Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 38 (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 38
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 38Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 38

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.41 MB)

ebook (4.14 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 38

(1932)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 218]
[p. 218]


illustratie

Uit den ouden taalschat.

Coeltrecker.

IN de 16e eeuw is er reeds sprake van Luycksche kolen, Henegauwsche en Bergenhenegauwsche kolenGa naar voetnoot(1). Bestond er reeds een woord om den koolmijnwerker aan te duiden? De woordenboeken zwijgen er over. Wel geeft Kiliaan: Kolen-berner, kolen-man = carbonarius, maar blijkbaar is hier de kolenbrander, de bereider der houtskool bedoeld. Toch heeft de taalveerdige Jan Coens in 1598 een woord daarop gevonden. In zijn Confutatie oft Wederlegginghe van den Biencorff (Leuven, 1598; f. 112 v.) schrijft hij, (de stelling van Marnix bestrijdend dat men niet bij de doctoren maar bij de simpele menschen het geloof moet aanleeren): ‘Dits wel, ende dit volghende sullen wy moeten soecken de coeltreckers ofte steentreckers int lant van Namen, die seer slecht ende onwetende zijn, en noyt ghestudeert en hebben, die hebben de hemelsche wijsheyt!’

IJserkuyle.

Coens gebruikt dit woord in den zin van ijzermijn, mnl. isermine; vlg. steencule (Verdam). Schertsend beantwoordt Den Herder eene opwerping van Tschaepken (f. 219 v.): ‘Och hadde den Paus van Roomen geweten datter alsulcken latyser (latspijker) hadde verborghen gheleghen in de ijser kuylen van Luyck, hy soudese langhe hebben doen stoppen.’

Bobelinc.

Een boveling is, in Veurne-Ambacht, een kopwilge, een bollaard. ‘En is lijk uit ebboveling ekkapt! - 't Vriest dat de bovelingen bersten.’ (De Bo, bovenling en Loquela s.v.). In de oudere oorkonden van

[pagina 219]
[p. 219]

het Veurne-Ambachtsche staat dit woord dikwijls vermeld; in het Mnl. Wdb. bleef het onbekend.

In de Rekening der Wateringhe van Veurne-Ambacht over het jaar 1420, f. 5, lezen we: ‘Item te costen ghesiin anden verschen dijc... omme... bobelinghen te hauwene, de poten te potene, te tunene daert nootsakelijc was.’ In de Rekening over 1424: ‘[Betaelt] Jan van der Muelne eene huerde, thaer van eenen bobelinghe,...; Margriete vanden Brouke... 13. bobelinghen of ghehauwen (f. 9 en 10 v.). Hetzelfde woord ontmoeten we in een verkoopbrief der schepenen van Veurne-Ambacht uit het jaar 1411: ‘... twee ghemeiten lands... ligghende inde prochie van Pollinchove [verkocht] metgaders de bowelijnghen ende upgaende houd staende anden groenen dijc bezuuden...’Ga naar voetnoot(1).

Bobelincrijs (= takken van hovelingen) is een samenstelllng die dikwijls in de Rekeningen van de besproken Wateringhe voorkomtGa naar voetnoot(2). - ‘Looy Boudiin van hoye, van stroye, van bobelincrijs...; Heermond de Langhe... van tronken of ghehauwen, van poten, van bobelinc rijs.’ (Rek. 1424, f. 7 en 11). - ‘Item ontfaen vander pasture vanden verschen dike en vanden ofvalle vanden bobelincrisen boven de poten die ghepoot ziin up den verschen dijc, 8 lb.’ (Rek. 1420, f. 5).

In de bescheiden der 16e eeuw is het woord gewoonlijk bovelinghen geschreven: ‘Andries Schaeck heeft ghemact vanden bovelinghe te leenhove 2700. ryshoudt...’ lezen we in een rekening der Duinenabdij over het jaar 1565.

A.V.

voetnoot(1)
J. Torfs. Fastes des Calamités Publiques, II, bl. 316 (Doornik, 1862).

voetnoot(1)
Feys-Nelis. Les Cartulaires de la Prévôté de St. Martin à Ypres, II, bl. 547 (Brugge, 1881). - J. Jacobs, Het Westvlaamsch bl. 153 (Groningen, 1927) heeft van bowelijnghen haastig bouweel, bouwelaar (uitgedorschen schoof) gemaakt! Oude teksten willen met voorzichtigheid behandeld worden.
voetnoot(2)
Deze Rekeningen, alsook de verder vermelde Rek. der Duinen-abdij (Titel West n. 28 A), berusten in het archief van het Brugsche Seminarie.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken