Biekorf. Jaargang 56
(1955)– [tijdschrift] Biekorf[p. 39] | |||||||||||||||||
De letterkundige bundel ‘Werk’ naar de briefwisseling van Karel van de Woestijne met Victor de Meyere. - 1897-1899.In 1899 verscheen bij de firma J.-E. Buschmann, drukker-uitgever te Antwerpen, keurig en puikfijn gedrukt - zoals trouwens ieder uitgave van deze drukkerij -: WERK van Stijn Streuvels && Victor de Meyere && Karel van de Woestyne && versierd door Juul de Praetere; 22 bij 18cm; 128 blz. gedrukt in rost-zwarte inkt. De oplage was beperkt tot 150 exemplaren. Het boek bevat: Stijn Streuvels: Lente, blz. 3 à 46. Victor de Meyere: Gunlaug en Helga, blz. 52 à 115 (drama opgedragen ‘Aan mijn vriend Karel van de Woestijne’). Karel van de Woestijne: Kronos, (fragment), blz. 119-128. De voorlaatste pagina vermeldt: ‘Van Stijn Streuvels is verschenen: Lenteleven, gebonden in pergamenten omslag, gedrukt op handpers en versierd door Juul de Praetere, Korte Kalverstraat, 1, Gent. Nog 20 exemplaren verkrijgbaar 10, - fr. Van V. de Meyere is verschenen: Een bundel verzen, te Antwerpen in den Nederl. Boekhandel, 1894, nog 10 exemplaren verkrijgbaar 3,50 fr. Gunlaug en Helga, een drama in verzen, te Antwerpen bij J.E. Buschmann.’ Op de laatste pagina, en eveneens op de rugzijde van de kaft, staat het gekend drukkersmerk van de firma Buschmann, dat door Juul de Praetere getekend werd.
In zijn boek ‘Avelghem’ (blz. 294 e.v.) verhaalt Stijn Streuvels op de volgende wijze het ontstaan van Werk. ‘Ik was toen al meer met Karel van de Woestijne in betrek, die Jules de Praetere had ontdekt, een jonge teekenaar, waarvan Karel wonderen wist te vertellen en volgens hem, een groot kunstenaar moest worden. Die twee zijn me | |||||||||||||||||
[p. 40] | |||||||||||||||||
verschillende keeren te Avelghem komen bezoeken, want ze hadden een plan! Karel deed me 't voorstel samen met hem en Victor Demeyere een boek uit te geven onder den titel: “Werk van....” Karel zou een episch gedicht schrijven, ik een groote novelle, Victor Demeyere een drama in verzen en Jules Depraetere de graphische schikkingen en versiersels verzorgen en aanbrengen. Het boek zou gedrukt en uitgegeven worden bij Buschmann te Antwerpen en nog wel op oud-Hollandsch getint papier met artistiek omslag. Verder verhaalt Streuvels hoe ‘Lente’ (de groote novelle, die hij voor ‘Werk’ schreef), ontstond en geschreven werd.... ‘Ik was natuurlijk de eerste gereed met mijn bijdrage voor onze uitgave ‘Werk van....’. Daarna is een heele tijd voorbijgegaan met briefwisseling tusschen Karel, De Meyere en mij, met niets dan uitvluchten, aangehaalde redenen om de vertraging te motiveren (af te leggen examen, ziekte enz.) en beloften met vastgestelden datum waarop Karel met Kronos en De Meyere met zijn Gunlaug en Elga zouden gereedkomen. Het bleef echter aanslepen met altijd nieuwe uitgezochte redens, - nu werd de oorzaak op De Praetere geschoven, die zoogezegd op zich liet wachten met de versiering en de aanvangletters.... Eindelijk is De Meyere toch klaar gerocht en omdat Karel het niet langer meer uitstellen dorst, is hij toen afgekomen met zijn Kronos - een fragment van een tiental bladzijden. En de uitgaaf ‘Werk van....’ is eerst verschenen in 1899.(1) | |||||||||||||||||
[p. 41] | |||||||||||||||||
In verscheidene van de circa 150 brieven door Karel van de Woestijne aan Victor de Meyere geschreven en thans met veel piëteit door Mevrouw de Meyere bewaard, is er sprake van Werk en de soms eigenaardige toekomstplannen gesmeed in verband met het uitgeven van deze bundel. Op enkele uitzonderingen na is geen enkel van deze brieven gedateerd.(1) In een ervan, die als enige tijdaanwijzing draagt ‘Donderdag, 12 u. 's nachts’, vertelt Karel zijn reis met Juul de Praetere naar Avelgem. ‘Ik ben gisteren met Jules bij Streuvels geweest en 't was een genoegelijke reis. Streuvels heeft een prachtige boekerij en àl de kunsttijdschriften met reproducties naar schilderijen bezit hij. | |||||||||||||||||
[p. 42] | |||||||||||||||||
met den vereerenden last aan Verriest te schrijven; om twee redenen moet gij het doen, 1o gij kunt dat beter, 2o gij hebt meer autoriteit. Gij zult het dus spoedig doen, nietwaar? Eenmaal dat het gedaan is verwittigen wij dan Streuvels, opdat hij ‘aan de karre steke’. In een ander brief vertelt VdW. dat hij een missive ontving van Streuvels, wiens vader op sterven ligt. De brief moet dus van half-Juli 1897 dateren, gezien Streuvels' vader, naar we lezen in zijn ‘Avelghem’, blz. 293... ‘in allen eenvoud begraven werd den 24sten Juli 1897’. In deze brief wordt - misschien voor de zoveelste maal - een denkbeeldige makette gemaakt van het boek. ‘Voor nr. 1 krijgen wij zijn “Lente” die hij zelf zeer goed vindt. Het zal ongeveer 50 blz. druk beslaan. Zodat we van nu af nr. 1 vollediglijk aldus kunnen vaststellen:
met titels, faux-titres enz. ± 160 blz. dus.’ Nu eens handelt VdW. over het formaat en de lettertype. ‘....De Praetere zal ook een ontwerp van ornementeering | |||||||||||||||||
[p. 43] | |||||||||||||||||
![]()
Werk van Stijn Streuvels && Victor de Meyere && Karel van de Woestijne.
1899 Versiering voor het titelblad ontworpen door Julius de Praetere. | |||||||||||||||||
[p. 44] | |||||||||||||||||
- zeer, zeer eenvoudig, maar echt Vlaamsch en heel serieus - maken. In die ornamenteering en in 't prospectus zelf moet men reeds gansch het werk kunnen zien. Daartoe moeten we ons allen ‘omstrengen’. Dan gaat het over de inkt en de prospectussen: ‘....de inkt mag geen sepia zijn, maar wel ros zwart....’. ‘Voor 't geen de inschrijvers aangaat, we komen zeker tot ons getal van 150. Streuvels is ook van dat gevoelen. Gij plaatst er minstens 50, wij in Gent minstens 25, Streuvels, 10. Dit in alle zekerheid. We zouden nu moeten de inschrijvingslijsten hebben van Vlaamsche School en van “Van Nu en Straks” Daar is veel uit te putten.’ In een paar andere brieven is er sprake van het prospectus voor Werk 1 en reeds maakt VdW. toekomstdromen voor een volgend deel! ‘'t Prospektus blijft nog alleen een zaak van vorm. Ik zend U morgen een nieuwe samenstelling, die ik zal schrijven gedurende de les van Grieksch: Die goeë goe gedachten
Die komen binst die lesse mij.
Het eerste gedeelte van Kronos is gansch af. Ik geloof dat het goed is. Als ik tijd vind (die is schaarsch, hoor) zend ik U toekomende week een afschrift tot beoordeeling. Alvast éénmaal is er in deze brieven sprake over het betalen van de drukker. ‘Voor 't betalen van “Werk” vrees ik niet meer; de kosten kunnen niet meer dan 700, - fr. belopen, die we volgens het contract slechts na twee maand moeten betalen. En in twee maanden kunnen er al eenige exemplaren aan den man gebracht worden. K. van de W. meent dat hij in Oostvlaanderen “wel tien inschrijvingen” zou hebben, w o. de Staatsbibliotheek, de “Cercle littéraire” een paar bibliophilen enz...’ we zullen natuurlijk ons best doen.’ Hoewel de drie medewerkers hun best deden, kwam er één gehele inschrijving binnen op ‘Werk’.(1) | |||||||||||||||||
[p. 45] | |||||||||||||||||
Maar onze geestdriftige K. van de W. laat zich hierdoor niet afschrikken; hij gaat maar voort met kastelen in de lucht te bouwen, voor Werk II, ja Werk III. Ziehier een staaltje van zijn droom: ‘Dat boek (Werk I) zal schoon en kloek zijn. Het zal op zich zelf staan in de gansche boek-kunst van onzen tijd. Het wordt op vierkant formaat gedrukt en gebonden in zwijnen perkament. De omslag zal toegebonden worden met wit leeren riempjes. Enfin staat reeds heel vast en zal reeds over een paar maanden (ultimo einde Juli) klaar wezen. Dan zouden we moeten den tekst klaar hebben voor Boek II van “Werk” We zullen hebben uw “Dagen” iets uit het “Zonneboek” van Streuvels. Zangen van mij. Wat nog? Streuvels zegt dat we best doen aan Gezelle niets te vragen, de man is ziek. Direkt na boek II drukt Jules een anthologie van Gezelle's werk, door deze zelf samengesteld. Ik heb reeds gedacht aan een voorrede door Hugo Verriest, die het domme artikel van de Mont(1) omver zal slaan... Bij de voorbereiding van Werk I deelt VdW. het goede nieuws mede dat hij ‘Lente’ van Streuvels heeft ontvangen en dat het een prachtig werk is. Ziehier hoe hij zich daarover uitlaat. De brief, gedateerd ‘Maandag, zeer laat’, moet van einde November 1897 zijn. ‘Ik heb van morgen Streuvels' Lente ontvangen. 't Is absoluut prachtig. We hebben niets gelijk dit in 't Nederlandsch. Ik overdrijf niet. Ik zoek in mijn herinnering en vind niets. 't Is quasi-meesterwerk. Dat zal opgang maken in Vlaanderen. Dat is zóo geleefd, dat Jules en ik bijna geweend hebben. Het hart klopt warm als men zóo iets leest. Ik heb het tweemaal gelezen en vind bijna geen vlekje. Dat is een stuk van Vlaanderen en Vlaams leven, integraal met ons volk. En daarbij is 't diep psychologisch. Enfin, ge zult het lezen.’ | |||||||||||||||||
[p. 46] | |||||||||||||||||
In volgende brieven smeedt VdW. allerhande soms zeer uiteenlopende plannen voor het samenstellen van de bundels Werk II en III. Alles is echter bij vrome plannen en droombeelden gebleven. Het loont toch wel even de moeite - we vinden er een jeugdige, nog gaaf-gezonde en dynamische Van de Woestijne in terug - één van deze projecten, aan de hand van uittreksels uit deze brieven, kenbaar te maken. Zo is er in een van deze brieven sprake dat VdW. en Juul de Praetere op 30 Juli (1899?) naar Boom zouden overkomen om er met de Meyere besprekingen te voeren over hun gezamenlijk toekomstplan. ‘Zou Werk gereed zijn tegen mijn komst? vraagt VdW. Dan zouden we seffens nr. 2 vaststellen. Boek II zou bevatten: Met de bedoeling Werk II uit te geven, zouden VdW. en de Praetere een handpers kopen, ja de utopische plannen gaan zo ver, dat dit Gentse tweespan het in de kop steekt zelf een eigen stel lettertypes te laten | |||||||||||||||||
[p. 47] | |||||||||||||||||
gieten... ‘Wij zouden wel zelf een letter willen gieten, die ons eigendom zou zijn, maar dat zou 20.000. - fr. zegge twintig duizend, kosten!’ Op al die voorstellen en mooie plannen heeft de misschien ietwat nuchter en zakelijker aangelegde Victor de Meyere niet al te regelmatig gereageerd, want in een van deze brieven zegt VdW. iets ontmoedigd omdat hij geen antwoord krijgt: ‘Victor de Meyere of de man die vergeet brieven te schrijven.’ Eindelijk na veel palabers en allerhande moeilijkheden, zowel van materiele als van practische aard te hebben overwonnen, is deel I van ‘Werk’ verschenen. Van de velerhande plannen voor Boek II en III is er niets in huis gekomen. De wegen van K. van de Woestijne en V. de Meyere zijn met de tijd uiteengelopen. De eerste bleef het pad van de dichtkunst bewandelen, terwijl de tweede zich weldra geheel op de studie van de volkskunde toelegde. En Streuvels - der dritte im Bunde - ging, na Werk I, meer dan ooit zijn eigen weg. Mts. Van Coppenolle |
|