Biekorf. Jaargang 56
(1955)– [tijdschrift] Biekorf[p. 205] | |||||||||||||
Merkwaardige oudheidkundige vondst te AssebroekToen we enkele jaren geleden de bodemkaart van de gemeente Assebroek opnamen(1) maakten we hierbij gebruik van luchtfoto's, die ons ter beschikking werden gesteld door het Ministerie van Openbare Werken, dienst van Topographie en Fotogrammetrie. Luchtfoto's zijn immers van groot nut bij dergelijke studies. Ze geven een overzichtelijk beeld van de topographie (wegen, huizen, percelen, enz.) op een meer duidelijke en juistere wijze dan de perceelkaarten. Bovendien laten tal van luchtfoto's, op een gunstig tijdstip opgenomen, verschillen in de gewassen, die men ter plaatse veel minder goed zou kunnen opmerken, zien, omdat men in staat is de toestand ‘van uit de lucht’ te bekijken. Deze verschillen worden veroorzaakt door de bodemgesteldheid, die zelf beinvloed wordt door o.a. de topographie. Op luchtfoto's is dus heel veel te zien; men moet ze alleen op een juiste (en voorzichtige) manier weten te interpreteren en de verschijnselen liefst nog ter plaatse gaan controleren. Ook in de archeologie is het gebruik van luchtfoto's dikwijls succesvol geweest, b.v. voor het opsporen van oude verdwenen woonplaatsen, versterkingen, enz. Op de kadastrale kaart (naar Popp) van Assebroek was ons de vorm van perceel 176 opgevallen: nagenoeg cirkelvormig, met in het midden een ander klein, rond perceeltje, nr 177. De studie van de luchtfoto (fig. 1; buiten tekst) van deze plaats was werkelijk een revelatie: het oorspronkelijk perceel blijkt nagenoeg perfect cirkelvormig te zijn, maar bovendien zijn er meerdere concentrische ringen duidelijk op te zien, zo regel | |||||||||||||
[p. 206] | |||||||||||||
matig alsof men ze met een ‘passer’ getrokken heeft. Geen twijfel meer mogelijk dat dit mensenwerk is. Hier lag iets dat de moeite waard was nader onderzocht te worden. Dit merkwaardig perceel is een weide in de noordwestelijke hoek van de Assebroek-Meersen, vlak ten zuiden van de kerk van Assebroek. Er doorheen loopt de (oude) buurtspoorweg (die intussen buiten gebruik werd gesteld) Brugge-Oedelem. De oorspronkelijke terreinvormen, bestaande uit enkele concentrische ringen, zijn sterk verstoord geworden door een latere percelering; verschillende rechtlijnige grachten verdelen de weide in meerdere percelen, waarin dan nog talrijke greppels werden getrokken. Hierdoor vindt men er nu een reeks rechthoekige kavels, die men ook duidelijk op de luchtfoto ziet en waardoor het oorspronkelijk patroon ‘gecamoufleerd’ wordt. Een onderzoek ter plaatse liet ons dadelijk zien dat hier vroeger een reeks concentrische grachten alternerend met wallen gelegen heeft. De grachten zijn nu echter opgevuld en het terrein tamelijk zorgvuldig geniveleerd, echter niet genoeg om ze aan het oog van de geoefende veldbodemkundige te onttrekken. De kringen op de luchtfoto zijn te wijten aan een ongelijke groei van het gras in de oude grachten en op de wallen. Met behulp van de luchtfoto en van talrijke boringen konden we de oorspronkelijke terreinvorm in grote trekken reconstitueren (fig. 2) Het geheel bestaat uit een rond centrum en 4 concentrische ringgrachten gescheiden door 3 wallen. De breedte van de grachten en van de wallen neemt tamelijk regelmatig toe naar het midden, waarbij de wallen telkens breder zijn dan de grachten. Ziehier enkele afmetingen (geschat):
| |||||||||||||
[p. *1] | |||||||||||||
![]() Fig. 1 - Luchtfoto van een gedeelte van Assebroek. Men bemerkt, ten zuiden van de kerk, duidelijk het cirkelvormig perceel met sporen van concentrische ringen.
1. baan Brugge-Oedelem. - 2. kerk van Assebroek. - 3. buitenste ringgracht van het cirkelvormig perceel. - 4. vroegere buurtspoorweg. - 5. Kerkdreef. - 6. Bergbeek. | |||||||||||||
[p. 207] | |||||||||||||
De ringgracht 4 werd langs de zuidkant gebruikt voor het aanleggen van een brede afwateringsgracht, de Bergbeek. ![]() Figuur 2. - Grondplan van het cirkelvormig complex.
c = centrum 1. 2. 3. 4 = ringgrachten I. II. III. = wallen Over de diepte van de ‘grachten’ kunnen we ons een idee vormen door het bodemonderzoek. In de | |||||||||||||
[p. 208] | |||||||||||||
Meersen van Assebroek vertoont de bodem volgende lagen (fig. 3)
![]() Fig. 3. - Schematische doorsnede van het cirkelvormig complex (helft).
c = centrum. 1. 2. 3. 4. = ringgrachten. I. II. III. = wallen. a: bovengrond - b: mergellaag - c: veenlaag - d: zandlemige ondergrond - e: vergraven mergellaag - f: venig opvullingsmateriaal der ringgrachten. Uiterst rechts op de figuur: oorspronkelijke opbouw van de bodem. De mergellaag wijst er duidelijk op dat de Meersen in een vroeger tijdperk, dat talrijke duizenden jaren achter ons ligt, een moeras zijn geweest. Nu nog trouwens ligt dit gebied laag en is het moerassig; normaal komt het 's winters onder water. In gans het beschreven perceel zijn de gronden alle min of meer omwoeld, wat zich het duidelijkst laat zien door het feit, dat de witte mergellaag er verstoord en gemengd in de bovenste 50 cm van de bodem voorkomt. Dit alleen reeds wijst op een anthropogene invloed. In de vroegere ringgrachten vindt men nu uitsluitend een veenachtig materiaal tot op 120-140 cm diepte, rustend op de lemige of zandige ondergrond. Daar de ‘grachten’ nu nog gemiddeld zeker 1/2 m lager liggen dan | |||||||||||||
[p. 209] | |||||||||||||
de rest, ligt hun bodem op 1,70-1,90 m onder het huidig maaiveld. Dit geeft ons een vaag gedacht over de diepte ervan; meer kunnen we er niet over zeggen daar de hoogte der ‘wallen’ ons uiteraard onbekend is. Het moet natuurlijk mogelijk geweest zijn om over de grachten te geraken, misschien door middel van dammen, om het centrum te bereiken; we konden er echter geen sporen van terugvinden. Waarmee hebben we hier te doen, waarom werd het aangelegd en hoe oud is het? Op deze 3 kapitale vragen kunnen we niet of slechts zeer onvolledig antwoorden. De diepe, steeds water bevattende grachten (nat gebied?) en de hoge wallen doen denken aan een versterkte plaats. De mogelijkheid van een zeer oude begraafplaats is ook niet uitgesloten. In Engeland komen b.v. meerdere dergelijke plaatsen voor, ‘henge’ genaamd, d.i. een protohistorische begraafplaats. In het centrum en op wal 1 liggen enkele kleine, vooral middeleeuwse scherven. Op wal 1 vonden we tijdens een boring beenderresten op 50 cm diepte (dus op de veenlaag) en in een molshoop een scherf van ongeveer 5 cm doormeter, die volgens de oudheidkundige Dr. Mertens tot het neolithicum kan behoren. Hier houdt echter onze rol op. We laten het graag aan bevoegde oudheidkundigen over om deze merkwaardige plaats, waarover we nergens een enkel gegeven vonden, nader te onderzoeken en het raadsel dat ze inhoudt op te lossen. Dr. Ing. J. Ameryckx, Centrum voor Bodemkartering. - I.W.O.N.L. |
|