Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Biekorf. Jaargang 47

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,97 MB)

Scans (10,65 MB)






Genre
non-fictie

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Biekorf. Jaargang 47

(1946)– [tijdschrift] Biekorf

Vorige Volgende

Mengelmaren

St. Sebastiaansgilde te Wingene.

De vrije schuttersgilde van Sint-Sebastiaan werd te Wingene gesticht in 1534 door den heer Hugo van Gramez, een raadsheer van Keizer Karel, die tevens burgemeester van het Brugsche Vrije was en het kasteel van Wingene bewoonde. Deze gilde bleef, met weinig onderbreking, in leven tot in en zelfs tot na de oorlogsjaren 1914-18.

Heer J.F[raeyman] liet onlangs een pittig en gemoedelijk opstel verschijnen: ‘'n Bladzijde uit de glorierijke geschiedenis van onze oude St. Sebastiaansgilde’ - ‘ter eere van onzen Gouwkampioen, handboogschutter Emiel Aaseeuw, op St. Sebastiaansdag 1946.’ (8 bladzijden, gedrukt te Wingene). In 1827 (8 Juli) won de gilde van Wingene op een groot schuttersfeest te Oostkamp ‘de gouden massieve medaille van 't scoonste innecomen’. Een gelijktijdige brief van den gildegreffier van Zedelgem beschrijft deze zegevierende intrede van de Wingenaars met een overvloed van bijzonderheden en een overtuigende geestdrift. Heer J.F. laat zijn kostelijk document spreken in een letterkundige omraming die getuigt van fijnen smaak en levendig historisch inzicht.

A.V.

[p. 215]

Ter Streep.

In de ‘Mededeelingen uitgegeven door de Vlaamsche Toponymische Vereeniging te Leuven’, xxi, 1945, geeft M. Gysselinck een belangwekkende philologische studie over Ter Streep, het kustgebied tusschen Oostende en Westende.

De oudste vorm van dezen naara is Testerep. K. de Flou zag daarin een waternaam die van den waterloop die van Lombartsijde naar Oostende liep, zou overgegaan zijn op deze kuststrook. M.G. bewijst nu dat de oorpronkelijke naam tester + reep is. Reep beduidt hier de jonggevormde kuststrook. Tester staat in verband met Tessel, Testerland en Texuandri en beteekent: linksch en verder westelijk.

Testerep, later vervormd tot Ter Streep, beteekent dus ‘westelijke kuststrook.’

J.D.S.

Café Flamenco.

Bekend is in Spanje, en vooral in Andalusië, het ‘Café flamenco’: d.i. in de steden, b.v. Sevilla, Malaga en ook Madrid, de naam van een soort café concert waar flamencos en flamencas met muziek, lied en dans optreden. Deze ‘artiesten’ zijn een soort gitanos, en dan nog eerder de ‘Marolliens’ onder dit loensche ras.

Flamenco d.i. ‘vlaamsch’... in Spaansche woordenboeken vond ik echter geen uitleg over den oorsprong van deze benaming. Is het misschien een dialectisch woord, dat met ‘vlaamsch’ niets te zien had en naderhand in ‘flamenco’ is overgegaan? Of hoe anders moet flamenco = vlaamsch, in het ‘Café flamenco’ = een zigeuner-café, uitgelegd worden?

E.N.

Roo Bouten.

In 1855 kocht pastoor Derache van Anzegem een ‘gemeen autaertapyt’ aan den directeur van de Weezen gezeid ‘roode bouten’ te Poperinge.

Roo-lijvekens te Gent, Roo-rokskens te Beernem, en nu Roobouten te Poperinge.

Wie weet er meer van die Roo-bouten en hun tapijtweverie?

E.M.

Het Jaargetijde van de Doodshoofden.

Kan er iemand uitleg geven over het volgende:

In de ‘Livre des Fondations de l'Eglise Saint-Pierre à Ypres’ lees ik: ‘Maerte, den 1n, t' jaerghetijde van de dootshoofden t' S. Maertens. - September, den 1n, t' jaerghetyde van de dootshoofden.’ In de jaren 1700.

M.C.

[p. 216]

Een Alleluia: een kerkrok?

In de ‘Notitie van ontfang ende betaelingen gedaen door Cornells Walwein voor de kerke van St. Maertens [te Ieper] in d'afwezentheid van alle de heeren kerkemeesters in 1794’ lees ik:

‘Veranderen van twee zwarte rokken in twee alleluiaen met vermaken van een ouden alleluia.’

Een ‘alleluia’ wat was dat voor een kleed?

M.C.

Den grooten gaapaard geven.

In den zomer van 1941 kwam ik voorbij het fel verwoeste Tetegem (onder Duinkerke). Een oude inwoner van de parochie vertelde mij zijn gevarenissen in de Meidagen 1940. Een obus die heel dicht was gevallen, had hem onder zijn huizeken bedolven. Hij was er met veel moeite uit gered geworden. ‘'t Seheelde nie' vele, Menheere, of 'k gink ik daar den grooten gaapaard geven’. (Dus: sterven, omkomen).

L.D.

God wille de ziel van Z.E. Pater Leo BITTREMIEUX overleden te Boma den 21 September 1946.

Al te vroeg is P. Leo Bittremieux ontvallen aan de missie van Mayumbe, waar hij omtrent veertig jaar werkzaam is geweest, en aan de Afrikaansche taalwetenschap. Hij was een bekende naam als ‘Voorzitter van de Commissie voor éénmaking der Kikongo-talen’, als lid van het ‘International African Institute’ te Londen. In de Bibliographie van zijn Congregatie (bl. 17-19; Brussel, 1939) steekt zijn werk over Kongo hoog uit, nevens datgene over China van een anderen medewerker van Biekorf, Prof. P. Jos Mullie. P. Bittremieux heeft reeds in 1909 in Biekorf zijn studie over Mayombsche Raadsels ingezet en is een trouw medewerker gebleven. Met zijn meesterwerk, het Mayombsch Idioticon (1923-1927; 3 deelen samen ca. 1000 bl.), is hij meteens ‘de Kiliaen’ en ‘den Deken De Bo’ van zijn geliefd missiegebied geworden.

B.


Vorige Volgende

Over dit hoofdstuk/artikel

Jos De Smet

Magda Cafmeyer

G.P. Baert

E. Neylants

Leon Defraeye

over Leo Bittremieux