Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 39 (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 39
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 39Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 39

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.01 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 39

(1933)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 117]
[p. 117]


illustratie

Zei-spreuken.

(Vervolg en slot van bl. 89)

III
Spreuken toegeschreven aan ‘den vent en 't wijf’.

- 't Zal wel gaan als 't aan 't gaan is, zei de vent, en 't kind en had maar één been.

- Niet en weet, niet en deert, zei t ventje, en 't sloeg pannevet iedere' keer dat zijn vrouw uitging.

- Sterven is lastig, zei de vent, en hij zweette erbij.

- Alles met mate, zei de vent, en hij sloeg zijn wijf met d'elle.

- 't Verstand en komt vóór de jaren niet, zei de vent, en zijn dochter was er al veertig.

- Elk zijn gedacht, zei de vent, maar 't mijne is 't beste.

- Elk zijn gedacht! zei de vent, en hij bolde in de gracht.

- Zooveel hoofden, zooveel zinnen, zei de vent, en hij voerde een bende puiten op ne kortwagen.

- Veel gekakel om letter (luttel, weinig) eiers, zei de vent, en hij sloeg zijn wijf.

- Vele handen maken licht werk, zei de vent, maar 't is 'nen duivel in 't pateel.

- Uit der oogen, uit der herten, zei de vent, en hij stak zijn wijf onder 't ijs.

- Zoo gaat het in de wereld, zei de vent, en hij voerde den kortewagen (kruiwagen).

- Rekent en telt, zei de vent, en hij gaf zijn wijf een oortje.

- Alle deuren geven wind, zei de vent, en hij sloot de dressedeure. (Dresse = schapraai, spinde).

- Den aanleg is d'helft van 't huishouden, zei de vent, en hij lei zijn wijf aan 't vier.

[pagina 118]
[p. 118]

- 't Zijn wel stressen! zei de vent, en hij en had geen haar.

- Dat zijn toeren! zei de vent, en hij draaide drie keers rond zijn wijf.

- Bij tijds een afgangpille is gezond, zei de vent, en hij zoop vijf en twintig eiers.

- Spaart een appelke tegen den dorst, zei de vent, en hij at al de peren, op ééne naar.

- Werken is zalig, zei de vent, maar leegloopen is heilig.

- Al achter reke lijk meulenaars koeien, zei de vent, en hij en had maar ééne.

- Ieder huis heeft zijn kruis, zei de vent, tenzij t'onzent: en de muizen staken den mood in de schaprâ. (Den mood steken = sterven).

- Alle baten helpen, zei de vent, en hij droeg water naar de zee.

- 't Is al verloren Vlaamsch, zei de vent, en de Waals hên 't zoo noodig.

- Die met zijn zelven boft en deugt niet, zei de vent, maar ik ben goed.

- Elk zijn goeste, zei 't ventje, en 't at zijn kind z'n pap uit.

- Binst dat 't schaapke bleet, 't verliest zijne beetjes, zei 't ventje, en 't at het kind zijn pap uit.

- Bloed trekt, zei de vent, en hij liep achter zijn zwijn.

- 'k En krijge ik nooit koude voeten, zei de vent, en hij en had maar één been.

- 't Is al 'nen slechten trommelare die op zijn vel niet en mag slaan, zei de vent, en hij sloeg op zijn wijf.

- Dat en staat niet, zei de vent aan zijn gebuur, en 't waren alle twee vuilaards.

- Als ik thuis kome, zei de vent, krijge ik alle dage twee slag van visch: knabbeljauw en wijtingen.

- 't Is overal entwat, zei de vent, uitgenomen t'mijnent: en d'arme Jantjes (wetteboôn) lagender.

- Die 't lang heeft, laat het lang hangen, zei de vent, en hij liep met een brame aan zijn sleppe.

[pagina 119]
[p. 119]

- Man en vrouwe en zijn maar één, zei de vent, maar als ze vechten ze zijn met tween.

- 't Is al in 't eerste te doen, zei 't mannegie, en 't sloeg zijn wuuf rond het huis. Roeselare.

- 't Is laatste en 't allerlaatste, zei de vent, en hij spoog zijn herte uit.

- Alle gaten trekken, zei Madam, en ze sloot de spinde. Biek. 1925, 192.

- Als 't moet zijn, 't moet zijn, zei 't wijf, en ze stierf.

- Dat gaat lijk een zoeve, zei 't wijf, en ze goot kaffie op door een blomzeefde.

- Da'k niet koekegoed en ware! zei 't wijf, en ze was een hellement....

- Vuile menschen zouden hem alzoo d'rin steken, zei 't wijveke, en 't vaagde zijn pollepel af aan de katte.

- 't Gaat meer bijten of niet, zei 't wijf, en ze smeet nen doôn hond in nen trop hennen.

- Waar is de lepel? zei de vrouwe. Hier! zei de man, en hij stak zijn kloefe in den pappot.

IV
Spreuken toegeschreven aan dieren.

- Alle baten helpen, zei de beer, en hij knapteg' een vliege.

- Magere kost, zei de ezel, en hij kreeg van den stok.

- 't Is kwâ water, zei de ganze, en ze stak haren kop in den pispot.

- 't Zijn al nesten, zei de-n hond en hij jongde in vaders hoedje.

- Da 'k nu thuis ware! zei de kater, en hij zat in 't strop.

- 't En is daarmee niet genoeg, zei Pieren Parrets katte, en z'had drie duim beuter op haar brood.

- W'en scheiden nog niet! zei de katte, en ze at de muize op.

- Dief! zei de katte tegen den hond, die met een been wegliep, en zij lekte de melk uit.

[pagina 120]
[p. 120]

- 't Is mis, zei de mol, en hij wroette op ne kei.

- Alle baten helpen, zei de muize, en ze pisteg' in de zee.

- Dief! zei de mussche, en ze zat in de krieken.

- Dat schuift er deure! zei de papegaai, en de katte sleurde hem door 't gotegat.

- Als ge 't mij leert, dan kan ik het, zei de puid en... daar floot 'n vinke. Fr.-Vl.

- Da 'k! zei de puit, en hij vroos met zijn pooten aan 't ijs.

- Te late gezeten! zei de reiger, en hij zat met zijn pooten vaste.

- 't Is kwâ water, zei de reiger, en hij peurde in den mestput.

- Ongebonden best, zei 't schaap, en 't zat aan den hooitas.

- 't Is wreed, zei de-n uil, en hij bekeek zijn jong.

- Dat gaat er zeere deure, zei de-n uil, en hij wierd van de katte in 't gotegat gesleept. RdH. 23, 408.

- Goen dag, zei de vos tegen den tuin, en 't zat een hinne bachten. Loquela.

- We gaan seffens beginnen, zei de vos tegen de hinne, en hij had er al drie binnen. Loquela.

- 'k En wille die witte henne niet, zei de vos, en hij en kost ze niet krijgen.

- Elk ne goen dag, mannen! zei de vos, en hij stak zijn neuze in 't kiekenkot.

- Elk zijn meuge, zei de zeuge en z'at str... bachten de hage.

- Nu wordt het Mei, zei de zeuge, en 't hagelde op heur achterste.

- Elk zijn goeste, zei 't zwijn, en 't wentelde hem in 't slijk.

V
Aangevulde Zei-spreuken.

- Nu tot daar, zei Mote, en hij bolde halfwege, en hij was algelijk jauw..

[pagina 121]
[p. 121]

- Les carott' son' bon', zei de Wale en hij at al 't vleesch op... en liet de karoten stane. Kortrijk.

- Nieuws verblijdt, zei de zot, en hij draaide zijn mutse... en ze stond nog scheef.

Al in een reke lijk meulenaars koeien, zei de vent, en hij en had maar ééne... en 't was een geete.

- Flak in mijn ooge, zei blende Maaie,... en z'en had maar ne put. RdH. 23, 58.

- Dief! zei de katte tegen den hond die met een been wegliep, en ze dronk de melk uit. TL.

- Alle baten helpen, zei de muize en ze pisteg' in de zee... en ze liep over.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken