Biekorf. Jaargang 56
(1955)– [tijdschrift] Biekorf[p. 137] | |
De boerenkrijg te IzegemAan de hand van de brieven, die Jean Baptist Comere(1) richtte tot het centraal bestuur van het Leie-departement of aan citoyen Beke ‘directeur du jury’ te Kortrijk, evenals uit de verslagen, die de Izegemse Municipaliteit destijds opmaakte, kan men van dichtbij het verloop van de gebeurtenissen nagaan, die zich te Izegem tijdens de Boerenkrijg in de maand October 1798 hebben afgespeeld. De hatelijke conscriptie-wet, die op 4 September 1798 in onze gewesten werd uitgevaardigd, gaf de stoot aan het losbreken van troebelen in Midden Westvlaanderen. Een omzendbrief, uitgaande van het departementaal bestuur van de Leie op 27 September 1798, drong bij alle municipaliteiten er op aan, om zo spoedig mogelijk de lijsten van alle dienstplichtige jongelingen tussen 20 en 25 jaar op te maken. Deze waren verplicht zelf hun naam op te geven, zoniet werden zij gerekend bij de eerste klas, die het eerst zou moeten optrekken. Deze verordening verwekte grote opschudding en mistevredenheid in al de lagen van ons volk. Van haar kant bleef de Izegemse municipaliteit niet onledig. In haar administratieve ijver kon zij reeds op 10 October de lijst van de conscrits, die tot de eerste klas behoorden, naar Brugge sturen; deze behelsde de namen van 84 jonge mannen, waarvan iedereen vreesde dat in zeer nabije toekomst de lichting zou geschieden. Zulks bracht de gemoederen aan het gisten. In de loop van de week werden in het geniep talrijke conscrits uitgenodigd tot een geheime vergadering op de eerstkomende Zondag 14 October(2) die zou doorgaan in | |
[p. 138] | |
de herberg ‘Sint Pieter’, destijds gehouden door Jan Rousseau.(1) Hier volgt nu het verloop der gebeurtenissen; voor geen West-Vlaamse gemeente kon tot nu toe een zo direct beeld van deze beroerde dagen weer samengesteld worden.
Zondag 14 October. - De opkomst op de vastgestelde vergadering was vrij talrijk. Het waren meestal jongelingen die tot de conscriptie behoorden. Een aantal onbekenden uit de aangrenzende cantons waren er ook aanwezig. Onder elkander werd de toestand besproken. Een woordvoerder uit Ledegem en een ander uit Geluwe gaven actie-punten en beraamden een plan tot verzet, dat zou doorgaan op de eerstvolgende Decadi (21 October 1798). De jongeren straalden van geestdrift en, door strijdlust opgetogen, begonnen zij de Franse cocarde, die men door de wet verplicht was te dragen,(2) elkander van de hoed af te rukken. Volgens onderlinge afspraak zetten zich 's avonds enkele aan het schrijven van dreigbrieven, die zij gedurende dezelfde nacht reeds rond verspreidden. Daags na de geheime bijeenkomst vond citoyen Pierre Ameye, president van de municipaliteit, 's morgens op de deur van zijn woning in de Kerkstraat een plakkaat gespijkerd, waarbij men dreigde zijn huis in brand te steken, zodra hij het zou wagen de eerste conscrit naar het leger te doen optrekken. Nog dezelfde avond van 14 October was de Franse commissaris Comere reeds op de hoogte van de samenzwering. Twee Izegemnaren, die op de bijeenkomst waren geweest en er de mening van de anderen niet deelden en daarom last hadden ondervonden, hadden in hun loslippigheid een en ander laten uitlekken. Bij de eerste geruchten was de politie-commissaris Pierre Van Wtberghe dadelijk op nadere inlichtingen gegaan en had getuigen onderhoord. Pieter Misselin, wonende | |
[p. 139] | |
op de wijk ‘De Mol’ werd aangehouden en, op het getuinis van enkele andere, werd hij als een opruier gearresteerd om naar het ‘maison d'arrêt’ van de correctionele rechtbank te Kortrijk te worden overgebracht. Comere voelde duidelijk aan hoezeer de toestand gespannen was. Hij spoorde de politie commissaris en de twee veldwachters aan tot de grootste waakzaamheid. ‘De Conscriptiewet, liet Comere op 16 October in een brief naar Brugge opmerken, is niet van aard om in het canton Izegem een gemakkelijke uitvoering te vinden. Deze wet wordt immers onthaald op een algemeen gemor. Dreigbrieven worden over de gemeente(1) verspreid. Zou het niet mogelijk zijn gedurende enkele dagen drie of vier soldaten te paard van het garnizoen te zenden? Het ware een wijze voorzorgsmaatregel, ofschoon ik het gevaar niet nakende vind. Want een voorbeeld van aanhouding werd reeds gesteld, dat ongetwijfeld vrees zal weten in te boetemen.’ 15 October. - Langs de baan van Ingelmunster op Kortrijk wist Pieter Misselin de gendarme, die hem naar het gevang opleidde, te verschalken en in het veld te ontsnappen. 16 October. - De directeur van de jury Beke te Kortrijk, die onmiddellijk op de hoogte werd gesteld van het gebeurde, kwam reeds te 3 uur in de morgen van 16 October te Izegem aan met zes gendarmen en een officier. Zij stelden een onderzoek in en deden vruchteloos huiszoekingen om de ontvluchtte Misselin te vinden. Talrijke personen die op 14 October in ‘St. Pieter’ de vergadering hadden bijgewoond werden ondervraagd. De gendarme, had een mooie enscenering weten te fantaseren om alle schuld van de ontvluchting van zich af te wentelen. Hij had beweerd dat zeven mannen, met pistolen gewapend, hem hadden overvallen; zij hadden op hem vijf schoten gelost, en zijnerzijds had hij met de sabel een van de aanranders aan de schouder gekwetst en op de vlucht gejaagd; tijdens deze schermutseling had Misselin het hazenpad gekozen. Van dit alles bracht het verhoor niets terecht.... Middelerwijl troffen de boerenkrijgers in Midden West-Vlaanderen maatregelen tot de opstand. Zij goten kogels in de pan en brachten hun fusieken in gereedheid.
24 October. - In een spoedbericht tegen de middag uit | |
[p. 140] | |
Izegem verzonden aan directeur Beke te Kortrijk meldt Comere dat een samenscholing van brigands te Izegem was opgemerkt aan de wijk ‘Abele’, halfwege op de baan van Izegem naar Rumbeke. Daar wachtten deze rebellen, naar men zegde, op een groep van tweehonderd man, die zich verzamelden nabij het kasteel van Rumbeke aan de herberg ‘De Vijfwegen’. ‘On a vu un individu, zo schrijft hij, la cocarde noire au chapeau et même un plumet noir.’(1) Dringend vroeg hij om militaire hulp om het hoofd te kunnen bieden aan een dreigend gevaar. Nog dezelfde dag tegen 7 uur 's avonds kwamen uit Kortrijk een groep van 25 Franse infanteristen te Izegem aan. Zij gingen op verkenning tot aan de ‘Abele’, zagen niets van onraad, gingen in de herberg ‘De Abele’ binnen bij Petrus Vanneste om een glas te drinken en keerden onverrichter zake naar Izegem terug.(2) 25 October. - Reeds in de vroege morgen te 4 uur omsingelden de Franse soldaten zeven tot acht woningen en hielden vier personen aan. Er kwam een spoedbericht aan vanwege de Commandant van Kortrijk, die zijn soldaten onmiddellijk terugriep. Toch slaagde Comere er in tien man ter plaats te houden. De toestand werd onrustiger en langs alle zijden in de omgeving van Izegem werden vreemdelingen opgemerkt. Comere nam toen het besluit een dertigtal Izegemnaren, meest overtuigde republikeinen of zgn. ‘patriotten’, op te roepen om ze te bewapenen en te doen patrouilleren. Maar toen het ogenblik aanbrak om te marcheren, waren er nog geen tien opgekomen. Toen verdeelde Comere zijn soldaten in twee peletons van vijf man. Hij plaatste een peleton in het centrum van de gemeente bij het ‘corps de garde’ en aan het hoofd van het ander peleton trok hij in de richting van Sint-Eloois-Winkel, een half uur ver, waar men een samenscholing had gesignaleerd. Op een dwaalspoor gebracht, kwam hij onverrichter zake terug. Middelerwijl was Izegem, van de kant van Rumbeke, in- | |
[p. 141] | |
genomen en bezet door een bende van zeven tot achthonderd brigands. Comere, die op een voorpost stootte, stoof met zijn vijf manschappen er op los, greep vier vijf mannen vast, die hij dadelijk moest lossen daar hij zich genoopt zag tot zelfverweer over te gaan. Comere en zijn soldaten vuurden. Twee brigands vielen neer. De voorpost week achteruit, een honderd stappen ver, achtervolgd door de Fransen met de bajonnet in de hand. Doch weldra sloegen de Fransen op de vlucht en liepen naar het ‘corps de garde’ waar zij niemand meer vonden. Over Izegem roffelde de trom. Elk ogenblik dreigden de Fransen te worden omsingeld. De Franse sergeant stelde voor onmiddellijk te vluchten. Comere liep met zijn knecht naar de pastorie, waar hij met vrouw, kinderen en moeder woonde. Van op afstand zag hij hoe de brigands de woning overrompelden en plunderden. Bewust dat zijn leven op het spel stond, verdook hij zich in het struikgewas, sloop verder door hagen en hovingen en vond eindelijk een huis, waar hij een schuilplaats vond. Ondertussen had men zijn vrouw met haar kleinste kind naar het gemeentehuis overgebracht, waar men haar als gijzelaar in bewaring hield. Op de grote markt hakten de brigands de vrijheidsboom neer. Een ploeg mannen beukten de deur in van het gemeentehuis en namen als trofee de twee vlaggen van het canton mede. De pistolet gericht op de borst van Silvester Vermeulen, waard van het gemeentehuis, dwongen zij hem de sleutels van de archiefkast aan te wijzen. Toen men ze niet vond, braken zij de kast open en namen een deel van de registers mede naar beneden om ze op de binnenkoer in brand te steken. Het Landtbouck, het Quote-Bouck en oudere registers bleven gespaard. Het pas aangelegde bevolkingsregister van het jaar VII, dat vermoedelijk de namen van de conscrits bevatte, verdween in de vlammen. De pogingen die de brigands aanwendden om bij Joseph Callens, horlogemaker, of bij Juffr. Coleta Ameye, de zuster van de president, de sleutels van de kloktoren te bemachti gen, bleven vruchteloos. Die dag werd de alarmklok niet geluid. Tegen twee uur in de namiddag vertrokken de brigands in de richting van Ardooie. Toen alle geweld was geluwd, kwamen de vrouw, de kinderen en de moeder van Comere hem in zijn schuiloord opzoeken. Zij vielen elkander in de armen! Het interieur | |
[p. 142] | |
van zijn woning lag gans overhoop. Linnen, juwelen, waaronder een gouden zakhorloge, vijf gouden ringen, drie paar gouden oorringen, waren verdwenen. Zijn bibliotheek, waaraan hij zeer gehecht was en die zeldzame boeken bevatte, was doorwoeld en geschonden. Boeken, registers, contributiepapieren en archiefstukken lagen verscheurd en op straat verspreid. Het geld uit zijn secretaire was meegenomen. Comere met zijn familie voelde zich hier niet meer veilig en nam te 4 uur de wijk naar Kortrijk.
26 October. - Rond tien uur in de voormiddag gaven drie inwoners van Izegem het teken tot samenscholing. Met fusieken gewapend losten zij op de grote markt enkele geweerschoten in de lucht. Vandaar trokken enkele mannen naar de kerk, waar zij het deurslot van de toren openbraken. Kinderen, die op het kerkhof nieuwsgierig stonden toe te kijken, deden ze roepen: ‘Leve de Keizer!’ Toen werd de alarmklok geluid van kwart over elf tot twee uur in de namiddag. Stilaan liepen de straten vol met allerlei mensen. Enkele brigands begaven zich naar de Koornmarkt naar het huis van Guillaume Verstraete, vrederechter van het canton Izegem, en eisten de door de bevolking ingeleverde wapens op. Verstraete werd gedwongen mede te gaan naar het gemeentehuis, dat in de nabijheid stond op de hoek van de Koornmarkt en de Nieuwstraat. Nadat allerlei bedreigingen hem naar het hoofd waren geslingerd, moest hij de mannen vergezellen tot bij Petrus Devos, de ontvanger van de belastingen, waar het geld van de gemeente werd gelicht. Vervolgens trokken zij in de Gentstraat naar het huis van de gewezen Hoogbaljuw van Izegem: Petrus Joseph Coucke. Zij dwongen hem op straat te komen en haalden in de nabijheid Pastoor Samuel De Laere uit de blekerij van Christiaan Strobbe te voorschijn, waar hij sinds het begin van de Beloken Tijd verscholen zat. Als de meest representatieve figuren van het Oud Regiem werden zij onder grote volkstoeloop naar de kerk geleid. Langs de doortocht riep het volk: ‘Leve de Keizer!’ In de toren luidden alle klokken en speelde de beiaard. Brigands uit Ingelmunster hadden de Franse gemeentevlag meegebracht en, ten aanzien van een opgewonden en toejuichende volksmenigte, werd zij op straat vóór het gemeentehuis in brand gestoken. Naderhand liep een belleman door de straten en verzocht alle ingezetenen, die nog vuurwapens in bezit hadden, deze te willen afstaan voor het verzet. Al de municipalen werden | |
[p. 143] | |
eveneens opgeroepen, onder bedreiging dat hun woning zou worden geplunderd, om tegen 9 uur 's avonds op het gemeentehuis te verschijnen. De gewezen Hoogbaljuw Coucke liet echter geen pogingen onverlet om alle beklagenswaardige daden te voorkomen. Daar betrouwbare personen verzekerd hadden borg te staan voor zijn leven, verscheen President Ameye 's avonds op het vastgestelde uur op het gemeentehuis. Machtig veel volk was aldaar samengedrongen. Men onthaalde hem op gejouw. Halfbedronken kerels uitten in de raadszaal allerlei bedreigingen tegen de President. Er werd tot arrestatie beslist en als gevangene bracht men hem over naar het Grauwzusterklooster dat door de brigands gans was ingenomen. Hoogbaljuw Coucke kwam tussen om president Ameye uit het klooster naar zijn huis in de Kerkstraat over te brengen, waar hij op huisarrest werd gesteld. Eerst drie, later acht man hebben er het huis bezet. Zij aten en dronken er naar beliefte als meesters in het huis. 27 October. - Te één uur in de nacht, op het zeggen van een brigand die van de kant van Zwevezele kwam en die de trommel sloeg, verlieten de acht mannen het huis van de President. In de morgen te 8 uur liep het nieuws rond, dat een detachement Franse soldaten de gemeente Kachtem aan het uitplunderen was. Opnieuw begon de noodklok te luiden. De brigands grepen naar de wapens en verdwenen in de richting van Kachtem. De noodklok hield op te luiden te 10 uur in de voormiddag. (Wordt voortgezet) P. Declercq |
|