Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 41 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 41
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 41Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 41

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.18 MB)

ebook (4.08 MB)

XML (0.65 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 41

(1935)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Mengelmaren

Kaatsballiedje met gebaren.

 
Zwarte Katrijne
 
zat achter de gordijne.
 
Wat doet ze daar?
 
Ze kamt heur haar,
 
ze wascht heur handjes,
 
ze spoelt ze af...
 
ze keert heur omme enz....

Uit Roeselare? - Wie kent er dat liedje geheel en gansch?

L.B.

- De Cock-Teirlinck, Kinderspel III, 95 vlg. geeft verschillende lezingen van dit liedje, meest uit Brabant en Limburg. Moet het soms aangevuld worden in de goeste van: Ze spoelt ze af - ze zet ze ter zij - ze knielt daarbij - ze staat weer op - ze naaide - ze breide - van rol ende bol - en ze keert heur weer omme?

[pagina 223]
[p. 223]

Aftelrijmke.

 
Achter de groene poorte
 
daar lag er 'n hondje dood
 
met g'heel zijn billekes bloot.
 
't Kwam daar 'ne patere,
 
ie smeet dat hondje in 't watere,
 
't kwam daar 'ne puid,
 
ie trok dat hondje er uit,
 
't kwam daar 'nen temmerman,
 
ie kapte dat hondje zijn steertjen af.
 
Danke, zei dat hondje,
 
mijn steertje is van mijn kontje.

Uit Moere.

L.B.

- Dit rijmke behoort tot een talrijke familie van aftelsels; 't verschilt merkelijk van degene die bij De Cock-Teirlinck, Kinderspel VIII, bl. 258 aangeteekend staan. Kanunnik Am. Joos zond ons eentje uit Nazareth (O. Vl.) dat tot een anderen tak van 't geslacht behoort:

 
Achter de meulen
 
ligt éenen hoop zand.
 
Ze voeren hem naar Engeland,
 
van Engeland naar Spanje,
 
Appelkes van Oranje,
 
appelkes van owéwéwé,
 
breng mij zeven forchetjes mee.
 
Forchetjes staan te koopen;
 
tien pond grooten,
 
tien pond en half,
 
mijn koe en heeft geen kalf,
 
't zal overmorgen zwijntjes-kermis zijn.

- Vgl. De Cock-Teirlinck, a.w. bl. 223.

Schijtjager.

Een oude visscher van De Panne noemt alzoo een soorte van donkergrijsde meeuwe, die leeft met de uitwerpsels van andere kleinere meeuwen: z'achtervolgen ze en stekken maar gedurig in hun achterste totdat ze... lossen en 't lekker beetje sleuveren ze naar binnen. Alzoo doen de ‘schijtjagers’ den dag deure en gaan van d'eene naar d'andere!

't Is een beetje aardig om te gelooven, maar de name zou toch goed gemaakt zijn, als de zake waar is. Zijn er geen Lezers van aan de kuste die daar nader bescheid kunnen over geven?

B.D.L. Knokke.

[pagina 224]
[p. 224]

Koolschaarde.

De oude Knokkenaars noemden ‘schaarde’ een opening in wassende duinen, waar dat het water, bij vloed of storm, nog doorspoelde.

Een schaarde waar dat er eens bij storm een koolschip inkwam, heette langen tijd Koolschaarde.

B.D.L.

De luys in d'oore hebben.

Met de luis in de oore loopen, d.i. een vermaan of knijzing gevoelen van koorts, van tandpijn of van een andere kwaal of ziekte. Ook een voorgevoel of halve kennis hebben van iets. - Hij gaat van zijn ambt afgesteld worden: hij loopt met de litize in de oore (De Bo).

Vercoullie vermeldt: Een luis in zijn oor hebben d.i. niet gerust van geweten zijn.

Die zegswijze ontmoeten we reeds op het einde der jaren 1500 onder de pen van Jan David. In zijn Kettersche Spinnecoppe (gedrukt te Brussel in 1595) spreekt hij (bl. 276) van de ketters die 't seffens merken als er onraad is: ‘sy hebbent terstont wech, en de luys int oore, soo men seght’. In hun bewijsvoering zijn ze zeer op hun ongemak wegens ‘...een cleyn woordeken dat haerlieder soo vele spels maeckt, als oft sy de vloye inden neus oft de luys in doore hadden, bl. 220’.

B.

 

- Heer Cyrille Ampe van Eessen, gewezen notaris te Assche (Brabant) overleden in Juli jl. was en bleef tot op zijn laatsten dag een oprechte en trouwe Westvlaming. Hij dichtte zelf de volgende strofen voor zijn doodsantje, waarin hij den bewonderden Gezelle nazingt:

 
Laat mij, daar 't altijd zomer is,
 
o Heere, spoedig binnen
 
om U, onsterfelijke Liefde,
 
onsterflijk te beminnen!
 
 
 
Genade, o goede God, en
 
wil uw' dienaar niet vergeten;
 
genade, en niet uw straffen
 
naar zijn kwalijk doen gemeten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken