Biekorf. Jaargang 56
(1955)– [tijdschrift] Biekorf[p. 13] | |
De doopnaam van Guido GezelleGezelle kreeg een doopnaam die in 1830 in de Vlaanders zo goed als onbekend was en nooit tot de Vlaamse traditie van naamgeving had behoord. Zo er tegenwoordig heel wat Guido's uit de scholen komen en op de schoolbanken zitten, dan danken zij die naam aan een bewuste verering van hun ouders voor onze grote Dichter.(1) De naam Guido is de romaanse vorm van germaans Wido, stam wid-, die in veel persoonsnamen voorkomt. De grafelijke oorkonden uit het eerste kwart der 12e eeuw schrijven afwisselend Guido en Wido van Krombeke, Guido en Wido van Steenvoorde; de beide vormen worden op gelijke wijze verbogen: Guidonis, Widonis. De romaanse vorm Guyon is in talrijke Franse plaatsnamen overgegaan: Guyonvelle, Guyancourt, Montguyon, La Roche-Guyon; in het Somme-dep. is er zelfs een Wiencourt (< Widonis cortis) met een uitgesproken germaans voorkomen. Gezelle zelf heeft zijn doopnaam taalkundig nagegaan en genoeg ingezien dat hij de romaanse vorm van germ. ‘Wydo, Wijen, Wyt’ te dragen had; een paar maal, in familiaire brieven, heeft hij getekend ‘Wyt Gezelle’. Een van onze graven, Guido van Dampierre, had zijn naam meegekregen uit Champagne, zijn stamland. Hij bleef de enige Guido in onze grafelijke dynastie. Onze Vlaamse kroniekschrijvers hebben, tot in de 18e eeuw, de vormen Guido en Guy uit de latijnse | |
[p. 14] | |
en de franse kronieken ongewijzigd overgenomen. De Vlaamse Romantiek bracht ten slotte de letterkundige vormen Gwyde (Conscience, 1838) en Gwijde. Deze ‘germaanse’ schepping van de Romantiek heeft Gezelle niet kunnen bekoren, zelfs niet toen hij op het hoogtepunt van zijn puristische streving stond. In 1889 bezorgde hij de naam ‘Walbod’ als germ. equivalent van ‘Benedictus’ aan de Limburger Benoit Cuppens, die geen vrede had met zijn romaanse voornaam. ‘Wat mij betreft, zo schreef Gezelle om zich met zijn eigen romaanse doopnaam te troosten, ik houde den name die mijn Peter, Guido Baron van Zuylen van Nyevelt, mij gegeven heeft en die zoo germaansch is als de andere. Met ge - wijd en heeft hij geen uitstand; de - o, op 't einde ervan, is ouder en beter germaansch als de nieuwere klanklooze - e [in Gwyde]....’
Hoe was Gezelle in 1830 aan zijn zeldzame doopnaam gekomen? Het eerste kind van Pier-Jan en Monica De Vrieze werd, bij zijn geboorte, thuis door de dokter gedoopt en nog dezelfde dag in de St. Annakerk boven de doopvont gehouden - voor een doopsel ‘sub conditione’ - door Jan-Baptist Pille en Amelia De Vrieze. De dienstbode Jan Pille was peterlap bij afwezigheid van zijn meester, de echte en naamgevende peter, die in het doopregister ingeschreven staat als: Baron Guido Joseph Maria Gislenus van Zuylen van Nyevelt. Deze twintigjarige zoon van Baron Joseph-Ghislain en Jeanne-Josephine-Marie Arents de Beerteghem, was een bloedverwant van de familie vande Walle-van Zuylen, op wier buitengoed aan de Rolleweg vader Gezelle woonde en hovenierde. Op dit adellijke peterschap werd een ongewone en blijkbaar opzettelijke nadruk gelegd in de eerste biobibliographische nota die over Gezelle werd gepubliceerd. In 1859 vertoefde alhier de Duitse barones Ida von Düringsfeld om zich te documenteren voor haar merkwaardig werk over de gelijktijdige Vlaamse letter- | |
[p. 15] | |
kundigen. Te Brugge vond zij in Delphin-Louis Gailliard, de twintigjarige zoon van de befaamde Brugse genealogist Jean-Jacques Gailliard, een zegsman over Guido Gezelle, die alsdan leraar was te Roeselare en pas zijn Kerkhofblommen en Dichtoefeningen had uitgegeven. Haar Duitse overzetting van ‘O 't ruischen van het ranke riet’ laat zij, in het tweede deel van Das geistige Leben der Vlamingen, voorafgaan door een biographische nota waarvan het begin hier volgt. Gezelle (Guido) geboren den 1. Mai 1830 zu Brügge von wenig bemittelten Eltern. Sein Pathe, der Baron G. van Zuylen Gaesbek, war es, der ihn zuerst am Collegium zu Brügge und dann auf dem kleinen Seminar zu Roulers oder Rousselaere studiren liess. Den Wunsch seines Beschützers nach sollte Gezelle Arzt werden, doch er hatte die bestimmteste Neigung zum Priesterstande.... De drie delen van Düringsfeld's werk, verschenen te Leipzig, dragen 1861 op het titelblad; uit het volgende blijkt dat het werk einde 1860 in de handel moet geweest zijn. Reeds op 2 Dec. verscheen in het Antwerpse weekblad Allemans Vriend een eerste feuilleton van een Nederlandse vertaling der ‘Levensbeschryving’ van Ida von Düringsfeld. De vertaler was de redacteur zelf van het weekblad, de jonge Antwerpse publicist Harry Peters, die Gezelle de nummers effenaan toezond. Inmiddels had Eugeen van Oye te Leuven de Duitse uitgave in handen gekregen en daarin, 2e deel, blz. 53, de bovenstaande nota over zijn dierbare Heer ende Meester gelezen. Zijn reactie was onstuimig: hij zou een brief van rectificatie naar de auteur zenden. Op 27 Jan. 1861 schrijft hij aan Gezelle: ‘De brief dien ik aan Mevr. von Düringsfeld besloten heb te schrijven, is gereed; ik wachte van hem te zenden tot ik heur adres kenne.’ Gezelle, die dan sedert enkele maanden uit Roeselare te Brugge in het Engels Seminarie aangekomen was, vond een doeltreffender weg om de verkeerde mededelingen van Ida von Düringsfeld in de vertaling | |
[p. 16] | |
van Harry Peters te voorkomen en te verbeteren. Hij zond de volgende brief aan de redacteur van Allemans Vriend. | |
[Brief van Gezelle aan Harry Peters.]† Weled. Z. Geleerde Heer, Zie in uw geëerd weekblad ‘Alleman's Vriend’, dat gy my de eere gedaen hebt te zenden, dat gy eene vertaling uitgeeft van Vrouw Düringsfeld's ‘geistliche Leben etc.’ en dat gy die vertaling laet vergezeld gaen van hier-end-daer een verbeterende nota; mag ik u verzoeken de volgende of gelykgeldende te voegen onder het artikel dat uwen dienaer betreft den schryver van tegenwoordigen brief? Nota van den vertaler. Wy hebben genoegzaeme gronden om te verzekeren dat Mr. Gaillard, (schoon hy stadgenoot zy van Mr. G.,) Mevrouw Düringsfeld kwalyk ingelicht heeft aengaende de levensomstandigheden van den tegenwoordigen schryver. Zyn Peter was niet de baron G. van Zuylen Gaesbek (sic) [Dit ‘sic’ is van Gezelle!]; gemelde Heer van Zuylen, noch eenig ander is oorzaek of hulpe geweest tot zyn intrede in 't Kollegie noch heeft iemand iets hoegenaemd te doen gehad met den keus van zijnen staet, in de maniere zoo als beweerd wordt. - Indien het mynheer uitgever aengenaem is zal ik hem den vlaemschen text van 't ‘ranke riet’ toezenden. Ik zende hier benevens met den post een exempl[aer] van myne ‘Kerkhofblommen’ en ik zou my grootelijks vereerd achten mogten zy plaets vinden in uw geëerd blad evenals eenige andere myner gedichtjens die u zouden aenstaen mits behoud van myne spellinge. Groete ul. allemans vriendelyk
:-: professor v. Philosophie in 't
Deze rectificatiën werden nagenoeg tekstueel in voetnoot bij de vertaling opgenomen die verscheen in het nummer van 17 Maart 1861. | |
[p. 17] | |
In zijn rectificatie zegt Gezelle dat zijn peter niet ‘Baron G. van Zuylen Gaesbek’ was; hij geeft echter geen positieve uitleg, dat zou hem te ver hebben geleid. En zo bleven ook zijn latere biografen herhalen dat zijn peter een van Zuylen Gaesbeeck (Walgrave 1923) of Gaesbeek (Prof. Baur 1930) was. Men meende immers dat het ‘sic’, bij Gaesbek in de nota van Allemans Vriend, alleen de duitse schrijfwijze van de naam betrof en men verbeterde: - beek of - beeck in plaats van - bek. A. Van Tichelen stelde dan ook, in zijn bijdrage van 1950, de onvermijdelijke vraag: ‘Welke redenen mag hij [Gezelle] gehad hebben om dit peterschap in 1861 te ontkennen?’ Gezelle heeft dit peterschap nooit ontkend noch willen ontkennen. Uit het volgende blijkt de ware betekenis van zijn rectificatie. Delphin Gailliard, de Brugse zegsman van baronesse Düringsfeld, heeft feitelijk twee takken van de familie van Zuylen met elkaar verward. Baron Guido, Gezelle's peter, was immers noch ‘Gaesbek’ noch ‘Gaesbeek’, hij was een van Zuylen van Nyevelt zonder meer.(1) Gezelle reageerde, naast de overige logenstraffing, uitdrukkelijk tegen de bijnaam Gaesbek. Deze verwarring is hem zeker onbehagelijk geweest; de schrijfwijze van de Duitse auteur - Gaesbek voor Gaesbeke - gaf middenin de ernst van de levensbeschrijving een ironische klank (gasbek - bec de gaz). Er was echter een andere en diepere reden die Gezelle fel prikkelde. Te Brugge - waar de familie van Zuylen Gaesbeke | |
[p. 18] | |
nog bestond - sprak men in de omgang algemeen van ‘van Zuylen Ga(r)sbeeste’: een traditie die terugging tot de tijd van de Brugse Jacobijnen. In de jaren 1792-93 - de eerste inval der Fransen - had Jean-Antoine van Zuylen van Nyevelt Gaesbeke het al te bont gemaakt. Hij was het haantje-vooruit der Jacobijnen (de Brugse Société des Amis de la Liberté et de l'Egalité), organiseerde het vreugdevuur op de Markt waarin foltertuigen, rad en galg samen met de portretten van de Habsburgse souvereinen werden verbrand. Dat was nog zo erg niet, de burgerij en een goed deel van de adel was anti-Oostenrijks; doch hij ging ook blazoenen breken die boven de deur van edellieden uithingen: zo sloeg hij het ‘Obit’ stuk aan het sterfhuis de Pelichy in de Nieuwstraat. Met de ‘borgers’ Donny, de Tilly en van Huele vormde hij de Brugse delegatie die naar Parijs trok met het verzoekschrift om de provincie Vlaanderen als 85e departement bij Frankrijk in te lijven. Zijn buitensporig gedrag bezorgde hem ‘le soubriquet de Gasbeeste’, zoals zijn tijdgenoot burgemeester Coppieters in 1792 niet zonder leedvermaak noteerde. En die spotnaam kleefde nog in Gezelle's tijd aan de tak Gaesbeke van de van Zuylens. In zijn rectificerende brief van 1861 heeft Gezelle willen duidelijk maken dat zijn peter niet tot de tak van de Gaesbeke's behoorde.
De doopnaam Guido was geen traditionele naam bij de van Zuylens. Baron Guido (geb. 1809) was de allereerste van Zuylen die ‘Guido’ gedoopt werd; de naamgever was zijn grootvader en peter Guidon-François Charles Arents de Beerteghem († 1812). Het is uit deze laatste familie dat de naam Guido op Pier-Jan Gezelle's eerste kind neergekomen is. Grootvader Guidon-François Arents hield zijn naam in eer. In drie jaar tijd liet hij drie kleinkinderen ‘Guidon’ dopen. In 1806 was hij peter van Guidon, eerste kindje van zijn zoon Jean-François. Het kind overleed in 1807 en een broertje, geboren in 1808, werd weerom Guidon gedoopt. In 1809 | |
[p. 19] | |
kwam de derde Guidon aan de beurt, eerste kind van zijn dochter Jeanne-Josephine-Marie (tweede vrouw van Joseph-Ghislain van Zuylen) en toekomstige peter van Gezelle.(1)
Gezelle, die zo goed in de familiegeschiedenis van het Brugse thuis was, zal zeer juist geweten hebben vanwaar en hoe zijn peter, Baron Guido, die ongewone doopnaam gekregen had.(2) Heeft hij ook verder gezocht naar de herkomst van de familie Arents? en naar oudere Guido's in deze familie? en zich de vraag gesteld of zijn doopnaam soms niet met deze familie uit het Brabantse meegekomen is, waar Anderlecht met Sint Guido samengaat?(3) De vraag blijft open en aanbevolen aan de Vlaamse en Brabantse genealogisten onder onze lezers. A. Viaene
Literatuur. - De biographieën door C. Gezelle, Walgrave en Prof. Dr. Baur. VW. Jubileumuitgave. Brieven ii, 208-209; Dichtoefeningen 256. (beide uitg. door Prof. Dr. Baur). A. Van Tichelen. Bij een onuitgegeven brief van GG. in Dietse Warande en Belfort 1950, 120-122. Journal de Coppieters (uit. Soc. d'Emulation 1907) 237. Jean van Hese. Journal 1792-93 (uitg. Soc d'Emulation 1931) 17. Aenteekeningen van J. van Huerne (Hs G. de P.). Gailliard. Bruges et le Franc 6, 131, 139, 148 et passim. F. van Dycke. Recueil Héraldique (1851). R. Coppieters 't Wallant Notices généalogiques (1942). |
|