Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 52 (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 52
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 52Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 52

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.21 MB)

Scans (11.43 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 52

(1951)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Mengelmaren

Honderd Jaar Geschiedschrijving in West-Vlaanderen 1839-1939

Onder deze titel verscheen zoëven een Jubileum-uitgave van het Genootschap voor Geschiedenis ‘Société d'Emulation’ te Brugge, bezorgd door A. Schouteet en E.I. Strubbe, de secretarissen van beheer en redactie van hetzelfde Genootschap (Brugge, Drukkerij Graphica. 1950; in-8, 335 blz.). Een eenvoudige opgave van de inhoud zal volstaan om de buitengewone waarde van dit werk te doen uitkomen.

De eerste honderd bladzijden behandelen de geschiedschrijving in West-Vlaanderen van 1770 tot 1940: rond de uiterlijke en innerlijke geschiedenis van de Société wordt de verspreide historische bedrijvigheid van een anderhalve eeuw meesterlijk ontleed en tot een ‘ontwikkelingsgang’ samengebracht. Deze studie wordt aangevuld met een bio-bibliographisch repertorium op de Westvlaamse historici.

Op de Catalogus van de afzonderlijke uitgaven van het Genootschap volgt de Analytische Inhoud van de Handelingen (Annales): het grote stuk van deze uitgave, dat door het viertal registers (op de medewerkers, op de persoonsnamen, op de plaatsnamen en ten slotte op de zaken: Systematische Index) een doelmatige wegwijzer is doorheen de inhoud van de 82 delen van het tijdschrift.

Deze uitgave, bestemd voor de leden van het Genootschap, kan door niet-leden besteld worden op het Secretariaat, Komvest 22, Brugge. Prijs 200 fr.

Ulenspiegel 1350-1950.

Het stadje Moelln in Holstein vierde verleden jaar het zesde eeuwfeest van Ulenspiegels dood en begrafenis binnen zijn muren. Deze herdenking was voor Dr Jos Dupont de aanleiding tot het publiceren van twee belangwekkende studiën over de oorsprong van het volksboek en over de naam van de held.

De schrijver brengt heel wat nieuwe inzichten en uitzichten in de Ulenspiegel-studie. Hij zoekt de bakermat van het volksboek in Zuid-Duitsland - en niet in Westfalen! - en

[pagina 22]
[p. 22]

een humanist, met name Niclas von Wyle, zou er de geestelijke vader van zijn. Met deze historische verkenningen wil de schrijver tot een hernieuwd onderzoek aanzetten. (De Vlaamse Gids 1950: overdruk 22 blz.)

Veel uitgebreider en oorspronkelijker is de studie van het taalkundig probleem; dit onderzoek over het anthroponiem en de ‘Ulenspiegel klankwet’ verscheen in de Handelingen van de Kon. Commissie voor Toponymie en Dialectologie XXIV, 1950, blz. 69-144. Betoogd wordt dat Ulenspiegel de regelrechte voortzetting is van een ouder wîlenspiegel, woordelijke vertaling van lat. Speculum facetiarum = het boek der schertsen. Dit historisch-vergelijkend taalonderzoek bevat een hele reeks kleine monografieën over woorden en gezegden met uil: een uiltje vangen; hij is uilen gaan vangen, heeft een uil gevangen; het uilekot; de uil van 't spel zijn; de boekuil. Aan de liefhebbers van taalkunde en folklore en... aan onze lezers van Damme aanbevolen.

De twee brochures, samen 98 blz. met vier buitentekst platen zijn te verkrijgen bij de schrijver, tegen overschrijving van 40 fr. op Postcheck rek. 5109, Brussel).

A.V.

Zilveren Hoefijzers. - Vgl. Biekorf 1950, blz. 247.

Mijn Moeder zaliger, Sidonie Claeys (1851 1936) vertelde menige keeren, van hooren zeggen van haar eigen Moeder, Melanie Ghyselen (1826-1918):

‘dat er ne keer zulk ne rijken Heere geleefd had: de Graaf D'Alcantara, die van Brugge tot Meenen kost rijden op zijn eigen goed, en die zijn peerden altijd met zilveren hoefijzers deed beslaan! En dat die Grave er hem deure geboerd had, met schoone peerden, schoone vrouwen enz.. zoodat hij zijn goed moest verkoopen....’

Vgl. Parochieboek van Iseghem, door Kan. Tanghe, bl. 170. - De ‘Plaatsemolen’ te Beveren bij Roeselare, waar mijn Moeders ouders, Sarelke Claeys en Melanie Ghyselen, zich placeerden als jonge trouwers in 1846, behoorde alsdan aan een zekeren Devos, maar, tot kort voordien (1828?) aan den Graaf D'Alcantara....

Hier loopen wellicht Legende en Waarheid door malkaar!

Beveren-Roeselare

J. Rabau

 

Die vertelling van die zilveren hoefijzers is taa1, en niet alleen voor peerdsijzers maar voor.... geetijzers.

Te Petegem-bij-Deinze, liep er in 't holste van de nacht een ‘hemelgeele’ rond met gouden bril op de neus en beslagen met zilveren hoefijzers. Als 't een sloeg op Deinze torre, liep ze recht naar den Dries te Petegem en klom er in de ‘Vrijboom’ en ge zaagt heur ijzers blinken door de takken.

[pagina 23]
[p. 23]

Dat was vijf en veertig jaar geleden en Proosten Matton, de zoon van den hengsteboer die nu in de Eure in Vrankkrijk boert, heeft ze dikwijls ‘gezien’ en bescheedelijk beschreven van bril tot hoefijzers. En de geete zelve was ‘gernie roste’ en ze zat in d'hoogte gildig te blazen tegen al wie de Vrijboom dierven na'zen.

G.P.B.

Bij schuttersgilden gaf men soms een zilveren hoefijzer als eremetaal te winnen, zoals het ‘silver hoefisser’ dat de schutters te Ardooie aan Onze Lieve Vrouw in de kerk offerden ten jare 1716.

L.V.A.

Zo vet als een reiger 's zondags. Vgl. Biek. 1950, 257.

De reiger - bij ons heeger - is visser van ambachte en 's zondags is hij soms wel verplicht te vasten: hetgeen hem nog meer tot patroon maakt van al dat mager is.

Vroeger, te weten tot aan de oorlog van 1940, waren 's zondags alle slag van gelegenheids vissers op de been, meestal zonder toelating of permis. Daar waren: de dutspeurders en andere, dobberleggers, hilte- en puikelleggers, palingstekers (met de palingschare), vissers met kruisnet, stelnet en sleepnet, en de bombaleurders (die bommeleuren d.i. vissen met een bommeleurnet; beschreven in Loquela s.v.).

De reiger, van natuurswege wantrouwig, moest op de zondagen de bane of, in dit geval, het water ruimen totdat alleman weer in z'n strengen stond en het gevaar voorlopig bezworen was.

Zou dat soms die ‘zondag’ in de zegswijze van de reiger kunnen opklaren? Ik geef mijn uitleg bij gebrek aan beters.

A.B. Stavele

Twee die wikkelen en drie die niet stille 'n staan.

Zo zegt men te Kortrijk; zoveel als:

‘van Lotje getikt’ (te Gent)

heeft een slag van de molen gehad (Waregem)

is niet zot maar niet wel wijs (Ruiselede)

hij en heeft ze niet allemaal thoope (Deinze)

hij heeft een vijze los (Kruishoutem)

hij en heeft ze niet alle vijve (Petegem)

hij en is van Vijve niet (Zulte)

hij is zotter dan zijn mutse staat (Kanegem).

Of zoals onze voorouders het zeiden en schreven:

‘hij is licht ende debiel van sinnekens’.

 

En elders?

G.P.B.

'k Heb nog gehoord te Brugge: Hij 'n heeft er maar viere en een kleentje.

B.

[pagina 24]
[p. 24]

Zantekoorn.

Hij heeft een stem om cokes te kloppen: kan volstrekt niet zingen.

Hij kan zingen gelijk een zwijn kousen stoppen: zingt zeer slecht.

Vandaag is het met de wind en morgen met de waai: van iemand die veranderlijk is.

't Vrouwvolk is in 't keren van de jaren en 't mansvolk in 't keren van hun ogen: als een oudere man naar de meisjes kijkt.

We gaan een beetje hespe eten als het volk weg is: om te zeggen dat er niets te eten valt.

Hij geeft noch om top noch om peze: hij kent noch God noch zijn gebod.

Ze zouden mij al voor stoker uitgeven en ik ben nog nooit machinist geweest: als men van iemand meer eist dan hij vermag of kan.

Het werk moet zijn meester zien: de baas moet bij het werk zijn, anders gaat het niet vooruit.

‘'t Is t'avend were karremelkstampie!’ Zo zongen destijds de handwevers op de maat van snukken en trappen op het weefgetouw. Dat wordt nu nog gezegd als het gaat over een loon dat maar gering is.

L. Defraeye. Deerlijk.

Grond is beste pand.

‘Grond is altijd beterkoop als lijnwaad, hij 'n verslijt niet’. Maldegem. (Vgl. Biekorf 1946, blz. 189).

G.P.B.

Geijkte pintglazen. - Een vraag.

Vroeger - tot wanneer? - moesten de pintglazen geijkt worden. Waarin bestond deze ijking? Zijn er nog zulke pintglazen bewaard?

J.S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Antoon Viaene

  • J. Rabau

  • G.P. Baert

  • L. Van Acker

  • AndrĂ© Bonnez

  • G.P. Baert

  • Leon Defraeye