Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 39 (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 39
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 39Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 39

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.01 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 39

(1933)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

De Sint-Jorisgilde te Loo.

DE kruisboge die wij thans in onze gilde gebruiken is een vreedzame afstammelinge van het vroeger oorlogswapen van dien naam, dat als handof grof geschot dienst deed; zooals de nog bestaande kruisbooggilden zelf herinneren aan de vroegere militiekorpsen die dat wapen beoefenden.

De kruisboge bestaat hoofdzakelijk uit de lâ (lade), of houten gedeelte en de stalen latte. De lâ steunt bij het schieten tegen den schouder. Al voren is de latte erin gewrocht; deze is er met scheerzen en beukels in vastgezet. De snare glijdt over de lâ en wordt bij het ophalen der boge gevangen in de neute.

[pagina 73]
[p. 73]

De neute zit halfweg in de lâ en kan draaien op een spille; zij wordt onbeweeglijk gemaakt bij middel van de strange en dan kan de boge opgehaald worden en de snare in de haken van de neute gelegd. De boge wordt met de hand opgehaald of meest me een tange. Bij het afschieten drukt men met den vinger tegen het trekkertje zoodat de strange losvliegt, de neute een draaiende beweging uitvoert rond de spille en de snare, door de veerkracht van de latte, den pijl over de lâ vooruit doet vliegen. Om te mikken heeft men het fizei (fr. visée) bestaande uit het gatje dat bachten de neute staat, en het pinnige (pinneke) dat geheel van voren op de lâ staat.

De lâ wordt van hard hout gemaakt; zij is met koper beleid (belegd) op het gedeelte waar de pijl gelegd wordt. De latte is van veerkrachtig staal; de neute van been, ivoor of busseboomen. De snare bestond vroeger altijd uit schellegaren, dat hier en daar met een snoertje omwonden was om de garentjes bij elkaar te houden. Nooit heb ik immers snaren gezien die op zichzelf gewrongen waren, maar de garendraden zijn alle gelijkloopend in een bundel vereenigd. Nu worden de snaren van staalkabel gemaakt; een gewezen zeeman spicht daar behendig de ‘oogen’ aan. De stalen snaren zijn veel beter omdat zij, bij smoorachtig of laf weder, niet krimpen, wat met snaren van schellegaren nog al wat last veroorzaakte. De pijlen zijn van hard hout gemaakt en dragen al voren eene koperen of stalen pinne en al achter de vlerken.

Men schiet in een doel. De doel is gemaakt uit ruggen glei, dat eerst moet geboot worden opdat het nauwe zoude kunnen toegeprest worden; vlas is ook goed tot het maken van den doel. De doel meet 60 tot 70 cm. vierkant. Hij bestaat uit een zware grondplank dragende al wederkanten twee rechtopgeplaatste staanders, waartusschen het strooi gevangen zit. Langs boven steken de staanders door een tweede zware plank, gelijk aan de onderste, maar die los op de staanders

[pagina 74]
[p. 74]

schuift. De staanders zelf dragen kavels op hun bovenste gedeelte en bij middel van busseboomen ‘puidiges’ die in die kavels passen, kan men de bovenste planke op gelijk welke hoogte op de staanders bevestigen, zoodat het strooi langs alle kanten goed ingesloten is. De puidiges laten gemakkelijk de nederwaartsche beweging toe, maar ze moeten verwijderd worden om toe te laten de plank langs boven af te schuiven.

Men kan verschillende soorten van schietingen uitvoeren. Het meest schiet men ‘in de ringen’: dat is op 3 of 4 concentrische ringen met in het midden een buize, voorzien van een piston (ontploffende stof om een knal te verwekken). De buize telt voor 10, de kleinste ring voor 9, de volgende voor 8 enz. Die al de ringen mist, schiet een ganzei, wat dan ook op het bord met een groote 0 opgeteekend wordt.

Een combaa (combat) schiet men met enkel één pinne in het midden van den doel en om ternaast van die pinne, juist gelijk of dat men in de boltrâ bolt om ter dichtst van het pluimtje. Men schiet in twee kampen en de pijlen van eenzelfde kamp die dichtst van de pinne zitten, tellen. Iedere pijl die in den doel geschoten wordt, bekleedt men met een busse, anders zou hij door een der volgende pijlen kunnen gespleten worden.

In de wintermaanden, dat is tusschen de Octobergilde en de Aprilgilde, schieten wij tweemaal te maande in de ringen. Iedere schieting worden drie prijzen uitgeloofd, bestaande uit 3, 2 en 1 tellooren en betaald van het gildegeld. Die de laatste prijs heeft van 1 telloor ‘heeft het pondige’ en wordt doorgaans wat uitgelachen, want het gebeurt wel dat hij voordeel zou gedaan hebben met een puntje of twee min te schieten, zoodat hij dan waarschijnlijk de volgende schieting den eersten prijs of drie tellooren zoude gewonnen hebben.

Een combaaige (klein combaa) wordt geschoten onder eenige liefhebbers om een glas bier. Soms gebeurt het dan dat het verliezende kamp de winners uitdaagt tot een revenze (revanche).

[pagina 75]
[p. 75]

Eindelijk heeft men nog de prijsschietingen. Daarvoor wordt een inleg gedaan door elk der deelnemers en, om het opperwerk uit te maken, wordt het gildegeld aangeraakt of is er een toelage van de gemeente (b.v. met de kermis) of een junste van den hoofdman of een gildebroeder die een blijde gebeurtenis te vieren heeft. Voor zulke schieting wordt op den doel een doek gespannen waarop een aantal ringen in driehoek genaaid zijn: dat zijn de kleine veugeltjes en daar zij in driehoek staan, heeten ze de perramine (pyramide), vulgo: het kot. Boven het kot staan de kleine of grootere buizen uitmakende: de upperveugel, de zijdveugels, de kallen. De goede schotters gaan meest achter het upperwerk: voor eere en profijt. De gildebroers die zoo goed niet geoefend zijn of niet klaar meer zien, schieten achter kleine veugeltjes en dikwijls goed kome het uit: 't zijn kotschieters. De keuninkschieting is eene prijsschieting, waar de upperveugelschote tevens den titel van keunink verleent.

De kruisboogliefhebbers zijn in de St. Jorisgilde. Veel kruisbooggilden staan onder de bescherming en dragen de naam van St. Joris. Weinige (nu bestaan er alleszins maar zeer weinig meer) dragen de naam van Willem Tell. Integendeel vindt men nog al veel handbooggilden die ‘Willem Tell’ heeten, al is het dat Willem Tell (volgens de overlevering) de kruisboog hanteerde.

Den eersten zondag van October wordt de keunink ingehaald en den maandagavond de gilde gehouden; het gildegeld wordt dan ontvangen en men drinkt op de kosten van de gilde het gildebier. Den eersten zondag van April wordt de keuninkschieting gehouden en den maandag is er weder gilde en wordt de keuninginnebolling gehouden onder de vrouwen der gildebroers.

Moet er in den loop van het jaar een gewichtige beslissing genomen worden, dan houdt de hoofdman eene buitengewone vergadering of kapellegebod. De gilde heeft een dienaar of knape. Ik schrijf hier over de bepalingen betrekkelijk dien knape, die ik vind in

[pagina 76]
[p. 76]

een gildeboek dat begonnen is in 1905. Ze zijn waarschijnlijk uit een vroeger boek overgenomen, waarvan ik geen spoor meer vind. - Kennisgeving:

De maatschappij heeft voor knecht of knape, Amand Bolliès (is dat geen spaansche naam? de man leeft nog en is in de negentig jaar). Hij is gehouden de bevelen van den bestuursraad en voornamelijk van den voorzitter na te komen, ook op zijne bevelen zal hij de leden der maatschappij voor gelijk welke vergadering bijeenroepen. Gedurende de winter- of prijsschietingen zal hij nota nemen van de leden dewelke aan deze schietingen deel genomen hebben, en het getal of bedrag der vijf geschoten getallen met juistheid aanteekenen, en er een afschrift van geven aan den schrijver, ten langste zes dagen na de schieting, ten einde dezen toe te laten bijtijds de uitslagen der schietingen aan te boeken. In geval van ongehoorzaamheid of nalatigheid van den knape in het vervullen dezer plichten, zal de bestuurrraad desnoods bijzondere maatregelen tegen hem nemen. Plichten der maatschappij jegens de knape: Een jaarlijksche som van zes franken zal aan den knape betaald zijn, betaald in twee termijnen. Daarenboven zal er hem bij ieder schieting door ieder schotter 5 centiemen betaald worden als pijluittrekkers-geld.

L.V.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken