Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 55 (1954)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 55
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 55Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 55

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 55

(1954)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Mengelmaren

De vier uitersten in den ouden tijd.

Ten eerste: d'oliepulle doen zweten (als ze leeg was bij het vuur zetten om de weinige vermorste olie te laten smelten om ze nog te kunnen gebruiken).

Ten tweede: de beddestokken branden (bij gebrek aan enig ander brandhout).

Ten derde: de koffiezak uitwringen (voor de laatste druppel).

Ten vierde: de zwijnepezel binnenspelen (iets wat niet etelijk is, toch maar verorberen).

De zwijnepezel werd gewoonlijk, en nu nog soms, gehouden, om de zagen vet te maken - en vroeger om de weke (wekedaagse) schoenen (werkschoen) in te vetten: eerst een wreve aan de zwarte schouwmuur, en dan gaf men maar kardjas op de schoen.

A.B. Stavele.

Oude Voermanswijsheid.

Het reglement van het ‘ambacht der voerlieden’ te Menen, in 1680 opgesteld, behelst een artikel over het vervoer van wijn. (Rembry-Barth, Hist. de Menin, 1, 487, 491). Op dat stuk immers hielden de voerlieden er een eigen moraal op na. Als regel gold:

‘Die wyn voert wyn drinckt’.

Het voorschrift van 1680 acht deze regel onaanneembaar en voorziet sancties tegen de voerlieden die volgens deze ‘maxime’ tappen en drinken uit de vaten die zij vervoeren.

‘Ende alsoo men verstaet dat de voerlieden houdende syn voor een maxime “die wyn voert wyn drinckt” ende dat sy daeromme meynen dat tselve te drincken niet en soude wesen veronghelicken, vercorten ofte verminderen scoopmans goet, wort by desen verclaert ende een jeghelyck gewaerschauwt dat tselve is een groot abus ende dat degone wyn tappende ende drinckende uut de sticken by hem be-

[pagina 167]
[p. 167]

vrecht, verstaen wort te veronghelycken scoopmans goet ende subiect de painen ende correctien ghestatueert hiervooren article xiij.’

Dat artikel voorzag een boete van drie pond par. voor de voerman ‘die bevonden werdt over hem te draegen eenich foret’ of gelijk welke soort boor ‘ofte instrumenten omme te gaeten te maecken.’ De aanwezigheid van zulk een werktuig was voldoende om de boete toe te passen. J.H.

Openbaring van Sinte Brigitta.

De volgende tekst komt voor in een klein handschrift uit de jaren 1640-1670, samengesteld door een man uit Ingelmunster; zie boven blz. 135. Deze verkorte lezing wijkt zeer af van de Antwerpse teksten, uitgegeven in Biekorf 39, 1933, 162-168.

Revelatien van Godt den Heere
ghedaen aen Ste Briggitta.

Eerst tot Roomen ghedruckt int Italiaens

ende daer naer in ons moederlycke tale:

Weet, myne lieve vriendinne, als ick wiert ghevanghen van die wreede Joden, hebbe ick gehadt hondert kaeckslaeghen ende op myne lippen dertich vuystslaeghen;

als ick wiert ghevanghen int hofken hebbe ick gevallen sevenmael gaende van den eenen Rechter tot den anderen, dickmaels vallende; om my weder op te doen staen hebbe ick gehadt 205. voetsteken; ick hebbe gehadt 72. slaeghen op de aerms ende 82. slaeghen op de schouders; ick hebbe gehadt 22. slaeghen rontom het lichaem ende lenderen; ick hebbe omhooge ghetrocken gheweest met de coorden byden haere 38. mael; ick hebbe ghesucht 100. ende vyfmael; ick hebbe ghetrocken gheweest vande aerde byden baert 38 mael;

ick hebbe een doodtwonde ghehadt aende Colomme ende aen de selve ontfanghen 6600. ende 66. slaeghen; ick hebbe ghegheesselt gheweest op de beenderen 22. mael; sy hebben my ghegheven met de doorne Croone hondert steken.

Ick hebbe gehadt drye doodtsteken aen dat Cruys. Sy hebben in myn aensicht ghespooghen 22. mael.

De soldaeten die my vringhen waeren 500. ende achte, die volghden 300. ende drye, die my leijden ghebonden 300. ende drye.

Ick hebbe uuytghestort drye millioenen ende 8436. dreu pelen bloedts.

[pagina 168]
[p. 168]

Die alle daghen lesen seven Pater nosters en seven Ave Maria tot dat 't getal voldaen is van myn dreupelen bloet, ick sal vyf gratien aen hem doen.

De eerste, hy en zal int vaghevier niet gaen. De tweede, al of hy zyn bloedt voor het geloove uuytstorte. De derde, de zielen van zyne vrienden zullen hope hebbe van int vaghevier niet gaen. De vierde, commende te sterven eer het ghetal voldaen waere van myn dreupelen bloets, zalt houden ofte het voldaen ware. De vyfde, die dit met devotie over hem draeght en zal niet sterven sonder ghevisiteert te zyne van myne alderheylichste Moeder.

Stiert uwe intentie dit te behoeffenen meer tot danckbaerheyt dat Godt voor uwe zalicheydt zoo veel dreupelen bloedts ghestort heeft, dan met de gratien te verdienen. Einde.’

Deze laatste paragraaf is blijkbaar een correctief op de Revelatien zelf. Er moet dus reeds omstreeks 1650 een voorzichtige reactie ontstaan zijn tegen de twijfelachtige hoedanigheid van deze zeer verspreide devotie. Toch zal de Openbaring van Sinte Brigitta tot in de 18e eeuw nieuwe kerkelijke goedkeuringen verkrijgen en met deze goedkeuringen tot op onze dagen herdrukt worden. Zie Biekorf 1951, 117.

V.

De Rederijker Amandus Missiaen.

In Biekorf 1948. blz. 190 handelden wij over Amandus Missiaen, die in 1809, als Gitsenaar, een soort epos, ‘De vereerlyckte Belgen’, liet drukken bij P. de Vlieghere, St. Jacobsstraat 52, te Brugge en die dit werk opdroeg aan Pieter Boeckaert, ‘Meyer in den Dorpe van Gidts’. Het bleek echter dat hij omstreeks 1850 lid was van de Maetschappy van Rhetorica te Lichtervelde en aldaar ook verscheidene gedichten uitgaf.

Thans hebben we meer biographische gegevens over onze dichter gevonden. Hij werd geboren te Gits den 22 November 1785, als zoon van Jozef, en Maria-Joanna Delafontaine, beiden uit Lichtervelde. Later echter is hij naar het geboortedorp van zijn ouders verhuisd, waar hij den 3 Mei 1857 overleed als weduwnaar van Victoria Reckem en echtgenoot van Anna Vanwynsberghe.

R.V.O. Gits


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • AndrĂ© Bonnez

  • Antoon Viaene

  • Aubert-Tillo van Biervliet

  • over Amandus Missiaen