. Ineens lag zij in, en aan 't branden. Al en deed m' er geen dienst meer, en 'n bleef er Ons Heer nietmeer rusten, ze 'n was toch nog niet ontruimd - die 'n onvoorzichtigheid was -: gewaad, beelden, vanen, gerieven en dienstraad, 't brandde er allemaal in. De Geestelijken, al van voordezen, zijn: de eene aan den Brandhoek (doet er dienst, en begraaft er), en de andere op Plaatse (die er doet wat hij kan). Een tweetal dagen nadien ben ik de ramp gaan bekijken en... met àl die het zagen, betreuren. De toren is half-af, slacht van den onzen; de klokken lagen neer

[pagina 320]
[p. 320]

in den ingang. Dan staan er daar brokken van wanden en zuilen. 'k Zag er blauwsteenen stukken, gesprongen van de hitte; den kruisweg, zoo heerlijk gebeiteld, nu gekraakt en gevlaad. Alleene de brandlâ nog toe.

('t Vervolgt).

[A.V.W.].


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken