Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 54 (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 54
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 54Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 54

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.75 MB)

Scans (11.61 MB)

XML (0.62 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 54

(1953)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 67]
[p. 67]

De bendebaas

‘Heila! riep boer Wykaert, met een riet in de hand, van uit de staldeur: Berten, gij sloeber, riep hij, we zijn zaterdag en tegen den avond; werp uw klompen uit en loop te vierklauwe naar Klerken, tot bij Pee Goudly, en zeg dat ik hem Maandag in den vroegen verwacht met zijn bende om de vier gemete te wieden, 't is broodnodig, de vlaschaard is vergeven van de vuiligheid en schreeuwt moord en brand om gewied te worden.’

Pee was thuis, hij was bezig zijn laatste volk te betalen van heel de week: elk negen stuivers of 81 centiemen daags, dus zes dagen is vier frank tachtig. ‘Hei Pee, riep Berten, ge moet absoluut maandag bij boer Wykaert zijn om de vier gemete vlas te wieden met uw bende.’ - ‘En denkt David Wykaert dat we op hem wachten? vroeg Pee. Neen, jongen, 't zal maar donderdag kunnen zijn. We moeten nog eerst drie plekken doen, dus drie dagen te Klerken en een t' Houthulst, zeg het hem.’

De woensdagavond toen ze bij boer Gunst hadden afgedaan, riep Pee: ‘Heila, mensen, morgen vroeg, als naar gewoonte, vergaren aan De Drie Gapers, Klerken Smisse.’

Donderdagmorgen zes uur waren allen op post, meest vrouwvolk, opgeschoten jongens en enkele van jaren, meestal van Klerken en Houthulst en een deel uit Jonkershove, twee en veertig in getal, ‘Allo, riep Pee, met zijn mispelaar in de lucht zwaaiend, en-avant marsch!’ Pee voorop, elk met een ledigen guanozak op den rug en hun onmisbaar schoteltje bengelend aan hun zijde.

Het baliegat stond open in gereedheid bij boer Wykaert: ‘Hier, David, zijn we’ zei Pee, zijn mispelaar zwaaiend. - ‘'t Werd tijd ook’ zei David. De boer voorop naar de vlaschaard. Pee verdeelde hen in twee reeksen, elk een en twintig, en zonder zuipen of bijten sloegen ze een kruis, kropen ze op de knieën en 't werk werd ingezet. 't Was niet te warm en ze smeten algauw hun guanozak op de schouders. Het werk vorderde zonder spreken. Om acht uur kwam de meid met een jok twee seulen koffie brengen op de vlaschaard, men kon er den grond der seulen zien, en Berten kwam met een kruiwagen met brood in dikke sneden uitbedeeld. Zonder spreken sloegen ze het zure boerenbrood binnen en gingen dan spoedig weer aan 't werk.

Ten halven de voormiddag begon de zon warmte te geven en de zakken werden afgeworpen; de tongen gingen los en

[pagina 68]
[p. 68]

er werd gekrakeeld en verteld: van Bakeland en zijn roversbende, van Pee van Langemark en van Pier Overschelde die toveren konden, van Dona Manboek, die 't bloed kon doen stremmen en de eerels aflezen en in uw handpalm uw verleden uiteendoen en u de toekomst zeggen, van Napoleon Debat, met zijn lange kiel met grote binnenzak die zijn kruiden en mederijnen bevatte, want hij kon zowel mensen als beesten genezen. ‘Allo, riep er een, met al die toverijen en al die mederijnen, we meten zingen!’ En ze zongen van Pierlala, van schoenmaker Pier, van 't spinnewiel en van Olala Lena ik ga naar Canada, en allen uit een mond: ‘En hij stak op zee en zwaaide met zijn hoed, ach mijn lieve Karel ik bemin u toch zo zoet!’

't Werd tegen den noen en Pee nam zijn schuiflet tussen duim en wijsvinger, en schuifelde: ‘Allee mensen!’ En als uit een veer stonden allen recht, smeten hun zakken op den grond en na hun handen in den gracht gewassen te hebben, vluchtten ze naar 't hof.

Lange ruwe schraagtafels stonden in de grote huisplaats, zeven grote telen stonden erop elk van zes man, met aardappels hoog gevuld en begoten met een watersaus. Enigte voorbatigaards spoedden zich, zonder hunne handen te wassen, aan de schraagtafels die naast het gotegat helden, de saus zonk immers naar dien kant. Men hoorde niets meer dan 't kwetteren der vorken van 't pateel naar den mond. In dezelfde patelen werd de pap opgediend. Het was een echte papstrate op de tafels, met de grote ronde lepels van 't pateel naar den mond, er kon een puil in zwemmen. Allen maakten een kruis, lezen was te verlettig, en ze zaten toen allen langs den graskant aan de vlaschaard. Het was nog geen één als het schuifles weer schuifelde, en weer gingen ze aan 't wieden. Op het hof bleef nog Berghe de Wanlapper, om de wans te herstellen en moest toen met twee nieuwe wans en zijn materiaal Veurnambacht in.

Heel de bende bleef er nog een dag. Te vier uur was de meid en Berten daar weer met jok en senten koffie en een kruiwagen brood. De zon was aan 't wegschuiven en ze stopten 't wieden. Er bleef nog een bed over, dat werk bleef voor den boer. ‘Allo, mannen, zei Pee, morgen om zes uur weer aan de De Drie Gapers en van daar naar boer Verhelst, Merkera Brandhoek.’ Dan stapten allen gezwind op, de accordeon vooraan, en Pee zwaaiend met zijn mispelaar.

De zaterdag daarop betaalde Pee zijn volk aan 't baliegat

[pagina 69]
[p. 69]

van boer Masenare te Esen: zes dagen aan elk negen stuivers, 4 fr. 86. En zo ging geheel het wiedseizoen ten einde; later het vlastrekken, den oogst; alles toen in entreprise; 't laatste was de hommelpluk, in hele benden naar Poperinge. En toen kwam Bamisse en Winter.

Iedereen trachtte een zwingelkot of een boerenschuur binnen te geraken. 't Was daar warm en gezellig en ze konden daar een frank per dag winnen met de kost erbij. Hunne kinderen thuis bedelden hun kost bij de boeren, en moeder had een geit en kweekte konijnen, en ze kon ook bezems binden en leurde ermee rond.

Woumen

R.V.L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken