Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 38 (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 38
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 38Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 38

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.41 MB)

ebook (4.14 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 38

(1932)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Mengelmaren

Sterreliedjes.

Van 'n sterreman uit Deerlijk hoorde ik met Dertienavond de volgende schoone liedjes.

- 1.

 
Drie Koningen, en ze kwamen uit het Oosten
 
troost en verdriet
 
om Maria te troosten
 
troost en verdriet
 
maar ze vonden Jezus niet.
 
Maria. Gods man en Maria gingen te gare
 
Ach gloria en ecce coelia!
 
(die 2 laatste herhalen)

- 2.

 
En op een allerzoetsten nacht
 
kon wille (?) (bis).
 
wij zullen durven vinden den God vanal
 
we zullen durven vinden Maria overal
 
kon wille (bis)
 
den koning overal
 
wij zullen durven vinden Maria overal.
 
 
 
Maria gaf eenen zucht
 
als zij hoorde dat gerucht
 
zij heeft mij moeten vluchten
 
naar 't huizeke van zuchten
 
maar zij meende dat 't Herodes was
 
maar 't was het kindeke Jezus die daar geboren was. (bis)
 
 
 
En de maagd verloor heur moed
[pagina 31]
[p. 31]
 
bij 't kruiske van den dood,
 
en de menschen biechten hun zonden
 
met Kerstdag en altijd.
 
En hulder ziel zal eeuwig leven
 
maar hulder lichaam zal vergaan
 
tot welstand van ons leven
 
zal onze ziel voor 't laatste oordeel staan.

Werkbie.

't Stikske bachten 't huis:

d.i. het laatste om te verkoopen, 't kostbaarste dat men heeft, (waar de vrijdom, de uitweg, de voorraadputten enz. op liggen).

Alzoo gezeid in 't kaarten, bij de laatste partij:

- Alhei, 't is nu achter 't stikske bachten 't huis!

- Hoe datte?

- 't Is nu dat 't geld doet [in 't spelen, want nu zal de pot gedeeld worden].

- ... dat 't vel afmoet?

- Ja, we zijnder!

Becelaere

[L.D.W.]

Een deuntje bij 't kaartspel.

 
Herte-Vrouwe
 
zat op de schouwe
 
en bakte koeken en taarten.
 
't Was op een Sinte Maarten!
 
Herte-zot
 
sprong uit zijn kot
 
en pakte koeken en temperpot.
 
Herten-heere
 
kwam al zeere
 
en riep ‘Waar zijn die taarten al!
 
't is tijd dat ik ze proeven zal!’
 
En herte-vrouwe
 
vol ontrouwe
 
zei: ‘De zot heeft temper en taarten gepakt!’
 
Toen wierd hij bij zijn ooren gepakt
 
en hij riep: ‘Och heere
 
meneere
 
Herten-heere,
 
'k en stele van mij' leven geen taarten meer!’

Poperinghe

Werkbie.

Vragen en antwoorden

Nog over Klinkaard. - Zou dit woord niet eenvoudig stammen van ‘klinken’ met de glazen, in het Fransch ‘Trinquer’? Klinkaard zou dus beteekenen ‘drinkebroer’, en ook wel ‘vroolijk gezel’.

Volgend liedje, dat men in het land van Waes (ten min-

[pagina 32]
[p. 32]

ste toch te Lokeren) zingt wanneer men een ventje op de knie doet paardeken rijden, schijnt dit te staven:

 
‘Klinkaard en zijn wijveken die waren vroeg opgestaan,
 
Om boterken te karnen en naar de markt te gaan.
 
De straatjes waren heel donker,
 
De wegeltjes waren heel glad-glad-glad,
 
En Klinkaard viel tot over den kop in de gracht!
 
Het spijt mij niet van mijn boter,
 
Maar wel van mijnen doek!
 
En als ik thuis kom, scheur ik een stuk uit... (naam van den knierijder) zijn beste broek!’

Klinkaard is hier een eigennaam, doch in volksliederen en volksverhalen hebben de namen gewoonlijk hunne beteekenis. Men vergelijke: Smeken Smee, Lamme Goedzak, Roger Bontemps; bij Grimm: Schneewittchen, Rotkäppchen, Daumesdick, Doktor Alwissend, enz.

De klinkaard van het liedeken, zal wel van 's morgens vroeg niet dronken zijn, doch die zoodanig gladde straatjes en die val in de gracht konden niet beter passen dan aan een drinkebroer.

Eindelijk heeft klinkaard in de spraak der Lokeraars nog eene heel andere beteekenis: namelijk die van een klinkenden kus.

H.V.K. (Leuven)

 

- De Iepersche spreuke: Van voren winkel en van achter klinke, hierboven 1931, bl. 384 met Klinkaert in verband gebracht, hoorde ik te Brugge met een anderen draai: Van voren winkele en van achter krinkele. 't Is ook alzoo dat ze in Loquela opgeteekend staat, met daarnevens nog de wending: 't Is e'winkeltje met e'krinkeltje. Krinkel beteekent een bedekt slecht huis.

D.S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken